Initiatiefnota’s “Droge voeten” en “Veen red je niet alleen” (ongecorrigeerd stenogram)
Stenogram
Nummer: 2019D28782, datum: 2019-07-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2019-07-01 10:30: Initiatiefnota’s “Droge voeten” en “Veen red je niet alleen” (Notaoverleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Initiatiefnota’s "Droge voeten" en "Veen red je niet alleen" van de leden Bromet en De Groot
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat hebben op 1 juli 2019 overleg gevoerd met mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat, en mevrouw Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, over:
de initiatiefnota van de leden De Groot en Bromet: "Droge Voeten: Voor een klimaatbestendig Nederland" (35140);
de initiatiefnota van de initiatiefnota van de leden Bromet en De Groot: "Veen red je niet alleen" (35141);
de brief van het lid Bromet d.d. 28 mei 2019 inzake verwerking van de reactie van LTO Nederland op de initiatiefnota "Veen red je niet alleen" door de initiatiefnemers leden Bromet (GL) en De Groot (D66) (2019Z10646);
de brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 juni 2019 inzake kabinetsreactie op de initiatiefnota van de leden De Groot en Bromet: "Droge Voeten: Voor een klimaatbestendig Nederland" (Kamerstuk 35140) (35140, nr. 14);
de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 20 juni 2019 inzake kabinetsreactie op de initiatiefnota van de leden Bromet en De Groot: "Veen red je niet alleen" (35141, nr. 3).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en
Waterstaat,
Agnes Mulder
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit,
Kuiken
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en
Klimaat,
Diks
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en
Waterstaat,
Israel
Voorzitter: Agnes Mulder
Griffier: Schuurkamp
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Van Brenk, Bromet, Remco Dijkstra, Geurts, De Groot, Van Kooten-Arissen, Kröger, Moorlag, Agnes Mulder, Schonis en Stoffer,
en mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat, en mevrouw Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Aanvang 10.33 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Hartelijk welkom bij de vaste commissie voor Infrastructuur
en Waterstaat en ook de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit. Vandaag is het notaoverleg over de initiatiefnota's
"Droge Voeten: Voor een klimaatbestendig Nederland" van de leden De
Groot en Bromet, en "Veen red je niet alleen" van de leden Bromet en De
Groot. Aanwezig zijn de minister van Infrastructuur en Waterstaat,
mevrouw Van Nieuwenhuizen, en de minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit, mevrouw Schouten. Hartelijk welkom aan hen en hun
mensen. De ministers van IenW en LNV zijn vandaag aanwezig als
adviseurs.
De nota's zijn op 12 februari 2019 aangeboden aan de Tweede Kamer. Op 24
april 2019 hebben de leden De Groot en Bromet tijdens een technische
briefing de nota's ook al toegelicht. De heer Geurts heeft toen verzocht
om een reactie van de initiatiefnemers op de verwerking van de punten
van LTO; die staat ook op de agenda. Op 20 juni 2019 heeft de Kamer de
kabinetsreactie op beide initiatiefnota's ontvangen. De sprekersvolgorde
die we vandaag hanteren, is conform de begrotingsbehandeling. Natuurlijk
zullen er interrupties zijn, verwacht ik. Ik stel voor om vier vragen
mogelijk te maken per fractie in de eerste termijn. Het is aan de leden
hoe ze die vier vragen invullen, of ze er eentje willen doen of twee
achter elkaar of in één keer alle vier achter elkaar, als ze door willen
vragen. Dat is helemaal aan u.
Natuurlijk echt heel erg hartelijk welkom aan de initiatiefnemers, want
dit zijn altijd pittige processen, kan ik ook uit ervaring zeggen. Het
is heel mooi dat Kamerleden hier het initiatief toe nemen en ook hun
medewerkers, want dit red je niet zonder hele goede krachten om je heen.
Dus allemaal van harte welkom. Dan geef ik als eerste het woord aan de
PVV, maar die is er niet. Dus dan gaan we naar de VVD. U heeft in eerste
termijn acht minuten voor uw bijdrage. Het woord is aan de heer
Dijkstra.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Goedemorgen. Dank u, voorzitter. Ik dank de initiatiefnemers, mevrouw
Bromet en de heer De Groot, voor alle moeite die zij hebben gedaan om
deze twee initiatiefnota's te maken. Een woord van dank, omdat het
altijd mooi is als politieke partijen hun standpunten kenbaar maken en
daarover met de rest ook in debat willen gaan.
Voorzitter. De initiatiefnota's die voorliggen zijn "Droge voeten" van
D66 en "Veen red je niet alleen" van GroenLinks. Nederland is een
waterrijk land. Kust, rivieren, polderlandschap: we genieten er
dagelijks van. Nederland ligt voor een groot deel ook onder de
zeespiegel, dus we moeten ons goed rekenschap geven van de dreiging van
het water en daarmee omgaan. We moeten veilig kunnen wonen, veilig
kunnen werken en we moeten ons dus ook blijven beschermen tegen het
water. De belangrijkste voorwaarde voor een goede inrichting van ons
land zijn droge voeten en zo min mogelijk wateroverlast. Precies daar
gaan deze notities ook over. De VVD wil blijven zorgen voor goede
bescherming tegen overstromingen. Dat betekent dat we blijven investeren
in onze dijken, in onze duinen en in onze keringen. Investeringen in
waterveiligheid zijn altijd leidend daarbij. En natuurlijk is het
verstandig om Nederland goed klaar te maken voor de volgende eeuw en de
toekomst, tegen klimaatverandering en de elementen daarvan.
Nederland is wereldwijd reeds koploper op het gebied van
watermanagement. We investeren jaarlijks 1,4 miljard in onze
waterwerken, maar ook de verzakking van veenweidegebieden is een
serieuze uitdaging. Ons land bestaat voor ongeveer 9% uit
veenweidegebieden, waarop intensief gebouwd en verbouwd wordt. Door
oxidatie krimpt het veen en ontstaat er schade. De uitstoot staat
gelijk, zo heb ik begrepen, aan ongeveer 2 miljoen personenauto's. In
het voorjaar van 2018 viel er veel regen, wat overlast opleverde. Daarna
volgde de lange warme periode van de zomer, waarbij ook een watertekort
ontstond. De bodem zakte nog sneller in dan eerder verwacht. De vraag is
nu hoe we daar in de toekomst mee omgaan en deze voorstellen geven daar
een aanzet toe.
Tegelijkertijd hebben we vrijdag kennis kunnen nemen van de uitkomsten
van het klimaatpakket. Ik heb het vanmorgen nog hier geprint. Een enorm
pakket, waarin ook de veenweidegebieden serieus genoemd worden en er
extra geld voor wordt vrijgemaakt, evenals voor klimaatadaptatie. Hoe
kijken de initiatiefnemers tegen dit klimaatpakket aan en tegen de
voorstellen die daarin staan? Is het genoeg? Is het niet genoeg? Waar
zou u eventueel nog andere accenten leggen? Voor de VVD is het van
belang dat de voorstellen die u doet, niet conflicteren met het gesloten
klimaatpakket of een kop op beleid betekenen. Kan ik daar ook van
uitgaan, zo vraag ik aan de initiatiefnemers. En nogmaals waardering dat
jullie dit hebben opgesteld.
Voor de reductiedoelstellingen van broeikasgassen sluit ik zelf, als
VVD'er, aan bij de reactie van het kabinet. Wat kun je eventueel met
CO2-credits, vraag ik aan de minister van Landbouw.
De uitdaging van bodemdaling of droge voeten is niet nieuw. Ook de
vorige kabinetten waren hiermee bezig en er zijn tal van projecten en
pilots om de problematiek van bodemdaling en wateroverlast het hoofd te
bieden.
Klimaatadaptatie is een flinke opgave. De nota Droge Voeten benadrukt
dit. Er zal steeds meer nadruk komen te liggen op het klimaatbestendig
maken en waterrobuust inrichten, zoals ze dat mooi noemen, van
Nederland. Ook is er aandacht voor het tegengaan van methaanuitstoot in
de landbouw en wordt er in samenwerking met waterschappen en betrokken
boeren geëxperimenteerd met flexibel peilbeheer. Verder is onderzoek
nodig naar onderwaterdrainage en in samenwerking met de boeren wordt er
nabij Natura 2000-gebieden bekeken of agrarisch natuurbeheer een
bijdrage kan leveren aan minder intensief landgebruik en daarmee ook aan
de klimaatopgave en natuurherstel. Het kabinet compenseert boeren en
benut daarbij de mogelijkheden uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid,
zo heb ik begrepen. De VVD vindt dat het altijd een lokale afweging moet
zijn om natuurlijk waterbeheer en adaptatie vast te leggen als
uitgangspunt voor ruimtelijk beleid. Voor ons hoeft dat dus niet in de
NOVI, de Nationale Omgevingsvisie. Graag een reactie van de
initiatiefnemers waarom zij denken dat dit wel generiek van bovenaf
opgelegd moet worden.
Van een vergroeningscampagne om met subsidies of andere methoden daken
en huizen te vergroenen, zijn wij geen voorstander. Zeker niet als het
gaat om subsidies, want daar houden we gewoon niet zo van. Voorlichting
en bewustwording vinden wij als VVD veel beter. Vooral innovatie is de
sleutel om enerzijds onze levenswijze te behouden en anderzijds de
kwaliteit te verbeteren. Een omslag, ook in het boerenbedrijf zelf, kan
en mag, maar mag nooit opgelegd of geforceerd worden. Nieuwe gewassen
bieden beslist kansen. Die beweging moet vooral van onderop, van de boer
zelf, komen. Hoe kijken de initiatiefnemers daartegenaan? Moet het
inderdaad vanuit de boer zelf komen of zeggen ze dat we dat wat meer
moeten afdwingen?
De VVD ziet graag een uitwerking van de recente innovaties op het gebied
van waterbeheer. Welke ondersteuning in R&D is denkbaar, vraag ik
aan met name de minister van Infrastructuur en Waterstaat. Welk
wetenschappelijk onderzoek loopt er nog of wordt er gestart en met welke
gewenste uitkomsten? De indieners pleiten voor een alternatieve
landbouwmethode in kwetsbare veengebieden. Dat is best ingewikkeld. In
ieder geval moet het renderen. Het moet geld opleveren, zegt de VVD. Het
moet veilig zijn en het mag ook niet te veel kosten. Hoe denken de
indieners over een dialoog met de mensen die het betreft? Heeft u dat
ook gedaan in het proces? Graag een reactie daarop. Hoe wordt het
karakteristieke cultuurhistorische landschap dat ons land zo kenmerkend
maakt, behouden? U kent het allemaal wel: de koe in de wei. Als je in de
trein of in de auto zit, zie je dat in heel Nederland.
We ontkennen als VVD dus niet dat er problemen zijn van bodemdaling en
dat die zeer groot kunnen zijn, maar de oplossingen moeten wel deugen.
Voor de VVD geldt dat het waterpeil volgt uit het gebruik, zoals het
altijd is geweest. Natuurlijk zijn er natuurbelangen en hebben die vele
voordelen, maar er zijn ook andere belangen. Hoe wegen de indieners het
natuurbelang versus het economisch belang?
De voorzitter:
En daarover is er een vraag van de heer Schonis van D66.
De heer Schonis (D66):
Ik hoorde de VVD zeggen: waterbeheer, watermanagement volgt het gebruik,
zoals het altijd al is geweest. Dat begrijp ik wel, alleen is het
probleem dat de bodem behoorlijk inklinkt door het gebruik van nu en het
gebruik dat er altijd al is geweest. Daardoor is er een acuut probleem,
namelijk schade door bodemdaling in stedelijk gebied. Ik hoor u zeggen:
"Ik wil stimuleren. Ik wil in dialoog. En ik wil subsidies eigenlijk
liever niet, want ik heb liever voorlichting." Maar is de VVD het met
ons eens dat we op enig moment naar wat meer sturende maatregelen moeten
gaan, omdat business as usual, zoals u propageert, niet meer helpt? Wij
moeten anders gaan denken over ons waterbeheer om te voorkomen dat heel
Holland zakt.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Bodemdaling is een serieus probleem, zowel in het veenweidegebied als in
de bebouwde omgeving. Beide hebben trouwens wel een andere oorzaak en
vragen dus een andere oplossing. De bodem daalt altijd als je er zware
huizen, gebouwen en infrastructuur op zet. In het landbouwgebied komt
het met name door de grondwaterstand die wij kunstmatig laaghouden, heb
ik begrepen. Daardoor ontstaat schade en daardoor komt er veen vrij. Wij
zijn ervoor om te experimenteren in pilots om te kijken wat je eraan
kunt doen. Maar het moet wel van onderop komen. Het moet wel zo zijn dat
de partijen die er dagelijks actief in zijn, nog steeds hun boterham
kunnen verdienen. Op het moment dat je gaat zeggen: u moet bepaalde
gewassen gaan telen waarvan we nog niet weten of het rendabel is, dan
help je een sector eigenlijk om zeep. Ik wil niet dat heel Nederland een
moeras wordt. Dat zult u ook niet willen, dus we moeten goed kijken hoe
we die balans kunnen vinden.
De heer Schonis (D66):
Een moeras waren we van origine; zo is het veen überhaupt ontstaan in
ons land. Maar goed, als u zegt dat we bepaalde economische activiteiten
en perspectief moeten kunnen blijven bieden aan de mensen die daar hun
boterham verdienen, zijn we dát met elkaar eens. Maar ik hoop ook dat de
VVD wat meer wil inzetten op meer sturing van bovenaf. Want alleen maar
van onderaf en alleen maar met dialoog zullen we het niet redden; we
moeten anders denken over ons waterbeheer. Zou u vanuit de VVD daar wat
meer open voor willen staan? Want met alleen dialoog redden we het niet,
vrees ik.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Nee, en daar kom ik nu op. De VVD is voor experimenten en voor innovatie
— dat moet D66 aanspreken — maar altijd in een balans tussen de gewenste
economische ontwikkelingen en de natuur. Beide zijn natuurlijk nodig. We
gaan niet terug naar de tijd van de Romeinen, toen half Nederland een
moeras was. De VDD zit ook niet te wachten op grote muggenplagen,
bijvoorbeeld. We hebben ons land niet voor niks zo gemaakt; dat is
gedaan met noeste arbeid. Actieve vernatting van het gebied is niet het
medicijn voor alles, dat is mijn boodschap.
De voorzitter:
Daarover heeft u een vraag van mevrouw Kröger, meneer Dijkstra.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Graag een reactie van de indieners op dit stukje.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Toch een vraag van mijn kant. Ziet de heer Dijkstra niet ook dat het
juist in het belang is van de boeren en van iedereen in die omgeving dat
er een integraal plan komt om met die verdroging om te gaan? Anders is
er namelijk sowieso een probleem op lange termijn, ook voor die boeren.
Het is dus juist vanuit hun gedacht om dit probleem op te lossen. Juist
als je opkomt voor de marktpositie van die boeren, moet je nú in actie
komen en niet zeggen: we laten het maar gebeuren.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
De VVD zoekt echt naar een balans, waarbij de boeren kunnen blijven
boeren, maar ook innoveren en vernieuwen. Ik kom niet alleen maar op
voor het belang van de boeren; ik zie ook wel andere belangen in het
gebied. En dat moet in balans met elkaar zijn.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik hoor de heer Dijkstra heel vaak het woord "balans" noemen. Dat is
natuurlijk een heerlijk woord op zich, alleen gaat deze nota er juist
over dat Nederland geconfronteerd wordt met een probleem en met de rol
die de overheid neemt om ervoor te zorgen dat boeren kunnen blijven
boeren maar ook de natuur beschermd wordt. Het gaat erom dat we dit
grote probleem het hoofd bieden. Is de heer Dijkstra het eens met de
schrijvers van deze nota dat dat vergt dat we actief iets gaan
doen?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Als u stelt dat er een enorm plan moet komen: er zijn natuurlijk al heel
veel plannen. Er is nu ook het klimaatakkoord, waarin behoorlijk wat
aandacht en middelen zijn gewijd aan de veenweidegebieden. Als u zegt
dat de overheid van bovenaf alles moet opleggen: dat kan nooit de
bedoeling zijn, volgens mij en is volgens mij ook niet de bedoeling van
de indieners van deze nota's. Een bepaalde regierol wel, maar ik geloof
veel meer in experimenten, in maatwerk en in kijken wat per gebied het
meest verstandig is. Dat je dan in bepaalde gebieden boeren uitkoopt en
natuur maakt van die gebieden: prima. Maar van andere gebieden zou ik
zeggen: dat is vruchtbare grond, dus ik wil graag dat boeren daar kunnen
blijven boeren. Dat moet ook mogelijk zijn. Ik geloof dus niet zo in een
blauwdruk van bovenaf voor heel Nederland of voor alle
veenweidegebieden. Ik geloof er veel meer in dat we kijken wat er nodig
is in welke situatie en hoe we dat met elkaar kunnen organiseren zonder
dat je het gaat afdwingen.
De voorzitter:
Daarmee vervolgt de heer Dijkstra zijn betoog.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Hoelang heb ik nog, voorzitter?
De voorzitter:
U zit op zes minuut twintig en u heeft acht minuten.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Prima. In het regeerakkoord staat ook dat er geëxperimenteerd wordt met
flexibel peilbeheer en verder onderzoek naar onderwaterdrainage. Hoe
staat het ermee? Dat vraag ik aan de ministers, denk ik. Ja.
Een landelijke aanpak tegen verzakking in bewoond gebied verdient
grondig onderzoek. Dat is echt een andere problematiek, die ongeveer 1,5
miljoen woningen treft. Het is gecompliceerd. Het bebouwd gebied past
ook niet goed bij deze nota's, heb ik dat goed begrepen van de
indieners? De oorzaken en gevolgen zijn immers anders, en de oplossingen
ook. Hoe denken de initiatiefnemers over de bebouwde omgeving? Erkennen
zij ook dat dit een zeer ingewikkeld punt is, dat je niet zomaar in één
keer kunt bepalen?
Hoe denkt het kabinet over verzakking in relatie tot bestaande
woningbouw? Welke innovaties zijn denkbaar en welke onderzoeksprojecten
zijn dus ook interessant? We staan natuurlijk niet stil met elkaar, maar
is het probleem van woningbouw en verzakking ook te fiksen? Wie moet dat
dan doen? Hoe gaan we het aanpakken?
Een herintroductie van het Hoogwaterbeschermingsprogramma zoals ik las,
zie ik niet zitten — dat is afgerond — en evenmin de mogelijkheid voor
provincies om ze nieuwe belastingen te laten heffen op drinkwater. De
VVD vindt dat we al genoeg betalen.
Waterschappen moeten zich beperken tot hun kerntaken. Natuurontwikkeling
hoort daar ons inziens niet bij.
De initiatiefnemers zijn voornemens om de landbouwzetel bij de
waterschappen weg te halen. Wij zien daar als VVD weinig heil in. Ik
vind het namelijk best wel te verdedigen dat mensen die dagelijks met
waterstanden te maken hebben voor hun boterham daar enige invloed of
meer invloed op hebben dan anderen. Graag een reactie van de indieners
hierop.
Ten slotte. De versterking van de huidige rol van de Deltacommissaris is
wat de VVD betreft niet aan de orde.
Ten slotte wijs ik erop dat financiële dekking in de plannen van de
indieners nog ontbreekt. Maar goed, dat is een verhaal twee dat hieruit
zou kunnen volgen. Maar het kabinet trekt natuurlijk wel de knip in het
klimaatverhaal, en ik denk dat dat te prijzen is.
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Dan is nu het woord aan mevrouw Kröger van GroenLinks.
Zij heeft zes minuten voor haar eerste termijn.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst mijn complimenten voor het initiatief
van de leden Bromet en De Groot om twee urgente thema's aan te snijden,
namelijk de veenweideproblematiek in Nederland en de bredere onderwerpen
rondom klimaatadaptatie. Goed dat we hier nu eindelijk met elkaar over
spreken.
De initiatiefnota Veen red je niet alleen behandelt de problemen in de
veenweidegebieden, waar bodemdaling, CO2-uitstoot en het
verlies aan biodiversiteit steeds meer uit de hand lopen. De
initiatiefnemers pleiten daarom zeer terecht wat ons betreft voor
concrete doelstellingen, langdurig onderzoek, ondersteuning van boeren
en coördinatie vanuit het Rijk. In de afgelopen maanden is er al veel
ondernomen. Er komt meer geld voor onderzoek en in provinciale
coalitieakkoorden zijn paragrafen opgenomen over bodemdaling en veen.
Wat vinden de initiatiefnemers van deze ontwikkelingen?
Het is ook goed dat er een kabinetsreactie is gekomen op de
initiatiefnota, maar hier hebben wij nog wel een paar vragen over.
Hebben de ministers bijvoorbeeld nieuwe inzichten gekregen door het
lezen van deze nota, vraag ik zo.
GroenLinks is blij dat de minister serieuze stappen neemt en onderzoek
en kennisopbouw over emissies uit het veenweidegebied gaat intensiveren.
Er wordt meer geld vrijgemaakt voor langjarig onderzoek en er wordt een
consortium van kennisinstellingen bij betrokken. Zo is er 5 miljoen
extra vanuit de Nationale Wetenschapsagenda vrijgemaakt om bodemdaling
in de volle breedte hiervan te onderzoeken. Kunnen de ministers
uitleggen waar dit bedrag precies aan besteed gaat worden? Wordt dit
onderzoeksgeld evenredig verdeeld over de verschillende typen
vernattingsmaatregelen of gaat dit geld alleen naar onderzoek naar
technische maatregelen?
De voorzitter:
Daarover is een vraag van de heer Dijkstra van de VVD.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Die 5 miljoen voor dat nieuwe onderzoek kwam ik ook tegen. Ik heb zelf
ook deels gevraagd naar dit soort onderzoeken. Is GroenLinks ook van
mening dat dat onderzoek echt noodzakelijk is om te kijken wat werkt en
wat niet werkt? Is het dan ook verstandig om die onderzoeken en de
resultaten daarvan af te wachten voordat je zelf maatregelen gaat
nemen?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De initiatiefnemers pleiten in de nota heel duidelijk voor meer
onderzoek. Ik denk dat het een heel belangrijk domein is waar veel in
ontwikkeling is. Onze vraag is vooral of je naar verschillende typen
maatregelen kijkt en niet alleen naar de technische maatregelen. Wij
zien uit naar de uitkomst van dat onderzoek. Wij denken dat dat heel
belangrijk is.
De voorzitter:
Daarmee vervolgt mevrouw Kröger haar betoog.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Vrijdag lazen we in het klimaatakkoord dat er extra geld is vrijgemaakt
voor de aanpak van veenweidegebieden. Hoe kijken de initiatiefnemers
naar de passage over veenweide in het klimaatakkoord? Het is mij nog
niet geheel duidelijk hoe dit geld precies besteed gaat worden. Zo wordt
er 100 miljoen euro vrijgemaakt om de veenweideaanpak een impuls te
geven. Kan minister Schouten uitleggen hoeveel hectares hiermee kunnen
worden aangepakt? Is er daarna nog wel voldoende geld over voor het
beter beheren van die gebieden?
Daarnaast staat in het akkoord dat de regio's het geld kunnen besteden
aan een globale mix aan maatregelen. Worden hierbij alle typen
maatregelen gestimuleerd of alleen technische maatregelen zoals
onderwaterdrainage? Hoe gaat het geld worden verdeeld over de regio's?
Worden bijvoorbeeld de regio's waar de bodemdaling het hardst gaat als
eerste behandeld? Kortom, kan de minister nader toelichten hoe dit zal
worden ingericht?
Verder vinden wij het van groot belang dat er meer pilots gefinancierd
worden voor jonge boeren die willen experimenteren met alternatieve
verdienmodellen in het veen. Dit kan een belangrijke en innovatieve rol
spelen bij de aanpak van de veenweideproblematiek. Kan de minister
hierop reflecteren? Wordt het extra geld in het klimaatakkoord ook hier
in proportie aan besteed?
Het kabinet streeft in het klimaatakkoord alleen naar een
CO2-reductie van 1 megaton uit veenweidegebieden in 2030,
maar waar is het langetermijnperspectief? Er is nu nog geen harde
doelstelling voor 2050, terwijl die wel hard nodig is om het probleem
grondig aan te pakken, zoals de initiatiefnemers voorstellen. Waarom
heeft minister Schouten geen CO2-reductiedoelstelling voor
2050 in haar reactie geformuleerd? Wat vinden beide ministers van het
doel van ten minste 3,4 megaton voor 2050?
GroenLinks vindt het een goed idee dat de plannen van het Rijk in
samenwerking met decentrale overheden ...
