[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Kabinetsreactie op de initiatiefnota van de leden De Groot en Bromet over Droge Voeten: Voor een klimaatbestendig Nederland

Initiatiefnota van de leden De Groot en Bromet over Droge Voeten: Voor een klimaatbestendig Nederland

Brief regering

Nummer: 2019D26586, datum: 2019-06-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35140-14).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35140 -14 Initiatiefnota van de leden De Groot en Bromet over Droge Voeten: Voor een klimaatbestendig Nederland.

Onderdeel van zaak 2019Z12895:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

35 140 Initiatiefnota van de leden De Groot en Bromet over Droge Voeten: Voor een klimaatbestendig Nederland

Nr. 14 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2019

Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de kabinetsreactie op uw initiatiefnota «Droge Voeten» (Kamerstuk 35 140, nr. 2). Het kabinet waardeert uw initiatief om een nota in te dienen met voorstellen voor klimaatadaptatie. Klimaatadaptatie is een urgente opgave. Ons klimaat verandert nu al, dus we moeten nu in actie komen, zodat Nederland voorbereid is. Het kabinet ziet de inhoud van de initiatiefnota «Droge voeten» voor een groot deel als ondersteuning van die urgentie en van het gevoerde beleid.

Inleiding: algemene reactie op initiatiefnota

Ik heb in het bestuursakkoord klimaatadaptatie afspraken gemaakt met gemeenten, waterschappen en provincies. Rijk en decentrale overheden zetten samen in op in totaal circa 600 miljoen euro om in steden, dorpen en op het platteland droogte en wateroverlast tegen te gaan. Door onder meer ruimte te maken voor wateropslag. Dit water kan bij droogte dan weer goed gebruikt worden.

Naast gemeenten, waterschappen en provincies is het belangrijk dat ook bedrijven en bewoners aan de slag gaan. Want een groot deel van Nederland is particulier terrein. Een kantoor met een groen, begroeid dak dat water vasthoudt, kan bijvoorbeeld voorkomen dat het riool overbelast raakt en overstroomt. Hetzelfde geldt voor een groene achtertuin of plantsoen in plaats van tegels. Regenwater dat direct de grond intrekt, geeft geen wateroverlast op straat. In tijden van hitte geeft meer groen bovendien verkoeling. Dit alles komt bovenop de aanpak om onze kust, dijken en Deltawerken toekomstbestendig te maken.

Klimaatadaptatie is een mondiale opgave. Juist voor klimaatadaptatie geldt dat nationaal en internationaal nauw verbonden zijn. Alle landen hebben te maken met klimaatverandering, er is veel van elkaar te leren. Dit geldt zowel binnen Europa, als mondiaal. Om kennis te delen en ook van andere landen te leren, heb ik vorig jaar de Global Commission on adaptation opgericht die landen gaat helpen zich aan te passen. We richten ons samen op een klimaatbestendige inrichting die beter bestand is tegen overstromingen, wateroverlast, hitte en droogte. De commissie werkt daarbij samen met internationale kennisinstituten en bedrijven.

Alle voorstellen uit de initiatiefnota (zoals natuur inclusief beleid, steden en burgerparticipatie) krijgen zowel op Europees als mondiaal niveau aandacht. Ze zitten ook in de acties die de Global Commission on adaptation gaat uitzetten.

1. Omgaan met bodemdaling in landelijk en stedelijk gebied

Waterschappen en gemeenten hebben de taak om met het vaststellen van (grond)waterpeilen en stedelijk grondwater- en rioleringsbeheer maatschappelijk gewenste functies zo goed mogelijk én tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten te accommoderen. Door ontwatering en verlaging van grondwaterstanden door peilbeheer en drainage klinkt de bodem in. De inklinking van de bodem wordt daarnaast versterkt door belasting van de bodem met zware (ophoog)materialen, infrastructuur en machines. De belasting van de bodem en de gehanteerde grondwaterstanden in het stedelijk en landelijke gebied hangen sterk samen met de ruimtelijke keuzes over functies als wonen en landbouw.

Voor uw voorstellen met betrekking tot bodemdaling in het landelijke gebied in relatie tot landbouw verwijs ik u naar de reactie van het kabinet op de »initiatiefnota Veen»1 die de Minister van Landhouw, Natuur en Voedselkwaliteit uw Kamer parallel aan deze brief zal sturen namens het kabinet.

