Antwoord op vragen van het lid Alkaya over het depositogarantiestelsel
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2019D27868, datum: 2019-06-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20182019-3246).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.B. Hoekstra, minister van Financiën (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2019Z11431:
- Gericht aan: W.B. Hoekstra, minister van Financiën
- Indiener: M.Ö. Alkaya, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
3246
Vragen van het lid Alkaya (SP) aan de Minister van Financiën over het depositogarantiestelsel (ingezonden 6 juni 2019).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 28 juni 2019).
Vraag 1
Wat is uw reactie op de stelling van het Centraal Planbureau (CPB) in de Risicorapportage Financiële markten 2019 dat het sparen en betalen voor het gros van de consumenten veilig is onder het depositogarantiestelsel (DGS)?1
Antwoord 1
Het DGS garandeert de veiligheid van het spaargeld van depositohouders per bank tot EUR 100.000. De garantie geldt voor de meeste rekeninghouders en bijna alle soorten rekeningen. Hierdoor verzekert het DGS een zeer aanzienlijk deel van de spaargelden van consumenten. Door het DGS gedekte deposito’s zijn verder van bail-in. Op grond van de recente afspraken in het bankenpakket tellen de deposito’s ook niet mee voor de MREL-buffers. Daarom kan ik mij vinden in de stelling van het CPB dat het sparen en betalen voor het gros van de consumenten veilig is onder het depositogarantiestelsel.
Vraag 2, 3, 4, 5
Denkt u dat een fonds, dat tot en met 2024 geleidelijk wordt gevuld tot uiteindelijk 0,8% van het gedekte spaargeld, voldoende zal zijn om het spaargeld van alle klanten (tot de grens van 100.000 euro) volledig te garanderen in een situatie waarin één of meer grote systeembanken, zoals ING, ABN AMRO en Rabobank, zouden omvallen? Waarop baseert u uw antwoord en bent u, als dit nog niet voorhanden is, bereid een dergelijk scenario te laten uitwerken?
Wie zal er uiteindelijk opdraaien voor de kosten als in een toekomstige crisissituatie noch het DGS-fonds voldoende blijkt te zijn om al het gedekte spaargeld van mensen te garanderen, noch het «bail-in»-mechanisme waarin grote spaarders, obligatie- en aandeelhouders eerst verliezen nemen? Wordt er rekening gehouden met dit scenario?
Acht u het aannemelijk dat tijdens een financiële crisis andere (systeem)banken kunnen meebetalen aan het DGS, terwijl zij zelf het geld dan hard nodig zullen hebben? Hoe realistisch acht u het scenario dat De Nederlandsche Bank (DNB) de kosten uiteindelijk kan verhalen bij de aan het DGS deelnemende instellingen?
Kunt u uitsluiten dat het Ministerie van Financiën of een andere overheidsinstelling in een dergelijk crisisscenario zal inspringen om het tekort dat bij DNB kan ontstaan vanwege DGS aan te vullen? Zo niet, deelt u dan de constatering dat Nederlandse burgers uiteindelijk zelf met belastinggeld garant staan voor het eigen spaargeld?
Antwoord 2, 3, 4, 5
De doelomvang van het Nederlandse Depositogarantiefonds (DGF) is op dit moment 0,8% van de door het DGS gegarandeerde deposito’s. Per definitie heeft een DGF dus niet voldoende in kas om alle gegarandeerde deposito’s direct uit het fondsvermogen te kunnen voldoen. Dit is ook niet nodig omdat het DGF nooit tegelijkertijd alle gegarandeerde deposito’s zal moeten uitbetalen.