De voorzitter:
Hier is een vraag over van de heer Dijkstra.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik heb een vraag over de broeikasreductiedoelstelling, zoals in een van
de nota's staat. 3,4 megaton noemde u voor de toekomst. Die is wellicht
mogelijk. Deze doelstelling is nu 1 megaton. Maar we hebben net met
elkaar besproken dat u onderzoek zou afwachten om te kijken wat werkt en
niet werkt. Is het dan niet onverstandig om nu al nog verder vooruit te
gaan kijken en daaraan een enorme doelstelling te koppelen die
drieënhalf keer zoveel is als hetgeen wat we nu met elkaar met moeite
gaan bereiken?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik denk dat het bij dit beleid, zeker omdat het zo veelomvattend is en
op dit moment nog zo versnipperd is, juist heel erg belangrijk is om het
2050-doel te zetten. Daarmee willen we de minister uitdagen om niet
alleen een 2030-doel, maar ook een 2050-doel te stellen. Dat kan je
vervolgens gebruiken om de maatregelen te nemen die je nodig hebt om ook
echt het probleem aan te pakken.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
We hebben gezien dat het PBL eerder rekening hield met 0,2 megaton, als
ik het goed heb. Maar goed, in het klimaatakkoord is het al opgehoogd
naar 1 megaton. U gaat nog verder, naar 3,4. Welke ruimte is er dan nog
voor de mensen die nu dat land gebruiken, namelijk de boeren?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik denk dat het heel belangrijk is dat er nu al een hoger doel wordt
gesteld, maar nogmaals, dat is een 2030-doel. Waar wij om vragen — ik
denk dat dit precies de systematiek is die nodig is — is om een
langetermijnperspectief te schetsen. Dat kwam ook net al aan de orde in
het interruptiedebat met de heer Dijkstra. Het is juist in het belang
van de gebruikers van het land nu dat je een langetermijnperspectief
schetst en dat je het zo inricht dat we dat land op de lange termijn
duurzaam kunnen gebruiken en we dus ook andere verdienmodellen kunnen
hebben voor boeren die er nu gebruik van maken.
De voorzitter:
Daarmee vervolgt mevrouw Kröger haar betoog.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
GroenLinks vindt het een goed idee dat de plannen van het Rijk in
samenwerking met decentrale overheden, de agrarische sector, natuur- en
milieuorganisaties en kennisinstellingen worden geformuleerd in een
Deltaplan Veen en dat een veencommissaris daar verantwoordelijkheid voor
zou dragen. Wel vinden wij het van belang dat de uitvoering en het
maatwerk van de plannen wordt overgelaten aan de provincies zelf. Kunnen
de initiatiefnemers toelichten wat de exacte rol van deze
veencommissaris zou moeten worden? Wij zijn hoe dan ook van mening dat
er betere coördinatie moet komen van alle initiatieven die worden
genomen in het veenweidegebied. Delen de ministers onze visie dat de
veenweideproblematiek momenteel toch te veel versplinterd is? Zo ja,
delen zij dan niet de mening dat een Deltaplan Veen met een
veencommissaris de beste manier is om het probleem structureel aan te
pakken?
Dan de tweede initiatiefnota. De nota Droge Voeten snijdt belangrijke
thema's aan: bodemverzakkingen, rivieren, drinkwater, klimaatbestendig
boeren en kustbescherming. Nogmaals dank aan de initiatiefnemers voor
het zo op de kaart zetten van deze belangrijke onderwerpen. Het
klimaatbestendiger maken van Nederland zie ik als een urgente opgave,
met name in een dichtbevolkt als dat van ons. Daarom steun ik het
voorstel van de initiatiefnemers om meer klimaatbuffers te creëren. Het
kabinet reageert hierop dat het belangrijk is om deze buffers als
maatregel in beeld te houden bij decentrale overheden. Vinden de
initiatiefnemers dat voldoende? Lagere overheden moeten al een
stresstest klimaatbestendigheid doen. Het gaat hierbij dan om
wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen. Het Rijk kan hier beter
op aanhaken door het overzicht van al deze stresstesten te bezien. Daar
kunnen de klimaatbuffers zoals genoemd in de initiatiefnota, zeker op
het gebied van drinkwatervoorziening, op voortbouwen. Is minister Van
Nieuwenhuizen dit met ons eens? Hoe gaat de minister de provincies
hierin ondersteunen en sturen?
Tot slot wil ik graag meegeven dat ik hoop dat deze initiatiefnota's
zullen blijven leiden tot een grotere discussie over de veenproblematiek
en klimaatadaptatie.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U ook bedankt. U heeft nog een vraag van de heer Geurts van het
CDA.
De heer Geurts (CDA):
Ik zat even te wachten tot de GroenLinksfractie klaar was met haar
bijdrage, maar ik wil toch even terugkomen op de beoogde
veencommissaris. Ik vraag me echt af wat de toegevoegde waarde is van
nog een bestuurlijke laag ertussen. Als je deze plannen, die ook in het
klimaatakkoord staan verwoord, zal willen laten vliegen, betekent dit
dat het een en ander zo dicht mogelijk bij de betreffende mensen moet
worden georganiseerd en dat een centrale aansturing vanuit het Haagse
daar niet bij gaat helpen. Is GroenLinks dat met mij eens?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank voor deze verhelderende vraag. Ik denk dat wij de veencommissaris
eigenlijk zien als de Deltacommissaris. De plannen worden namelijk van
onderaf, vanuit de provincies, gemaakt met betreffende instanties, zoals
boeren en iedereen die betrokken is. Maar je hebt wel de centrale
coördinatie, het afstemmen van plannen en het delen van plannen nodig om
een maximaal effect te sorteren. Ik denk dat wij op zoek zijn naar deze
parallel met de Deltacommissaris. Eigenlijk biedt een veencommissaris
gewoon de kans om het geheel naar een hoger plan te tillen.
De heer Geurts (CDA):
Ik hoor het antwoord, maar ik maak mij echt zorgen over nog een
bestuurlijke laag erbij in Nederland. Een Deltacommissaris kan ik me
voorstellen, omdat die over heel Nederland gaat en over onze
waterveiligheid. Met alle respect, maar veenweidegebieden beslaan niet
heel Nederland. Ik maak me echt zorgen dat de bestuurlijke drukte alleen
maar zal toenemen. Ik vraag dus echt oprecht wat de echte toegevoegde
waarde zou zijn van weer zo'n persoon met een staf — dat hoort er
namelijk ook allemaal bij. Wat gaat dat nou opleveren? Zou mevrouw
Kröger mij duidelijk kunnen maken wat dat concreet voor de inwoners van
de veenweidegebieden in positieve zin gaat opleveren?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik denk dat voor eenieder die nu geconfronteerd wordt met de
veenweideproblematiek een onderdeel van het probleem is dat het op dit
moment gewoon te versnipperd is. Dat wat in het ene gebied wordt
uitgeprobeerd, is niet bekend in het andere en er is te weinig
gestructureerde, gecoördineerde aanpak. Ik begrijp de zorgen van de heer
Geurts voor te veel top-downbenadering, waarbij het Rijk aanstuurt, heel
goed. Volgens mij is dat expliciet niet het doel van de veencommissaris.
Het is veel meer de coördinatie tussen verschillende initiatieven en de
zorg dat er meerwaarde inzit omdat je het op een hoger plan kan tillen.
Zo hoeft het wiel niet twee keer tegelijkertijd op dezelfde manier
uitgevonden te worden.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik zie dat er verder geen vragen zijn. Dan gaan we door
met de heer Geurts van het CDA. De heer Geurts heeft zeven minuten voor
zijn inbreng in de eerste termijn.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. Allereerst heb ik waardering voor de inzet van de
leden De Groot en Bromet en hun ondersteuning. Zij leggen twee
initiatiefnota's aan ons voor.
"Heel Holland zakt": we spreken er geregeld over in de Kamer. Dat heeft
de beide initiatiefnemers aangespoord om daar twee initiatiefnota's over
te schrijven. Je kunt je afvragen of een zakkende veenbodem wel een
probleem is. Het veen zakt al duizend jaar, dus waarom is het nu een
probleem? Ik ben het met de initiatiefnemers eens dat het inderdaad een
probleem is. Het is cumulatief. Op steeds meer plekken zijn de gevolgen
niet meer te beheersen en steeds meer mensen en bedrijven zijn
gehuisvest in slap bodemgebied. De kosten bij nietsdoen zijn groot. Ik
deel het standpunt van de initiatiefnemers dat we de kennisontwikkeling
verder moeten stimuleren. We weten veel nog niet of niet goed genoeg. We
steunen daarom het idee van een meetnetwerk en het stimuleren van
gecoördineerd, langdurig onderzoek.
Wel staat vast dat peilaanpassing reducerende effecten heeft op de
CO2-emissie. Dat is mooi. Maar het heeft waarschijnlijk
producerende gevolgen voor methaan en lachgas. Methaan is een
broeikasgas dat 25 keer zo sterk is als CO2. En lachgas is
265 keer zo sterk als CO2. We lopen dus het risico dat we
enthousiast zijn over de reductie van CO2 en het veen onder
water zetten, en dat we daarmee methaan en lachgas produceren, gassen
die veel erger zijn dan CO2. We weten het niet zeker, maar we
moeten de ogen niet sluiten voor het risico. Daarom is meer kennis nodig
over deze problematiek. Inbedding in informatie- en
onderzoeksprogramma's met middelen, ook structureel, is nog niet
geregeld. Daar zit volgens mij een probleem. Hoe kijken de
initiatiefnemers en de ministers naar dit probleem?
Dat gezegd hebbende vind ik dat het bepleiten van peilfixatie zonder
zicht te hebben op de mogelijke effecten van alle broeikasgassen nu een
stap te ver is. Ik ben blij met de reactie van de initiatiefnemers dat
er eerst inzicht moet komen in de gevolgen. Zij pleiten voor de aanleg
van meetinstrumenten, gecoördineerd langdurig onderzoek, pilots en een
dialoog met de agrarische sector voordat er concrete plannen worden
gemaakt. Voorlopig komt er dus nog geen peilfixatie; althans, dat is
mijn conclusie.
Het goede onderzoek waar de initiatiefnemers voor pleiten zou ook een
antwoord moeten geven op de vraag wat de alternatieve verdienmodellen
zijn, voordat bestaande verdienmodellen overboord worden gegooid.
Onderzoek naar de bedrijfseconomische aspecten van de natte landbouw en
verkenning van de markt is ook essentieel voor een toekomstig gebruik en
beheer van veengebied. Ik zeg het maar eerlijk: ik ben daar wat
sceptisch over. Ik zie de boeren nog niet zomaar overstappen van het
houden van melkvee naar het kweken van lisdodde. Daar zijn de boeren
volgens mij geen boer om geworden. "Het is moeilijk te geloven dat
mensen van honger omkomen in dit land omdat het voedsel niet beschikbaar
is." Het is een citaat van Ronald Reagan. En ja, het is moeilijk te
geloven, maar niet ondenkbaar als we doorgaan met het boerenbedrijf te
belagen of te belasten. Zo schrijven de initiatiefnemers dat het
aanhouden van de bestaande verdienmodellen en niks doen niet houdbaar
is. Dat gaat mij iets te snel.
De voorzitter:
Wat misschien ook iets te snel gaat, is dat er toch een vraag is van de
heer Schonis.
De heer Schonis (D66):
Ik zat me toch even op te vreten achter deze microfoon toen de heer
Geurts zijn laatste woorden uitsprak. In Zeeland zijn een aantal
succesvolle pilots gehouden met de teelt van bijvoorbeeld zeekraal.
Inmiddels zijn het overigens volwaardige bedrijven geworden. Op dit
moment wordt in Zeeland op grote schaal aquacultuur op land uitgerold.
Dat kan op veel meer plekken in dit land. Ziet het CDA dit soort
ontwikkelingen gewoon niet? Of wil het die niet zien? Er zijn echt
nieuwe verdienmodellen voor boerenbedrijven te vinden en er is echt meer
mogelijk dan ontzettend op de rem trappen, wat de heer Geurts nu doet.
Ik ben heel benieuwd naar uw antwoord.
De heer Geurts (CDA):
Wat de D66-fractie nu opbrengt is wel interessant: aquacultuur. Het is
toch niet de bedoeling dat we in het veenweidegebied aan aquacultuur
gaan doen? Als dat de bedoeling is, dan hebben wij een megaprobleem,
want daar is het gebied niet voor geschikt. En nee, het CDA sluit zijn
ogen zeker niet voor alternatieve teelten. Ik zie dat ook in
Noord-Nederland wordt getracht om die te realiseren: zilte teelten,
zilte aardappelen et cetera. Mooie ontwikkelingen die we zeker moeten
stimuleren waar dat mogelijk is en waar dat noodzakelijk is, maar het
kan niet zo zijn dat wij zomaar van de ene op de andere dag zeggen: ga
het peil maar omhoog brengen, melkveehouderij ga maar lisdodde kweken.
Ik zeg het even gechargeerd, maar dat kan niet de bedoeling zijn. Dat
zal ook zeker de steun van de CDA-fractie niet krijgen. Maar zijn er
mogelijkheden, dan moet dat als volgt. Ik formuleer het maar zo: de deur
van een bestaande teelt of van een bestaande productie gaat dicht en de
deur voor een nieuwe teelt of productie en nieuwe mogelijkheden gaat
open. Daar zit geen ruimte tussen wat het CDA betreft.
De voorzitter:
De heer Schonis voor zijn laatste interruptie.
De heer Schonis (D66):
Nee, inderdaad, over zilte teelt in het veenweidegebied heeft de heer
Geurts gelijk. Daar zou ik zeker niet voor pleiten. Dat is trouwens om
andere redenen contraproductief. Maar goed, ik ben blij om te horen dat
er door de heer Geurts in ieder geval nog enige ruimte wordt geboden
voor de transitie van het huidige, traditionele gebruik van veenweide
voor met name melkveeteelt naar wat anders. D66 ziet op dat punt toch
wat meer ruimte dan het CDA. Ik ben heel benieuwd of wij daar samen uit
gaan komen. Dat wordt nog een spannende.
De heer Geurts (CDA):
Nou, of dat heel spannend wordt gaan we afwachten. Waar ik wel mee zit,
is met de bijzin dat de melkveehouderij in het veenweidegebied dan toch
naar iets anders zou moeten omkijken. Ik neem aan dat D66 dat niet
serieus meent. Dat we bekijken hoe de bestaande manier van boeren op een
aantal dingen moet worden aangepast: ja. Maar zomaar zeggen van: en dan
stopt de productie van melk in het veenweidegebied … Als dat echt de
inzet is van de D66-fractie, dan hebben we echt een groot probleem; dat
hebt u dan in ieder geval met mij.
De voorzitter:
De heer Geurts vervolgt zijn betoog.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. Ik zei net al: dat gaat me iets te snel. Zo moet nog
maar blijken of bijvoorbeeld onderwaterdrainage een werkwijze is waar
boeren blij mee zijn en of zij een goed antwoord is op de bodemdaling.
Onze fractie is redelijk positief en optimistisch over
onderwaterdrainage. We denken dat dit voor de toekomst de beste
oplossing is. Volgens het PBL kost de aanleg van onderwaterdrains
gemiddeld €200 tot €300 per hectare per jaar aan kapitaal- en
onderhoudskosten. Daar zeg ik maar gelijk bij dat die afhankelijk zijn
van de drainafstand en de manier van aanleg. Dat is veel geld, maar het
geeft wellicht ook de beste oplossing. Het is jammer dat de
initiatiefnemers deze oplossing niet ook heel duidelijk omarmen.
Over het scheuren van grasland zijn de initiatiefnemers en LTO het niet
met elkaar eens. LTO wil geen verbod op kerende grondbewerking, de
initiatiefnemers wel. Maar ik vraag mij af of het probleem wel zo groot
is als de initiatiefnemers schetsen. In veel gemeenten is het al
verboden vanwege de natuurwaarde en het is voor boeren een kostbare
aanpak. Weiland omploegen gebeurt gewoon niet zo veel. En als het
gebeurt, is het regelmatig om regelgeving werkbaar te houden.
De initiatiefnemers stellen voor om een veencommissaris aan te stellen.
Daarover heb ik net in een interruptie met de GroenLinksfractie iets
laten doorschemeren. Wat het CDA betreft is dat niet nodig. We hebben
eind 2018 de motie-Geurts aangenomen waarin de regering werd verzocht om
één coördinerende minister met betrekking tot de
veenbodemdalingsproblematiek aan te wijzen. Op 20 juni hebben we daar
een kabinetsreactie op gehad. We gaan daar nog over in debat.
Voorzitter, afrondend. Nogmaals, het CDA erkent het probleem. We zoeken
echter een oplossing waarbij de boer kan blijven boeren. Let de
D66-fractie ook op? We denken daarom aan onderwaterdrainage,
drukdrainage en peilgestuurde drainage. Ook klei inbrengen zou een
oplossing kunnen zijn. Wat het CDA betreft moeten we dus oplossingen
zoeken die boervriendelijk zijn, niet alleen omdat ze ervoor zorgen dat
we in de supermarkt ons eten kunnen kopen, maar ook omdat ze de dragers
zijn van ons landschap. Een landschap zonder boeren, met alleen
moerassen en kweekvelden voor lisdodde, is niet het landschap waar het
CDA voor staat.
De voorzitter:
Daarover zijn een aantal vragen, achtereenvolgens van mevrouw Kröger,
mevrouw Van Brenk en de heer Stoffer.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik hoor het pleidooi van de heer Geurts. Ik snap heel goed dat hij
oproept tot een aanpak die juist boeren meeneemt. Maar heeft de heer
Geurts dat dan niet in de nota gelezen? Daarin wordt eigenlijk gezegd:
de overheid moet nu in actie komen, met een veencommissaris en een groot
plan van aanpak, en al die boeren meenemen, zodat zij in de toekomst
niet geconfronteerd worden met een onhoudbare situatie. Want daar gaat
het inklinken van het veen voor zorgen.
De heer Geurts (CDA):
Wat hier vandaag een beetje doorheen speelt, zeg ik in alle oprechtheid,
is het klimaatakkoord dat vrijdag door het kabinet is gepresenteerd. We
moeten daar nog een debat over voeren. Ik vind het wat moeilijk om daar
elementen uit te lichten die steun van onze fractie hebben. Ik denk dat
daar al wel een kern van het antwoord in zit. Ik heb net al betoogd dat
wij het ook zoeken in technische maatregelen. Wij erkennen dat er een
probleem is. Ik denk dat ik dat genoeg duidelijk heb gemaakt aan
iedereen. Dan kun je twee dingen kiezen. Je kunt zeggen: boeren allemaal
het veenweidegebied uit. Maar dat zie ik ook niet direct in de
initiatiefnota. Ik hoorde het net in een interruptie wel iets
doordreunen in de D66-bijdrage. Daar zal zo meteen wel op teruggekomen
worden, neem ik aan. Het gaat er wat ons betreft ook om dat de boer
verleid wordt om nieuwe stappen te zetten. Daar horen andere
verdienmodellen bij, maar laten we dan ook duidelijk zijn over welke
verdienmodellen dat zijn. Laat ze niet in de steek door te zeggen: er is
een ander verdienmodel, maar wat weten we ook niet precies, dus zoek het
even uit. Dat zal, denk ik, ook niet de bedoeling zijn van GroenLinks.
Ik denk dat we elkaar kunnen vinden als we concluderen dat we de boeren
moeten verleiden om andere dingen te doen, maar dat ook het inkomen van
deze gezinnen heel belangrijk is en vooropstaat.
De voorzitter:
De laatste interruptie van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dat is zeker heel belangrijk. Daarom moeten we het probleem ook echt
serieus nemen, en dus ook de oplossing voor die boeren, door als
overheid daar de verantwoordelijkheid voor te nemen, met een
veencommissaris en een veenplan. Daar neem je het echt serieus mee. Als
we niks doen, laten we die boeren echt in de steek. We moeten dus iets
doen. En dat kunnen we doen, door te zeggen: we nemen dit probleem echt
serieus, we nemen een veencommissaris, we starten met een veenplan en we
gaan dit echt aanpakken.
De heer Geurts (CDA):
Ik zal in herhaling vallen, maar laat ik even de veencommissaris er even
uitlichten. Als de CDA-fractie het idee van een veencommissaris niet
steunt, is het niet zo dat we niets zouden willen. Ik heb net al
proberen aan te geven dat ik me zorgen maak over de bestuurlijke drukte,
en ook over de toegevoegde waarde van die enkele veencommissaris met een
staf, voor de mensen in het gebied die het allemaal moeten doen.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik hoorde collega Geurts spreken over het inkomen van de boeren. Ik heb
hem niets horen zeggen over de suggestie die meegewogen wordt dat bij
droogte burgers extra belast kunnen worden. Hoe kijkt hij daar als
CDA'er tegenaan?
De heer Geurts (CDA):
Ik probeer deze interruptie voor mijzelf even te laten landen. Ik heb
iets gemist, denk ik. De burgers extra belasten? Dat heb ik in de
initiatiefnota niet zozeer gelezen, maar misschien dat ik eroverheen
gelezen heb. En als dat zo is, dan dank dat u deze interruptie plaatst,
want dat kan niet de bedoeling zijn, lijkt mij.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik heb het in ieder geval ook teruggehoord bij de VVD, die daar ook
kritisch over is, bij de nota over droogte. Daarin wordt voorgesteld dat
er bij grote droogte extra belasting mag worden geheven om te zorgen dat
mensen minder water gebruiken. Voor 50PLUS is dit echt heel belangrijk.
Water is een primaire levensbehoefte en die gaan we dan in sommige
tijden extra belasten, terwijl wij vinden dat er al behoorlijk wat
belasting op is. Ik hoor graag de reactie van het CDA hierop.
De heer Geurts (CDA):
Het extra belasten van burgers is geen gedachte waar ik iedere dag mee
opsta. Ik denk 's morgens niet: deze dag is dat mijn inzet. Absoluut
niet, zelfs. We hebben eerder een debat gehad — dat staat hier los van —
met de minister over de droogte. Toen heb ik eraan gerefereerd dat er in
huize Geurts wat ruzie was, omdat ik onze gezinsauto niet meer wilde
wassen, terwijl mijn eega het verstandig vond om dat wel te doen. Ik heb
in dat debat al duidelijk gemaakt dat we ook een opgave naar onze
burgers hebben om goed te kijken hoe wij ons water gebruiken. Ik zie
hele mooie initiatieven in Nederland, zoals het afkoppelen van de
waterafvoer van de daken en het hergebruik van dat water. Ik denk dat
dat een heel mooi initiatief is. Als iemand mij kan helpen door te
vertellen hoe we dat ook bij rieten daken kunnen doen, houd ik mij
aanbevolen.
De heer Stoffer (SGP):
Ik had de neiging om nog wat te vragen over de veencommissaris, maar dat
punt is in antwoord op de interruptie van mevrouw Kröger voldoende
uitgelegd. Maar ik heb nog een andere vraag. In de initiatiefnota's
pleiten de initiatiefnemers voor het afschaffen van de geborgde zetel
voor de landbouw bij de waterschappen. Dat wordt in de kabinetsreactie
wat naar voren geduwd, naar 2021; dan komen we erop terug. Maar ik ben
eigenlijk wel erg benieuwd hoe het CDA daartegen aankijkt.
De heer Geurts (CDA):
Dat wordt het kortste antwoord dat maar mogelijk is: afschaffen is een
slecht idee.
De voorzitter:
Ik zie dat daar geen vervolgvraag op is. Dank, meneer Geurts. Dan komen
we bij de volgende spreker, de heer Schonis van D66.
De heer Schonis (D66):
Dank, voorzitter. Van oudsher is de geschiedenis van ons land verbonden
met het veen. Veen werd gebruikt als brandstof, als turf, en in de
Middeleeuwen bracht het moerneren of darinkdelven ons een heuse
zoutindustrie. Het Hollandveen, dat in de loop van de tijd door het
zoute zeewater was overstroomd, leverde na verbranding namelijk kostbaar
zout op. Meer recent zijn we met onze moderne landbouw de
veenweidegebieden intensief gaan benutten voor melkvee. Dit heeft helaas
ook tot gevolg dat het grondwater daalt en het veen inklinkt. In
navolging van de heer Geurts — het wordt een beetje de slogan van
vandaag — zeg ik: heel Holland zakt. Het is dus heel goed dat GroenLinks
en D66 de handen ineenslaan om tot actie over te gaan. Vanaf deze plaats
dank ik de collega's Bromet en De Groot voor het vele werk dat zij in de
initiatiefnota's hebben gestoken. Ook dank ik de ministers voor de
kabinetsreactie op de nota's. Ik heb gelijk een vraag aan de
initiatiefnemers. Hoe zien zij die kabinetsreactie? Welke speerpunten
uit de nota's missen zij daarin nog?
Voorzitter. Ik zal vandaag eerst ingaan op de relatie tussen het
inklinken van ons veen en de klimaatdoelen. Daarna kom ik te spreken
over het verzakken van ons stedelijk gebied en het integraal
riviermanagement. Tot slot zal ik nog even ingaan op de democratische
controle op ons waterbeheer.
Zoals gezegd begin ik met de relatie tussen veen en klimaatdoelen.
Wanneer veen inklinkt, komen er grote hoeveelheden CO2 vrij.