Bodemdalingsproblemen in het stedelijk gebied worden niet of nauwelijks veroorzaakt door de landbouw. In kleine plattelandsgemeenten en dorpskernen kan dit in toenemende mate wel het geval zijn. Specifiek voor het stedelijk gebied wijs ik uw Kamer verder op de recente brieven aan de Tweede Kamer van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en mij in antwoord op vragen van de leden Nijboer en Van Dijk over het bericht «Bodem zakt meer dan verwacht door droogte»2 en van het lid Nijboer over het bericht dat zeker 1 miljoen huizen in Nederland dreigen te verzakken3.

Door klimaatverandering neemt de kans op droge perioden toe en daarmee ook het risico op en de snelheid van bodemdaling. Begin 2019 zijn nieuwe bodemdalingskaarten opgenomen in de Klimaat Effect Atlas die decentrale overheden gebruiken bij de stresstesten die in het kader van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie worden uitgevoerd.

Recent heb ik uw Kamer geïnformeerd over de eerste resultaten van de Beleidstafel Droogte4 waarbij specifiek aandacht is besteed aan het realiseren van een klimaatbestendig grond- en oppervlaktewatersysteem en de governance rond grondwater. De uitkomsten benadrukken het belang om meer aandacht te geven aan het actief beheer van grondwatervoorraden en het watersysteem in te richten op het vasthouden en infiltreren van water meer dan nu het geval is. Op deze manier kan het grondwater tijdig worden aangevuld tijdens neerslagoverschotten. Dat helpt ook problemen te voorkomen met bodemdaling door droogte.

2. Bewoond gebied klimaatbestendig maken

In de initiatiefnota vragen de leden van uw Kamer om meer inzet richting inwoners. Meer dan de helft van het bebouwde gebied van Nederland is particulier bezit. Het kabinet deelt de mening van de leden op dit punt.

Het kabinet ziet hier een belangrijke rol voor gemeenten en waterschappen, omdat die direct contact hebben met inwoners.

In de initiatiefnota vragen de indieners in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) natuurlijk waterbeheer en klimaatadaptatie vast te leggen als uitgangspunt voor ruimtelijk beleid (zoals ondergronds parkeren, parken en bomen in plaats van pleinen of parkeerplekken). In de NOVI zal klimaatadaptatie een belangrijk thema zijn. Het vastleggen hoe dat precies moet, ziet het kabinet als een lokale keuze. Zo is het de vraag of bijvoorbeeld ondergronds parkeren op elke plek de juiste oplossing is. De omstandigheden (zoals het grondwatersysteem) verschillen per plek, per gemeente en per provincie. Daarom is het zo belangrijk eerst via het uitvoeren van stresstesten de kwetsbaarheden in beeld te hebben en in risicodialogen de maatregelen, risico´s en kansen lokaal goed af te wegen. Die afspraken zijn gemaakt in het Deltaprogramma. De indieners van de initiatiefnota stellen verder voor dat via een vergroeningscampagne burgers actief benaderd moeten worden om maatregelen te nemen. Vergroening is vaak een goede oplossing voor het tegengaan van wateroverlast, hittestress en droogte die bijvoorbeeld via campagnes actief op burgers kan worden overgebracht. Burgers zijn vaak het snelste te bereiken via het lokale niveau; door gemeenten en waterschappen. Het samenwerkingsverband Ons water5 van onder andere waterbedrijven en overheden ondersteunt dit ook op het gebied van klimaatadaptatie. Via Ons water worden handelingsperspectieven geboden voor maatregelen tegen droogte en wateroverlast. Daarnaast zijn er diverse goede lokale voorbeelden waar zulke maatregelen al genomen worden, zoals operatie Steenbreek en Amsterdam Rainproof. Ook via bijvoorbeeld verzekeraars en tuincentra worden inwoners via campagnes bewust gemaakt van de risico’s van de toename van extreem weer en krijgen ze handelingsperspectief geboden.

In overleg met de medeoverheden ben ik inmiddels gestart met de voorbereiding van de tijdelijke impulsregeling uit het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie, waaronder het uitwerken van criteria voor de regeling en werkwijze. Bij die uitwerking onderzoek ik hoe ik vergroening als één van de criteria mee kan nemen, gegeven de scope van het Deltafonds. Daarmee zal ik invulling geven aan Motie Teunissen (Kamerstuk 35 000 J, nr. 17). Daarmee ondersteun ik decentrale overheden vanuit het Deltafonds om de ruimtelijke adaptatie te versnellen. Ik zal uw Kamer daarover bij brief voorafgaand aan het AO Water van 20 juni 2019 verder informeren.

