Antwoord op vragen van de leden Van den Hul en Nijboer over het bericht dat de doorstroming vanuit de vrouwenopvang naar huurwoningen problematisch verloopt
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2019D27106, datum: 2019-06-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20182019-3200).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Mede namens: H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderdeel van zaak 2019Z09989:
- Gericht aan: H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Gericht aan: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Indiener: K.A.E. van den Hul, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: H. Nijboer, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
3200
Vragen van de leden Van den Hul en Nijboer (beiden PvdA) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat de doorstroming vanuit de vrouwenopvang naar huurwoningen problematisch verloopt (ingezonden 20 mei 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 25 juni 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Doorstromen naar huurwoning problematisch»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Wat is uw reactie op het bericht?
Erkent u dat er sprake is van woningnood en een groot tekort aan sociale huurwoningen? Deelt u de analyse dat dit grote tekort doorstroming van de maatschappelijke opvang voor vrouwen naar een huurwoning bemoeilijkt?
Antwoord 2, 3
Lokale druk op de woningmarkt kan het vrouwen en mannen die na een verblijf in de maatschappelijke opvang (waaronder de vrouwenopvang) er aan toe zijn zelfstandig (al dan niet begeleid) te gaan wonen bemoeilijken een passende woning te vinden. In alle segmenten van de woningmarkt zijn momenteel tekorten, op lokaal niveau verschillen die sterk. Ik ben daarom volop bezig met maatregelen op alle terreinen van de woningmarkt. Zo werk ik aan de uitvoering van de Nationale woonagenda, woondeals in gebieden met de meeste druk op de woningmarkt, en de stimuleringsaanpak flexwonen om te zorgen voor meer tijdelijke woonruimte voor spoedzoekers.
Gemeenten en woningcorporaties hebben de mogelijkheid slachtoffers van huiselijk geweld op diverse wijzen voorrang voor vervolghuisvesting te geven. Indien een gemeente gebruik maakt van een huisvestingsverordening waarin urgentiecategorieën zijn bepaald, dan behoren «personen die in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen, die in verband met problemen van relationele aard of geweld verblijven» (blijf-van-mijn-lijf huizen) volgens artikel 12 van de Huisvestingswet in ieder geval tot de urgente woningzoekenden. Gemeenten die geen huisvestingsverordening met urgentiecategorieën hebben, kennen vaak wel een urgentieregeling die uitgevoerd wordt door woningcorporaties. Ook dan kunnen vrouwen uit de vrouwenopvang voorrang krijgen op huisvesting. Bijvoorbeeld als uitvoering van prestatieafspraken tussen gemeenten, woningcorporaties en huurdersorganisaties. Uit recent onderzoek2 bleek dat 72%3 van de ondervraagde corporaties cliënten die (tijdelijk) hebben verbleven in instellingen voor maatschappelijke opvang (bijvoorbeeld daklozenopvang, blijf-van-mijn-lijf-huis of geestelijke gezondheidszorg) met voorrang huisvesten in hun werkgebied.
Vraag 4
Is bekend hoe groot de tekorten aan opvangplekken in de vrouwenopvang zijn, mede als gevolg van de achterblijvende doorstroom vanuit de opvang naar sociale huurwoningen?
Antwoord 4
Er is geen landelijk beeld van de (eventuele) tekorten aan opvangplekken in de vrouwenopvang. Gemeenten zijn op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) verantwoordelijk voor het bieden van opvang aan slachtoffers van huiselijk geweld. In de praktijk wordt dit uitgevoerd door 35 centrumgemeenten Vrouwenopvang. De 35 centrumgemeenten zijn mede namens hun regiogemeenten opdrachtgever voor de vrouwenopvang in hun regio. Slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling kunnen echter vanwege veiligheidsredenen niet altijd in hun eigen regio worden opgevangen. Daarom zijn de gemeenten gezamenlijk verantwoordelijk voor het in stand houden van een goed landelijk stelsel waarin slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling die wegens veiligheidsredenen niet in hun eigen regio kunnen worden opgevangen, in een andere regio kunnen worden opgevangen. Gemeenten hebben hierover afspraken gemaakt in het «Beleidskader landelijke in-, door- en uitstroom crisisopvang & opvang in acute crisissituaties van slachtoffers huiselijk geweld in de vrouwenopvang».