Hier is dus veel klimaatwinst te halen. D66 is dan ook blij met het
afgelopen vrijdag gepresenteerde klimaatakkoord. Van "klimaatdrammer"
zijn wij "klimaatdoener" geworden. Mede dankzij de inzet van D66
investeert het kabinet via het klimaatakkoord fors in kringlooplandbouw
en natuur. Voor de aanpak van veenweidegebieden wordt extra geld
vrijgemaakt. Dat geld is bedoeld voor verduurzaming, innovatie en
technische aanpassingen. Hiermee wordt ook een toekomstperspectief
geboden aan de boeren in veenweidegebieden. Met al deze maatregelen zal
de CO2-uitstoot fors afnemen. Ook komt er meer ruimte
beschikbaar voor water, natuur en alternatieve landbouwmethoden, zoals
natte teelten. Mijn vraag aan de ministers is op welke manier de aanpak
van veenweidegebieden gecoördineerd gaat worden. Er zijn straks veel
partijen betrokken bij deze aanpak. Hoe kijken de ministers aan tegen
het instellen van een veencommissaris?
Voorzitter. Dan de problematiek van de bodemverzakking in stedelijke
gebieden. Van Zuid-Holland tot aan Friesland worden duizenden
huishoudens geconfronteerd met funderingsproblemen door bodemverzakking.
De VVD refereerde daar ook al aan. In 2016 schatte het Planbureau voor
de Leefomgeving, het PBL, dat de kosten voor funderingsherstel op 16
miljard euro uit zouden kunnen komen. De minister geeft aan dat voor
funderingsherstel een fonds is opgericht, maar daar zijn tot op heden
maar vier gemeenten lid van. In de uitzending van De Monitor van
afgelopen april bleek dat minstens in 83 Nederlandse gemeenten
huishoudens geconfronteerd kunnen worden met forse kosten voor herstel
van funderingen. Laten de ministers de mensen letterlijk door de grond
zakken? Ik roep de ministers dan ook op met een landelijke aanpak te
komen. D66 verwacht hier actie. Opstropen die mouwen!
En als we het daar toch over hebben, moeten we ook kijken naar ons
riviermanagement. De nota schetst duidelijk dat we te maken hebben met
bodemerosie en dat een goed doordacht, integraal management voor onze
rivieren daarvoor dringend noodzakelijk is. We moeten ons voorbereiden
op extreme omstandigheden als gevolg van een veranderend klimaat.
Nederland heeft nu al last van zeer droge zomers. We kampen sinds vorig
jaar met een structureel neerslagtekort en lage waterstanden in onze
rivieren. Hoe gaan we om met deze vraagstukken? Dan heb ik het dus over
klimaatadaptatie.
De minister maakt pas in 2029 geld vrij om bij onze rivieren niet alleen
naar hoogwater te kijken maar ook naar droogte, structureel lage
waterstanden, scheepvaart, bodemerosie, waterkwaliteit en natuur.
Vandaar mijn volgende vraag aan de minister. Ziet zij kans om het geld
dat voor integraal riviermanagement te zijner tijd wordt vrijgemaakt, al
in 2020 vrij te spelen? Wat D66 betreft kunnen we hier niet nog eens
negen jaar mee wachten.
Tot slot, voorzitter. Als het gaat om de uitvoering van de maatregelen
met betrekking tot klimaatadaptatie, zijn het vooral onze waterschappen
die hiervoor hard aan de slag moeten gaan. Zij gaan van een functioneel
naar een algemeen bestuur. Het is D66 dan ook een doorn in het oog dat
in de algemene besturen van de waterschappen sommige maatschappelijke
partijen op voorhand al een grote stem krijgen over de wijze waarop de
waterschappen zullen omgaan met deze nieuwe taken. Ik doel dan inderdaad
op de geborgde zetels van artikel 12 Waterschapswet. Wat D66 betreft
moeten we daar zo snel mogelijk van af. We kunnen de besluitvorming over
klimaatadaptatie niet overlaten aan organen waarin geen sprake is van
een evenredige democratische vertegenwoordiging. De minister bereidt
momenteel een evaluatie voor over de geborgde zetels. Kunnen we
resultaten hiervan dit jaar nog verwachten?
Voorzitter. Ik rond af. Problemen rondom het waterbeheer van
veengebieden zijn van alle tijden. De geschiedenis houdt ons hier een
spiegel voor. Het middeleeuwse darinkdelven waar ik aan het begin van
mijn betoog over sprak, zorgde voor grote gaten in het landschap. De
dijken werden daardoor ernstig verzwakt. Bij de Sint-Elisabethsvloed van
1421 liepen grote delen van Nederland daardoor onder water. In 1515 werd
darinkdelven in Zeeland mede om die reden al geheel verboden. Net als in
de zestiende eeuw staan wij daarom nu voor een keus. Blijven wij onze
eigen dijken ondergraven met darinkdelven of gaan wij toe naar een
duurzaam waterbeheer van onze veenweidegebieden?
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Er zijn nog vragen van mevrouw Van Brenk en de heer
Geurts. Eerst mevrouw Van Brenk.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Wij delen de mening van D66 over de geborgde zetels in de waterschappen.
De heer Schonis refereert aan de door de minister toegezegde evaluatie.
Maar zij heeft bij die toezegging ook iets anders gezegd, namelijk dat
zij rekening zal houden met het advies van de Adviescommissie Water van
2015. Daarin staat dat de geborgde zetels behouden moeten blijven. Het
is dus maar de vraag in hoeverre we daarop een objectief antwoord van de
minister krijgen. Wij twijfelen daarover. De vraag is: vindt D66 ook dat
dat advies zwaarwegend is?
De heer Schonis (D66):
Wat D66 betreft is dat advies zeker niet zwaarwegend noch
doorslaggevend. Ik kijk uit naar de evaluatie, maar eerst naar de
beantwoording überhaupt van de minister op dit punt. Ik heb het net al
gezegd: op het moment dat wij de waterschappen in de frontlinie zetten
voor onze klimaatadaptie, moet het toezicht op de uitvoering van de
klimaatadaptatie democratisch geborgd zijn. Het kan niet zo zijn dat
bepaalde organisaties op voorhand daarin een beslissende stem
hebben.
De heer Geurts (CDA):
Ik zou bijna zeggen: nou doet ie het weer! Hij heeft het aan het eind
ook over een beslissende stem voor de geborgde zetels. Nou ben ik toch
wel heel nieuwsgierig. Net werd ook gezegd dat er geen sprake is van een
evenredige vertegenwoordiging. Kan de heer Schonis dan ook aangeven op
welke manier de geborgde zetels de dienst uitmaken in een
waterschap?
De heer Schonis (D66):
Op dit moment is het zo dat wij in ieder vertegenwoordigend lichaam in
Nederland, variërend van de Tweede Kamer tot Provinciale Staten en de
gemeenteraden, ambtsdragers kiezen volgens evenredige
vertegenwoordiging. Dus iedereen krijgt gewoon naar rato van stemmen
zijn zetel. Voor de waterschappen is dat anders geregeld in dit land.
Bij de waterschappen zijn er een aantal instanties die op voorhand al
kunnen rekenen op een zetel. Dus bijvoorbeeld een land- en
tuinbouworganisatie zit op voorhand altijd al aan tafel in het
waterschap. Dat is gewoon niet hetzelfde als evenredige
vertegenwoordiging.
De heer Geurts (CDA):
Ja, voorzitter, maar de heer Schonis ontwijkt mijn vraag. Aan het eind
van de interruptie van de 50PLUS-fractie gaf hij gewoon aan dat zij een
beslissende stem hebben. Dat is dus niet het geval. Deelt D66 mijn
mening dat geborgde zetels niet in hun eentje een beslissende stem
hebben in waterschappen? Volgens mij is nog altijd rond 75% van de
zetels voor verkozen leden, waarbij het publiek, de samenleving, deze
leden kan kiezen.
De heer Schonis (D66):
Daar heeft de heer Geurts op zichzelf gelijk in. Het is niet zo dat het
hele algemeen bestuur van het waterschap uit geborgde zetels bestaat. In
zoverre heeft u een punt. De praktijk leert ons echter dat er in veel
van de reguliere waterschapspartijen — dat zijn deels politieke partijen
en deels specifiek voor het waterschap opgerichte partijen — een
behoorlijk sterke vertegenwoordiging is, naast de geborgde zetel, van
partijbelangen die erg raken aan de geborgde zetels. Daarmee valt het
waterbeheer wel heel erg eenzijdig naar sommige kanten uit.
De heer Stoffer (SGP):
Laat ik eens een vraag stellen die een heel andere richting opgaat. Ik
hoorde de heer Schonis zeggen dat hij de gelden voor riviermanagement
zo'n negen jaar naar voren wil halen, eigenlijk al naar volgend jaar. Ik
ben heel benieuwd wat er dan met dat geld moet gebeuren. Lopen we niet
het risico, als we nog niet weten wat ermee moet gebeuren, dat we straks
zeggen: het geld is niet weggezet? Ik ben erg benieuwd wat er onder dat
idee zit.
De heer Schonis (D66):
Ik dank de heer Stoffer voor deze vraag. Er lopen op dit moment al een
aantal pilots voor riviermanagement. We zouden kunnen kijken of we die
pilots kunnen uitbouwen door dat geld naar voren te halen. Het is een
heel breed onderwerp. Het gaat van bodemerosie en scheepvaartbelangen
tot aan natuur- en waterkwaliteit. Omdat het juist zo'n breed palet aan
onderwerpen betreft, maak ik me sterk dat er met dat geld altijd wel
goede projecten uit te voeren zouden zijn. Maar ik heb op voorhand niet
specifiek zoiets van: dat zou nu moeten gebeuren. Ik constateer alleen
wel dat we toe moeten naar een goede uitvoering van integraal
riviermanagement.
De heer Moorlag (PvdA):
De heer Schonis neemt nogal stevig stelling tegen het fenomeen geborgde
zetels. Hij zegt ook: die hele evaluatie hoef ik niet af te wachten, ik
vind het gewoon principieel onjuist. Dat is een lovenswaardig standpunt.
Dus ik heb het idee dat het afschaffen van de geborgde zetels tot nieuw
kroonjuweel van D66 wordt verheven. Mijn vraag is: hoe gaat de heer
Schonis voorkomen dat het kroonjuweel bij de afdeling aftandse
bijouterie terecht gaat komen? Kan de PvdA er op voorhand van verzekerd
zijn dat, als er later dit jaar een motie in stemming zou komen om de
geborgde zetels af te schaffen, de steun van D66 gewaarborgd is? Een
geborgde stem, zeg maar.
De heer Schonis (D66):
Dan kom ik op een heel gevoelig punt. Net als de heer Moorlag zit ik ook
zonder last als Kamerlid. Als ik dit zou accepteren, zou ik gelijk die
last op mij nemen. Nee, het is geen nieuw kroonjuweel, meneer Moorlag.
Het lag al een hele tijd bij ons in de vitrine, en ook wel duidelijk op
de afdeling kroonjuwelen en dus niet op de afdeling goedkope prullaria.
De vraag aan de minister is of zij dit jaar al met de evaluatie komt,
zodat we zo snel mogelijk zouden kunnen doorpakken. Ik denk dat ik heel
duidelijk ben geweest in hoe wij dan zouden stemmen, als dat voorstel
voor zou liggen.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik heb goed geluisterd en hier wordt een standpunt ingenomen dat
redelijk in beton gegoten is. Compliment voor de heer Schonis dat hier
op dit punt de ruggengraat getoond wordt.
De heer Schonis (D66):
Complimenten neem ik graag in ontvangst, mevrouw de voorzitter.
De voorzitter:
Dat is heel begrijpelijk. Dan gaan we nu naar de PvdA-fractie. De heer
Moorlag voor zijn zes minuten in de eerste termijn.
De heer Moorlag (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst spreek ik vanzelfsprekend in
navolging van de andere sprekers mijn waardering uit voor de
initiatiefnemers van beide nota's.
Voorzitter. Ik wil mijn bijdrage beginnen met een voorbeeld. Afgelopen
vrijdag sprak ik met de vertegenwoordigers van een agrarische
organisatie over de veenweideproblematiek in Friesland. Friesland kent
grote oppervlaktes veenweidegebied. Als je door je oogharen heen kijkt,
weet je dat zo'n duizend hectare een andere bestemming moet krijgen en
dat de huidige vorm van agrarische bedrijfsvoering daar niet mogelijk
is. In het debat dat wij vorige week voerden over de realisatienota
Kringlooplandbouw heb ik de vraag gesteld hoe je dat type proces gaat
doen. Ik heb toen gepleit voor het oude instrument van landinrichting,
maar wel met een vrijwillig karakter erin. Mijn vraag aan zowel de
initiatiefnemers als beide bewindslieden is: hoe wordt zo'n proces
ingericht, als je weet dat bijvoorbeeld zo'n duizend hectare in
Friesland aangepakt moet gaan worden? Wie pakt daar de regie in? Wie
trapt daar als eerste op het orgel? Er moet natuurlijk met heel veel
partijen worden samengewerkt, maar er moet wel een proces ingericht
worden. Er moeten ook bevoegdheden voor zijn, er moeten middelen zijn,
er moet een instrumentarium zijn. De vraag is dus heel concreet: wie
neemt de regie? Wie gaat de middelen leveren? Hoe wordt de marsroute
uitgezet? Welk instrumentarium wordt ingezet? We kunnen heel lang praten
over de aanpak van de veenweideproblematiek maar als dat type vragen
niet wordt beantwoord, gaan wij geen meters maken.
Uit de realisatienota Kringlooplandbouw vloeit ook het adagium "functie
volgt peil" voort. Hier heb ik met name vragen over aan de
bewindslieden. Waar gaat dat gebeuren? Hoe worden die gebieden
aangewezen? Wat wordt er gedaan met andere functies in dit gebied? Ook
hierbij is het de vraag wie de regie pakt. Is dat de provincie? Dat zou
het overwegen waard kunnen zijn, in lijn met bijvoorbeeld de aanpak van
het nationale Natuurnetwerk Nederland. Het zouden ook de waterschappen
kunnen zijn. Het zou het Rijk zelf kunnen zijn. Die hele governance moet
op enig moment geregeld gaan worden. Ik heb al eerder gezegd dat we
moeten voorkomen dat de kringlooplandbouw "kringgesprekken landbouw"
gaat worden.
Bij de regieopgave ontspon zich zojuist in het debat al de discussie
over een veencommissaris. De PvdA-fractie is daar wel wat terughoudend
in. Mijn vraag aan de initiatiefnemer is of zij dat ook begrijpt. Het
zou wel weer een nieuwe bestuurlijke figuur zijn, met het risico dat de
bestuurlijke drukte toeneemt. Is er ook overwogen om de scope van het
Deltaprogramma te verbreden en bijvoorbeeld de Deltacommissaris daarmee
te belasten? Die heeft al een verworven positie, een wettelijke basis en
een goede samenwerking met de andere partijen. Hoe kijkt de
initiatiefnemer daartegen aan?
Dan heb ik een vraag over het combineren van functies. In een land als
Nederland geldt voor elk stuk grond dat groter is dan een postzegel een
bestemmingsplan en hebben we mr. Frank Visser aan het eind van het
ro-traject om na te meten of alle functies precies uitgemeten op de
goede plek zitten. Een van de functiecombinaties die in de afgelopen
periode is langsgekomen, is zonne-energie op water. Hoe kijken de
initiatiefnemers aan tegen zonne-energie op veengebieden? Het gaat dan
met name over gebieden die een lage landschappelijke waarde hebben. Je
moet zuinig zijn op gebieden met een natuurfunctie of een hoge
landschappelijke waarde, maar zou het combineren van zonne-energie met
peilverhoging bij gebieden met een lage landschappelijke waarde niet
dubbele winst opleveren? Dat vraag ik zowel de initiatiefnemers als de
bewindspersonen.
Voorzitter. Dan kom ik op de bodemdaling. Het Platform Slappe Bodem
heeft ons een paper gestuurd. Zij zijn aan de ene kant tevreden over de
heldere probleemanalyse en spreken daar hun waardering over uit, maar ze
missen wel een brede en samenhangende aanpak. Ik kan daar allerlei
vragen over gaan stellen, maar mijn vraag is: is de minister bereid om
met het platform in overleg te gaan? Dat bodemdalingsvraagstuk is wel
urgent. Veel woningeigenaren kampen met de gevolgen. Het is echt van
belang dat dit wordt voortgezet.
Voorzitter. Dan een aantal vragen aan de heer De Groot. In zijn
initiatiefnota wordt gesproken over een aantal instrumenten om het
waterbeheer beter te regelen. Het gaat zowel over de onttrekking van
grondwater als over een andere manier van winnen van drinkwater. Er
zitten concrete voorstellen in, zoals het verleggen van inlaatpunten en
een extra heffing op drinkwater bij droogte. Ik heb wat twijfels bij de
effectiviteit van het instrumentarium. Ook vanuit de sector wordt
gevraagd of dat allemaal wel nodig en goed uitvoerbaar is. Werkt dat
instrumentarium wel? Ik vind sowieso dat wij als Kamerleden terughoudend
moeten zijn met instrumenten. Heeft de initiatiefnemer dit goed
afgestemd met de sector?
Ik heb daar ook een vraag over aan de bewindslieden. Als er naar dit
type voorstellen worden gekeken, is er dan de bereidheid om te
overleggen met bijvoorbeeld de drinkwatersector voordat er allerlei
ingrepen worden gedaan? De voorstellen moeten goed worden gewogen, zowel
op effectiviteit als op doelmatigheid.
De voorzitter:
En uw slotzin is ...
De heer Moorlag (PvdA):
Mijn slotzin is de zin waar ik ook mee begon. Ik heb grote waardering
voor de initiatiefnemers en voor de tijd en de energie die zij erin
hebben gestoken. Ik verheug mij op de beantwoording.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank, meneer Moorlag. Dan gaan we naar de volgende spreker in
eerste termijn. Dat is mevrouw Van Kooten-Arissen van de Partij voor de
Dieren. Zij heeft vier minuten voor haar eerste termijn.
Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Allereerst wil ik de initiatiefnemers van harte
bedanken voor hun initiatiefnota's.
Veenoxidatie, bodemdaling, verzakking, verstening van bewoond gebied,
klimaatbestendigheid van rivieren, drinkwaterbeleid, intensieve landbouw
die steeds intensiever wordt: het zijn immens grote uitdagingen waar wij
in Nederland voor staan, en niet sinds kort. Het zijn processen die al
decennialang om snel en doortastend handelen vragen. Tot op heden heeft
Nederland onvoldoende maatregelen genomen om bijvoorbeeld bodemdaling en
veenoxidatie te stoppen. Weersextremen kunnen niet opgevangen worden met
overstromingen, versnelde bodemdaling en veenoxidatie tot gevolg.
De initiatiefnota's bevatten veel goede initiatieven, waar de Partij
voor de Dieren van harte achter staat. Maar ja, het is wel vijf over
twaalf. Dat is meteen mijn eerste vraag aan de initiatiefnemers. Ondanks
dat D66 en GroenLinks in vele coalities op decentraal niveau hebben
deelgenomen aan het bestuur van provincies, gemeenten en waterschappen,
ondanks dat D66 dat op rijksniveau gedaan heeft, is er tot op heden geen
doortastend overheidsbeleid gevoerd om het tij te keren en de oxidatie
te stoppen. Waarom is dit geen initiatiefwet? Bij de behandeling van een
initiatiefnota kunnen er moties ingediend worden — ook heel belangrijk —
maar waarom niet meteen flinke stappen maken en overheidsbeleid
formuleren, wettelijk vastleggen en uitvoeren wat nodig is? Waarom
altijd pas in actie komen als het bijna te laat is? Er is regie nodig —
de sprekers voor mij hebben het ook al genoemd — want anders zou dit een
geval worden van mooie woorden, maar weinig daden.
Voorzitter. De afgelopen decennia hebben schaalvergroting en
intensivering in de landbouw gezorgd voor steeds minder dieren in de
wei, een monocultuur aan raaigras, die de Partij voor de Dieren "de
groene woestijn" noemt, waar haast niets meer groeit of bloeit. Er is
een insectensterfte van 70% tot 80%, er is een afname van de
biodiversiteit in een vrije val naar 15% van wat het ooit, 150 jaar
geleden, was.
Voorzitter. De huidige manier van voedselproductie is onhoudbaar en
brengt schade toe aan ons ecosysteem. Gelukkig zien steeds meer partijen
dat. Ook de minister van LNV ziet het, maar de landbouw wacht al twintig
jaar op een minister met lef en op overheidsbeleid met lef. Hoe denken
de indieners van deze initiatiefnota daaraan bij te dragen? Is D66 als
coalitiepartij bereid om de keuzes te maken die nodig zijn? Een
initiatiefnota waarin gewasbescherming wordt genoemd in plaats van gif,
maakt mijn partij namelijk een beetje moedeloos. Willen de
initiatiefnemers inzetten op een einde aan de mestfabrieken die de
mestberg moeten oplossen, waaronder het landschap, de natuur en onze
bodem zuchten en steunen? Hoe willen de initiatiefnemers naar robuuste
rassen zonder genetische manipulatie en een einde aan het gifgebruik?
Nederland behoort immers tot de topdrielanden met het hoogste gifgebruik
per hectare in de Europese Unie, met veelal onomkeerbare gevolgen voor
het bodemleven. Zijn de initiatiefnemers met de Partij voor de Dieren
van mening dat er een integrale visie nodig is op de toekomst van de
landbouw en het landgebruik, en dat Nederland alleen door deze taboes
niet uit de weg te gaan en de moeilijke keuzes te maken die nodig zijn,
klimaatbestendiger, duurzamer en diervriendelijker kan worden?
Voorzitter. In de initiatiefnota ziet de Partij voor de Dieren de inzet
op de kringlooplandbouw. Hoewel dit een ontwikkeling is die wij
ondersteunen, zijn bijvoorbeeld in de kringlooplandbouwvisie van de
minister geitenstallen met 17.000 geiten nog steeds geen probleem.
Willen de indieners dit herformuleren naar de kleinschalige biologische
landbouw? En zijn ze de verkleining van de veestapel niet vergeten in de
beslispunten?
Voorzitter. In de nota wordt ingegaan op alternatief landgebruik. Ik
citeer: "Hoewel er nog veel meer langdurig onderzoek gedaan moet worden,
lijkt verandering in landgebruik de beste manier om veenbodemdaling
tegen te gaan." Ik vraag de initiatiefnemers om zich niet langer te
verschuilen achter nog meer onderzoek naar problemen waarvan de oorzaken
allang duidelijk zijn. Er is namelijk geen tijd te verliezen. We kunnen
niet nogmaals tien jaar wachten op onderzoeksresultaten. Zien de
indieners dat?
Voorzitter, ik zie dat ik over mijn tijd heen ben. Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Dan komen we bij de laatste spreker in de eerste termijn
en dat is de heer Stoffer van de … O, sorry, eerst mevrouw Van Brenk nog
van 50PLUS. Zij is dus de op een na laatste spreekster.
Mevrouw Van Brenk, het woord is aan u. U heeft ook exact vier minuten
voor uw bijdrage.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Ik wil de initiatiefnemers hartelijk danken voor deze nota.
De droogte van de afgelopen zomer stelde ons voor uitdagingen en de nota
Droge Voeten speelt hier dan ook goed op in.
Ik zou graag willen beginnen met een aantal uitgangspunten, waarop ik
ook graag een reactie van de indieners krijg. Grondwater is de
voorkeursbron voor drinkwater en grondwater raakt niet op. Ik vertrouw
erop dat we het daarover eens zijn. De drinkwaterbedrijven geven aan dat
grondwateronttrekkingen een relatief beperkt effect op de
grondwaterstand hebben. Het grootste deel van de uitstroom van water uit
het systeem wordt veroorzaakt door verdamping en afvoer. Verder zien we
ook een stijging van de watervraag. Er is dus behoefte aan
langetermijnoplossingen omtrent klimaat en robuust grondwaterbeheer,
waarbij voldoende water wordt vastgehouden en de inrichting van het
watersysteem wordt geoptimaliseerd.
Het gaat om structurele maatregelen, gericht op aanvulling en herstel
van grondwaterstanden in het winterseizoen. En bij droogte is geen
sprake van verdringingsvraagstukken op korte termijn. Daarom heeft een
verdringingsreeks voor grondwater geen toegevoegde waarde. Waarom is de
initiatiefnemer van mening dat dit wel zo is? Een goed voorraadbeheer,
dus meer water vasthouden, is verstandig. Is de initiatiefnemer dat met
ons eens? En waarom vinden de initiatiefnemers dat het drinkwater uit
oppervlaktewater gewonnen moet worden? De bron voor de
drinkwatervoorziening in Nederland bestaat op dit moment voor 40% uit
oppervlaktewater en voor 60% uit grondwater. De Beleidsnota Drinkwater
noemt dat juist grondwater de voorkeur heeft boven oppervlaktewater als
grondstof voor de drinkwaterproductie. Grondwater is immers schoner dan
het oppervlaktewater. Ik had dan ook verwacht dat de initiatiefnemers
een warm pleidooi zouden houden voor het aanhouden van strategische
voorraden door de provincies in overleg met drinkwaterbedrijven en met
een bijbehorend beschermingsregime. Is dit iets wat de initiatiefnemers
ook van belang achten?