In het kader van het Deltaprogramma heeft het Rijk samen met gemeenten en waterschappen een onderzoek naar financiële prikkels voor inwoners uitgevoerd6. In vervolg daarop ondersteunt het Rijk in 2019 vier pilots waar in de praktijk wordt bekeken hoe financiële prikkels het beste ingezet kunnen worden, zodat inwoners gestimuleerd worden om maatregelen nemen op eigen terrein. Deze pilots worden financieel ondersteund vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, als onderdeel van de intensivering van € 20 miljoen euro voor 2019 en 2020 uit het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie. Ook zijn er al diverse decentrale overheden die subsidieregelingen hebben, zoals bijvoorbeeld de gemeente Utrecht voor groene daken.

De bevoegdheid voor hemelwaterafvoer en riolering ligt bij de gemeenten.

Besluitvorming daarover vindt dus ook daar plaats. Stichting Rioned adviseert gemeenten als het gaat om ontkoppeling en heeft de kennis op dit gebied. Er is juridisch geen mogelijkheid om als Rijk grijswaterafvoer of ontkoppeling van hemelwaterafvoer landelijk verplicht te stellen.

Ten aanzien van het voorstel in de initiatiefnota om het Bouwbesluit aan te passen om nieuwbouwwoningen klimaatbestendig te maken en om eisen van waterberging vast te leggen, kan ik u meedelen dat de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Infrastructuur en Waterstaat een verkenning hebben uitgevoerd naar nut en noodzaak van het eventueel aanpassen of aanvullen van bouwregelgeving. Uit deze verkenning komt naar voren dat er juridisch al veel mogelijk is. Gemeenten benutten deze mogelijkheden ook al, bijvoorbeeld door eisen te stellen aan het vloerpeil waarop nieuwe woningen gebouwd moeten worden. Tegelijkertijd is er nog niet bij alle lokale overheden voldoende kennis over de mogelijkheden van de huidige regelgeving. Om die kennis te vergroten, organiseert het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties onder meer een Webinar en stelt zij een handreiking op.

Naast wettelijke regels, wordt ook gekeken naar het aanpassen van niet-wettelijke praktijkrichtlijnen (bv. NEN, ISO) die gebruikt worden in bouw, herinrichting, beheer en onderhoud om klimaatbestendig handelen te bewerkstelligen. Deze bepalen onder andere in hoge mate de toe te passen gebouwconstructies, wegontwerp en meterruimten.

Dit kabinet ziet ook kansen voor maatregelen die aansluiten op natuurlijke oplossingen. Zo zijn er al veel goede voorbeelden van natuurlijke klimaatbuffers waar provincies, waterschappen en natuurorganisaties aan hebben samengewerkt, zoals de Onlanden in Groningen, Leuvenumse beek in Gelderland en Waterberging Ackerdijkse Plassen in Zuid-Holland. In de uitwerking van het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie is het belangrijk dat natuurlijke klimaatbuffers ook de komende jaren als maatregel in beeld blijven bij de decentrale overheden. Provincies zullen hier een belangrijke rol spelen.

3. Meer ruimte voor rivieren

Het kabinet deelt uw analyse in de paragraaf «Meer ruimte voor de rivieren». Het kabinet ambieert toekomstbestendige rivieren, en andere grote wateren, met hoogwaardige natuur die goed samengaat met krachtige economie (Kamerstuk 27 625, nr. 422). Voor de ambitie voor alle grote wateren heb ik voor de periode 2019–2032 een reservering gedaan van € 200 miljoen in het Deltafonds. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit draagt hieraan vanaf 2021 met jaarlijks € 4 miljoen bij (Kamerstuk 35 000 J, nr.7). Ik zal uw Kamer separaat berichten of de inzet van deze middelen ook voor specifieke projecten in de rivieren geldt.

