[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Van Haga en Lodders over haar bewering dat gebonden hulp verleden tijd is

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2019D24822, datum: 2019-06-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20182019-3027).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z09987:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

3027

Vragen van de leden Van Haga en Lodders (beiden VVD) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over haar bewering dat gebonden hulp verleden tijd is (ingezonden 20 mei 2019).

Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 14 juni 2019).

Vraag 1

Kunt u zich uw volgende uitspraak herinneren: «Gebonden hulp is al een concept wat alle EU-lidstaten en OESO/DAC-landen allemaal, collectief hebben achtergelaten»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat er voor landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) die participeren in het OESO Arrangement voor overheidsgesteunde exportkredieten de verplichting geldt dat wanneer zij gebonden hulp willen verstrekken aan een ontwikkelingsland, zij dit aan alle andere OESO-landen en het secretariaat van de relevante OESO-werkgroep moeten notificeren?

Antwoord 2

OESO-landen die deelnemen aan het Arrangement voor overheidsgesteunde exportkredieten en handelsgerelateerde hulp2 moeten hun gebonden hulp alleen notificeren aan de andere landen die deelnemen aan het Arrangement en aan het secretariaat van de relevante OESO-werkgroep (artikel 4c en 5a van het Arrangement).

De participanten van het Arrangement hebben daarnaast in een agreement vastgelegd dat ze handelsgerelateerde ongebonden hulp notificeren aan alle OESO landen. Deze database is publiek toegankelijk via de website van de OESO (zie voetnoot).

Daarnaast is er de OESO-DAC aanbeveling3 over gebonden hulp. Deze vraagt DAC-leden om over gerapporteerde ODA aan te geven of deze gebonden of ongebonden is verstrekt.

Vraag 3

Kunt u, gelet op bovenstaande notificatieverplichting, de Kamer een overzicht doen toekomen van:

de gebondenhulpnotificaties van alle OESO-donorlanden over de afgelopen vijf jaar;

het aantal genotificeerde transacties;

de hulpbedragen per genotificeerde transactie;

de relevante hulpontvangende landen per genotificeerde transactie;

de sector (bijvoorbeeld onderwijs, energie, water en sanitatie, transport, telecommunicatie, gezondheidszorg) per genotificeerde transactie;

alsmede de mate van concessionaliteit per genotificeerde transactie?

Antwoord 3 a, c en f

Notificaties door OESO-landen die deelnemen aan het Arrangement worden in vertrouwelijkheid gedeeld met andere OESO-landen die deelnemen aan het Arrangement (zie ook artikel 54, Hoofdstuk IV, Sectie 5, p.36 van de Arrangement). De onder 3 a, c, en f gevraagde informatie kan om die reden niet middels beantwoording van deze Kamervraag aan uw Kamer worden verstrekt. De gevraagde informatie is – onder voorwaarde van diezelfde vertrouwelijkheid – inzichtelijk voor leden van de Tweede Kamer op het Ministerie van Financiën.

Wel bied ik u met betrekking tot de vragen 3d en 3e niet herleidbare, geaggregeerde data aan, waarmee een beeld ontstaat van de omvang van deze handelsgerelateerde gebonden hulp. Onderstaande overzichten betreffen enkel het gebonden deel van transacties.

Antwoord 3 b

Het aantal genotificeerde transacties van gebonden hulp over de periode van 2014 – 2018 is 823.