Ik zei het net al: 50PLUS is mordicus tegen de mogelijkheid van
provincies om een heffing in te voeren voor buitensporige afname van
drinkwater tijdens droogteperiodes. Wij vinden dat echt een verkeerde
maatregel, want water is een basisbehoefte die wat ons betreft niet
steeds duurder moet worden. We wijzen erop dat 50PLUS een tegenbegroting
heeft gepresenteerd, waarin ook de bol, de belasting op leidingwater,
was geschrapt. Wij zien nu dat de belastingen op water inmiddels tegen
de 30% is. Om daar nu nog een schep bovenop te doen, tijdens hitte en
droogte, is wat ons betreft zeer ongewenst.
In de initiatiefnota staat dat de aanleg van strategische watervoorraden
rondom Gouda, of een permanente oostelijke aanvoering, oplossingen biedt
om stroomopwaartse verzilting door middel van permanente waterdruk tegen
te gaan. De drinkwaterbedrijven in het westen van het land, met
oppervlaktewater als bron, beschikken over reservecapaciteit die wordt
ingezet wanneer de inname van oppervlaktewater niet mogelijk is. Maar
dat is een tijdelijke crisismaatregel. Verzilting van oppervlaktewater
waar drinkwaterbedrijven van afhankelijk zijn voor de productie, moet
worden voorkomen. Een onderzoek naar een stuurbaar buffernetwerk is
positief. Zo'n netwerk leidt tot meer flexibiliteit in het riviersysteem
en lijkt een effectieve strategie voor de omgang met verzilting.
De permanente oostelijke aanvoer brengt echter juist risico's van extra
verzilting met zich mee bij mondingen van rivieren zoals de Lek en de
Hollandsche IJssel, en het verplaatsen van de innamepunten lost wat ons
betreft de problematiek rondom droogte en klimaatverandering niet op.
Het is zaak dat waterbeheerders de verzilting van bronnen tegengaan.
Daar hebben we volgens mij ook al een motie over aangenomen. Bovendien
komen er ook hoge maatschappelijke kosten kijken bij de verplaatsing van
de huidige innamepunten en infrastructuur.
De voorzitter:
En uw slotzin is?
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Oeh!
De voorzitter:
U zit al ruim over uw spreektijd namelijk.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Het is vreselijk. Ik heb nog een heleboel tekst. Nou ja, goed ...
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Dijkstra.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik mis nog iets in het betoog van mevrouw Van Brenk. Misschien dat ze
daar nog even op kan komen te spreken? Ik zat daar nog op te wachten.
Hoe zit dat nou precies?
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik ben zo blij met de hulptroepen, voorzitter! Excuses aan mevrouw
Bromet dat onze inbreng voornamelijk over droogte gaat, maar wij vinden
het natuurlijk ook van belang om na te denken over een andere manier van
landbouw door rekening te houden met zilte teelt. Dat vinden wij
interessant, maar wij hebben het idee dat wij daar niet massaal toe
overgaan. Wij zouden wel bereid zijn om te kijken of we daar meer
onderzoek naar kunnen doen. Ik snap dat wij de initiatiefnemers zeker
tekortdoen, maar onze focus ligt toch echt bij die droge voeten en wij
zijn daar dus heel kritisch op. Wij vinden het van groot belang dat wij
grondwater als basisbron gebruiken en wij ondersteunen het pleidooi van
de initiatiefnemers ten aanzien van de geborgde zetels.
Ik wil collega Remco Dijkstra van de VVD hartelijk danken voor deze
ruimte.
De voorzitter:
Er zijn meer collega's die graag een interruptie willen plegen, maar
volgens mij zijn die al door hun interrupties heen. Ja, echt waar, ik
ben een strenge voorzitter. U bent klaar met uw inbreng, mevrouw Van
Brenk. Helaas, meneer Geurts, vier interrupties had ik gezegd en u bent
daar al door, dus we gaan nu echt naar de heer Stoffer voor zijn inbreng
in eerste termijn. Hij heeft drie minuten spreektijd. Mogelijk kan ook
hij weer collega's inschakelen als hulptroepen.
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Misschien kan ik een beetje interen op mijn tweede
termijn.
De voorzitter:
Dat is een novum. Ik ga even kijken hoe we dat gaan doen.
De heer Stoffer (SGP):
We gaan het wel zien. Ik heb geen idee hoeveel tijd ik nodig heb.
Voorzitter. In de ene nota pleiten de initiatiefnemers voor droge
voeten, maar in de andere nota willen ze boeren en koeien juist onder
water zetten. Ik constateer met een knipoog dat dit haaks op elkaar
lijkt te staan. Hoe dan ook, de initiatiefnemers hebben belangrijke
onderwerpen bij de kop gepakt. Mijn complimenten daarvoor en het is
inderdaad echt nodig dat we actie gaan ondernemen. Ik zie dan ook heel
veel goede punten, maar ik vind wel dat we ervoor moeten waken om dingen
als peilfixatie en landelijke sproeiafspraken van bovenaf op te leggen.
De indieners willen een veencommissaris, een veencommissie en een
Deltaplan Veen. Daar zet ik vraagtekens bij, want het ene gebied is het
andere gebied niet. Er lopen heel veel gebiedsprocessen en ik ben er
huiverig voor om die te doorkruisen. Die processen moeten we niet in de
wachtstand zetten. Ik hoor graag van de ministers hoe zij daartegenaan
kijken.
Afgelopen vrijdag werd bekend dat het kabinet tientallen miljoenen
euro's wil uittrekken voor onder meer het veenweidegebied. Dat is op
zichzelf een goede zaak. Maar ik pleit er wel voor om de inzet van deze
middelen vooraf te koppelen aan de lopende gebiedsprocessen en ze daar
te investeren waar ze het hardst nodig zijn. Ik denk daarbij vooral aan
het uitrollen van onderwaterdrainage. We moeten wat dat betreft
uitrookbeleid voorkomen.
Als ik de nota's lees, heb ik de indruk dat de initiatiefnemers niet
heel positief zijn over onderwaterdrainage, omdat het alleen een onzeker
en remmend effect zou hebben. Dat kan ik niet helemaal volgen. Mijn
vraag is dan ook of het klopt dat je onderwaterdrainage ook nodig hebt
als je bijvoorbeeld peilfixatie wilt toepassen. Ook dan is
onderwaterdrainage toch nodig om in het midden van een perceel een
hogere waterstand te krijgen? Op heel veel plaatsen is het een "no
regret"-maatregel: je hebt 'm sowieso nodig. Wat mij betreft moeten we
de onderwaterdrainage combineren met een dynamisch peilbeheer. Verder
moeten we ons realiseren dat investeren in onderwaterdrainage goedkoper
zal zijn dan het uitkopen van een melkveehouder. Voor dezelfde euro kun
je dus met onderwaterdrainage meer CO2-reductie bereiken. Ik
hoor heel graag de reactie van de ministers hierop.
In verschillende gebiedsprocessen ligt verkaveling als serieuze optie op
tafel om in bepaalde gebieden het waterpeil omhoog te kunnen brengen.
Dat moet gefaciliteerd en gestimuleerd worden. Dat kan via het landelijk
programma Verkavelen voor Groei. Ik pleit ervoor om dat bij de
uitwerking mee te nemen.
Dan mijn laatste onderwerp. Ik ga het ongeveer binnen de tijd redden,
voorzitter. De initiatiefnemers stellen voor — het is al meer aan de
orde geweest — om de geborgde zetels voor de landbouw af te schaffen.
Als voormalig direct-gekozen algemeen waterschapsbestuurder ben ik daar
niet voor. De rest van de nota's onderstreept juist het belang van die
geborgde zetels. Het waterbeheer in het veenweidegebied heeft namelijk
alles te maken met de landbouwpraktijk. Of je moet die stem uit de
praktijk niet willen horen, maar dat lijkt mij niet zo
democratisch.
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook bedankt. Inderdaad keurig binnen de tijd. Ik kijk even naar de
initiatiefnemers. Willen zij een schorsing of willen zij direct
beantwoorden?
We gaan schorsen voor een minuut of tien, want we gaan van zaal
wisselen. Dat is gemakkelijker omdat de medewerkers dan rechtstreeks bij
de adviseurs zitten en wij de adviseurs van alle kanten goed kunnen
zien. Wij gaan naar de Thorbeckezaal, als het lukt. Daar hebben we
ongeveer tien minuten voor nodig. Laten we om 12.00 uur beginnen
daar.
De vergadering wordt van 11.48 uur tot 12.03 uur geschorst.
De voorzitter:
Dank aan iedereen die eraan heeft bijgedragen dat we nu in deze andere
zaal zitten. Er is even een changement geweest, waardoor de leden die de
beantwoording verzorgen en onze adviseurs en hun mensen wat prettiger
kunnen zitten, en wij ook met elkaar. Hartelijk dank allemaal
daarvoor.
Als eerste geef ik het woord aan de heer De Groot.
De heer De Groot (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de collega's voor hun interessante
inbreng. Fijn dat we het met elkaar hierover kunnen hebben. De
achtergrond waartegen D66 en GroenLinks hebben gezegd het thema
klimaatadaptatie op de agenda te willen zetten, is natuurlijk zo
langzamerhand bij iedereen bekend. Die is namelijk dat de zeespiegel
stijgt, zelfs sneller dan we op dit moment nog denken, en dat de bodem
in Nederland zakt. Dat loopt dus uit elkaar.
Wij hebben gezocht naar de kansen die dit biedt. Je kunt natuurlijk een
enorme muur van beton om Nederland zetten, zoals we dat misschien wel
met de Zeeuwse Deltawerken hebben gedaan, maar die gaat het niet redden.
We moeten kijken hoe we mét de natuur op deze uitdaging voor de toekomst
kunnen ingaan. Er is een uitdaging ten aanzien van het management van
rivieren. Het water zal sneller komen in kortere tijd: blijven rivieren
bevaarbaar? Er is een uitdaging voor de kustbescherming: moet die met
hogere duinen of kunnen we de kust wat meer naar buiten of zelfs naar
binnen laten komen? Er is een uitdaging voor de zoetwatervoorziening,
ons drinkwater. De steden krijgen steeds meer last van hitte en droogte.
En dan is er natuurlijk ook nog het punt van onze landbouwmethoden. Dit
vormde de achtergrond van onze notitie: laten we zoeken naar de kansen
die dit alles biedt.
Zelden werd bij een onderdeel uit een nota en zelfs het onderwerp van de
gemeenschappelijke nota met GroenLinks, namelijk veenweiden, de daad al
bij het woord gevoegd voordat de behandeling van de nota plaatsvond. We
hebben, denk ik, een aardig tempo te pakken, gezien ook de urgentie. We
realiseren het ons misschien niet op deze postzegel, maar de hele wereld
zit op dit moment te kijken naar wat Nederland gaat doen met de
veenweidegebieden. Want er zijn natuurlijk heel veel gebieden op de
wereld met een soortgelijke problematiek. Het zijn hele vruchtbare
gronden, waarop het fijn is om landbouw of veeteelt te bedrijven.
Ik ga kort in op de verschillende punten en zo kort mogelijk op het
onderwerp veenweidegebieden, want dat zal collega Bromet verder
behandelen.
Allereerst het drinkwater. De zorg die hierachter zit, ook gezien vanuit
de Kaderrichtlijn Water, is dat de drinkwatervoorziening, en zeker het
grondwater, onze spaarrekening is. Ik begrijp dat de waterwinbedrijven
blij zijn met de huidige toestand: 60% van hun water halen ze
daarvandaan. Maar deze nota kijkt vooruit en dan moet je bezien of het
voldoet aan de Kaderrichtlijn Water, hoe het zit met verontreinigingen
door pesticides en hoe het met de grondwaterstand gaat — we zijn in
sommige gebieden nog niet terug op het niveau van voor de droge zomer
van vorig jaar. D66 heeft gezien al deze zaken gezegd dat er gekeken
moet worden naar de heffingen en naar andere instrumenten om zuiniger om
te gaan met deze spaarrekening.
Ik zeg dit ook tegen mevrouw Van Brenk van 50PLUS, die hier behoorlijk
kritisch op was. Ik neem toch aan dat ook voor de jongeren het van
belang is om zuinig te zijn op je spaargeld. Want grondwater kan best
opraken. Natuurlijk is het nu een voorkeursbron, maar we hebben juist
gezegd: ga kijken of je het zoete oppervlaktewater zo schoon kunt
krijgen dat je het kunt gebruiken als drinkwater, juist om zuinig te
zijn op je spaarrekening. Daarom is het ook belangrijk dat er een
verdringingsreeks komt — niemand weet op dit moment namelijk van wie het
grondwater is — en dat je zuinig bent op strategische voorraden.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat: er is een vraag van de heer Geurts en daarna ook
van mevrouw Van Brenk. Ik wil de leden vragen of ze, in tegenstelling
tot in de eerste termijn, heel kort en puntig vragen kunnen stellen.
Doen ze dat, dan krijgen ze niet vier vragen maar vijf. Dus ik ga naar
de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
In de nota wordt door de initiatiefnemers gesproken over "heffingen in
te voeren om buitensporige afname van drinkwater te ontmoedigen". Zou de
initiatiefnemer mij kunnen vertellen wat "buitensporig" is in dit
verhaal?
De heer De Groot (D66):
Ik wil de voorstellen die wij hebben gedaan, waaronder een heffing, een
beetje in de context plaatsen van onze zorg over een zorgvuldige omgang
met ons grondwater. Dit richt zich niet per se alleen op burgers, maar
ook op de industrie. De notie, de vanzelfsprekendheid waarmee drinkwater
nu nog uit onze kraan komt en wordt gebruikt voor het wassen van uw auto
— u gaf zelf het voorbeeld aan — voor het sproeien van je tuin en voor
het doortrekken van je wc; daar moeten we goed over nadenken. De
opmerking over buitensporigheid is niet letterlijk te nemen. Maar dat we
op dit moment te veel water gebruiken en dat water hartstikke goedkoop
is, staat voor D66 vast.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Mevrouw Van Brenk bracht het punt als eerste op en terecht, want er
wordt hier over heffingen gesproken et cetera. Ik had het in eerste
instantie niet zo gelezen: die burger wordt daar gelijk … Ik hoor vanuit
de D66-fractie, ik moet zeggen vanuit de initiatiefnemer, geen nadere
onderbouwing van dat buitensporig. Dus ik moet er dan maar van uitgaan
dat dat buiten werking blijft.
De heer De Groot (D66):
Ik denk dat we de vanzelfsprekendheid … Het wassen van een auto met je
eigen tuinslang zou ik niet willen bestempelen als een zeer zinnig
gebruik van dat mooie gezuiverde water. Ik denk dat de heer Geurts,
gezien ook zijn voorbeeld, het daarmee eens is. Als je een nieuwe wijk
aanlegt — ik noem maar wat — en water zo goedkoop is als het nu is, dan
loont het bijna niet om een gescheiden watersysteem aan te leggen of om
te kijken naar gescheiden waterafvoer. Dat is de achtergrond van de
gedachte: moeten we niet toch kijken of we met een heffing het gedrag
van consumenten en bedrijven de goede richting op kunnen sturen, zodat
investeringen in alternatieve, duurzamere watersystemen meer voor de
hand komen te liggen?
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter, het blijkt dat toeschouwers ons niet kunnen volgen. Wij zijn
naar een andere zaal verhuisd en de camera's werken niet mee. Misschien
kan de Griffie daar nog even iets aan doen.
U zegt dat ik het kort moet houden, maar D66 …
De voorzitter:
Mevrouw Van Brenk, u mag het zo lang maken binnen die vier interrupties
als u wil. Alleen krijgt u dan die vijfde niet. Aan u is het woord. Er
wordt op dit moment naar de camera's gekeken. Dank u wel.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
D66 raakt 50PLUS hier keihard door een opmerking die ik ver van me zou
willen werpen, alsof 50PLUS niet denkt aan toekomstige generaties. Wij
hebben kinderen en kleinkinderen en wij zijn daar erg mee begaan. Dus
een opmerking dat wij, als wij iets zeggen over drinkwater en over
grondwater, dan niet denken aan toekomstige generaties vind ik echt ver
beneden niveau. Ik heb twee keer aan de initiatiefnemers gevraagd of zij
in wilden gaan op de vragen en de opmerkingen in de position papers van
drinkwaterbedrijven. Dat hebben de initiatiefnemers niet gedaan. Dat
vind ik echt heel vervelend en heel erg jammer. D66 zegt dat het
grondwater misschien toch wel gaat opraken, maar dat wordt bestreden
door een aantal professionals. Die hebben een aantal opmerkingen gemaakt
waar de indieners niet op in willen gaan. Ik ben daar zo fel op, omdat
ik graag had gezien dat zij dat in hun voorbereiding meegenomen hadden.
Dat had ons veel werk gescheeld. Ik hoop dat D66 wil ingaan op de
opmerkingen die gemaakt zijn door de drinkwaterbedrijven.
De heer De Groot (D66):
Ik ben zeer blij en verheugd om te horen dat 50PLUS ook denkt aan
toekomstige generaties. Dat kan niet genoeg benadrukt worden als het
gaat om de toekomst. Wij als indieners hebben wel degelijk een gesprek
gehad met de vertegenwoordigers van Vewin. Die klinkt ook in uw bijdrage
door. We hebben daar zeer uitgebreid kennis van genomen. Op een aantal
punten merkt u bijvoorbeeld aan de nuance over de heffing dat wij daar
onze mening licht hebben gewijzigd. Op een aantal punten ben ik het
absoluut niet eens met uw inbreng in dezen. Wij vinden het bijvoorbeeld
nog steeds een goed idee om de waterinnamepunten naar het oosten te
verplaatsen, omdat je anders te geforceerd moet zorgen dat het zoute
water buiten blijft als je die punten op de huidige locaties laat. Ik
denk dus dat het eerder beter is om te leren omgaan met de toenemende
verzilting, die sowieso gaat optreden, ook in de landbouw en de gewassen
en in de natuur. Daarvoor is het handig om het zoet water en het
drinkwater te beschermen. Daarin verschillen wij denk ik van
mening.
De voorzitter:
De heer De Groot vervolgt zijn … Nee, nog niet. De heer Moorlag heeft
nog een vraag aan hem.
De heer Moorlag (PvdA):
Volgens mij raakte mevrouw Van Brenk wel een essentieel punt. Het zijn
wel vergaande voorstellen: een heffing, verleggen van waterinnamepunten,
afscheid nemen van grondwater als drinkwaterbron. Ik herhaal mijn vraag
uit de eerste termijn: op welke onderzoeken zijn deze vergaande
voorstellen gebaseerd en hoe zijn effectiviteit en doelmatigheid daarvan
beoordeeld?
De heer De Groot (D66):
Dat is een terechte vraag. Wij hebben die voorstellen gedaan door, voor
zover dat als Kamerlid mogelijk is, met zo veel mogelijk mensen te
praten. We hebben geprobeerd om de zorg over ons spaargeld, ons
grondwater, neer te zetten en op een aantal bewegingen in te gaan. Ik
was al wat genuanceerder over de heffing. Ik kan nu niet zeggen wat het
meest effectief is. We hebben beoogd om te zorgen dat die zorg op tafel
komt en om in ons beleid te gaan kijken naar de instrumenten om daarmee
om te gaan. Dat is uiteraard een mix van instrumenten, net als bij het
veenweidegebied. Ik kan u niet een heel impactassessment geven, als dat
uw vraag is.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik heb er wat moeite mee. Drinkwaterbedrijven zijn publieke bedrijven
waar ook democratische controle op is. Er zijn overheidsaandeelhouders.
Hier worden vergaande voorstellen gedaan. Punten die vanuit die sector
worden aangevoerd, worden terzijde geschoven. Eerlijk gezegd vind ik de
onderbouwing van die vergaande voorstellen heel dun. Dat wekt de indruk
dat deze ergens zo'n beetje in een laboratorium zijn bedacht zonder dat
deze berusten op goed onderzoek en een toets op effectiviteit en
doelmatigheid.
De heer De Groot (D66):
Het is bekend dat de waterwinbedrijven, die redeneren vanuit de huidige
toestand — dat is mij wel duidelijk geworden — niet zo veel zien in deze
maatregelen. U heeft dat ook verwoord. Maar het goede is dat wij nu de
discussie erover hebben, waar het eerst een vanzelfsprekendheid was om
voort te gaan op de weg zoals we die waren ingeslagen. Het zal de PvdA
duidelijk zijn dat we wel iets moeten doen. We moeten het er met elkaar
over hebben wat een goede mix is van maatregelen.
De voorzitter:
Daarmee vervolgt de heer De Groot zijn betoog.
De heer De Groot (D66):
Dan ga ik van het drinkwater naar de opmerkingen over de boeren en het
veen. Ik zal dat zo kort mogelijk doen. Als het gaat om andere
landbouwmethoden, zal het geen geheim zijn dat D66 voorstander is van de
ingezette koers naar kringlooplandbouw, waarmee je in ieder geval niet
alleen veel meer de uitstoot van klimaatgassen uit de voedselproductie
naar beneden brengt, maar ook beter omgaat met klimaatadaptatie. De
bodem speelt een hele belangrijke rol in de kringlooplandbouw. Daar kun
je namelijk heel veel koolstof in vastleggen. Dat is de gedachte achter
het opnieuw kijken naar het veen, want je kunt ook veen meer koolstof
laten vastleggen dan er aan methaan en andere gassen aan ontsnappen. Dat
is ook, zo zeg ik tegen de heer Geurts, de gedachte achter deze nota
geweest: kun je niet kijken of je met maatregelen dat veen weer koolstof
kan laten vastleggen, zoals het miljoenen jaren heeft gedaan?
Hoe zit het dan precies met methaan- en lachgas? Ik denk dat we daar ook
de goede middenweg voor hebben gevonden. We hebben nog geen in steen
gebeitelde regels, maar alle experts brengen naar voren dat het, met de
kennis die we nu hebben, een soort "no regret"-optie is als het
grondwater tot 10 cm onder het maaiveld omhoog wordt gebracht. Maar het
staat vast dat we daar met allerlei experimenten aan de slag moeten, ook
om — de VVD zegt dit terecht — de balans te vinden tussen de belangen
van de natuur en de economische belangen van de melkveehouders die daar
zitten.
Het is inderdaad geen blauwdruk waarnaar we toewerken, maar het is wel
een weg ernaartoe. Zoals gezegd werd afgelopen vrijdag al een belangrijk
deel van de ideeën omgezet en van fondsen voorzien om op een slimmere
manier met ons veenweidegebied om te gaan. Zoals de heer Geurts zei: de
kosten van nietsdoen zijn te hoog om langer te wachten. Ook de PvdA
vroeg: wie gaat daar de regie over voeren? Dat moet je samen doen met de
provincies en met de betrokkenen — dat zeg ik ook tegen de VVD — om er
op een slimme manier voor te zorgen dat het geld daar landt waar je
ofwel gebieden rondom Natura 2000-gebieden in natuur kunt omzetten, of
perspectief kunt bieden aan zittende melkveehouders met een ander
verdienmodel. Ik zeg daar ook bij dat het verdienmodel voorhanden moet
zijn voordat je de knop omzet. Dat ben ik volledig met de heer Geurts
eens. De Partij voor de Dieren vond het allemaal toch niet ver genoeg
gaan. Maar nogmaals, ik denk dat het zelden is gebeurd dat de regering
de fondsen al bij een initiatiefnota gaf, nog voordat de nota was
besproken.
Dan ga ik door naar de steden. De VVD was het niet eens met het voorstel
om al in de NOVI de klimaatadaptatie op te nemen. Daarover verschillen
we dan van mening. Het is niet zo dat het dan meteen een blauwdruk
wordt, want u weet ook dat in de systematiek van de NOVI provincies en
gemeenten ook een hele belangrijke rol hebben. We moeten gewoon slim
gaan bouwen. We hebben nogal wat woningen te bouwen, namelijk 1,5
miljoen. Laten we dat doen op een manier waarop je er ook over 100 jaar
nog met droge voeten kunt wonen.
In antwoord op de vraag van mevrouw Kröger van GroenLinks zeg ik dat de
klimaatbuffers rondom Groningen mooie voorbeelden zijn. Ik vond dat een
prachtig voorbeeld van hoe je met de natuur in de steden droge voeten
kunt houden. Want als het water in de Waddenzee hoog staat en het komt
ook vanuit de rivieren en de Drentse heuvelrug naar Groningen, loopt
Groningen onder als je het aan het beton overlaat. Door moerassen om
Groningen heen te leggen, kun je dat perfect oplossen. Zo wil D66 dat
graag doen. Daar zitten de kansen.
Tegen D66 zeg ik dat ik de landelijke aanpak van fundering — D66 vroeg
naar de regeringsreactie — wat mager vind, omdat maar heel weinig steden
zijn aangesloten bij die actie. Er zitten nog heel wat mensen met heel
veel huizen met de handen in het haar. Want wat betekent droogte of
verzakking voor hun fundering? Daar vinden wij elkaar dus.