Het is lastig op voorhand uitspraken te doen over een scenario waarin een groot beroep wordt gedaan op het DGF dat niet direct kan worden opgevangen door de sector zelf. Daarin speelt mee dat resolutie via de Europese afwikkelingskaders is beoogd voor scenario’s waarin een grote systeembank omvalt of dreigt om te vallen. Wanneer een bank in resolutie wordt geplaatst, is een aanspraak op het DGS niet waarschijnlijk. Het is echter aan de resolutieautoriteit (Single Resolution Board) om te bepalen of resolutie aan de orde is. De resolutieautoriteit kan besluiten om een bank in resolutie te plaatsen wanneer er sprake is van een openbaar belang en er geen alternatieve oplossingen meer mogelijk zijn, zoals een private oplossing. Er wordt dan een beroep gedaan op investeerders en achtergestelde schuldhouders via bail-in. Mocht dit nog niet voldoende zijn, dan kan er onder bepaalde voorwaarden gebruik worden gemaakt van het gemeenschappelijke resolutiefonds (Single Resolution Fund, SRF). Het SRF is een door de Europese bankensector gevuld fonds dat beoogt te voorkomen dat belastinggeld nodig is om banken af te wikkelen.2
Na de crisis zijn er verbeteringen doorgevoerd in de methodiek van het DGS. Zo wordt het DGF ex ante gevuld door banken om zoveel mogelijk te voorkomen dat banken juist in moeilijke tijden om een bijdrage gevraagd worden. Ook doen depositogarantiestelsels op grond van Europese regels stresstesten om de weerbaarheid van hun stelsels te toetsen.3 Indien de beschikbare financiële middelen in het DGF toch ontoereikend zijn om uitkeringen te doen, betalen banken buitengewone ex post bijdrages tot een maximum van 0,5% van de aangehouden gegarandeerde deposito’s van een bank. Voorts kan het DGF financiering van derden aantrekken. Het Nederlandse DGF heeft in dit kader een kredietlijn afgesloten met een consortium van vier Nederlandse banken. Dit vergroot de financieringscapaciteit van het DGS verder. Bovendien is er nog de mogelijkheid om op vrijwillige basis van DGSen in andere lidstaten te lenen. Ook zal een toekomstig EDIS de financieringscapaciteit aanzienlijk doen toenemen. Het is uiteindelijk aan de banken zelf om het DGS weer te vullen en eventuele leningen en voorschotten terug te betalen zodra terugbetaling de liquiditeit/solvabiliteit van individuele instellingen dat toelaat.
Ondanks deze verdedigingslinies kan niet volledig worden uitgesloten dat in het uiterste geval een beroep op de overheid wordt gedaan om voorfinanciering te verstrekken gedurende een bepaalde periode. Door de maatregelen die de afgelopen jaren zijn getroffen, is de kans op zo’n scenario verkleind. Het gaat dan om de strengere liquiditeits- en kapitaaleisen met daarbovenop de aangescherpte eisen voor verliesabsorberend kapitaal en bail-in, eventueel nog aangevuld met middelen vanuit het SRF.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het DGS dus weliswaar een geschikt middel kan zijn om klanten niet de dupe te laten zijn van een specifiek probleem bij een individuele bank, maar waarschijnlijk ongeschikt zal blijken te zijn bij een systeemcrisis, tenzij de belastingbetaler toch bereid is uiteindelijk op te draaien voor de kosten?
Antwoord 6
Het DGF zal in isolatie niet voldoende zijn om een zware «bankrun» bij een of meerdere systeembanken te beantwoorden. Daarom zijn er behalve de ex ante financiering van het DGS meerdere verdedigingslinies opgeworpen om ook in een crisis te kunnen beschikken over voldoende middelen (zie eerdere antwoorden). Verder gelden er tegenwoordig hogere liquiditeits- en kapitaaleisen en is er sprake van beter toezicht op de banken, zodat een dergelijk doemscenario zich niet snel zal voordoen. Ik ben het niet eens met de veronderstelling van de vraagsteller dat de belastingbetaler per definitie opdraait voor de kosten van het DGS in een zware systeemcrisis. Zelfs als de overheid – na uitputting van alle private financieringsbronnen – over zou gaan tot een (gedeeltelijke) voorfinanciering, dan zal deze in alle gevallen de opgeschorte ex post bijdragen verhalen op de banken zodra de solvabiliteit/liquiditeit van een individuele instelling niet langer bedreigd wordt. De preferente positie van het DGS zorgt er verder voor dat een DGS na herwinning van de boedel in faillissement niet snel verlies leidt. Daarmee is het DGS meer een middel om tijdelijk liquiditeit te geven aan gedekte spaarders dan om verliezen te dekken.
https://www.cpb.nl/risicorapportage-financiele-markten-2019↩︎
Zie artikel 109 in de Richtlijn 2014/59/EU van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de totstandkoming van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (PbEU 2014, L 173).↩︎
Richtlijn 2014/49/EU van het Europees parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (PbEU 2014, L 173).↩︎