Vraag 5
Welke maatregelen bent u bereid te nemen om voldoende opvangplekken te waarborgen?
Antwoord 5
Zoals gezegd, gemeenten zijn verantwoordelijk voor het bieden van veilige opvang aan slachtoffers van huiselijk geweld. Gemeenten krijgen hiervoor een financiële bijdrage via de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang. De vrouwenopvang is een belangrijk onderdeel van de aanpak van huiselijk geweld. Het is van belang om ons te realiseren dat niet alle slachtoffers van huiselijk geweld die bescherming zoeken terecht komen in de opvang. Een steeds groter aantal van deze slachtoffers wordt in een thuisomgeving ambulant begeleid. Dit is in het belang van vrouwen. Instellingen voor vrouwenopvang kunnen deze ambulante begeleiding bieden. Wanneer de veiligheid van slachtoffers ernstig in het geding is, is opvang in een instelling noodzakelijk. Slachtoffers kunnen dan tot rust komen en werken aan hun weerbaarheid en herstel, samen met hun kinderen. Het is daarom belangrijk dat wanneer de veiligheid in gevaar is door huiselijk geweld, dat men terecht kan in de opvang. Desalniettemin is het ook in die gevallen in het belang van vrouwen en kinderen dat de periode in de opvang niet langer duurt dan nodig en dat zij kunnen doorstromen naar een woning wanneer de situatie weer voldoende veilig is. In de rapporten van de Ombudsman «Vrouwen in de knel. Een onderzoek naar knelpunten in de vrouwenopvang» en «Vrouwen uit de knel? Het vervolg» worden knelpunten geschetst waar vrouwen in de opvang tegenaanlopen, onder andere bij de uitstroom uit de opvang. In de antwoorden hieronder ga ik in op hoe deze knelpunten momenteel worden opgepakt.
Vraag 6
Wat vindt u ervan dat vrouwen die mishandeld zijn nergens terecht kunnen? Wat kan en wilt u eraan doen dat zij zo snel mogelijk fatsoenlijk kunnen wonen?
Antwoord 6
Ik heb geen signalen ontvangen dat vrouwen die mishandeld zijn nergens terecht kunnen. Slachtoffers van huiselijk geweld hebben recht op veilige opvang. Zoals gezegd kan dit op verschillende manieren worden vormgegeven, in een thuissituatie met ambulante begeleiding of wanneer de veiligheid ernstig in het geding is in een opvanginstelling. Gemeenten zijn op grond van de Wmo 2015 verantwoordelijk voor het bieden van veilige opvang.
Zoals hierboven ook benadrukt, hebben gemeenten en woningcorporaties de mogelijkheid slachtoffers van huiselijk geweld na een verblijf in de opvang op diverse wijzen voorrang voor vervolghuisvesting te geven en wordt dit ook in veel gemeenten toegepast. Wij stimuleren dat partijen lokaal (prestatie)afspraken maken over de huisvesting van mensen uit de maatschappelijke opvang (waaronder de vrouwenopvang). Uit het rapport «Vrouwen in de knel. Een onderzoek naar knelpunten in de vrouwenopvang» van de Nationale ombudsman uit 2017 bleek dat er een aantal knelpunten speelt bij de uitstroom richting zelfstandig (begeleid) wonen. Recent heeft de Minister van VWS ter verduidelijking van het beleid de wethouders van de centrumgemeenten vrouwenopvang door middel van een brief4 geïnformeerd over de mogelijkheden die de huidige wet- en regelgeving aan gemeenten biedt om deze knelpunten aan te pakken.
Vraag 7, 8
Heeft u kennisgenomen van het rapport van de Ombudsman, «Vrouwen in de knel – het vervolg,»? Wat is uw reactie op het rapport? Deelt u de conclusies? Welke verbeteringen en verslechteringen ten opzichte van het rapport uit 2017 schetst het nieuwe rapport?