Dan de rivieren. De VVD roemt Nederland terecht als koploper in de
strijd tegen het water. De internationale status van Nederland kwam ooit
natuurlijk juist voort uit de Deltawerken en het vele beton dat we
daarbij hebben gebruikt. Het grappige is dat die status eigenlijk weer
is verhoogd toen we het programma Ruimte voor de Rivier gingen doen,
waarbij we de natuur juist op een slimme manier hebben gebruikt voor de
omgang met de waterveiligheid. Dus ja, daar lopen we wereldwijd in
voorop. Dat komt doordat we geen tegenstelling creëren tussen
waterveiligheid en natuur, maar in tegendeel de natuur juist gebruiken
om andere functies te zoeken, zoals wonen en andere kansen, om op een
slimme manier droge voeten te houden.
D66 had ook nog gevraagd naar de kabinetsreactie. Is het goed dat de
dubbele doelstelling voor waterveiligheid en natuur in Ruimte voor de
Rivier ook in het Hoogwaterbeschermingsprogramma wordt meegenomen, maar
de financiën pas in 2030? Ik zou graag willen dat dat naar voren zou
worden gehaald.
Tot slot, voorzitter. Over de kustbescherming is niet heel veel gezegd,
maar ik wil kwijt dat we juist daar kansen zien. Kun je iets met
eilanden voor de kust of kun je ervoor zorgen dat de kust soms een
beetje naar binnen gelaten wordt? Dan kun je met verschillende functies,
misschien zelfs wonen, kijken hoe je ervoor kunt zorgen dat we niet
achter hoge dijken, maar achter een uitgebreid natuurgebied met een
slimme kustbescherming droge voeten houden in Nederland.
Voorzitter, dat was mijn bijdrage.
De voorzitter:
Dank u wel. Er was een vraag van de heer Dijkstra. Daarna is er ook nog
een vraag van mevrouw Van Brenk. De heer Dijkstra, VVD.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik heb een paar punten waar ik graag een reactie op zou hebben van de
heer De Groot. Dat zijn nog een paar openstaande vragen en een vraag aan
de hand van zijn betoog tot heden. Die vraag gaat over de bestemming van
de middelen die nu zijn vrijgemaakt. Ik leg de heer De Groot een keuze
voor; ik hoor graag wat hij vindt. Moeten wij deze gaan steken in
onderzoek en pilots? Is dat dan prioriteit nummer een? Twee. Moeten we
de boeren alvast een beetje aan het subsidie-infuus gaan hangen? U weet
vast hoe ik daarover denk. Of moeten we het direct gaan steken in
natuurontwikkeling? Ik ben benieuwd in welke gradatie de heer De Groot
daar keuzes in zou maken.
De heer De Groot (D66):
Dat is een leuke vraag, want dat is eigenlijk een of-vraag. Moeten we
gaan onderzoeken en pilots gaan houden, moeten we boeren aan het
subsidie-infuus gaan hangen of moeten we het in natuur steken? Het
antwoord is een en-antwoord, misschien in iets andere bewoordingen. Ik
denk dat wij moeten zoeken naar voldoende pilots om de kennis op te doen
die nodig is: wat is nou de slimste manier om zo'n veenweidegebied te
gaan beheren? Misschien constateren we dat het in de omgeving van Natura
2000-gebieden ook wel heel slim is om bij een stukje veenweidegebied
gewoon de boeren uit te kopen, die dan ergens anders verdergaan, en van
dat stukje natuur te maken. Ja, soms zul je samen met boeren en andere
betrokkenen in een gebied moeten bekijken of bijvoorbeeld niet op een
slimme manier veenweidekaas als verdienmodel genomen kan worden om te
voorkomen dat al die melk daar op de grote hoop komt. Want je hebt toch
een hogere kostprijs. Dat zijn eigenlijk de opties. Ik vind dat het
klimaatakkoord dat ook heel goed beschrijft. Dat zul je dus met de
betrokkenen daar in het land moeten doen. Het is dus een en-antwoord op
een of-vraag.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik heb vijf vragen gesteld waar ik geen antwoord op heb gekregen. Dat
zijn er wel veel. Ik weet niet of ik die hier mag herhalen.
De voorzitter:
Dat mag, als het kort is.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Kort. Een. Hoe denken de indieners de dialoog met de mensen die je erbij
betrekt, te gaan voeren? Twee. Hoe wordt het cultuurhistorische en
karakteristieke landschap behouden? Drie. Hoe worden de natuurbelangen
versus de andere belangen gewogen? Vier. Is actieve vernatting het
medicijn voor alles of niet? Vijf. Dan nog inderdaad over de bebouwde
omgeving: wordt erkend hoe ingewikkeld dat wel niet is?
De heer De Groot (D66):
Ik begin even met het laatste: de bebouwde omgeving. Dat is ingewikkeld,
maar dat maakt het niet minder noodzakelijk om daarnaar te kijken. We
gaan al die nieuwe woningen bouwen. Daarom wil D66 dat ook in de NOVI
hebben. We moeten voorkomen dat mensen bijvoorbeeld meteen hun tuin weer
helemaal dichttegelen, dat de wc's daar toch weer met drinkwater worden
doorgespoeld of dat we rioleringssystemen aanleggen waar alles op
uitkomt waarna alles moet worden gezuiverd. Dat is geen gemakkelijke
opgave, maar het is wel noodzakelijk. De andere vragen, over de dialoog
enzovoort, leg ik een beetje op een hoger abstractieniveau. Mevrouw
Bromet gaat daar ook nog op in. De kern is: doe het samen. Juist om dat
mooie veenweidelandschap te behouden moet je deze acties nemen. Als je
daar de koe in de wei wilt houden, moet het misschien een lichtere koe
zijn dan de koe die we nu hebben, bijvoorbeeld. Mevrouw Bromet zal daar
nog wat dieper op ingaan.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik had gevraagd om een reactie op een uitgangspunt; die reactie heb ik
nog niet gekregen. Dat betrof twee punten: grondwater is de
voorkeursbron voor drinkwater en grondwater raakt niet op. Mijn vraag
was: zijn we het daarover eens? Kan de heer De Groot daarop
antwoorden?
De heer De Groot (D66):
Ik heb gezegd dat we daarover van mening verschillen. Voor D66 is de
voorkeursbron juist oppervlaktewater. Laten we nou zorgen dat dat zo
schoon is dat je dat, uiteraard na zuivering, kunt gebruiken als
drinkwater. Dat grondwater nooit opraakt … Vraag dat de mensen in India
maar eens. Maar goed, in Nederland hebben we een andere situatie. We
krijgen echt wel een ongelofelijke verandering van het klimaat. Ik heb
verwezen naar de droogte van vorig jaar. We hebben gezien dat de
voorraden nog steeds niet zijn aangevuld. Ik zou dus niet durven beweren
dat grondwater nooit opraakt. Integendeel.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Het realisme van D66 ... We hebben 800 miljard m3 grondwater.
Jaarlijks onttrekken we daaraan 0,7 miljard m3. Hoezo gaat
het op? Ik vind dat hier een ontzettend doemscenario geschetst wordt. Ik
vraag me echt af of D66 het ook realistisch vindt, als we zien dat er
tot nu toe nog steeds vergunningen verleend worden om op rivieren te
lozen en dergelijke. Ik snap dat we daar zo veel mogelijk van af willen,
maar dan is het toch logisch dat we grondwater als belangrijkste bron
voor drinkwater willen houden, en het niet omkeren?
De heer De Groot (D66):
We hebben nooit gezegd of geschreven dat het grondwater opraakt. We
maken ons wel zorgen, gelet op de droogte van vorig jaar en het nog
steeds niet aangevuld zijn van de voorraden. Je moet er zuiniger mee
omgaan. Daarom is oppervlaktewater de voorkeursbron. Laten we zorgen —
ik ben blij dat mevrouw Van Brenk het daarmee eens is — dat het
oppervlaktewater veel schoner wordt dan het nu is.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik had een vraag gesteld over de klimaatbuffers en vooral ook over hoe
de heer De Groot kijkt naar de kabinetsreactie op zijn initiatiefnota.
Het kabinet schrijft dat het dit als maatregel in beeld wil houden bij
decentrale overheden. Acht hij dat voldoende? Of is er toch meer regie
nodig van de minister om de provincies te sturen, te coördineren en bij
te staan?
De heer De Groot (D66):
Dank voor de vraag. Juist het voorbeeld van Groningen, maar er zijn ook
andere voorbeelden, geeft aan hoe belangrijk dit is. Dat dit meer
aandacht van het Rijk verdient, zijn we helemaal met u eens. Dat is ook
de reden dat we dit als voorbeeld hebben genoemd. Ik vond de reactie van
de regering inderdaad wat afhoudend. Dat is jammer.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
En als we dat afhoudende wat uitpluizen: wat zou de heer De Groot als
initiatiefnemer graag willen dat de minister van IenW doet om dit punt
beter te borgen? Hoe kunnen we die klimaatbuffers vanuit het Rijk dus
beter ondersteunen, afstemmen, coördineren en naar een hoger plan
tillen?
De heer De Groot (D66):
De notie dat je met natuur veel slimmer en soms ook nog wel goedkoper
uit bent dan met beton begint langzaam door te dringen. Dat zie je aan
het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma als het gaat om de rivieren.
Ik wil de minister vragen om de kennis daarover te bundelen en
onafhankelijk ter beschikking te stellen aan provincies, waterschappen
en gemeentes die voor concrete opgaven staan. Juist die kenniscomponent
— hoe werk ik met de natuur? — is ook bij het Rijk wat onderbelicht.
Kennis zou een sterke, onafhankelijke positie moeten hebben, net als bij
Ruimte voor de Rivier. Ik zou de minister willen vragen om daarin te
investeren.
De voorzitter:
Zijn er verder nog vragen aan de heer De Groot? Nee? Dan gaan we door
met mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Aan het begin misschien iets over mijn motivatie
om deze initiatiefnota te schrijven. Die is er namelijk in gelegen dat
ik heel erg hou van het veenweidelandschap. Ik woon er mijn hele leven
middenin. Ik kijk erop uit, elke dag. Ik ben er dol op. Juist vanuit het
besef van de waarde van het landschap en vanwege actuele, nieuwe
inzichten over veen dacht ik toen ik Kamerlid werd: ik ga hiermee aan de
slag.
Er wordt soms een tegenstelling gecreëerd. Het idee dat GroenLinks of ik
met mijn nota een muggenmoeras wil maken van Nederland, zou ik
allereerst dan ook willen wegnemen. Als je van het landschap houdt, wil
je het zo houden. Maar er zijn omstandigheden die ons dwingen om er ook
op een andere manier naar te kijken. Dat zou best kunnen samengaan met
behoud. Dan gaat het over behoud en verandering. Ik zal daar in de
beantwoording op de vragen zo wat meer op doorgaan.
Het proces is als volgt gelopen. Ik heb een tekst opgesteld, een eerste
concept voor de initiatiefnota. Daarmee zijn we langs allerlei partijen
gegaan. We hebben ontzettend veel gesprekken gevoerd. We zijn met
minister Schouten ook een veenweidegebied ingegaan, in een bootje. Ze
heeft kunnen zien hoe prachtig het daar is. We hebben een symposium
georganiseerd, waar we met alle belanghebbenden gesproken hebben. We
hebben ook de titel van het eerste concept veranderd. Het eerste concept
heette De verborgen vervuiler. Heel veel betrokkenen vonden dat een vrij
negatieve titel. Heel veel bleek te gaan over taal. Ook in de gesprekken
met boeren bleek een heleboel niet eens zozeer over de inhoud te gaan,
als wel over de manier waarop je het opschrijft. Daar hebben we heel
veel tijd in gestoken. Vorige week spraken wij in dit proces voor de
derde keer met mensen van de LTO. Zij kwamen heel blij binnen en zeiden:
we zijn het er voor het grootste gedeelte mee eens. Dat vond ik heel
leuk. Ik heb niet het gevoel dat wij concessies hebben gedaan aan onze
nota, maar ik denk dat we het onderwerp, door het op een bepaalde manier
op te schrijven, met respect voor alle belangen, toch verder hebben
weten te brengen. Ik ben dus ook heel positief over het vervolg, maar er
moet nog wel wat gebeuren.
Ik zal een paar onderwerpen langs gaan om dit toe te lichten. De VVD,
GroenLinks en D66 hebben gevraagd hoe wij kijken naar het vrijdag
verschenen klimaatakkoord. Allereerst wil ik zeggen dat ik het heel goed
vind dat daarin een paragraaf over de veenweide staat, juist omdat er zo
veel CO2 vrijkomt in de veenweide, bij het verdrogen van de
grond. Dat inzicht is vrij nieuw; niemand heeft daar ooit bij
stilgestaan. Het is al duizenden jaren aan de gang, zoals het CDA al
zei, maar nu heeft het urgentie gekregen. Ik ben dus blij dat er
daarover een paragraaf in staat. Ik ben ook blij met het doel dat
genoemd wordt: 1 megaton reductie in 2030. Dat is namelijk ook het doel
dat in de initiatiefnota genoemd wordt.
Waar ik minder blij mee ben, is dat er geen doorkijkje wordt gegeven
naar het scenario tot 2050. Wij schrijven in onze nota dat wij denken
dat de reductie van CO2 door zou moeten groeien naar 3,5
megaton, in de natuur als geheel. Daar zit ook een deel compensatie door
de aanplant van bomen in andere gebieden in Nederland in. Wij vinden het
jammer dat daar in het klimaatakkoord nog helemaal niet naar gekeken
wordt. Tussen 2030 en 2050 zitten tenslotte maar twintig jaren. Als je
iets wilt doen met draagvlak, heb je tijd nodig. Dan moet je dus zo snel
mogelijk beginnen. Dan moet je niet wachten tot 2030 en dan denken: o
jee, we hebben nog een probleem, we moeten nog maar iets
verzinnen.
Het is fijn dat er geld in het klimaatakkoord zit, maar wij vinden,
zoals we in de initiatiefnota schrijven, dat er eerst een plan moet
komen, want als je geen plan hebt, weet je ook niet wat iets kost. Wij
weten ook niet wat het kost. Wij weten wel wat het kost om een plan te
maken. Daarvoor hebben we geld gevraagd, dus alleen voor het maken van
een plan. Moet je in dat plan zomaar een bedrag opnemen? Een heleboel
collega's hebben al vragen gesteld, ook aan mijn collega De Groot, over
wat er dan gaat gebeuren met die 1 miljoen. Ik ben heel benieuwd naar
het antwoord van de minister zo meteen. Ik denk dat dat nog niet bekend
is. Ik denk dat het een soort beginbedrag is. Ik zou het eigenlijk om
willen keren: eerst een plan en dan geld, omdat je dan weet wat je gaat
doen. Mijn eerste reactie is dus dat het goed is dat er geld is, al denk
ik niet dat het genoeg is. Maar dat zal moeten blijken.
Dan het Deltaplan Veen, waar sommigen naar gevraagd hebben en waar wij
ook voor pleiten in de nota. De VVD vraagt: kan het karakteristieke
landschap behouden worden of wordt heel Nederland een moeras? De VVD
gelooft niet in een blauwdruk. Ook wij geloven niet in een blauwdruk.
Wij vinden dat er, platgeslagen, een kaart van het veenweidegebied in
Nederland moet komen, een plan waarin wordt ingegaan op de kansen die er
liggen op verschillende gebieden. In sommige gebieden zal
onderwaterdrainage, waar sommigen naar gevraagd hebben, een oplossing
zijn. In andere gebieden zal het misschien beter zijn of liggen er
kansen om meer natuur aan te leggen. De heer De Groot zei net ook al dat
het in de buurt van Natura 2000-gebieden in verband met de
stikstofproblematiek goed is om meer natuur aan te leggen. Dat is iets
wat vanuit de gebiedsprocessen op zal moeten komen, maar wat
uiteindelijk wel in een plan vastgelegd moet worden, omdat je geld nodig
hebt om het uit te voeren en omdat er zekerheid moet zijn voor de
ondernemers in het gebied. Het is eigenlijk heel simpel om de
CO2-uitstoot uit veen te stoppen. Je zorgt ervoor dat het waterpeil
omhooggaat. Alleen, het probleem is natuurlijk dat er een heleboel
boeren in het gebied zitten. Ik heb met mijn initiatiefnota niet willen
zeggen: jammer voor de boeren, ze zitten er al een paar generaties of ze
zitten er al sinds het jaar 1500, en nu is het dan afgelopen. Het gaat
er juist om dat je een plan maakt waarin je ook de ondernemers
duidelijkheid geeft en alternatieven schetst.
Wil je dit laten slagen, dan is het van essentieel belang dat er zo'n
plan komt. Het CDA vraagt bijvoorbeeld of we dan overal aan peilfixatie
gaan doen. Nee, peilfixatie is ook iets wat op sommige plekken nodig zal
zijn terwijl dat op andere plekken misschien nog niet nodig is. Dat komt
allemaal in dat plan aan de orde. Ik vind dat dat plan moet worden
gemaakt door een veencommissaris. Ik heb gesproken met ontzettend veel
mensen die betrokken zijn bij die gebiedsprocessen. Die vormen ook de
basis van de verandering. Er zijn mensen die zeggen dat in de
initiatiefnota staat dat het van bovenaf opgelegd moet worden. Dat is
helemaal niet de bedoeling. Die gebiedsprocessen vormen de basis van het
plan dat gemaakt moet worden. De mensen in die gebieden weten precies
waar de kansen liggen, waar de problemen liggen en wat je waar kunt
doen. Het is echter wel zo dat we nu op verschillende gebieden in
Nederland allemaal het wiel aan het uitvinden zijn. Collega Kröger sprak
daar al over. Misschien zijn er dubbelingen in onderzoek. Dat zou zonde
zijn. Misschien liggen er in sommige gebieden ook wel kansen om snel aan
de slag te gaan zonder dat dat heel veel effect heeft op de
bedrijfsvoering.
Illustratief daarvoor is dat het waterpeil in Friesland heel anders is
dan in Noord- en Zuid-Holland. Ik heb aan heel veel mensen gevraagd wat
daar de geschiedenis van is. Dat is waarschijnlijk gewoon willekeurig
bepaald. Op een gegeven moment is besloten dat het waterpeil op een
bepaald niveau werd gezet. In Friesland is dat veel lager dan in Noord-
en Zuid-Holland. Misschien zou je het waterpeil in Friesland best wel
kunnen laten stijgen zonder dat dat al te grote effecten heeft voor de
bedrijfsvoering van de boeren aldaar. Dat zal echter moeten blijken uit
zo'n onderzoek. Ik vind dat het dan zonde is om boeren in Zuid- en
Noord-Holland op te zadelen met ingewikkelde processen waar ze misschien
op dat moment nog niet aan toe zijn, terwijl je er in Friesland al mee
aan de gang kunt.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik haak even aan op de woorden van mevrouw Bromet. Zij heeft het over
kansen en over een plan. Zij heeft ook iets gezegd over de financiën.
Haar laatste zin luidde: voordat we boeren opzadelen met dingen waar ze
nog niet aan toe zijn … Dat is een beetje het punt dat ik wil maken. Als
u zegt dat er heel veel moet veranderen, dat we met betrekking tot
gigantische megatonnen ook in de toekomst een doorkijkje moeten gaan
geven, dan betekent dit dat er voor heel veel boeren geen toekomst is in
hetgeen ze nu doen. Of ze moeten maar weg. Nou, waar moeten ze dan
naartoe? Of ze moeten maar overgaan op andere vormen van landgebruik,
dat duurzaam moet zijn. Maar er moeten wel centjes mee te verdienen
zijn. Bent u het met me eens dat een economisch model toch wel echt een
basisvoorwaarde is? Anders hangen alle boeren zo meteen aan het
subsidie-infuus.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Natuurlijk, een van de aanbevelingen in de nota is juist dat er gekeken
moet worden naar de vraag wat alternatieve verdienmodellen voor boeren
zijn. Tegelijkertijd moet je ook kijken naar de ontwikkelingen in de
veehouderij. Er stoppen op dit moment elke dag een heleboel boeren. Het
aantal boeren is de afgelopen jaren ook in de veenweidegebieden
ontzettend teruggelopen. We hebben problemen met de aanpak van stikstof.
Ik zou zeggen: laten we daar ook naar kijken en bekijken of die
problemen en oplossingen samengenomen kunnen worden. Als boeren zeggen
"wij hebben een probleem, want wij hebben geen opvolger", dan kan dit
ook een oplossing zijn, zeker als je de tijd neemt om een plan te maken
en niet zegt: morgen is het allemaal afgelopen; jammer van de stal die
je twee jaar geleden gebouwd hebt, maar die is nu overbodig geworden.
Dus dat is absoluut niet het idee.
De voorzitter:
De laatste interruptie van de heer Dijkstra.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dat betekent dus dat je kijkt naar alternatieven als ze zich voordoen en
misschien wat eerder als een boer inderdaad stopt. Maar u bent toch met
mij eens dat je niet je oude schoenen moet weggooien voordat je nieuwe
hebt en zeker weet dat het inderdaad rendabel is?
De tweede vraag die ik nog heb, als het mag voorzitter: u hebt met heel
veel partijen gesproken. Het zijn allemaal wel linksachtige partijen,
als ik het zo bekijk. Hoe kijkt u daarnaar?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik hoop dat alle boeren in Nederland links zijn, maar ik denk dat het
niet waar is. Het zijn absoluut niet linksige partijen. Ik heb met
iedereen gesproken, ook met boeren. Ze hebben niet altijd gezegd van
welke politieke partij ze zijn, maar ik denk toch dat het vaak VVD- en
CDA-boeren zijn. Ik ben ook onder de indruk van de flexibiliteit die er
is in de sector, want het is echt zo dat er het afgelopen halfjaar
opeens ontzettend veel is gepraat over veen. Voor heel veel boeren kwam
en komt het als een verrassing dat de grond waarop zij boeren opeens een
hot issue is. Je ziet ook, zelfs in een halfjaar tijd al, dat er een
besef is gegroeid in de sector, in de gebieden en de gebiedsprocessen,
dat er iets moet veranderen. Ik zou eerder daarnaar willen kijken dan
naar de politieke achtergrond van bepaalde personen met wie ik
spreek.
Dan de coördinatie. Juist als het Rijk, zoals het er nu naar uitziet in
het klimaatakkoord, geld ter beschikking gaat stellen voor "we weten nog
niet wat; iets in het veen" lijkt het me handig dat er coördinatie op
komt. Die coördinatie heb ik bepleit in de vorm van een veencommissaris.
Nogmaals, niet om van bovenaf te zeggen te zeggen wat er moet gaan
gebeuren, maar om het Rijk ook betrokken te houden. Ik ben zelf
wethouder geweest in een gemeente in het veen. Het was juist daar, in
die gebiedsprocessen, dat het Rijk als grote afwezige werd gezien. Dus
het is niet zo dat wij ervoor pleiten in de nota dat er een extra
bestuurslaag tussen moet komen. Nee, er moet een warme betrokkenheid
zijn van het Rijk. Een Rijk dat kan helpen, dat meefinanciert en
meedenkt over gemeenschappelijk landbouwbeleid. Een Rijk dat meedenkt
over kansen en over onderzoek. Ik vind gewoon dat het Rijk daarbij
betrokken moet zijn.
Of dat dan een nevenfunctie van de Deltacommissaris kan zijn, kan ik
niet beoordelen, zeg ik in antwoord op de vraag van de PvdA. Ik weet
niet hoe druk de Deltacommissaris het heeft. Ik denk dat het maken van
een plan voor het veengebied best een pittige opdracht is. Ik zou
eigenlijk willen zeggen: doe er niet zuinig mee, beknibbel niet op één
functionaris en zet iemand aan het werk die inspirerend kan werken,
juist op het vlak van al die gebiedsprocessen, en die ons ook kan helpen
als rijksoverheid om dat te geven wat de provincies zelf niet in huis
hebben.
De voorzitter:
Daarover is er een vraag van de heer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik denk dat ik in de eerste termijn onduidelijk ben geweest. Ik heb niet
gepleit voor een nevenfunctie van de Deltacommissaris, zodat die op zijn
cv erbij kan zetten dat hij in dezelfde tijd ook veencommissaris is
geweest. Ik heb de vraag gesteld: moet de scope van de opdracht van de
Deltacommissaris niet worden verbreed? Als je een veencommissaris hebt,
dan heb je een veencommissaris: een bureau, een stoel, een telefoon en
wat andere dingetjes erbij. Maar dat staat toch in geen verhouding tot
een Deltacommissaris? Dat is een functionaris waar een wettelijke
grondslag onder ligt, die een gevestigde positie heeft opgebouwd en die
weinig eigen middelen inzet, maar wel op basis van gezag en op basis van
die wettelijke positie waterschappen en andere overheden bij elkaar
brengt en ervoor zorgt dat er een langjarig programma tot stand komt.