Antwoord 3 d

Afghanistan 60,0 194,0 326,0 360,0 60,0
Angola 3,0 112,0
Armenia 2,1 2,1 15,0
Bangladesh 198,1 174,5 160,8 134,5 122,6
Benin 6,0 15,0 30,0
Bolivia 0,4 37,3 74,2
Bosnia and Herzegovina 8,0 6,0
Brazil 15,0
Burkina Faso 30,3
Cabo Verde 16,7 3,0
Cambodia 107,9 108,8 79,8 100,6 204,3
Cameroon 0,2 1,4 4,2 1,4 2,1
Chad 0,3
Colombia 15,0 16,5 300,0 100,0
Côte d’Ivoire 0,2 89,1 179,1 48,1
Democratic Republic of the Congo 30,8 30,0 30,0 460,0
Dominican Republic 19,0 4,0
Egypt 345,8 48,7 246,8 180,0 143,5
El Salvador 23,5 113,1 2,1
Ethiopia 15,4 16,0 148,5 2,0 81,7
Georgia 54,3 6,1 5,3 7,4 224,4
Ghana 60,9 12,3 28,7 42,2
Guatemala 36,1 122,1 235,0
Guinea 0,3
Haiti 9,0 10,0 75,0
Honduras 15,0 2,3 90,0 62,1 16,4
India 11,0 33,9 1.262,5 1.010,3
Indonesia 26,5 32,5 1.159,5 127,1 851,4
Iraq 431,7 219,0 195,0
Jamaica 15,0
Jordan 40,6 83,5 70,0 15,0
Kazakhstan 30,0
Kenya 129,7 24,1 128,7 36,1 167,5
Kosovo 25,0 1,4 27,8
Kyrgyzstan 50,5 6,0 11,2 6,0 53,1
Laos 45,3 43,9 136,2 111,1 203,1
Lebanon 60,0 100,0
Lesotho 2,0
Liberia 30,0 30,0
Macedonia (FYROM) 34,0 14,5
Madagascar 0,3 30,0 200,0
Mali 6,0
Mexico 15,0 15,0 8,5 8,5
Moldova 2,1 15,9 26,6 6,1
Mongolia 8,7 2,1 161,5 18,7 168,2
Morocco 11,0 2,5 74,9 41,9
Mozambique 65,6 87,3 2,0
Myanmar 173,5 102,3 109,8 228,0 279,9
Nepal 4,0 5,0 15,0 30,0 30,0
Nicaragua 84,0 23,3 74,6 45,9 74,1
Nigeria 60,0 60,0
Pakistan 163,2 62,5 148,2 60,0 56,3
Papua New Guinea 143,1
Paraguay 0,2
Peru 60,0
Philippines 50,3 1.323,5 5,3 3.141,3 634,9
Rwanda 0,3
Sao Tome and Principe 2,0 0,5
Senegal 88,3 10,7 141,3 32,7
Serbia 6,0 17,5
Somalia 75,0 60,0
South Africa 0,5
South Sudan 8,5
Sri Lanka 572,1 16,6 5,8 289,5 1.045,2
Sudan 15,0
Tajikistan 0,5 30,0
Tanzania 93,9 15,2 81,8 15,2 42,9
Thailand 36,0
Timor-Leste 0,5 30,0
Tunisia 24,0 134,7
Turkmenistan 4,0
Uganda 2,0 3,0
Ukraine 0,5 535,0 170,0 92,0 182,4
Uzbekistan 12,4 39,3 81,1 113,0
Viet Nam 253,9 455,7 248,0 290,2 196,3
West Bank and Gaza Strip 33,2 140,0 690,0 4,0
Zambia 23,5 4,0 100,0 30,0
Zimbabwe 6,0 30,0
Grand Total 3.518 4.393 6.298 7.543 6.779

Antwoord 3 e

[11000] – education 115 52 329 241 483
[12000] – health 324 342 419 1.367 669
[14000] – water and sanitation 669 901 324 93 292
[15000] – government and civil society 312 343 548 355 241
[16000] – other social infrastructure and services 133 19 50 219 206
[21000] – transport and storage 1.358 1.949 3.189 3.491 3.787
[22000] – communications 186 42 111 94 105
[23000] – energy generation, distribution and efficiency 95 80 246 19 172
[24000] – banking and financial services 23 1 60 30
[25000] – business and other services 9 105 36 369 160
[31100] – agriculture 152 156 530 388 178
[32100] – industry 5 60 120 102 286
[32200] – mineral resources and mining 15 136
[32300] – construction 0 104 660
[41000] – general environmental protection 19 145 323 45 34
[99800] – unallocated 105 93 12 70 30
Grand Total 3.518 4.393 6.298 7.543 6.779
*SDR =Special Drawing Rights

Vraag 4

Kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen van de Official Development Assistance (ODA) van alle individuele OESO-landen over de afgelopen vijf jaar en daarbij per OESO-donorland een splitsing maken in gebonden hulp en ongebonden hulp?