Ook voor het rivierengebied kijkt het kabinet bij de ontwikkeling van Integraal Riviermanagement vanuit meer doelstellingen naar oplossingen en hanteert daarbij een brede, integrale insteek, waarbij ook regionale doelen zoals ruimtelijke kwaliteit een plek krijgen. Het kabinet kijkt niet alleen naar hoogwater, maar ook naar laagwater, waterveiligheid, scheepvaart, bodemerosie, waterkwaliteit, natuur en regionale ontwikkelingen. Ik heb daar voor de periode 2029 – 2031 een reservering voor gedaan van € 375 miljoen in het Deltafonds.

Het Hoogwaterbeschermingsprogramma biedt ook goede mogelijkheden om doelen voor natuur en regionale ontwikkeling mee te koppelen met dijkversterking.

Binnen deze integrale aanpak worden diverse effecten van maatregelen onderzocht. Bijvoorbeeld om ten behoeve van de bevaarbaarheid meer vrijwel permanent meestromende nevengeulen aan te brengen die nevenstromen creëren en de zomerkades te verlagen om overcapaciteit te generen om bodemerosie en overstromingen tegen te gaan.

Zowel binnen het programma Integraal Riviermanagement als in het Hoogwaterbeschermingsprogramma wordt samengewerkt tussen het Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten. Om kansen te verkennen spreekt het Rijk daarnaast met diverse andere betrokken partijen. Onder andere vanuit de scheepvaartsector en natuurorganisaties. Zo spreekt het Rijk met Schuttevaer en met de coalitie «levende rivieren» (o.a. WNF, natuurmonumenten).

Momenteel wordt door het Rijk gewerkt aan een Goederenvervoeragenda waarin het beleid op het terrein van goederenvervoer uiteengezet wordt. In deze agenda wordt nadrukkelijk aandacht gegeven aan een optimale benutting van de bestaande transportinfrastructuur. Daar maakt een verschuiving van vervoer over de weg naar vervoer over water onderdeel van uit. Dit sluit aan op het voorstel goederenvervoer via water aantrekkelijker, makkelijker en sneller te maken.

Naast nationale samenwerking, zoals ik hierboven beschrijf, blijft dit kabinet natuurlijk internationaal samenwerken. Dit gebeurt onder andere in de internationale commissie voor de bescherming van de Rijn en de internationale Maascommissie.

4. Naar een toekomstgericht drinkwaterbeleid

Dit kabinet wil ook in de toekomst schoon en kwalitatief goed drinkwater. In de initiatiefnota stellen de leden maatregelen voor door alle bestuurlijke lagen van Nederland. Inherent zitten daar ook maatregelen tussen die niet binnen de bevoegdheid van dit kabinet liggen. Momenteel werk ik aan de evaluatie plus voorstellen voor herziening van de Beleidsnota Drinkwater. Deze ontvangt uw Kamer eind dit jaar. Daarin wordt de toekomstgerichtheid van het drinkwaterbeleid nadrukkelijk wordt meegenomen.

Naar aanleiding van de droogte van afgelopen zomer, die nog steeds merkbaar is, heb ik een droogtetafel geïnstalleerd. Deze Beleidstafel Droogte heeft onder meer nut en noodzaak van een landelijke verdringingsreeks voor grondwater onderzocht en concludeert dat dit niet zinvol is, omdat het effect van grondwateronttrekkingen op de waterbalans relatief beperkt is ten opzichte van het effect van verdamping. Lokaal kan dat anders liggen. Het is daarom van belang dat provincies onttrekkingen nabij kwetsbare, grondwaterafhankelijke natuur in kaart brengen en bepalen of maatregelen nodig zijn om onomkeerbare schade te voorkomen. Dit is maatwerk en vergt een bestuurlijke afweging op regionaal niveau, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid en wettelijke verplichtingen van de betrokken bestuursorganen. Provincies hebben overigens nu al de bevoegdheid om een verdringingsreeks voor grondwater in te stellen.

In Nederland wordt drinkwater al voor circa 40% uit oppervlaktewater gewonnen. Niet elk drinkwaterbedrijf heeft de beschikking over goed en voldoende grondwater. Beleidsuitgangspunt is dat – uit oogpunt van een verwaarloosbaar risico voor de volksgezondheid, consumentenvertrouwen en het voorzorgsprincipe – de schoonste beschikbare bron wordt gebruikt en dat preventie alsmede bronbeleid prevaleren7. Er geldt qua schoonste bron een algemene voorkeur voor het gebruik van grondwater. Daar waar deze bron niet in voldoende mate of kwaliteit beschikbaar is, wordt ingezet op het gebruik van oevergrondwater of oppervlaktewater.