Zou de Deltacommissaris met een wat verbrede opdracht dat niet kunnen
gaan doen? Het gaat hier uiteindelijk wel om vergelijkbare
opgaven.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik denk dat de heer Moorlag onderschat hoe groot deze opgave is. Dit is
echt een immens project, waarin een heleboel gaat veranderen en waarin
ook een heleboel draagvlak gezocht moet worden, evenals inventiviteit,
onderzoek en innovatie. De Deltacommissaris gaat over waterveiligheid en
heeft een wettelijke basis. Het heeft allebei een beetje met water te
maken, maar het is wel echt iets anders. De Deltacommissaris heeft heel
veel te maken met overheden, met dijkversterkingen en dat soort
projecten. De veencommissaris heeft heel veel te maken met de
economische dragers van het veenweidegebied. Dat zijn de boeren. Ik zou
ze een eigen coördinerend functionaris gunnen.
De voorzitter:
De heer Moorlag, voor zijn laatste vervolgvraag.
De heer Moorlag (PvdA):
Hoe ga je borgen dat er een veencommissaris komt die echt een positie
heeft, die echt wat in de mouwen heeft en die echt het verschil kan
maken? Wil de initiatiefneemster daar dan ook een wettelijke basis aan
ten grondslag leggen?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Het mooie van het klimaatakkoord dat vrijdag tevoorschijn is gekomen is
dat er al een opdracht in staat, een doelstelling voor 2030. Ik zou
zeggen dat de opdracht van de veencommissaris is: zorg dat er in 2030 1
megaton CO2- besparing is in het veenweidegebied, zorg voor
een plan dat dat bewerkstelligt en zorg tegelijkertijd voor een
doorkijkje naar 2050 zodat we in 2030 niet opnieuw het wiel hoeven uit
te vinden.
De heer Schonis (D66):
Ik heb een vraag over de veencommissaris. Ik hoor mevrouw Bromet net in
haar eerste bijdrage zeggen dat dat iemand moet zijn met een
coördinerende rol. Zelf voel ik ook meer voor een coördinerende rol. U
bent zelf wethouder geweest. U herkent dit waarschijnlijk ook wel: als
je met verschillende partijen te maken hebt, met de provincie, met
verschillende gemeenten, met Rijkswaterstaat en met waterschappen, dan
hebben die allemaal hun eigen loketje. Ziet u het dan ook zo dat de
veencommissaris, naast dat hij wellicht plannen maakt en die uitvoert,
ook gewoon als eenloketfunctie kan dienen, zodat iedereen op één plek
terechtkan met zijn behoeften in het kader van het uitvoeren van dat
plan?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Jazeker, dat is een heel mooie aanvulling. Het is een ingewikkeld proces
waar heel veel partijen bij betrokken zijn. Het is fijn als er één
aanspreekpunt is.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik zou nog iets willen zeggen over de verdienmodellen, waar de VVD en
het CDA naar gevraagd hebben. Zowel VVD als CDA en SGP geloven sterk in
technische maatregelen. Ik schuw die in mijn initiatiefnota niet, maar
ik zou wel willen waarschuwen: als je onderwaterdrainage gaat plaatsen,
kost dat heel veel geld. Dat moet terugverdiend worden. De partijen die
dit inbrengen willen niet dat de sector aan een subsidie-infuus gaat,
maar weten ook in welke benarde positie sommige melkveebedrijven nu al
zitten. Het is niet goedkoop om onderwaterdrainage aan te leggen. Het
zorgt ook maar voor 50% van de reductie van CO2. Het is dus
een maatregel die het proces vertraagt maar zeker niet stopt. Dat
betekent dat na een aantal jaren de bodem wel weer gezakt zal zijn en de
buizen weer aan de oppervlakte komen. Dat is er aan de hand.
De SGP vroeg of onderwaterdrainage nodig is bij peilfixatie. Het
antwoord daarop is ontkennend. Op het moment dat je het peil vastzet,
zal de bodemdaling doorgaan en zullen de buizen op een gegeven moment
weer boven de aarde uit komen. Ik denk dat onderwaterdrainage een
oplossing kan zijn in gebieden waar we de koe in de wei willen houden,
waar het landschap van waarde is en de mensen het landschap zoals het nu
is hogelijk waarderen. Het zal dan uitstel zijn, uitstel van een
definitieve bodemdaling waarbij het land uiteindelijk onder water komt
te staan. Ik denk niet dat wij dat zelf nog mee gaan maken, maar dat is
een van de vakjes op de kaart die wat mij betreft een kleurtje kan
krijgen in het plan. Daar gaan wij onderwaterdrainage toepassen, want
daar is de melkveehouderij nog rendabel en willen we het landschap
houden zoals het is.
De heer Stoffer (SGP):
Ik heb een vraag over iets wat mij een beetje verrast. Ik had het idee
dat we met elkaar hier toch wel bezig waren om te zorgen dat de koe in
de wei blijft. Volgens mij staat dat zelfs ergens in de notitie. Ik hoor
mevrouw Bromet nu zeggen dat je alleen onderwaterdrainage toepast op
plekken waar de koe in de wei blijft, maar dat dat uiteindelijk stopt.
Zegt u nu dat in de periode die wij allemaal niet meer meemaken
uiteindelijk alle koeien de wei uit gaan in het veenweidegebied? Hoe
moet ik dit opvatten?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Uiteindelijk wel, ja. In heel veel gebieden daalt de bodem al duizend
jaar. Soms is de bodem al 6 meter gedaald. De afgelopen jaren gaat dat
nog harder, omdat de zwaardere machines die nodig zijn voor de huidige
bedrijfsvoering nog meer draagkracht verlangen van de bodem. Hoe meer
water je eruit haalt, hoe sneller de bodem daalt. Op een gegeven moment
is het veen weg en verbrandt het. Dan kom je op een kleilaag en die ligt
vaak zo laag, dat er verziltingsproblemen optreden. Het is iets dat de
boeren mij zelf verteld hebben. Zij zeggen: wij weten dat onze
bedrijfsvoering hier eindig is. Het is niet zo'n fijne boodschap, maar
het is wel onderdeel van de problematiek.
De voorzitter:
U gaat verder met uw betoog.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Eén aspect dat in de verdienmodellen nog niet genoemd is en dat ik graag
onderzocht zou hebben als we verdergaan met het onderzoek, is het
natuurbeheer door boeren. Heel veel boeren zijn er al aan gewend om aan
natuurbeheer te doen. Ik denk bijvoorbeeld aan weidevogels en
kruidenrijke graslanden. De winst van het verhoogde waterpeil is niet
alleen voor het klimaat maar ook voor de natuur. GroenLinks en D66 zien
er ook veel in om de opgave die wij hebben om de weidevogel te redden,
te combineren met klimaatoplossingen. Dat zal niet altijd uit de markt
kunnen komen, er zal soms ook overheidsgeld voor nodig zijn. In de nota
hebben wij aangegeven dat het vasthouden van CO2 in
veenweidegebieden vaak veel goedkoper is dan andere
CO2-opslag. Als wij spreken over CO2-opslag op
zee, dan hebben wij het ook niet over de vraag wie dat moet betalen en
dan spreken wij ook niet van een subsidie-infuus. Nee, de boeren zeiden
in mijn eerste versie: wij willen geen subsidie. Ik vond dat op zich al
verrassend. Zij zeiden: wij willen dat het betaling voor diensten heet.
Dan willen wij het wél doen. Ik zei tegen ze dat dat mij natuurlijk niet
uitmaakt, want het effect is hetzelfde: het landschap wordt onderhouden
en de boeren hebben daar een rol in. Of je dat subsidie noemt of
betaling voor diensten, is mij om het even.
De voorzitter:
De heer Stoffer heeft hier een vraag over.
De heer Stoffer (SGP):
Het is maar hoe je het beestje een naam geeft, maar ik ben toch wel
benieuwd wie dat betaalt. Wordt het vanuit de overheid betaald of gaat
het om een particulier die zegt: ik wil die diensten afnemen?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dat is eigenlijk terug te leiden tot de basale vraag die straks ook in
het debat over het klimaatakkoord een rol gaat spelen: wie betaalt het?
Wie betaalt op termijn het behoud van de aarde zoals we hem kennen met
Nederland onder zeeniveau als we te maken hebben met een
klimaatverandering die vrij ingrijpend is? Dat zal een politieke keuze
zijn, maar uiteindelijk zullen wij het als samenleving moeten betalen.
Waar de rekening terechtkomt, is onderwerp van gesprek.
De voorzitter:
Daarmee vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter, dan nog wat specifieke vragen. GroenLinks vroeg wat wij
ervan vinden dat in de provinciale akkoorden paragrafen over de
veenweide zijn opgenomen. Ik ben daar heel blij mee. Het illustreert ook
hoe dit onderwerp in korte tijd heel actueel is geworden. Vier jaar
geleden werd in de meeste provincieakkoorden nog geen letter gewijd aan
de veenweideproblematiek, maar nu worden afspraken gemaakt over hoe
hiermee verder te gaan. Ik ben zelf betrokken geweest bij de formatie in
Noord-Holland en ik weet zeker dat ook de Noord-Hollanders heel blij
zullen zijn met een betrokkenheid van het Rijk bij deze
problematiek.
Dan de vraag van het CDA over het risico met methaan en lachgas. De heer
De Groot heeft die vraag al ten dele beantwoord. Ik ben het eens met de
heer Geurts dat hier meer onderzoek voor nodig is. We moeten erachter
komen hoe het precies zit. Dat is een van de dingen waar ik in mijn nota
voor pleit.
De SGP heeft allerlei vragen over onderwaterdrainage en vraagt mij
tegelijkertijd ook wie dat allemaal gaat betalen. Wie dat gaat betalen,
is inderdaad ook bij onderwaterdrainage de vraag.
De PvdA heeft nog een vraag over zonnepanelen op veen in gebieden met
een lage landschappelijke waarde: kun je dat combineren met een
peilverhoging? Natuurlijk is dat een mogelijkheid. Of het wenselijk is,
is de vraag. Ik weet ook niet waar de veenweidegebieden liggen met een
lage landschappelijke waarde. Zijn die er überhaupt wel? Het lijkt mij
een mooi onderwerp om de veencommissaris mee te laten nemen in zijn
onderzoek. Verder is het ook een zaak van de lokale overheden, want die
maken hun eigen afwegingen. Juist vanwege de coördinerende functie van
de veencommissaris denk ik wel dat dat in orde komt.
De Partij voor de Dieren vraagt waarom D66 en GroenLinks eigenlijk nog
niet eerder in actie gekomen zijn. Eerlijk gezegd wist ik vier jaar
geleden ook nog niet dat het veen zo veel CO2 uitstootte en
ik neem aan de Partij voor de Dieren ook niet. Soms moet je eerst achter
iets komen, voordat je het aan kunt pakken. Ik vind het snel gaan, maar
het gaat mij nog niet snel genoeg. Dus fijn dat die aanjagende functie
van de Partij voor de Dieren er is, maar wij hebben ervoor gekozen om
dit echt aan te pakken in deze initiatiefnota's.
Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Uiteraard is de Partij voor de Dieren heel blij dat GroenLinks nu ook
tot dit besef is gekomen. Vier jaar geleden was ik Statenlid in de
provincie Utrecht en een van mijn eerste bijeenkomsten als nieuw
Statenlid ging over bodemdaling en de opgave die wij in de provincie
Utrecht daarvoor hadden. Ik denk dat het onderhand wel bekend is dat dit
een groot probleem is dat al véle jaren speelt, maar ik ben blij dat het
nu opgepakt wordt.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
De Partij voor de Dieren wil eigenlijk niet meer onderzoek en zegt: we
gaan niet weer tien jaar wachten. Meer onderzoek is ons inziens nodig,
want er is gewoon nog veel te weinig bekend over hoe processen werken.
Meer onderzoek is ook nodig om de boeren in het gebied niet brodeloos te
maken. Tegelijkertijd ben ik het eens met de Partij voor de Dieren dat
we haast hebben. Ik zou er ook niet voor willen pleiten om tien jaar te
wachten. Hoe ik het voor me zie, is dat we snel een plan hebben en dan
werkende weg gaan werken aan pilotprojecten, de uitrol van dingen
waarvan we zien dat ze al werken en verder onderzoek. Dus niet eerst
onderzoeken en dan aan de slag, maar tegelijkertijd.
Voorzitter, volgens mij heb ik daarmee de meeste vragen
beantwoord.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Geurts nog een vraag heeft.
De heer Geurts (CDA):
Toen ik vanmorgen uit dat mooie Gelderse landschap deze kant op reed,
was ik hoopvol gestemd. Dat zit op zichzelf in mijn karakter, hoewel
enig calvinisme me ook niet vreemd is. Ik luisterde naar de woorden van
mevrouw Bromet en er is er één bij mij blijven hangen: uiteindelijk
onder water komt. Dat houdt mij nog wel even bezig. Nou geloof ik niet
dat de wereld vergaat doordat wij onder water komen te staan, maar dat
is een heel ander verhaal. De vraag die ik richting GroenLinks, de
initiatiefnemer mevrouw Bromet, heb, is de volgende. Er wordt heel vaak
door haar gezegd dat er een plan moet komen. Welke opdracht zou mevrouw
Bromet namens de initiatiefnemers willen meegeven aan de mensen die bij
dat plan betrokken zijn?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
De initiatiefnemers? Wie moet ik een opdracht geven?
De heer Geurts (CDA):
Mevrouw Bromet spreekt steeds over "een plan maken". Als zoiets zou
gebeuren, welke opdracht krijgen die planmakers in uw ogen dan
mee?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik zei het net eigenlijk ook al: maak een plan om 1 megaton
CO2-reductie in veenweiden te realiseren in 2030 en geef een
doorkijkje naar de jaren daarop tot 2050, zodat de veenweiden behouden
kunnen blijven, maar er ook meer draagvlakveranderingen kunnen
plaatsvinden in de gebieden waar veen de grondsoort is.
De heer Geurts (CDA):
Daar ga ik even op broeden. Afgelopen vrijdag hebben we via het kabinet
plannen gekregen rondom het klimaatakkoord. Volgens mij komt dit aardig
een-op-een daarmee overeen, maar dat hoor ik graag van de minister. Die
vraag stel ik nu niet, dat komt wel in het klimaatdebat.
De voorzitter:
Dank u wel. Verder geen vragen op dit moment?
Dan gaan we door met de minister van IenW, mevrouw Van
Nieuwenhuizen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. Net als de Kamerleden wil ik ook graag beginnen
met de complimenten aan beide schrijvers van de initiatiefnota's. Dat is
niet alleen omdat ik uit eigen ervaring nog weet hoe ontzettend veel
tijd dit vraagt van een Kamerlid dat het toch al druk heeft, maar ik
vind het vooral belangrijk omdat het een bijdrage levert aan het gevoel
van urgentie voor deze onderwerpen. Ik dank ze er zeer voor dat ze op
deze manier de trend hebben doorgezet.
Misschien in zijn algemeenheid: er was gevraagd wat het kabinet eraan
heeft gehad. We hebben natuurlijk al een kabinetsappreciatie, zoals dat
zo mooi heet, naar de Kamer gestuurd. In zijn algemeenheid wil ik zeggen
dat het voor ons gevoel een steuntje in de rug is voor allerlei dingen
waar we toch al mee bezig zijn. We hebben er ook op andere plekken in de
Kamer al over gesproken. We hebben nog niet zo lang geleden met elkaar
over de droogte gedebatteerd. Ook hebben we nog niet zo lang geleden een
algemeen overleg over water gehad, waar een aantal van deze onderwerpen
voorbijgekomen zijn. Er staat ook nog een debat op de rol — ik geloof
dat het nog niet ingepland is — over bodemdaling met collega Schouten,
collega Ollongren en ondergetekende. Ik denk dat we dan ook een heleboel
onderwerpen uitgebreid met elkaar zullen bespreken.
Misschien meteen maar even in zijn algemeenheid over de regie. Wie gaat
er nu over? We zullen het er in het debat over bodemdaling nog wel met
elkaar over hebben, want er was gevraagd om een coördinerend
bewindspersoon. We hebben u in een brief daarover laten weten dat wij
juist, ieder vanuit zijn eigen wettelijke taken en bevoegdheden, zeer
gedreven zijn om onze verantwoordelijkheid te nemen. Dat geldt ook in
dit verband.
Als er wordt gevraagd om een veencommissaris, zou ik u willen voorhouden
dat het juist van belang is dat iedereen die een taak heeft in dit veld,
die met alle enthousiasme op zich neemt. Dan heeft het Rijk gewoon een
taak in de richting van de medeoverheden. Het Bestuursakkoord
Klimaatadaptatie is gesloten, waaronder ook het IPO, de VNG en de Unie
van Waterschappen hun handtekening hebben gezet. Er is nog een aantal
zaken dat nog onder het klimaatakkoord valt, zoals de landbouw. Collega
Schouten, die die tafel heeft getrokken, kan daar in detail dingen over
zeggen. Ik zou nog één ding erover willen meegeven. We moeten uitkijken
dat we niet overal alle heil van weer een nieuwe commissaris verwachten.
Er wordt in debatten voortdurend om commissarissen gevraagd: een
Waddencommissaris, een Noordzeecommissaris ... En we hebben al een
Deltacommissaris met een pakket dat echt gerelateerd is aan
waterveiligheid, zoals u terecht opmerkt. Ik denk dat het belangrijker
is dat wij allemaal zelf onze taken goed oppakken, dan dat we weer een
nieuwe commissaris in het leven roepen die eigenlijk — zo voel ik het —
ons werk moet gaan doen.
De voorzitter:
En daarover is er een vraag van mevrouw Kröger van GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik wil toch duidelijkheid krijgen over die coördinerende bewindspersoon,
hoe dat precies belegd is en wat het perspectief van de minister daarop
is.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat hebt u kunnen lezen in de brief die wij gezamenlijk daarover hebben
gestuurd. Het komt erop neer dat wij de zaken goed met elkaar afstemmen
en ieder zijn eigen wettelijke taak heel goed uitvoert. Dat geldt ook in
dit verband. Ik vond dat mevrouw Bromet het heel mooi zei: het gaat om
gebiedsprocessen, het gaat echt om maatwerk. Het is dus een decentrale
aanpak. Er werd nog verwezen naar de NOVI. In de NOVI wordt ook
opgeroepen tot het maken van een veenweidevisie onder regie van de
provincies. Ik denk dat wij daar — de minister van BZK vanuit de NOVI en
wij ieder vanuit onze eigen beleidsvelden — goed onze bijdrage aan
kunnen leveren, zodat er een goede coördinatie plaatsvindt.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank voor dit verhelderend antwoord. Uit het eerdere antwoord van de
minister maakte ik een klein beetje op dat er binnen het kabinet toch
wel gesproken wordt over één coördinerend bewindspersoon, maar dat
blijkt helaas niet het geval te zijn. Ziet de minister niet dat dit een
te versnipperde aanpak is en dat het zou helpen om één minister als
coördinerend bewindspersoon te hebben, waarbij uiteraard verschillende
bewindspersonen hun verantwoordelijkheden houden?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Wij hebben daar goed over nagedacht en met elkaar over van gedachten
gewisseld, maar er uiteindelijk niet voor gekozen. Een van de redenen
hebt u ook in de brief kunnen lezen, namelijk dat eenieder zijn
wettelijke taak en bevoegdheden heeft. Als iemand daar coördinerend in
wordt, verschuiven die verantwoordelijkheden en bevoegdheden niet, dus
moet je uiteindelijk goed met elkaar afstemmen. Dat is precies wat wij
ook gewend zijn om met elkaar te doen.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger heeft nog een vervolgvraag. Misschien even in deze
termijn, want het is nog steeds de eerste termijn. U had vier vragen
gekregen van mij, mevrouw Kröger, voor de hele beantwoording. Wie heel
kort was, kreeg gelegenheid voor een extra vraag. U was heel kort,
mevrouw Kröger, dus u gaat uw vijfde vraag nu gebruiken.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
En ik maar denken dat die vier alleen maar voor de indieners waren en
dat ik er nu weer vier had! Nou ja, goed, dan zal ik die laatste
gebruiken. Het gaat mij om de parallel. De minister geeft als logica
mee: elke bewindspersoon heeft de eigen wettelijke taken en daarom
hebben we niet gekozen voor een coördinerend bewindspersoon. Maar als je
kijkt naar het klimaatbeleid, dan valt daar natuurlijk een heleboel
beleid onder, met wettelijke taken, en toch beleggen we ons
klimaatbeleid bij één minister die dat overkoepelend doet. Zou diezelfde
logica niet bij een onderwerp als veen, dat zo veel baat heeft bij het
tegengaan van de versnippering ... Ik hoop toch dat de ministers die
hierover gaan nog één keer goed willen kijken naar de mogelijkheden van
een overkoepelend, coördinerend bewindspersoon.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan val ik een beetje in herhaling. We hebben daar met elkaar goed en
uitgebreid over gesproken en als u de vergelijking maakt met het
klimaatakkoord: daar houdt natuurlijk ook iedere bewindspersoon en ieder
ministerie zijn eigen verantwoordelijkheid en gaat u straks ook niet
collega Wiebes over de veenweidegebieden naar de Kamer vragen. Ik
bedoel, het zou mogen, maar ik geloof toch niet dat het zo werkt.
Natuurlijk moet het allemaal bij elkaar komen. Dat doen wij als kabinet
ook goed, maar eenieder mag aangesproken worden op zijn eigen wettelijke
taak en verantwoordelijkheden, en die moeten natuurlijk congruent
zijn.
De voorzitter:
Er is ook nog een vraag van de heer Schonis, D66.
De heer Schonis (D66):
Ik ben geïntrigeerd door het antwoord van minister van Nieuwenhuizen,
want vorig jaar is de motie-Geurts c.s. aangenomen, die ook opriep tot
een coördinerend bewindspersoon. Ik hoor de minister zeggen: die ga ik
dan niet op deze manier uitvoeren. Ik ben toch wel benieuwd hoe zij dan
denkt deze motie wel te gaan uitvoeren.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Die motie zag specifiek op bodemdaling. Daar staat een apart debat over
gepland. Hier gaat het over een coördinerend bewindspersoon of een
commissaris specifiek voor de veenweidegebieden. Het is dus een soort
afgeleide daarvan. Ik denk dat we een duidelijke brief hebben gestuurd
op 20 juni over de bodemdaling en daar gaan we nog over debatteren. Ik
val in herhaling, maar daar kunt u dezelfde redenering onder vinden. Wij
denken dat wij op deze manier invulling geven aan de zorg die uit die
motie sprak: het kabinet moet echt goed gecoördineerd en afgewogen
optrekken.
De voorzitter:
De heer Schonis? Nee, geen vervolgvraag. Dan gaat de minister verder met
haar betoog.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nog een beetje aanverwant: er is ook nog gevraagd waarom dat niet ook
onder de scope van de Deltacommissaris zou kunnen vallen. Er is
natuurlijk ook al door uzelf gememoreerd dat de Deltacommissaris ook een
wettelijk geborgde taak heeft in het kader van waterveiligheid,
zoetwater en ruimtelijke adaptatie. Voor de veenweiden komt er wel een
interbestuurlijke regiegroep. Collega Schouten kan daar zo meteen meer
over zeggen. Maar we zien er dus niet de toegevoegde waarde van om dit
in het pakket van de Deltacommissaris te doen, want het kan zelfs met
elkaar gaan wringen.
Voorzitter. Het is een logisch bruggetje van de Deltacommissaris naar
waterveiligheid. Vooral de heer Schonis stelde vragen over het Integraal
Rivier Management. Ik ben blij met zijn enthousiasme en overigens ook
met dat van de heer De Groot daarvoor. Zoals ik u in de waterbrief ook
heb gemeld, verloopt het opzetten van het IRM goed. Het programma is
voortvarend uit de startblokken aan het komen. Daarbij kijk ik zeker
door een integrale bril naar zowel lopende als nieuwe projecten. Als er
zich goede nieuwe, urgente projecten aandienen, of dat nou
dijkversterking is in combinatie met havenontwikkeling of wat dan ook,
ben ik best bereid om te kijken of we IRM-geld naar voren kunnen halen.
Dit uiteraard, net zoals we bij andere projecten doen, op basis van de
vraag of er cofinanciering voor is, op basis van urgentie en op basis
van de haalbaarheid van het project. En natuurlijk ook mits de
programmering van het Deltafonds daar op dat moment mogelijkheden voor
biedt, want we gaan natuurlijk geen concessies doen aan de
waterveiligheid.
We hebben het pas gehad over de Programmatische Aanpak Grote Wateren,
waar collega Schouten en ik samen in optrekken. Daar verwacht ik ook al
in de jaren twintig — het klinkt net alsof ik het over de vorige eeuw
heb, maar ik bedoel echt "onze" jaren twintig — middelen in te kunnen
zetten voor groterivierenprojecten. Ik begrijp de doelstelling dus zeer
en waar het kan, zullen we het proberen.
