[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Bruins en Dik-Faber over de berichten ‘NBA bezorgd over daling aantal oob-kantoren’ en ‘Woningcorporaties worden al streng genoeg gecontroleerd’

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2019D24805, datum: 2019-06-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20182019-3037).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z08908:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

3037

Vragen van de leden Bruins en Dik-Faber (beiden ChristenUnie) aan de Ministers van Financiën en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de berichten «NBA bezorgd over daling aantal oob-kantoren» en «Woningcorporaties worden al streng genoeg gecontroleerd» (ingezonden 30 april 2019).

Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën), mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 14 juni 2019).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Woningcorporaties worden al streng genoeg gecontroleerd»1 en het bericht «NBA bezorgd over daling aantal oob-kantoren»?2

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) dat de markt, met inbegrip van organisaties van openbaar belang (oob’s), belang heeft bij een breed en divers scala aan aanbieders?

Antwoord 2

Voor elke markt, dus ook die voor de wettelijke controles van oob’s, geldt dat een groter aantal aanbieders de competitiviteit van de markt bevordert en de afnemers van diensten of producten meer keuzemogelijkheden geeft. Het terugtreden van accountantsorganisaties met een vergunning voor het verrichten van wettelijke controles bij oob’s (oob-accountantsorganisaties) is vanuit dat perspectief geen positieve ontwikkeling. Vanuit kwaliteitsperspectief is deze ontwikkeling op de oob-markt moeilijk te beoordelen. Meer competitiviteit kan tot een hogere kwaliteit leiden. Het is echter ook van belang dat oob-organisaties gedreven zijn om deze markt te blijven bedienen en de gevraagde kwaliteit te leveren.

Vraag 3

Is het waar dat het aantal accountantsorganisaties dat beschikt over een oob-vergunning per 1 juni nog maar zeven is, waar dat er eerder negen waren? Is inzichtelijk waarom dit aantal afneemt terwijl de vraag niet lijkt af te nemen? Is inderdaad sprake van de beschreven onevenredige belasting van personen en middelen, met name voor de relatief kleinere oob-kantoren door de hoge gestelde eisen? Welke mogelijkheden ziet u om maatwerk toe te passen om het naleven van eisen voor met name relatief kleinere oob-vergunninghouders werkbaar te houden?

Antwoord 3

Vanaf 1 juni aanstaande zullen er zeven accountantsorganisaties met een vergunning voor het verrichten van wettelijke controles bij oob’s (oob-vergunning) zijn. Recentelijk heb ik vernomen dat ook de accountantsorganisatie Baker Tilly heeft besloten uiterlijk per 1 januari 2020 haar oob-vergunning te laten omzetten naar een niet-oob-vergunning. Dit zou het aantal oob-accountantsorganisaties terugbrengen tot zes. De accountantsorganisaties die hun oob-vergunning inleveren, Grant Thornton, Accon en Baker Tilly, hebben relatief weinig oob-controlecliënten. Het is inderdaad mogelijk dat voor vergunninghouders de investeringen die moeten worden gemaakt om te voldoen aan de kwaliteitseisen die aan oob-accountantsorganisaties worden gesteld onder meer ten aanzien van de governance niet opwegen tegen de inkomsten die met die controles worden gegenereerd. Het doel van deze extra kwaliteitseisen is een consistente en duurzame hoge kwaliteit van wettelijke controles. Het toepassen van maatwerk voor kleinere oob-accountantsorganisaties lijkt mij vanuit dat oogpunt niet wenselijk. Hiermee zou feitelijk een categorie oob-accountantsorganisaties worden gecreëerd die onder een ander toezichtsregime staat. Naast de risico’s die dit meebrengt voor de kwaliteit van de wettelijke controles zou dit ook betekenen dat er een ongelijk speelveld wordt gecreëerd met oob-accountantsorganisaties die wel alle eisen dienen na te leven. Veel eisen voor oob-accountantsorganisaties zijn overigens opgenomen in een EU-verordening3 (hierna de EU-verordening). Hiervan kan op nationaal niveau niet worden afgeweken.

Vraag 4

Herkent u de in het artikel geschetste reeds bestaande tekorten aan accountants in het oob-segment?

Deelt u de conclusie dat deze tekorten waarschijnlijk verder zullen toenemen bij vermindering van het aantal aanbieders?

Antwoord 4

Ik ben bekend met het beperkte aantal oob-accountantsorganisaties om wettelijke controles in het oob-segment te verrichten. Mij is op dit moment niet bekend dat er tekorten in het aanbod optreden in dit segment.