Welke aanbevelingen uit «Vrouwen in de knel» van juli 2017 heeft u overgenomen en uitgevoerd? Wat is daarvan het resultaat? Gaat u de overige aanbevelingen alsnog overnemen en uitvoeren?
Antwoord 7, 8
Ja, ik heb kennisgenomen van beide rapporten van de Ombudsman. De Nationale ombudsman geeft in zijn rapport «Vrouwen in de knel. Een onderzoek naar knelpunten in de vrouwenopvang» uit juli 2017 aan tegen welke knelpunten vrouwen aanlopen wanneer zij gebruik maken van de vrouwenopvang. Mede naar aanleiding van het rapport van de Nationale ombudsman en het rapport «Moeder en kind verlaten de vrouwenopvang: (wie) is dat een zorg?» van het Toezicht Sociaal Domein/Samenwerkend Toezicht Jeugd uit mei 2017 hebben gemeenten en het kabinet de nodige acties in gang gezet. Zo is er een werkgroep die zich bezig houdt met de aanpak van knelpunten op landelijk niveau en een werkgroep die zich richt op de knelpunten op gemeentelijk niveau. De Minister van VWS heeft u hier met de 1e voortgangsrapportage van het programma Geweld hoort nergens thuis5 over geïnformeerd. Beide werkgroepen werken aan het maken van praktische afspraken. In de Commissiebrief van 19 april 2019 heeft de Minister van VWS u geïnformeerd over de laatste stand van zaken van beide werkgroepen6.
Aangezien het gaat om ingewikkelde vraagstukken die niet van de ene op de andere dag zijn op te lossen, kosten de oplossingen tijd. De eerste verbeteringen zijn zichtbaar, zoals ook de Nationale ombudsman constateert in zijn rapport «Vrouwen uit de knel? Het vervolg». Maar, zoals de Nationale ombudsman ook terecht constateert, is verdere actie noodzakelijk. De Nationale ombudsman noemt enkele belangrijke aandachtspunten voor het vervolg die mee worden genomen in de daarvoor ingerichte trajecten. De Minister van VWS zal uw Kamer hierover op korte termijn nader informeren.
Vraag 9, 10
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat vrouwen in de vrouwenopvang in financiële problemen worden gebracht door het terugvorderen van de huurtoeslag? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid maatregelen te treffen om te voorkomen dat de huurtoeslag bij deze vrouwen wordt teruggevorderd en vrouwen te compenseren bij wie dit reeds is gebeurd?
Antwoord 9, 10
Omdat het kabinet het onwenselijk vindt dat vrouwen die na een verblijf in de maatschappelijke opvang of blijf-van-mijn-lijfhuizen zelfstandig (begeleid) gaan wonen, als gevolg van terugvorderingen van huurtoeslag soms in de financiële problemen komen, is naar een oplossing gezocht. Op 3 juni jl. informeerde ik uw Kamer per brief7, mede namens de staatssecretarissen van VWS en Financiën, over welke oplossing inmiddels is gevonden voor deze problematiek van terugvorderingen van huurtoeslag.
https://www.woonbond.nl/nieuws/doorstromen-huurwoning-problematisch↩︎
RIGO (2019) Stand van de woonruimteverdeling.↩︎
72% van de ondervraagde corporaties geeft dit aan. Van de 318 aangeschreven woningcorporaties hebben 189 de vragenlijst volledig ingevuld: een respons van 59,4%.↩︎
Brief «Stand van zaken knelpunten in de vrouwenopvang». Raadpleegbaar via https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brieven/2019/04/19/stand-van-zaken-knelpunten-in-de-vrouwenopvang. Bijlage bij TK, 2018/2019, 28 345, nr. 208↩︎
Kamerstuk 28 345, nr. 206↩︎
Kamerstuk 28 345, nr. 208↩︎
Kamerstuk 29 325, nr. 98↩︎