Misschien meteen nog in combinatie hiermee het
Hoogwaterbeschermingsprogramma. Dat is bij het afgelopen overleg over
water ook aan de orde geweest. Natuurlijk staat daarbij de veiligheid
voorop. Het borgen daarvan is een hele dure plicht die we hebben. Ik heb
toen al gezegd, en dit geldt ook in brede zin voor de ruimtelijke
adaptatie en voor Integraal Rivier Management, dat ik graag wil leren
van de lessen van Ruimte voor de Rivier. De dubbeldoelstelling met
natuur waar u het over hebt, zullen we dus zeker goed in het achterhoofd
houden. We zijn nu ook al aan het kijken waar er "meekoppelkansen" zijn
— ook altijd zo'n mooi woord — met het Hoogwaterbeschermingsprogramma.
Daar kijken we naar met provincies, met gemeenten en met
waterschappen.
Er zijn aantal vragen gesteld over drinkwater. "Is de minister bereid om
te overleggen met de drinkwaterbedrijven?" Uiteraard, altijd. We hebben
regelmatig overleg met zowel Vewin als individuele drinkwaterbedrijven.
Dat vind ik heel positief. We hebben met de droogte afgelopen zomer
gemerkt dat het handig en verstandig was om regelmatig met hen contact
te hebben. Dus we hebben regulier overleg en de Beleidstafel Droogte is
ook een gremium waar de voorstellen op tafel komen.
Er is zijdeling even gerefereerd aan het grondwater en dat daar geen
verdringingsreeks voor nodig is. Ik denk eigenlijk dat mevrouw Van Brenk
heel goed heeft geïllustreerd waarom dat niet nodig is. Zowel bij het
algemeen overleg Water als bij de Beleidstafel Droogte is daar echt naar
gekeken, want het effect van droogte is minimaal op die
grondwatervoorraden. Het kan eventueel lokaal wel een rol spelen; er
kunnen lokale effecten zijn. Regionale overheden — lees: provincies —
kunnen natuurlijk eventueel wel regionale verdringingsreeksen opstellen,
als zij dat nuttig vinden.
Kennis is door eigenlijk vrijwel allen, zowel de
initiatiefnotaschrijvers als de Kamerleden, naar voren gebracht. De heer
Geurts bracht het het meest pregnant naar voren. Er is een Nationaal
Kennisprogramma Bodemdaling waar veel onderzoek wordt gedaan, een
initiatief van decentrale overheden, kennisinstellingen en het
bedrijfsleven. Mijn ministerie is daarbij aangesloten via
Rijkswaterstaat. Het Rijk geeft daaraan ook een impuls via het
klimaatakkoord. Daar zal collega Schouten misschien nog iets over kunnen
zeggen, en ook over de regiodeal bodemdaling die in voorbereiding
is.
Er zijn nog een aantal vragen gesteld over het stedelijk gebied. Er is
gevraagd om een landelijke aanpak. Ik wil even memoreren dat de
problematiek van het stedelijk gebied valt onder de verantwoordelijkheid
van de minister van BZK. Via het Fonds Duurzaam Funderingsherstel kunnen
woningeigenaren in aangesloten gemeenten in aanmerking komen voor een
goedkope lening. Ik ben het zeer eens met de heer Schonis en de heer De
Groot dat het van belang is dat gemeenten zich bij dat fonds aansluiten.
De minister van BZK heeft gemeenten hier al toe opgeroepen.
Woningeigenaren kunnen voor ondersteuning ook terecht bij het
Kenniscentrum Aanpak Funderingsproblematiek. BZK heeft inmiddels ook een
rijksprogramma ingesteld, gericht op kennisdeling en bewustwording. Dat
programma wordt uitgevoerd door RVO in een intensieve samenwerking met
dat Kenniscentrum Aanpak Funderingsproblematiek. Als daar nog meer
gedetailleerde vragen over zijn, dan zou ik aan de Kamer willen
voorstellen om die mee te nemen naar het debat waar ook collega
Ollongren bij zal zijn, specifiek over bodemdaling.
"Hoe gaat de minister om met aanhoudende neerslagtekorten en de lage
grondwaterstanden?" Alle waterbeheerders staan er natuurlijk voor aan de
lat om daar de juiste maatregelen voor te nemen: het opzetten van
waterpeilen en een extra buffer in het IJsselmeer. De Beleidstafel
Droogte heeft daar in de eerste rapportage ook aanbevelingen voor
gedaan. Ik weet niet meer wie van u het zei, maar we moeten echt de
omslag maken van water zo snel mogelijk afvoeren naar met z'n allen in
staat zijn om water goed vast te houden. In het Deltaprogramma Zoetwater
hebben we daar middelen voor vrijgemaakt. Er staat 7 miljoen ter
beschikking.
Er is ook nog gesproken over "functie volgt peil" of "peil volgt
functie". Peilfixatie heeft natuurlijk gevolgen voor aanwezige en
toekomstige functies. Op zich is dat primair een ro-vraagstuk voor de
provincies. Het is aan waterschappen om met de peilbesluiten de
maatschappelijk gewenste functies zo goed mogelijk te faciliteren. Een
voorbeeld waarbij wij als Rijk ook echt onze coördinerende rol, roep ik
dan maar even … Zonder dat we daar een IJsselmeercommissaris voor nodig
hebben gehad, is er toch een IJsselmeerakkoord gekomen. Sinds vorig jaar
heeft dat er onder andere toe geleid dat het IJsselmeerpeilbesluit van
kracht is, met in het voorjaar een extra opzet en daarmee ook extra
voorraad zoetwater. Op dit moment zit het IJsselmeer gelukkig tjokvol en
ook de rivierafvoeren Rijn en Maas zijn momenteel ruim voldoende. Dat
zijn uiteraard altijd maar doorkijkjes voor de komende twee weken, maar
dat is de laatste stand van zaken.
Dan het meetprogramma onderwaterdrainage. Collega Schouten is veel
deskundiger dan ik op het gebied van de onderwaterdrainage, maar IenW
staat aan de lat voor het Landelijk Meetnet Grondwater. Dat is
natuurlijk belangrijk. Daar moeten we de verschillende provinciale
meetnetten in samenbrengen. Dat is ook belangrijk voor de doelen van de
Kaderrichtlijn Water.
De heer Moorlag en de heer Stoffer hebben nog gesproken over het
Platform Slappe Bodem: hebben wij daar ook voldoende aandacht voor? Dat
hebben we zeker. In de brief van 20 juni hebben we daar ook al over
gesproken. Zoals ik net al heb gezegd, komt er een apart debat. We
hebben vanuit IenW ook contact met dat platform, dat wij zeer
waarderen.
Er is nog gesproken over de geborgde zetels bij de waterschappen. Ik had
een beetje een déjà vu naar het algemeen overleg Water, waar we ook deze
discussie met elkaar hebben gevoerd. Zoals ook daar is gezegd, wil ik
voor 2021 met een reactie komen over onder andere de geborgde zetels.
Dat zal een brede evaluatie zijn van het waterschapsbestel die niet
alleen is gefocust op de geborgde zetels, zodat we op tijd klaar zijn
voor de waterschapsverkiezingen in 2023 en er eventueel veranderingen
doorgevoerd kunnen worden in de Waterschapswet. In het algemeen overleg
heb ik aangegeven dat ik een commissie zal instellen om tot een goede
afweging hierover te kunnen komen, waarbij we gebruikmaken — ik zie
mevrouw Van Brenk al kijken — van het eerdere advies hierover van de
Adviescommissie Water uit 2015. Ik wil dit zorgvuldig doen, want de
waterschappen zijn een functioneel bestuur met de omschreven taken die
relevant zijn voor verschillende belangengroepen. We gaan dat proces in.
Zodra ik u meer kan melden over wanneer de commissie precies wordt
ingesteld, wie erin zitten enzovoort, kom ik daar graag bij u op terug.
Maar de bedoeling is dat ik voor 2021, dus in 2020, met een uitgebreide
evaluatie kom.
Dat waren dacht ik de vragen, voorzitter.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Zou het mogelijk zijn dat voordat de minister die commissie samenstelt,
de Kamer daar nog enige vorm van invloed op heeft of kan adviseren over
wie daarin zitten of wie daaraan toegevoegd zouden kunnen worden?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik geloof niet dat het een goed precedent is als de Kamer gaat
vergaderen over wie er precies in een commissie moeten komen. Ik zou me
wel kunnen voorstellen dat u een opvatting heeft over wat voor soort
kennis en kunde of groeperingen u aan boord zou willen hebben en wat
voor soort opdracht die commissie zou moeten krijgen. Maar het lijkt me
geen goed plan dat de Kamer gaat discussiëren over welke personen erin
komen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag, mevrouw Van Brenk.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Begrijp ik goed dat we in ieder geval wel invloed kunnen hebben op de
opdracht en welke functies in de commissie komen?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik kan me voorstellen dat wij een opzetje met uw Kamer delen van wat die
commissie moet gaan doen. Dan kunt u daar iets van vinden. Dat lijkt me
geen enkel probleem.
De voorzitter:
Dat hebben we genoteerd als toezegging.
We gaan door naar minister Schouten van LNV.
Minister Schouten:
Dank u wel, voorzitter. Het is een beetje cliché maar welgemeend,
wanneer ik van mijn kant grote waardering uitspreek voor de twee nota's:
de ene opgesteld door de leden De Groot en Bromet en de andere door de
leden Bromet en De Groot. Ik heb deze met interesse gelezen, de ene met
nog wat meer interesse dan de andere. Dat begrijpt u vanuit mijn
achtergrond. Met name het punt van de veenweidegebieden en waar die de
landbouw raken, is een erg actueel deel, zoals werd gezegd. De nota van
mevrouw Bromet en de heer De Groot bevat ook veel zaken die een antwoord
behoeven. In die zin is de timing van de nota's goed, denk ik. Afgelopen
vrijdag is het klimaatakkoord gepresenteerd. Ook was het al een van de
onderdelen uit het regeerakkoord waarnaar gekeken zal moeten worden. Het
kabinet heeft aangegeven hoe het tegen de plannen aankijkt die vanuit de
tafels zijn gekomen, waar op het terrein van de veenweidegebieden een te
lage ambitie werd gerealiseerd. Er moet dus een tandje bij. Het kabinet
heeft aangegeven hoe het denkt dat daarmee kan worden omgegaan.
Het klopt dat ik met mevrouw Bromet in een bootje heb gezeten. Dat was
een heel aangenaam bezoek. Het mooie aan dat bezoek was, en daar wil ik
haar ook complimenten voor geven, dat dit niet gefixeerd was — "fixatie"
is zo'n woord vandaag — op één oplossing. Zij liet diverse opties zien.
Die hadden te maken met natuur, met onderwaterdrainage, met andere
teelten. Ik denk dat dit al aangeeft hoe divers de problematiek is, maar
ook hoe divers de mogelijke oplossingen zijn. Dat lees ik terug in de
nota van mevrouw Bromet en dat vind ik sterk. Ik geloof dat het de enige
manier is waarop je met dit vraagstuk om kunt gaan.
Er is niet één blauwdruk voor heel Nederland over hoe om te gaan met het
veenweidegebied. Daarvoor verschillen de gebieden onderling al te veel
qua karakter, qua problematiek die er speelt en qua mogelijke
oplossingen. Het geeft ook aan dat het Rijk niet zomaar vanuit Den Haag
één model voor heel Nederland kan gaan opleggen. Dit woord is al veel
gevallen, maar de gebiedsgerichte aanpak is in mijn optiek de enige
manier hoe hier je mee om kan gaan. Dat betekent dat het Rijk nauw moet
samenwerken met de spelers in dat gebied. Dat zijn uiteraard de
provincies, maar ook de waterschappen en de gemeenten die daar onderdeel
van uitmaken. We moeten dus veel meer van onderaf kijken wat er nodig en
mogelijk is in zo'n gebied, in plaats van dat we van bovenaf bedenken
hoe we dat allemaal per landsdeel gaan inrichten. In die zin geloof ik
dus heel erg dat de nota's die mevrouw Bromet en de heer De Groot hebben
geschreven, aansluiten op de discussie die speelt, maar ook dat ze de
urgentie van een debat op de kaart hebben gezet. Het is goed dat we daar
vandaag over spreken. Ik denk niet dat het de laatste keer is dat we
daar met elkaar over spreken.
Collega Van Nieuwenhuizen heeft al op de grotere lijnen antwoorden
gegeven op een aantal vragen die door de leden zijn gesteld. Ik ga nog
specifiek in op de vragen die aan mij zijn gesteld. Dat doe ik per
spreker; dat lijkt mij het handigst, dus in de volgorde die is
aangehouden.
De heer Dijkstra vraagt aan mij wat je met CO2-credits kunt
en of het een optie is om daarmee te gaan werken, ook rondom het
veenweidegebied. CO2-credits zijn een interessante optie als
verdienmodel. Dit jaar is een project gestart dat is gefinancierd vanuit
de klimaatenvelop. Daar zit LTO in, maar ook de natuur- en
milieufederaties. Hierin wordt gekeken wat hier de mogelijke vormen van
zijn. Ik verwacht dat we daar eind van dit jaar meer zicht op krijgen
vanuit het project dat daar loopt. Dan kunnen we ook beter zeggen of het
een optie is die verdere uitwerking behoeft of wat daaraan aangepast
moet worden om daarmee te kunnen werken. Het geven van CO2-credits is
uiteindelijk geen doel op zichzelf, maar het creëert een mogelijkheid om
verdienmodellen te maken voor degenen die in die gebieden zijn. Het is
overigens iets breder dan alleen veenweide, denk ik. We hebben het in
het klimaatakkoord bijvoorbeeld ook over het opslaan van koolstof in de
bodem. Ook daar is de vraag hoe je ervoor kunt zorgen dat degenen die
dat goed doen, daarvoor gewaardeerd worden en dat hun inspanningen
daarvoor beloond worden. Daar zou dit een optie bij kunnen zijn. Dat
zijn de zaken die we nog nader aan het bestuderen zijn. Dat vindt nu
plaats.
De heer Dijkstra vraagt hoe het staat met het peilbeheer en de
onderwaterdrainage. Onderwaterdrainage is een maatregel die onderzocht
wordt, ook op klimaateffectiviteit. Het klimaatakkoord geeft aan dat we
op een aantal punten echt meer inzicht moeten gaan krijgen. Wat doet dit
precies? Wat is de effectiviteit daarvan? Welke opties heb je daarbij?
Ik hoor de leden en de indieners van de nota zelf ook zeggen dat we meer
inzicht moeten krijgen. Onderwaterdrainage is een van die maatregelen.
We zijn er nu al mee bezig om dat te onderzoeken. In 2021 zijn de
tussenresultaten daarvan bekend en in 2023 de eindresultaten. Bij
onderwaterdrainage kan een actief gestuurd vast peil gereguleerd worden.
Het is een belangrijke maatregel, maar op dit moment is nog niet
helemaal met zekerheid te zeggen wat de effectiviteit daarvan is. We
moeten dat gewoon beter in kaart brengen om daar zicht op te krijgen en
daar zijn we nu dus mee bezig. Dat zit ook in het klimaatakkoord
zelf.
Dan kom ik bij mevrouw Kröger. Zij heeft redelijk wat vragen gesteld.
Ten eerste vroeg zij — en dat is een mooie vraag — of wij nieuwe
inzichten hebben opgedaan uit de initiatiefnota's. Een deel van de zaken
weten we. Wat ik de kracht van de nota's vind — dat heb ik net ook al
aangegeven — is dat juist de integraliteit benadrukt wordt. We moeten
niet steeds naar één stukje kijken, omdat het vraagstuk breder is.
Verder wordt er niet gekozen voor één manier van oplossing. Eigenlijk
zijn er verschillende zaken naast elkaar, waarbij steeds wordt benadrukt
dat per gebied bepaald wordt wat de beste oplossing is. Het gaat ook om
het op de kaart zetten van het onderwerp.
Ik weet dat mevrouw Bromet haar nota presenteerde en dat er meteen ook
wel echt een discussie op gang kwam. Ik denk dat die belangrijk is en
dat het nodig is dat we met elkaar het gesprek aangaan — hoe gaan we
hier nu met elkaar mee om? — ook met de mensen die wonen en werken in
dat gebied. Laten we dat ook niet onderschatten: als je boer bent in
zo'n gebied en er wordt veel over je gesproken, dan wordt er misschien
niet altijd mét je gesproken. Dan kun je ook wel het gevoel krijgen:
wordt hier nu gewoon over mijn toekomst besloten zonder dat ik daarbij
betrokken ben, of kan ik hier zelf nog wat van vinden en heb ik hier nog
inspraak in? Ik denk dat het van het grootste belang is dat je echt
vanuit de bewoner en de gebruiker zelf naar het veenweidegebied kijkt,
dat je de gesprekken aangaat met de personen zelf, de inzichten daarbij
betrekt en de keuzes biedt: wat zijn de opties en wat past het best bij
jouw bedrijfsvoering op dat moment? Daarop is ook de kabinetsreactie
inzake het klimaatakkoord gericht. Ga bij wijze van spreken met de boer
in dat gebied en met de bewoner in dat gebied zitten: wat is er nodig en
welke opties zijn er? Ik geloof dat dit de enige manier is waarop wij
ook hier de stappen kunnen zetten die nodig zijn. En dat heeft deze nota
ook benadrukt.
Mevrouw Kröger vraagt ook naar het langetermijnperspectief, naar de
doorkijk naar 2050: waar is die? Het klimaatakkoord ziet op 2030. Dat is
bekend. Daarin was de doelstelling van 1 megaton geformuleerd. Die komt
overeen met de doelstelling die in de initiatiefnota is gepresenteerd.
De doelstelling voor 2050 is niet kwantitatief bepaald. De partijen die
aan het klimaatakkoord deelnemen spreken wel af dat er in 2020 een
conceptprogramma komt met perspectief op 2050. Het is natuurlijk niet zo
dat wij denken dat we na 2030 helemaal klaar zijn. Nee, we hebben nu
geformuleerd wat de weg is naar 2030, maar natuurlijk met het zicht op
wat er nog meer moet gaan komen.
Mevrouw Kröger vraagt ook naar de financiering van het onderzoek. Waar
wordt de 5 miljoen aan besteed? Wordt dit bedrag evenredig verdeeld of
alleen besteed aan technische maatregelen? In het klimaatakkoord is vier
keer 5 miljoen uitgetrokken voor onderzoek. Dat is dus in totaal 20
miljoen voor het veenweidegebied vanaf 2020. Dat wordt ingezet voor de
voortzetting en de uitbreiding van de verschillende pilots die ook al
lopen en om de klimaateffecten in beeld te brengen. Dat zijn
verschillende maatregelen. Die zien op 10.000 hectare aan pilotgebieden.
Daarbij gaat het om technische maatregelen, drainagetechnieken, maar ook
om natte teelten en nieuwe verdienmodellen. Daarin zit dus eigenlijk het
hele palet aan opties.
Dan het geld voor de regio. Moeten we daarbij niet alle maatregelen
meenemen? Ook hier geldt het hele palet aan maatregelen:
onderwaterdrainage, natte teelt, de veenmosaangroei en de extensivering
in combinatie met peilverhoging. Alle veenweideregio's worden erbij
betrokken. We zijn er eigenlijk al mee aan de slag gegaan, maar we
pakken dat ook echt vanuit de provincies op. Aan die provincies zal
worden gevraagd om een prioritering op te stellen: waar is de urgentie
het hoogst? Ook hier geldt dat wij dat niet doen. Het komt echt van
onderop: wat zijn de urgentiegebieden en waar zouden we dan het eerst
naar moeten gaan kijken?
De voorzitter:
Daarover heeft de heer Schonis van D66 een vraag.
De heer Schonis (D66):
De minister zegt dat we de prioritering aan de provincies laten, terwijl
het mes, het extensiveren van veenweidegebied en het doorvoeren van al
die maatregelen, juist aan drie kanten snijdt: je helpt daarmee de
natuur, je helpt daarmee de klimaatdoelstellingen en het schept ruimte
voor stikstof. Sinds kort is dat door de uitspraak over het PAS
natuurlijk ook belangrijk. Dat pleit er toch juist voor dat de minister
hier de regie gaat pakken en dat je niet tegen de provincies zelf zegt:
joh, kijken jullie maar met welk lijstje jullie kunnen komen? Hier zou
toch bij uitstek een taak voor de regering, voor de minister, moeten
liggen?
Minister Schouten:
Ik denk dat de heer Schonis mij verkeerd heeft begrepen. Ik — ikzelf —
heb gevraagd of de provincies inzichtelijk willen maken waar zij in hun
gebieden al de hoogste urgentie ervaren. Dat heb ik niet zozeer gedaan
omdat ik daar geen opvattingen over heb, maar omdat ik heel erg geloof
dat de provincies er nog beter zicht op hebben, want het zijn hun
gebieden. Zij kunnen bekijken waar de vraagstukken op dit moment het
grootst zijn. Wij gaan uiteraard met de provincies kijken welke criteria
ze daarbij hebben gehanteerd en of wij die hoogste urgentie ook zien.
Aansluitend op de initiatiefnota's van de indieners: ze bepleiten
volgens mij overal een gebiedsgerichte aanpak. Dat onderschrijf ik. Maar
als we dat doen, gaat het Rijk vervolgens niet zeggen: u moet dit nu
eerst doen. Het moet gebeuren van onderop, waarbij wij meedenken en
meebepalen hoe we het gaan vormgeven.
De heer Schonis (D66):
Dat begrijp ik. Ook goed om te horen dat u zegt: ik wil het eerst van
onderaf horen en dan gaan we van bovenaf samen kijken. Maar zowel
vanwege het stikstof als vanwege het klimaat heeft het een behoorlijke
urgentie. Kunnen we daarom een deadline met elkaar afspreken,
bijvoorbeeld: die inventarisatie willen we voor 1 januari '20 hebben?
Want mijn inschatting is dat we op dit soort korte termijnen met elkaar
zaken moeten gaan doen, gelet op zowel de omvang van de
stikstofproblematiek als de doelstellingen van het klimaatakkoord.
Minister Schouten:
Die plannen worden nu opgesteld. Ik heb net aangegeven dat er in 2020
een programma zal komen. Daar wordt nu dus aan gewerkt. Ik vind het wat
beperkt om met een deadline te gaan werken. We zijn er al mee aan de
slag, dus het is ook niet zo dat we opeens een oproep hoeven te krijgen
om daaraan te beginnen.
De voorzitter:
De minister gaat verder.
Minister Schouten:
Mevrouw Kröger vraagt naar het aantal hectares waarop de financiering is
gericht. Met die 1 megaton CO2-equivalent in 2030 zou 100.000
hectare veenweidegebied gemoeid zijn. Dat is ongeveer de helft van het
totale veenweidegebied in Nederland.
Mevrouw Kröger heeft gevraagd naar de visie dat het veenweidegebied te
versnipperd is. Die vraag heeft collega Van Nieuwenhuizen deels al
beantwoord. Ik begrijp deze zorg, maar ik denk dat juist nu wordt gezien
dat Rijk, provincies en waterschappen nauw met elkaar gaan samenwerken
om deze problematiek aan te pakken. Zoals net al werd gemeld, wordt nog
dit jaar een interbestuurlijke regiegroep ingesteld, waar die partijen
aan deelnemen, waar regie wordt gevoerd en waar afstemming plaatsvindt.
Op deze manier blijven we goed op elkaar aangesloten zonder dat we
allerlei structuren daarnaast of daarboven moeten zetten.
Ik snap de vraag naar een coördinerend bewindspersoon. Daarover is al
vrij uitvoerig gesproken. Ik heb, aan de andere kant, weleens meegemaakt
dat het risico dan is dat de rest zegt: daar gaan we niet meer over,
want daar is de coördinerend bewindspersoon voor. Wij zijn nu allemaal
aan zet om voor ons deel datgene te doen wat moet gebeuren. Bij mij is
er nog heel specifiek het klimaatakkoord bij gekomen. Ik weet wat me
daarmee te doen staat. Wij gaan dus zeker niet op onze handen
zitten.
Dat waren de vragen van mevrouw Kröger. Dan kom ik bij de vragen van de
heer Geurts. Hij had een vraag gesteld over de reductie van lachgas en
methaan. Dat is een van de uitdagingen. Het peil moet zodanig zijn dat
het veen niet oxideert, zodat er geen CO2 uit komt. Aan de
andere kant mag er niet zo veel water staan dat je een soort
rottingsproces krijgt waardoor het veen lachgas en methaan uitstoot. We
zijn nu kennis aan het opdoen over waar het optimum precies ligt. Ik kan
daar nog geen antwoord op geven, maar het is wel een van de vragen
waarvan we ons bewust zijn.
De heer Geurts zei dat er geen structureel geld is geregeld. Nee, dat
klopt. We hebben nu tot 2030 geld geregeld in het klimaatakkoord. Er is
100 miljoen voor een vrijwilligestoppersregeling voor agrariërs in dat
gebied en er is 176 miljoen voor flankerend beleid, dus alles wat we net
benoemd hebben. Dat loopt tot 2030, dat is waar. Als hier goede
ervaringen mee worden opgedaan, zal dat heus wel weer een discussie
opleveren over de vraag wat dat betekent voor de periode na 2030.