Vraag 5

Is het waar dat u met de NBA in overleg bent over de zorgen over de oob-kantoren? Aan welke mogelijkheden en maatregelen wordt gedacht? Indien dit op dit moment nog onduidelijk is, op welke termijn verwacht u hier duidelijkheid over te scheppen?

Antwoord 5

De NBA heeft zijn zorgen over de afname van het aantal oob-accountantsorganisaties bij mij onder de aandacht gebracht. Deze problematiek heeft mijn aandacht. Wellicht ten overvloede merk ik nog op dat het aan de accountantsorganisaties zelf is om te bepalen of zij een oob-vergunning wensen om wettelijke controles bij oob’s te verrichten.

Voorts wil ik wijzen op het werk dat de Commissie Toekomst Accountancysector (CTA) doet. De CTA betrekt in zijn aanbevelingen ook de structuur van de huidige auditmarkt. Het lijkt mij niet wenselijk om vooruitlopend op die aanbevelingen nieuwe ingrepen te overwegen.

Vraag 6

Hoe verhoudt de (aanstaande) schaarste aan oob-accountants zich tot het voornemen om ook grotere woningcorporaties, netbeheerders, pensioenfondsen, de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), de Koninklijke Bibliotheek (KB) en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) aan te wijzen als organisaties van openbaar belang, waarmee deze een beroep zullen moeten doen op oob-accountants? Kunt u motiveren waarom de uitbreiding naar deze doelgroepen op dit moment noodzakelijk wordt geacht?

Antwoord 6

Vanuit het perspectief van vraag en aanbod is de afname van het aantal oob-accountantsorganisaties op het moment dat het aantal oob’s wordt uitgebreid ongelukkig. Aangezien het oob-accountantsorganisaties betreft die relatief weinig wettelijke controles bij oob’s en aankomende oob’s verrichten, kan niet worden gesproken van significante afname van het aanbod in zijn geheel. Uit de verantwoordingsinformatie (dVi) van corporaties blijkt dat binnen de categorie woningcorporaties met meer dan 5.000 verhuureenheden er over verslagjaar 2017 één woningcorporatie gecontroleerd werd door een accountantsorganisatie zonder oob-vergunning. Indien ook de drie kantoren worden meegenomen die hun oob-vergunning zullen omzetten, komt dit aantal op vijf woningcorporaties. Zij zullen dus hun wettelijke controle voor het eerste boekjaar waarin zij oob worden door een andere accountantsorganisatie (met oob-vergunning) moeten laten uitvoeren.

In verschillende rapporten en publicaties is de afgelopen jaren de suggestie gedaan om meer organisaties aan te merken als oob.4 Mede naar aanleiding van deze rapporten is aangekondigd dat de uitbreiding van het aantal oob’s zou worden onderzocht.5 Tijdens het onderzoek is de (meer)waarde van de oob-status per sector afgezet tegen de bestaande accountantscontrole op een organisatie, het bestaande toezicht op deze controle en het belang van een deugdelijke accountantscontrole voor het toezicht op de gecontroleerde instelling en het maatschappelijk belang bij een deugdelijke accountantscontrole. Bij de verschillende instellingen is beoordeeld of er behoefte bestaat aan de genoemde generieke waarborgen die komen met de toekenning van de oob-status. De beoordeling heeft geresulteerd in de brief van de Minister van Financiën aan de Tweede Kamer van 26 juni 2015, waarin het voornemen kenbaar is gemaakt om netbeheerders, woningcorporaties, drie instellingen voor het wetenschapsbeleid en grote pensioenfondsen aan te wijzen als oob’s.6 Bij netbeheerders, woningcorporaties, instellingen voor wetenschappelijk onderzoek en grote pensioenfondsen wordt toegevoegde waarde gezien in het voorschrijven van een oob-controle als bedoeld in de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta), gelet op het belang van de deugdelijke accountantscontrole voor een adequate invulling van het toezicht en het maatschappelijke belang van deze instellingen.

Ik ben nog steeds voornemens het voorgenomen besluit tot uitbreiding van het aantal oob’s (oob-besluit) ten uitvoer te brengen. De meerwaarde van de oob-status is gelegen in de aanvullende wettelijke waarborgen voor de kwaliteit van de wettelijke controle bij een oob-onderneming (bovenop de waarborgen die gelden voor de kwaliteit van andere wettelijke controles). De aanvullende waarborgen zien met name op de governance van de accountantsorganisatie, het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantsorganisatie, de onafhankelijkheid van de accountantsorganisatie en de externe accountants en op het toezicht op de accountantsorganisatie. De aanvullende waarborgen zijn opgenomen in de Wta voor zover deze niet rechtstreeks voortvloeien uit de EU-verordening. Voor de in het oob-besluit aangewezen instellingen wordt de kwaliteit van de wettelijke controle in het bijzonder vereist gezien het publieke karakter van deze instellingen. Met de, als gevolg van de aanwijzing als oob, van toepassing zijnde aanvullende waarborgen wordt in dit belang voorzien.