Regionale omstandigheden bepalen of afweging in de regio of drinkwater beter uit grondwater of oppervlaktewater gewonnen kan worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om de ligging en inrichting van de drinkwaterinfrastructuur binnen het distributiegebied, beschikbaarheid, waterkwaliteit, zuiveringsinspanning, gevolgen voor de drinkwatertarieven en de effecten van winning. Bij de vergunningverlening en de locatiekeuze van aanvullende strategische reserves (ASV´s) wordt rekening gehouden met de effecten van de keuze.

Met betrekking tot het voorstel uit de initiatiefnota om grootschalig hergebruik van afvalwater mogelijk te maken, constateert dit kabinet dat in de industrie al relatief veel gebeurt. DOW Chemicals hergebruikt bijvoorbeeld een groot deel van het stedelijk afvalwater van Terneuzen als koelwater en in het kader van het »Boer Bier Water» initiatief wordt gezuiverd proceswater hergebruikt voor de landbouwwatervoorziening in de omgeving van de Bavaria brouwerij in Lieshout. Bij rioolwaterzuiveringsinstallaties gebeurt het voornamelijk op pilotschaal: Hergebruik bij RWZI de Groote Lucht in Delfland, infiltratie bij Haaksbergen. Onlangs heeft de Provincie Noord-Brabant aangegeven het hergebruik voor industrie en landbouw nader te willen onderzoeken.

Vooralsnog is Nederland vanwege de onbekendheid rondom de mogelijk nadelige effecten terughoudend met grootschalig hergebruik anders dan als proceswater. Er lopen nu ook pilots voor het verdergaand zuiveren bij RWZI’s van medicijnresten en andere stoffen, dit verbetert de waterkwaliteit en maakt de stap naar hergebruik in de toekomst makkelijker.

Het voorstel uit de initiatiefnota van uw leden (Kamerstuk 35 140, nr. 2) om nieuwe strategische watervoorraden te ontwikkelen sluit aan bij de afspraken die zijn gemaakt in het kader van de Structuurvisie Ondergrond om de strategische grondwatervoorraden voor drinkwater in beeld te brengen. Deze moeten leiden tot afspraken om de voorraden te vergroten, wat een bevoegdheid is van de provincie.

In het bieden van een mogelijkheid aan de provincies voor een heffing ter ontmoediging van buitensporige afname van grondwater door grootgebruikers tijdens droogteperiodes, zoals wordt voorgesteld, ziet dit kabinet geen toegevoegde waarde bovenop het al bestaande beleid.

Het provinciale vergunningenstelsel biedt voldoende handvatten en waarborgen voor een efficiënte en verantwoorde benutting van de voorraad grondwater, ook tijdens droogte. Regulering van grondwateronttrekkingen vindt plaats via provinciale vergunningen. Er is reeds een provinciale belasting op grondwater voor grootschalige onttrekkingen, waarbij de heffingsgrondslag het aantal onttrokken kubieke meters is. Drinkwaterbedrijven berekenen deze kosten door aan afnemers.

Provincies besteden de opbrengsten van de onttrekkingsvergunningen onder andere aan het voorkomen en tegengaan van nadelige gevolgen van het onttrekken van grondwater. Uw voorstel vereist bovendien een wijziging van de gemeente- en de provinciewet. Tenslotte heeft het Rijk, op grond van de Waterwet, geen zeggenschap over de manier waarop de provincies de opbrengsten uit de provinciale grondwaterheffing benutten.

Voor dreigende crisissituaties is overigens het instrument van waterrestricties (beperken oppompen grondwater) beschikbaar. Dit wordt momenteel onderzocht in het kader van de Beleidstafel Droogte.

Het voorstel in de initiatiefnota (Kamerstuk 35 140, nr. 2) voor het creëren van waterbuffers om verzilting van West-Nederland tegen te gaan ziet dit kabinet als steun voor het beleid in het Deltaprogramma Zoetwater. Daar wordt nadrukkelijk gekeken naar verzilting en naar mogelijkheden om de nadelige effecten tegen te gaan, onder andere via waterbuffers. Waar nodig en effectief zal dit leiden tot maatregelen in het Deltaplan Zoetwater, deels gefinancierd uit het Deltafonds. Het Deltaplan Zoetwater betreft de gezamenlijke aanpak van overheden/waterbeheerders en watergebruikers om de waterbeschikbaarheid te verbeteren en slim om te gaan met het beschikbare zoete water ten tijde van schaarste.