Antwoord 4

In tabel 1 treft u een overzicht aan van de bilaterale ODA-commiteringen van OESO-landen, opgesplitst in gebonden en ongebonden hulp in miljoenen US Dollars over de periode 2013–2017. Gegevens over 2018 zijn nog niet beschikbaar.

Bron: OESO4

Vraag 5

Kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen van de totale gebonden en ongebonden hulp per landencategorie op basis van de inkomenscategorieën van de Wereldbank?

Antwoord 5

In tabel 2 is een overzicht opgenomen van de totale gebonden en ongebonden bilaterale hulp per landencategorie op basis van de inkomenscategorieën van de Wereldbank5.

LDCs 122.846 25.269
2013 30.151 4.789
2014 24.092 5.137
2015 23.017 5.641
2016 21.447 4.911
2017 24.139 4.791
LMICs 130.863 30.353
2013 25.750 6.469
2014 26.884 5.061
2015 24.257 7.167
2016 24.994 6.187
2017 28.979 5.469
MADCTs 868 126
2013 303 29
2014 281 33
2015 53 23
2016 200 15
2017 32 26
Other LICs 1.727 464
2013 368 98
2014 311 83
2015 366 100
2016 335 146
2017 347 37
Part I unallocated by income 33.733 6.566
2013 6.379 1.068
2014 6.112 1.361
2015 6.647 1.633
2016 8.041 1.229
2017 6.554 1.275
UMICs 56.299 11.634
2013 7.792 2.531
2014 10.399 2.605
2015 10.325 2.442
2016 15.414 1.672
2017 12.370 2.385
Totaal 346.336 74.412
Bron: OESO

Vraag 6

Kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen van alle ongebonden hulp van alle OESO-landen en inzichtelijk maken welke bedragen per individueel OESO-land van de ongebonden hulp uiteindelijk terugvloeien naar leveranciers van diensten en/of goederen uit het donorland (dus zowel voor hulpontvangende landen die niet en wel onder de OESO Aanbeveling voor de ontbinding van hulp vallen)?

Antwoord 6

OESO-landen wordt niet gevraagd te rapporteren over ongebonden hulp die terugvloeit naar de donor die deze hulp heeft verstrekt. Daarover is derhalve geen informatie beschikbaar.

In het OESO 2018 rapport over de DAC Aanbeveling is in tabel 6 de distributie van alle contracten met leveranciers te zien, maar deze tabel maakt geen onderscheid tussen gebonden en ongebonden hulp.6

Nederland rapporteert aan de OESO-DAC over de omvang van de ODA die verstrekt is aan ontwikkelingslanden op activiteitenniveau. Nederland rapporteert niet over het aantal afgesloten contracten. Om die reden zijn in tabel 6 geen gegevens over Nederland opgenomen.

Vraag 7

Deelt u de brede internationale zorg dat de in de Development Assistance Committee (DAC) van de OESO gerapporteerde ongebonden hulp weliswaar de jure ongebonden is, maar de facto toch gebonden is of kan zijn?

Antwoord 7

De analyse in het OESO 2018 rapport over de DAC-aanbeveling over ongebonden hulp laat een gemengd beeld zien. Over het geheel is er nog steeds sprake van een toename van ongebonden hulp, met uitzondering van een paar landen (zie de tabel bij vraag 4).

Dat hulp de facto terug kan stromen terwijl ze de jure ongebonden is kan worden verklaard door beleidskeuzes die donorlanden maken, ingegeven door kennis en expertise waarover ze zelf beschikken. Zo zijn er donoren die hun hulp inzetten in sectoren waar ze zelf goed in zijn. Daarmee blijven een effectieve inzet van ODA en een level playing field uitgangspunten, maar wordt wel de kans vergroot dat bedrijven en organisaties uit het donorland opdrachten verkrijgen.