Vraag 7

Is bij de in de brief van 22 april 2019 beschreven kostenstijging van 10% voor accountantskosten van instellingen met een oob-status rekening gehouden met de toenemende vraag aan oob-accountants en het afnemende aanbod?7 Zo nee, wat zou dan een verwachte kostenstijging zijn?

Antwoord 7

De inschatting van de kostenstijging is afkomstig van accountantsorganisaties met een oob-vergunning die de jaarrekeningen van woningcorporaties (toegelaten instellingen) controleren en die van hun eigen controles hebben aangegeven welke prijsstijging zij verwachten. Aangezien vrijwel alle toegelaten instellingen al worden gecontroleerd door een accountantsorganisatie met een oob-vergunning is geen aanvullende kostenstijging voorzien.

Vraag 8

Is het waar dat de oob-status voor bijvoorbeeld onderwijsinstellingen niet geldt omdat er reeds afdoende gedetailleerde eigen wet- en regelgeving geldt op het gebied van toezicht en accountantscontrole? Deelt u de constatering dat ook woningcorporaties inmiddels scherp worden gecontroleerd op de inachtneming van (financiële) regels door de Autoriteit Woningcorporaties (AW) en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)?

Antwoord 8

De invoering van de oob-status is een aanbeveling vanuit de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties. Bij motie van uw Kamer8 is de grens voor invoering bij woningcorporaties initieel gesteld op 1.500 verhuureenheden (vhe). Na consultatie van het besluit is deze grens opgehoogd naar 2.500 vhe. In de zomer 2018 is de grens voor de tweede maal verhoogd naar 5.000 vhe na hierover advies te hebben ontvangen van de Aw, het WSW en de NBA.

De oob-status leidt op zichzelf niet tot een verdere aanscherping van de wettelijke controle bij woningcorporaties, maar tot een verscherping van eisen aan het toezicht op de controlerende accountants(organisaties). Voor een adequaat toezicht op de woningcorporatiesector, onder meer voor het tijdig en juist inschatten van financiële risico’s, is een goede accountantscontrole noodzakelijk. De oob-status leidt tot een ander kader waarbinnen de accountants dienen te opereren, met een kwaliteitsverhogend effect tot gevolg. Het wettelijk kader waarbinnen de woningcorporaties dienen te opereren op grond van de Woningwet verandert niet door de oob-status en het extern toezicht op de corporatiesector wordt evenmin strenger door deze maatregel.

Een vergelijking met andere sectoren, zoals het onderwijs, om te bepalen of het toekennen van de oob-status noodzakelijk is, is moeilijk te maken gelet op de verschillende (semi-)publieke functies van organisaties en wettelijk en maatschappelijk kader waarin zij opereren. Een belangrijk verschil is bijvoorbeeld dat de onderwijsinspectie een wettelijke bevoegdheid heeft om reviews uit te voeren op de kwaliteit van de controlewerkzaamheden van de accountants bij onderwijsinstellingen, mede omdat onderwijs rechtstreeks door het rijk wordt bekostigd. Voor woningcorporaties geldt deze directe bekostiging niet en de Aw heeft dan ook geen wettelijke bevoegdheid om reviews uit te voeren op de kwaliteit van de controlewerkzaamheden van accountants bij woningcorporaties. Daarnaast zorgt de financieringsstructuur van onderwijsinstellingen en woningcorporaties voor een verschil in risicoprofiel. Bij een onderwijsinstelling is de rijksbijdrage de belangrijkste geldstroom, hetgeen zorgt voor een relatief overzichtelijke balans. Bij een corporatie is sprake van een zelfstandige instelling die zelf inkomsten genereert uit huur en verkoop en deze naar eigen inzichten besteedt. Deze vorm van exploitatie brengt meer risico’s met zich mee.

Zoals uit de beantwoording van vraag 6 blijkt is er in algemene zin voldoende aanleiding voor uitbreiding van het oob-controledomein met de in het besluit aangewezen instellingen. Hieraan wordt met het nog in werking te treden besluit een eerste invulling gegeven, waarbij nadere besluitvorming over de afbakening van het oob-domein in de toekomst niet kan worden uitgesloten.