In het Deltaprogramma Zoetwater wordt daarnaast gekeken naar de mogelijke toekomstige verzilting van innamepunten voor de drinkwatervoorziening. Dit gebeurt met inachtname van de wettelijke bepalingen uit de Drinkwaterwet.

5. Klimaatbestendig boeren

Als gevolg van klimaatverandering heeft de landbouw steeds vaker te maken met weersextremen en verzilting, waardoor ondernemers geconfronteerd worden met te veel of juist een tekort aan (schoon) zoetwater, waarmee schade aan gewassen en oogst optreedt. Alhoewel de problematiek per regio kan verschillen, hebben dergelijke gebeurtenissen invloed op de financiële weerbaarheid en het toekomstperspectief van een landbouwbedrijf.

Om de ondernemers en bedrijven in de landbouw te ondersteunen om klimaatbestendiger te worden, heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) op 23 november 2018 (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 63) over de LNV-beleidsinzet naar aanleiding van de droogte in het groeiseizoen van 2018 aan uw Kamer aangekondigd dat voor de zomer van 2019 een meerjarig Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw gereed is. De voorstellen van de indieners over klimaatbestendig boeren worden meegenomen bij de ontwikkeling van het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw.

Onderwerpen die aandacht krijgen zijn zoetwaterbeschikbaarheid, zuinig watergebruik, watervasthoudend vermogen van de bodem, robuuste gewassen en teeltsystemen, hittestress bij dieren en hoe boeren van elkaars ervaringen kunnen leren met maatregelen op het boerenerf. Bij de ontwikkeling van dit actieprogramma vindt afstemming plaats met onder meer de Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) en het bijbehorende uitvoeringsprogramma (UP-NAS), de deltaprogramma’s Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) en Zoetwater (DPZW) en het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW), alsook het Nationaal Programma Landbouwbodems en Programma Kringlooplandbouw van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Tot slot kan ik uw Kamer meegeven dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) op dit moment een onderzoek laat uitvoeren naar mogelijkheden om landschapselementen in het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB, 2021–2027), waarover de onderhandelingen lopen in Brussel, beter te beschermen. Zodra de uitkomsten van het onderzoek gereed zijn, zullen deze door de Minister van LNV, naar verwachting in het najaar, met uw Kamer worden gedeeld. Tegelijk is het Ministerie van LNV in overleg met de provincies om te kijken wat nu al gedaan kan worden om landschapselementen beter te beschermen, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de motie van het Kamerlid de Groot (gewijzigde motie, Kamerstuk 33 576, nr. 148).

6. Kustbescherming

Het is nog onzeker hoe snel en hoe veel de zeespiegel gaat stijgen. Het pleidooi uit de initiatiefnota (Kamerstuk 35 140, nr. 2) om daar oplossingen voor te zoeken door met de natuur te werken herkent dit kabinet. Tegelijkertijd zijn er nog veel onzekerheden over welke oplossingen nodig en werkbaar zijn en wanneer maatregelen moeten worden genomen. Ik zal uw Kamer voor het Algemeen Overleg Water van 20 juni informeren over het (nieuw op te zetten) kennisprogramma zeespiegelstijging.

Dit kabinet constateert dat onzekerheden pas toenemen na 2050. Het voorstel uit de initiatiefnota om kustbeschermingsgebieden landinwaarts uit te breiden is nu dan ook nog niet aan de orde. Het kennisprogramma zeespiegelstijging richt zich op de impact van zeespiegelstijging in brede zin, zoals waterveiligheid, zoetwatervoorziening, zoutindringing en verzilting. Dit kabinet ziet vanzelfsprekend het belang om in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) te borgen dat er voldoende ruimte wordt gereserveerd voor toekomstige waterveiligheidsmaatregelen. In de provincies Noord- en Zuid-Holland wordt ruimtelijk onderzoek hiernaar opgestart. Dit biedt een kans voor samenwerking tussen Rijk en regio.