Vraag 8

Wat zou volgens u het antwoord van Nederland en de Europese Unie moeten zijn op al deze ontwikkelingen?

Antwoord 8

Het kabinet is voorstander van ongebonden hulp, in lijn met afspraken in OESO-DAC verband.7 Ook voor de EU is dit een belangrijk principe, zoals al in 2002 uiteen is gezet in de mededelingen «Untying aid: enhancing the effectiveness of aid,8 die nog steeds wordt uitgevoerd.9

Ongebonden hulp draagt niet alleen bij aan de kwaliteit en kosteneffectiviteit van hulp, maar ook aan verbeterde transparantie en verantwoording over de hulp. Daarnaast draagt ongebonden hulp bij aan lokaal eigenaarschap. Nederland blijft zich daarom zowel binnen de OESO als in EU verband inzetten voor ongebonden hulp.

Tegelijkertijd beoogt het kabinet om Nederlandse organisaties en bedrijven in te zetten bij het bereiken van ontwikkelingsdoelstellingen, zeker in die sectoren waarop ze een comparatief voordeel hebben vanwege de kennis en kunde waarover ze beschikken. Zie ook het antwoord bij vraag 7. Wat telt is dat er een gelijk speelveld is waar de beste uitvoerder (op prijs en kwaliteit) wint.

Dat neemt niet weg dat Nederland zich ook sterk blijft maken om maximaal gebruik te maken van kennis en expertise die in de focusregio’s aanwezig is.

Vraag 9

Kunt u deze vragen vóór het algemeen overleg Handelsbevordering d.d. 29 mei 2019 beantwoorden?

Antwoord 9

Nee, het zorgvuldig beantwoorden van uw vragen heeft om meer tijd gevraagd.


  1. Verslag algemeen overleg RBZ/Ontwikkelingssamenwerking d.d. 14 mei 2019.↩︎

  2. OECD, 2019. ARRANGEMENT ON OFFICIALLY SUPPORTED EXPORT CREDITS. January 2019 (Ref. TAD/PG(2019)1), digitaal beschikbaar via http://www.oecd.org/trade/topics/export-credits/aid-and-export-credits/ (geraadpleegd 3 juni 2019)↩︎

  3. OECD, 2019. Revised DAC Recommendation on Untying ODA (2019), digital beschikbaar via https://www.oecd.org/dac/financing-sustainable-development/development-finance-standards/untied-aid.htm (geraadpleegd op 3 juni 2019)↩︎

  4. OECD (2019), «Detailed aid statistics: Tying status of bilateral ODA», OECD International Development Statistics (database), https://doi.org/10.1787/data-00080-en (geraadpleegd op 3 juni 2019).↩︎

  5. De hiervoor toegepaste inkomenscategorieen zijn: LDCs (Minst Ontwikkelde landen); LICs (Lage Inkomenslanden); LMIC (Lage Middeninkomenslanden); UMIC (Hoge Middeninkomenslanden); MADCT (Meer geavanceerde ontwikkelingslanden en gebieden / More Advanced Developing Countries and Territories); Part I unallocated by income (regionale en wereldwijde programma’s).↩︎

  6. OECD, 2018. 2018 REPORT ON THE DAC UNTYING RECOMMENDATION (DCD/DAC(2018)12/REV2) opgevraagd van https://www.oecd.org/dac/financing-sustainable-development/development-finance-standards/DCD-DAC(2018)12-REV2.en.pdf geraadpleegd op 3 juni 2019.↩︎

  7. Zie voetnoot↩︎

  8. https://ec.europa.eu/europeaid/sites/devco/files/communication-aid-effectiveness-com2002639–20021118_en.pdf↩︎

  9. https://www.oecd-ilibrary.org/docserver/9789264309494-en.pdf?expires=1559807130&id=id&accname=ocid49027884&checksum=8E863471ADD0D97FC67B0E9208832880↩︎