Vraag 9

Vindt u de huidige controle op woningcorporaties met meer dan 5.000 woningen onvoldoende? Op welke financiële regels worden woningcorporaties met de oob-status wel gecontroleerd, waar zij in de huidige situatie nog niet worden gecontroleerd? Is dit voldoende noodzaak om een stijging van 10% van de accountantskosten te rechtvaardigen, ook gelet op de opgaven voor corporaties op het gebied van verduurzaming?

Antwoord 9

Voor de beantwoording verwijs ik u grotendeels naar vraag 8. De Aw en het WSW steunen bij hun toezicht en borging van ruim € 80 miljard financiering (waarvoor het rijk en gemeenten als achtervang staan) op controlewerkzaamheden van accountants en hebben daarom een groot financieel belang bij een goede kwaliteit van de accountantscontrole. Een hoogwaardigere accountantscontrole op een woningcorporatie of andere controlecliënt met aanzienlijk publiek belang zou aanzienlijke schade bij de controlecliënt of derden, bijvoorbeeld door financieel wanbeleid, kunnen voorkomen. Uit ervaringen in het verleden is gebleken dat dergelijke situaties niet louter hypothetisch zijn. Als met het toekennen van de oob-status één of meerdere van deze schades kunnen worden voorkomen, zal dat al snel opwegen tegen de gestegen accountantscontrolekosten.

Vraag 10

Vindt u, de schaarste aan oob-accountants en de nauwkeurige controle door de AW en het WSW in overweging nemend, het (op dit moment) noodzakelijk en gewenst om de oob-status voor woningcorporaties met meer dan 5.000 woningen in te voeren?

Antwoord 10

Voor de beantwoording verwijs ik naar de beantwoording van vraag 6. De invoering van de oob-status voor woningcorporaties acht ik gewenst. Gelet op het feit dat de markt al lange tijd bekend is met het feit dat het oob-besluit van toepassing zal worden en bekend is met de strekking daarvan zie ik geen grond voor verder uitstel. De in uw vraag genoemde aspecten zijn alle betrokken bij de adviesaanvraag die medio 2018 is uitgezet bij de Aw, het WSW en de NBA. Deze adviesaanvraag heeft geleid tot een advies om de oob-status in te voeren voor woningcorporaties met meer dan 5.000 woningen. Vanuit risicogericht toezicht achten zij de grens van 5.000 verhuurbare eenheden acceptabel, omdat in deze groep sprake is van een relatief grote impact die deze corporaties kunnen hebben binnen het totale stelsel.

Vraag 11

Bent u bereid deze vragen voor het algemeen overleg Woningcorporaties op 4 juni 2019 te beantwoorden?

Antwoord 11

Door afstemming met meerdere partijen is het niet mogelijk gebleken deze vragen voor 4 juni te beantwoorden. Aangezien het algemeen overleg Woningcorporaties is verplaatst, vindt beantwoording wel plaats voor het opnieuw in te plannen algemeen overleg Woningcorporaties.


  1. https://fd.nl/opinies/1295000/woningcorporaties-worden-al-streng-genoeg-gecontroleerd↩︎

  2. https://www.accountant.nl/nieuws/2019/3/nba-bezorgd-over-daling-aantal-oob-kantoren/↩︎

  3. Verordening (EU) 537/2014 van het Europees parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang en tot intrekking van Besluit 2005/909/EG van de Commissie (PbEU 2014, L 158) (hierna de verordening)↩︎

  4. Hierbij kan gewezen worden op het rapport «Bouwen aan Vertrouwen, Evaluatie van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta)» van de Erasmus Universiteit (Kamerstuk 33 977, nr. 2), het rapport «In het Publiek belang, Maatregelen ter verbetering van de Kwaliteit en de onafhankelijkheid van de accountantscontrole» van de Werkgroep Toekomst Accountantsberoep van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) en het rapport «Uitkomsten onderzoek kwaliteit wettelijke controles Big 4 – accountantsorganisaties» van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Daarnaast heeft de Algemene Rekenkamer (ARK) in haar brief aan Tweede Kamer van 31 oktober 2014 aandacht gevraagd voor dit onderwerp (Kamerstuk 33 977, nr. 3).↩︎

  5. Kamerstuk 33 977, nr. 5.↩︎

  6. Kamerstuk 33 977, nr. 6.↩︎

  7. Kamerstuk 32 847, nr. 517↩︎

  8. Kamerstuk 33 977, nr. 13.↩︎