In aansluiting op uw voorstel voor zeewaartse verbreding van de kustbeschermingsgebieden onderzoeken overheden en kennisinstituten in het onderzoeksprogramma Kustgenese 2.0 gezamenlijk de toekomstgerichte bescherming van de kust met zand. Daaruit volgen in 2020 adviezen omtrent hoeveel, hoe vaak en waar zand nodig is. Daarbij zal goed gekeken worden naar de lokale situatie. Veel oplossingen zijn namelijk situationeel en werken niet op alle plekken. Dit kabinet is van mening dat dat ook geldt voor het project »Rijke Dijken». Dit project is nu met name van belang voor regionale oplossingen in de Waddenzee, Eems-Dollard en zuidwestelijke Delta.

7. Bestuurlijke paragraaf

In de bestuurlijke paragraaf pleit u voor een «leidende, overkoepelende en coördinerende rol« van de Deltacommissaris op het gebied van klimaatadaptie om Nederland toekomstbestendig te maken. De Deltacommissaris heeft voor het Deltaprogramma een adviserende, signalerende en verbindende rol. Hij brengt partijen bij elkaar, signaleert waar het stroef loopt en brengt elk jaar de voortgang van het programma in beeld. Het Deltaprogramma is een samenwerking van alle overheden. Op Prinsjesdag ontvangt uw Kamer deze voortgang in het jaarlijkse Deltaprogramma. Ik ben eindverantwoordelijk voor het Deltaprogramma en ben tevens coördinerend bewindspersoon voor klimaatadaptatie in de breedte namens het kabinet, zoals vastgelegd in de Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS).

Daar waar naast het Deltaprogramma meer inzet op klimaatadaptatie nodig is, ligt het voortouw voor actie vaak bij andere departementen. Zo werkt de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan een Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw, en een Actieprogramma klimaatadaptatie natuur. Daarin wordt de verbinding gelegd met het Deltaprogramma. Daarnaast gaat het in deze actieagenda ook om effecten van klimaatverandering die niet direct aan water zijn gerelateerd, zoals een toename van dierziekten of exoten door hogere temperaturen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betrekt klimaatadaptatie bij de toekomstige woningbouwopgave en bijvoorbeeld het programma aardgasvrij.

Ten aanzien van het voorstel van D66 om de geborgde zetels voor landbouw af te schaffen verwijst dit kabinet naar mijn toezegging in het droogtedebat van 13 februari 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 53, item 8), dat een inhoudelijke discussie over het stelsel van de geborgde zetels op een ander moment gevoerd zal worden. Ik heb toegezegd dat rond 2021 te doen, zodat die discussie tijdig is afgerond voor de waterschapsverkiezingen in 2023. Ik maak hiervoor ook gebruik van het advies van de Adviescommissie Water8 over dit onderwerp.

8. Financiële paragraaf

In de initiatiefnota (Kamerstuk 35 140, nr. 2) stellen de Kamerleden dat de gevolgen van klimaatverandering en het aanpassen van onze leefomgeving daarop geld gaat kosten, en dat dat ook extra investeringen vraagt. Voor een aantal opgaven kan worden geput uit het Deltafonds, namelijk waterveiligheid, zoetwater, waterkwaliteit. Na wijziging van de Waterwet kunnen ook bijdragen aan decentrale overheden worden verstrekt voor maatregelen tegen wateroverlast. Naar verwachting treedt deze wijziging in januari 2021 in werking. In het deltafonds worden de budgetten meerjarig geprogrammeerd.

Met het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie heb ik afspraken gemaakt over de financiële inzet voor de aanpak van ruimtelijke adaptatie, waaronder wateroverlast. De inzet van het Rijk is in totaal circa € 300 miljoen euro in de komende jaren, waarvan € 20 miljoen in 2019 en 2020 voor onder meer de uitvoering van een aantal pilots en de procesondersteuning van regionale overheden bij het uitvoeren van stresstesten en het voeren van risicodialogen. De decentrale overheden zetten in op een gezamenlijke bijdrage van € 300 miljoen bovenop de reguliere investeringen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


  1. Kamerstuk 35 141, nr. 3↩︎

  2. Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2274↩︎

  3. Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1184↩︎

  4. Kamerstuk 27 625, nr. 468↩︎

  5. www.onswater.nl↩︎

  6. https://ruimtelijkeadaptatie.nl/actueel/actueel/nieuws/2018/financiele-prikkels/↩︎

  7. Beleidsnota Drinkwater, 2014 (Kamerstuk 27 625, nr. 316)↩︎

  8. https://www.rli.nl/publicaties/2015/advies/advies-waterschapsbestuur↩︎