De heer Geurts zei dat er eerst inzicht nodig is. Dat klopt. We moeten
nog heel veel inzichten vergaren. Daar zijn we nu mee bezig. In het
klimaatakkoord is dat ook onderstreept.
Hij vroeg ook naar onderzoek naar alternatieve verdienmodellen.
Absoluut. Dat gaat hand in hand. Je kunt niet zomaar tegen een boer in
een gebied zeggen: sorry, u kunt hier niet meer werken; succes ermee!
Het is een diepgevoelde verantwoordelijkheid om te zorgen dat we dit met
elkaar doen en dat we niet zomaar mensen in de steek laten in de keuzes
die gemaakt worden. In dit kader is de inzet: verleid de boer. Dat is
precies de inzet die we in het klimaatakkoord hebben gekozen en die ik
ook terugzie in de initiatiefnota's van de indieners.
Dan kom ik bij de vraag van de heer Schonis. Hij vroeg naar de
coördinatie. Ik heb net aangegeven dat er een interbestuurlijke
regiegroep komt. Die groep regisseert niet alleen, maar monitort ook —
dat is ook belangrijk — en stuurt waar nodig bij om te realiseren wat we
in het klimaatakkoord hebben afgesproken. Daarbij is een gebiedsgerichte
benadering cruciaal.
De heer Moorlag vroeg ook naar de regie. Hij vroeg hoe het proces wordt
ingericht. Dat heb ik net aangegeven. Collega Van Nieuwenhuizen heeft
net al aangegeven dat de vraagstukken die spelen ook terugkomen in de
NOVI, maar wij doen het dus via de interbestuurlijke regiegroep.
Er is ook gevraagd naar het grondwaterpeil in combinatie met
zonne-energie, de dubbele functie. We zijn nu aan het kijken naar de
verschillende nieuwe verdienmodellen. Of zon op land dan meteen de
oplossing is, weet ik niet, zo zeg ik in alle eerlijkheid. Wij proberen
bijvoorbeeld ook functies te combineren met natuurwaarden. Dat is ook
een belangrijke opgave; die kan ook weer een bijdrage leveren aan
CO2- en stikstofreductie en dat soort zaken. Ik weet niet of
het dan mijn eerste gedachte is om zon op land gelijk als verdienmodel
te zien, maar goed, dat zal wel als een van de opties bekeken worden, al
ben ik er zelf groot voorstander van om eerst maar eens naar de daken te
kijken in plaats van meteen naar het land. Dat weet de heer Moorlag;
volgens mij vindt hij dat zelf ook.
De heer Stoffer, tot slot, last but not least. Hij vroeg: klopt het dat
je onderwaterdrainage nodig hebt als je de peilfixatie wilt toepassen?
Naar mijn weten is dat niet zo. Met onderwaterdrainage kan een peil
ingesteld worden, bijvoorbeeld ten behoeve van landbouwkundig gebruik.
Bij peilfixatie wordt het waterpeil niet meer aangepast aan het
landbouwkundig gebruik. Dat is een soort uitrookconstructie, om het een
beetje oneerbiedig te zeggen. Ik ben daar geen voorstander van. Ik vind
dat we het vanuit de boer, vanuit de gebruiker, moeten bekijken om te
zien wat de beste oplossing is.
Tot slot vroeg de heer Stoffer naar de gebiedsprocessen die nu lopen:
gaan we de middelen daar inzetten waar ze het meest nodig zijn? Hij
vroeg ook welke euro goedkoper ingezet kan worden. Ik denk dat het
totale palet aan mogelijkheden bekeken moet worden, juist vanuit het
perspectief van de boer. De ene boer kan zeggen dat hij toch voornemens
is om niet verder te gaan. Dan is er een mogelijkheid dat wij hem daarin
tegemoetkomen. Aan de andere kant kan een boer zeggen: ik wil juist wel
graag verder met mijn bedrijf, maar daarvoor zijn aanpassingen nodig;
kan ik daar ook bij geholpen worden? Het is ook mogelijk dat we dat
doen. Ik zou het dus echt vanuit de boer willen bekijken. Ik wil niet
vooraf zeggen dat wij alleen bepaalde opties hanteren. Het is het
totaalpakket van onderaf toegepast.
Voorzitter. Dat waren mijn antwoorden op de vragen.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor de beantwoording. Ik ga deze vergadering schorsen
voor een halfuur. We gaan om 14.15 uur verder met de tweede termijn. Dan
is er voor de fracties ook de mogelijkheid om moties in te dienen.
De vergadering wordt van 13.43 uur tot 14.17 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. We gaan verder met het notaoverleg van de vaste commissies
voor Infrastructuur en Waterstaat en voor Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit. Het overleg van vandaag gaat over de initiatiefnota's
"Droge Voeten" en "Veen red je niet alleen". Omdat het een notaoverleg
is, hanteren we een vaste sprekersvolgorde. Misschien is het nog goed om
hier even te zeggen dat de tweede termijn dient om de laatste vragen te
stellen en om moties in te dienen. De moties kunnen tijdens het
notaoverleg niet worden overgenomen door de bewindspersonen. Dat kan
alleen tijdens een plenaire behandeling. De moties zullen van een
appreciatie worden voorzien door de ministers. De initiatiefnemers mogen
natuurlijk ook op de moties reageren.
Dan is de eerste spreker in tweede termijn de heer Dijkstra van de VVD.
Hij heeft nog vier minuten spreektijd.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Voorzitter. Ik dank de initiatiefnemers en de bewindspersonen voor de
beantwoording. De grote winst van vandaag is dat de urgentie van
veenbodemdaling wordt erkend. Dat staat goed op de kaart. Er gebeurde
natuurlijk al heel veel, maar u heeft daar een extra stap bij gezet, ook
in de zin van bewustwording. U hebt zelfs voorstellen ter verbetering
naar de toekomst toe gedaan.
Ik denk dat het goed is dat het kabinet ook antwoorden heeft gegeven op
de vragen over de taakverdeling, zoals zij die zien. Het is echt een
majeure opgave, zeker als je niet alleen kijkt naar het veenweidegebied,
landbouw, natuurontwikkeling en dergelijke maar juist ook naar de
bebouwde omgeving. Daar komen we nog over te spreken in een plenair
debat. Dan gaat het inderdaad ook om de bevoegdheden die je hebt. Maar
ik zou ook niet graag willen dat wij als Rijk de illusie hebben dat we
alle problematiek hier vanuit Den Haag kunnen oplossen. Dat moet in de
regio gebeuren, met alle partners samen.
U heeft ook gezinspeeld op die samenwerking. Dat is goed. De VVD hecht
aan draagvlak. Het is erg belangrijk dat het niet alleen van bovenop is,
maar ook van onderaf. Het is belangrijk dat je inderdaad met elkaar in
die gebiedsontwikkeling aan de gang gaat, met innovatie, waar wij als
liberalen sterk in geloven, en ook in nieuwe verdienmodellen. Ik denk
dat het echt een vereiste dat je ervoor zorgt dat de kost voor de baat
uit gaat. Je moet wel door kunnen. Anders is het niet duurzaam. Als het
alleen maar duur is, is het niet duurzaam.
Ik zie dus ook graag dat de koe in de wei blijft, voor nu en in de
toekomst. Ik zie 'm niet graag verdwijnen, zoals ik mevrouw Bromet toch
terloops hoorde zeggen. Dat is niet helemaal wat wij voorstaan. U begon
heel netjes met: Nederland moet geen moeras worden. Nee, zeker niet,
maar wij hechten wel aan de koe in de wei. Ik wil niet dat die in
drassige grond staat.
Een andere opmerking van mevrouw Bromet betrof subsidies en iets krijgen
als beloning. Ik zie echt wel een verschil. Op het moment dat je met
subsidies aan de haal gaat, maak je mensen afhankelijk van degene die de
subsidie uitkeert. Als een boer zegt dat hij geen subsidie wil, dan snap
ik hem heel goed, want hij wil beloond worden voor iets wat hij doet,
namelijk een activiteit. Daar heeft hij dan zelf een keuze in. Dat is
heel wat anders dan dat je een aanvraag moet doen voor een subsidie.
Daar zit dus echt een verschil in, zou ik willen zeggen.
Ten slotte: de rol van de rijksoverheid is wat mij betreft beperkt. Op
hoofdlijnen gaan we met elkaar aan de slag, vanuit ieders
verantwoordelijkheid. Ik verwijs naar de brieven van het kabinet, van de
twee ministeries, die heel helder waren en naar het klimaatakkoord dat
recent gesloten is. Daar houden we het bij.
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook hartelijk bedankt. Dan is nu het woord GroenLinks, mevrouw
Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een viertal moties, dus ik ga heel snel
van start.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het veenweidegebied in crisis is en dat bij
voortzetting van het huidige beleid de bodem in deze gebieden gemiddeld
nog zo'n 34 centimeter zal blijven dalen tot 2050, terwijl de zeespiegel
blijft stijgen;
constaterende dat veenbodemdaling leidt tot grote broeikasgasemissies en
zeer negatieve gevolgen heeft voor de biodiversiteit in die
gebieden;
constaterende dat veenbodemdaling leidt tot grote schade aan historische
binnensteden en dorpen in die gebieden;
constaterende dat er al relatief veel wordt opgestart in de
veenweidegebieden, maar er nog te weinig coördinatie is en de
verantwoordelijkheid vooral bij decentrale overheden wordt
neergelegd;
verzoekt de regering met decentrale overheden, de agrarische sector, de
recreatiesector en natuur- en milieuorganisaties een rijksbreed
Deltaplan Veen overeen te komen, waarin de gebiedsopgaven voor de
veenweidegebieden worden geformuleerd, waarna deze door genoemde
partijen worden uitgewerkt in gebiedsgerichte plannen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Schonis. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 4 (35140, 35141).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de veenweideproblematiek momenteel te versnipperd is
over verschillende overheden, ministeries en maatschappelijke
organisaties;
constaterende dat er al relatief veel wordt opgestart in de
veenweidegebieden, maar er nog te weinig coördinatie is en de
verantwoordelijkheid vooral bij decentrale overheden wordt
neergelegd;
verzoekt de regering om een veencommissaris aan te stellen die alle
betrokken partijen verbindt, de gezamenlijke maatschappelijke opgaven in
het veenweidegebied centraal stelt en de belangen afweegt tussen de
verschillende decentrale overheden;
verzoekt de regering tevens om de veencommissaris de totstandkoming van
gebiedsgerichte uitvoeringsplannen en het Deltaplan Veen te laten
coördineren, die door de betrokken lagere overheden, maatschappelijke
organisaties en het Rijk gezamenlijk worden opgesteld,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Schonis. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 5 (35140, 35141).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Nederlandse veenweiden grote hoeveelheden
CO2 uitstoten en daarmee een wezenlijke impact hebben op de
klimaatcrisis;
constaterende dat er in de Klimaatwet staat dat de broeikasgasuitstoot
in Nederland in 2050 met 95% moet zijn afgenomen;
overwegende dat het voorstel voor het klimaatakkoord alleen een
reductiedoelstelling voor veenweiden in 2030 voorschrijft;
verzoekt de regering zich ten doel te stellen dat de
CO2-uitstoot uit veen in 2050 met ten minste 3,4 megaton is
afgenomen, zodat het Nederlandse landschap op zijn minst klimaatneutraal
zal zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de
indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 6 (35140, 35141).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat kerende grondbewerking zorgt voor een nog snellere
veenafbraak en daarmee het proces van veenbodemdaling en de uitstoot van
CO2, lachgas en methaan versnelt;
constaterende dat het PBL in zijn rapport stelt dat veenbodemdaling op
akkerbouwpercelen daardoor zelfs 40% tot 50% sneller verloopt dan op
graspercelen;
overwegende dat er goede alternatieven zijn voor het keren van de
grond;
constaterende dat de regering niet-kerende grondbewerking ook als een
oplossing ziet;
verzoekt de regering kerende grondbewerking op veengronden te verbieden
met ingang van 2020,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Schonis. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 7 (35140, 35141).
Dan dank ik mevrouw Kröger hartelijk voor haar inbreng in de tweede
termijn. Dan ga ik door naar de heer Schonis van D66 ... Nee, dat klopt
niet! U bent heel attent en oplettend. We gaan natuurlijk door met de
heer Geurts van het CDA.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Als u door wilde gaan met moties, had u misschien meneer
Schonis het woord moeten geven. Van de kant van het CDA in ieder geval
geen moties, maar wel dank aan de initiatiefnemers. Opstellen is één,
verdedigen is twee. Ik heb daar zelf ook enige ervaring mee. Ik heb
respect voor Kamerleden die dit traject zijn ingegaan.
Ik denk dat we vandaag kunnen concluderen dat de urgentie hoog is en dat
de oplossingen niet gemakkelijk zijn. Maar ik ben hoopvol dat we tot
behoud van het veenweidegebied kunnen komen. Een landschap zonder
boerderijen is niet het landschap dat het CDA voorstaat.
Voorzitter. Ik heb het net al aangekondigd: mede met het oog op het
debat over het klimaatakkoord dat ongetwijfeld nog gaat plaatsvinden,
heeft de CDA-fractie geen moties op dit punt.
Dank u wel.
De voorzitter:
U ook hartelijk bedankt. Dan komen we nu toch echt bij de heer Schonis
van D66.
De heer Schonis (D66):
Dank u, voorzitter. Dank aan de initiatiefnemers voor de beantwoording.
Ik dank ook de ministers voor hun antwoorden. In de beantwoording door
de ministers hoor ik veel over verleiden en over stimuleren. Minister
Schouten had het over het verleiden van de boer, maar volgens mij doet
Yvon Jaspers dat op televisie bij Boer zoekt Vrouw. Ik zou toch op een
aantal punten in een meer actieve vorm willen stimuleren, om te bekijken
of we daar wat verder in kunnen komen. Daar komen we overigens nog over
te spreken, want dat gaat heel specifiek over delen uit het
klimaatakkoord. Daar hebben we dus geen motie over. Ik heb wel een motie
over de andere drie onderwerpen die ik heb aangestipt. De eerste motie
gaat over de aanpak bodemverzakking.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in Nederland bodemverzakking plaatsvindt van enkele
centimeters in zowel stedelijk als landelijk gebied;
constaterende dat Kenniscentrum Aanpak Funderingsproblematiek aangeeft
dat in ieder geval 83 gemeenten worstelen met funderingsproblemen in
relatie tot bodemverzakking, waardoor duizenden huishoudens jaarlijks
geconfronteerd worden met hoge kosten om hun fundering te herstellen,
veroorzaakt door die verzakking;
verzoekt de regering om samen met alle Nederlandse gemeenten die worden
getroffen door bodemverzakking voor de problematiek van hierdoor
optredende schades een landelijke aanpak te formuleren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Schonis. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 8 (35140, 35141).
Ik merk wel op dat dit strikt formeel op het gebied van de minister van
Binnenlandse Zaken zou kunnen liggen. Maar gaat u vooral door met uw
tweede motie.
De heer Schonis (D66):
Dank u wel. Mijn tweede motie gaat over meer Ruimte voor de Rivier.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet toekomstbestendige rivieren
ambieert;
constaterende dat het kabinet voor de ontwikkeling van Integraal Rivier
Management in de periode van 2029 tot 2031 375 miljoen euro heeft
gereserveerd in het Deltafonds;
overwegende dat met de huidige uitdagingen van klimaatverandering er nu
al behoefte is om bij riviermanagement te kijken naar waterveiligheid,
laagwater, scheepvaart, bodemerosie, waterkwaliteit, natuur en regionale
ontwikkelingen;
overwegende dat op de begroting van het Deltafonds reeds forse
overprogrammering is voorzien tot midden jaren twintig;
verzoekt de regering om in 2020 al te starten met de ontwikkeling van
Integraal Rivier Management en op basis van cofinanciering, urgentie en
haalbaarheid waar mogelijk de benodigde middelen vanuit de
beleidsreservering voor IRM uit het Deltafonds naar voren te
halen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Schonis. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 9 (35140, 35141).
De heer Schonis (D66):
Dan de laatste motie, over de geborgde zetels. De motie roept ertoe op
om de evaluatie van de geborgde zetel nu uit te voeren.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet voor 2021 een advies wil uitbrengen over
de geborgde zetels in waterschappen;
constaterende dat er in ieder geval in 2021 een kabinetswissel zal
plaatsvinden;
van mening dat de evaluatie en het advies van het kabinet over de
geborgde zetels voor 2020 naar de Kamer gestuurd moeten worden, zodat er
ook stappen genomen kunnen worden;
verzoekt de regering om de geplande evaluatie nu uit te voeren en voor
eind 2019 met een advies te komen over geborgde zetels in
waterschappen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Schonis. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 10 (35140, 35141).
Ik dank de heer Schonis hartelijk voor zijn bijdrage in deze termijn.
Dan geef ik het woord aan de heer Moorlag van de PvdA.
De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Er zijn twee punten die ik terug wil laten komen in deze
tweede termijn, na uiteraard mijn dank te hebben uitgesproken voor de
beantwoording.
Ik denk dat we voor de aanpak van de veenweideproblematiek en de
oxidatie alle elementen voor de oplossing wel hebben. We hebben een rad
en we hebben spaken. Het is nu alleen even de vraag hoe we daar een goed
rollend wiel van maken. Daar heb ik toch wel zorgen over. Dat vraagt een
heel goede, gebiedsgerichte aanpak. Het vraagt niet alleen dat partijen
met elkaar in overleg gaan, maar het vraagt ook om heldere instrumenten,
heldere regelgeving en duidelijkheid over middelen. Als ik heel eerlijk
ben, is het mij nog niet helemaal helder geworden hoe het nu moet met
die 1.000 hectare in Friesland waar ik in de eerste termijn over sprak.
Ik heb al eerder gepleit voor een aanpak analoog aan die voor de
landinrichting. Daar wil ik opnieuw voor pleiten. Ik dien daar geen
nieuwe motie voor in, want dat heb ik al gedaan bij een ander
debat.
Mijn tweede punt betreft het waarborgen van onze zoetwaterbronnen, de
zoetwatervoorziening, de drinkwatervoorziening. Dat steekt ook nauw. We
moeten niet te ruig zijn met allerlei voorstellen. Dat vraagt een goede
afstemming en daarom de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat voor het borgen van de beschikbaarheid van zoetwater een
traject loopt op basis van de Structuurvisie Ondergrond, waarin
provincies en drinkwaterbedrijven gezamenlijk zoeken naar mogelijke
Aanvullende Strategische Voorraden (ASV);
overwegende dat in het Deltaprogramma Zoetwater gewerkt wordt aan
concrete afspraken over de beschikbaarheid van zoetwater voor
verschillende functies op de lange termijn;
overwegende dat het van belang is dat beide trajecten niet los van
elkaar worden gezien, vanwege de impact op zoetwaterbeschikbaarheid voor
de drinkwatervoorziening;
verzoekt de regering de afstemming tussen beide trajecten te verzekeren
en in de nieuwe Beleidsnota Drinkwater de samenhang te verankeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11 (35140, 35141).
De heer Moorlag is, begrijp ik, aan het einde van zijn termijn
gekomen.
Dan gaan we naar de volgende collega. Dat is mevrouw Van Kooten-Arissen
van de Partij voor de Dieren. Zij heeft twee minuten voor haar tweede
termijn.
Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de initiatiefnemers nogmaals voor het
nemen van het voortouw op dit belangrijke onderwerp. Er zijn veel dingen
besproken die een voortvarende aanpak vragen. De Partij voor de Dieren
ziet daar de urgentie van in en zal er in de komende debatten over deze
onderwerpen voorstellen voor doen. Op dit moment heb ik geen moties,
maar ik zou graag wat moties van GroenLinks en D66 medeondertekenen. We
houden de vinger aan de pols.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
U ook hartelijk bedankt. Dan komen we nu bij mevrouw Van Brenk van
50PLUS. Ook zij heeft twee minuten voor haar tweede termijn.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Dank, voorzitter. Ik dank de minister ervoor dat zij vasthoudt aan de
Beleidsnota Drinkwater, waarin staat dat grondwater de voorkeur heeft
boven oppervlaktewater. Wij zijn daar heel blij mee. Ik heb twee
moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de drinkwaterprijs voor de consument op dit moment voor
30% uit belastingen bestaat;
overwegende dat het gebruik van drinkwater vrijwel prijsinelastisch
is;
overwegende dat een extra heffing daarom geen geschikt instrument is om
de watervraag te beïnvloeden;
verzoekt de regering een heffing uit te sluiten als instrument om de
drinkwatervraag te beïnvloeden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 12 (35140, 35141).
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Mijn volgende motie is niet helemaal hetzelfde, maar zou
kunnen aansluiten bij de motie van D66.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het systeem van geborgde zetels in de waterschappen niet
democratisch is;
overwegende dat de inmiddels opgeheven Adviescommissie Water heeft
geadviseerd de geborgde zetels niet af te schaffen;
overwegende dat de minister heeft aangegeven dit advies mee te nemen in
haar overwegingen;
verzoekt de regering het advies van de Adviescommissie Water niet bij
voorbaat over te nemen, maar breed te kijken naar de mogelijkheden van
aanpassing van dit stelsel,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 13 (35140, 35141).
Daarmee komt mevrouw Van Brenk aan het einde van haar termijn, ware het
niet dat er nog een vraag is van de heer Schonis.
De heer Schonis (D66):
Ik heb een vraag over de eerste motie van mevrouw Van Brenk. We hebben
vorige week van een andere partij ook een motie gehad met als strekking:
nooit, nooit, nooit. Volgens mij kun je als wetgever dat soort garanties
hooguit afgeven voor je eigen regeerperiode. Garantie tot aan de
voordeur, hoor ik weleens. Dat is één. Twee is hoe 50PLUS ermee omgaat
als we straks wel moeten ingrijpen en we straks wel kosten moeten gaan
maken om onze drinkwaterwinning veilig te stellen. Daar ben ik toch wel
benieuwd naar.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik zei al dat wij een tegenbegroting hebben gemaakt waarin we de hele
belasting op leidingwater afschaffen, omdat je altijd andere
mogelijkheden hebt. Maar inderdaad, meer dan een toezegging voor deze
regeerperiode kunnen wij niet eisen. Daar zullen we ons dan ook toe
beperken, maar u weet wat de inzet van 50PLUS zal zijn.
De voorzitter:
Daarmee komen we aan het eind van de tweede termijn van 50PLUS en gaan
we naar de SGP, naar de heer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Dank u, voorzitter. Ik ben nog maar net op tijd. Excuses daarvoor. Ik
had een tussentijdse afspraak.
Ik zal het kort houden. Ik dank de initiatiefnemers van deze nota's voor
de beantwoording. Een aantal dingen stelden mij wel gerust, maar bij
sommige dingen denk ik: ja … Ik denk dan bijvoorbeeld aan hoe we
dadelijk omgaan met de veenweidegebieden en wie dat gaan betalen. Daar
zit voor mij best wel iets waarvan ik denk: daar kijken wij anders tegen
aan.
De reacties van het kabinet bevatten mooie woorden. Ik hoor bijvoorbeeld
mooie woorden van minister Schouten over het veenweidegebied: een
gebiedsgerichte aanpak en het bekijken vanuit de boer om van daaruit
stappen te zetten. Dan denk ik: prachtig, dat is ook de lijn die wij
graag zien. Als ik dat doortrek naar Droge Voeten, denk ik: ach, als we
het bezien vanuit waterveiligheid en scheepvaart, dan gaan we volgens
mij zowel bij Droge Voeten als de veenweidegebieden een mooie toekomst
tegemoet.
Ik wens iedereen sterkte bij de uitvoering. En, voorzitter, u begrijpt
het: ik heb geen moties. Dank u wel.
De voorzitter:
U ook hartelijk dank. We schorsen nu voor vijf minuten tot 14.40 uur,
zodat de moties even goed bekeken kunnen worden door de bewindspersonen.
Mocht het een paar minuutjes later worden, dan is deze voorzitter
coulant, want we lopen aardig goed op schema.
Ik schors de vergadering.
De vergadering wordt van 14.35 uur tot 14.41 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik zie dat iedereen klaar is voor de beantwoording. Als alle leden
zitten en aandacht hebben voor de beantwoording — het zijn tenslotte hun
vragen — dan geef ik als eerste het woord aan de heer De Groot.
De heer De Groot (D66):
Dank u, voorzitter. Ik heb geen inhoudelijke opmerkingen, maar ik wil de
collega's zeer hartelijk danken voor hun inbreng. Ik vind de
belangstelling terecht, maar het is toch een maandag, dus nogmaals dank
voor jullie goede inbreng en ook aan de bewindspersonen voor de
beantwoording.
De voorzitter:
Kort en krachtig.
Dan gaan we naar mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter, het was mijn eerste initiatiefnota. Het is mij goed
bevallen. Ik vind het heel eervol dat er zo veel Kamerleden zijn
gekomen. Ik wil de ministers bedanken voor de beantwoording. Ik wil D66
bedanken voor de samenwerking. Het was leuk om samen te doen. Ten slotte
wil ik mijn stagiaire, Elisabeth Hengeveld, bedanken. Zij is de
penvoerder van de nota. Zij heeft ontzettend veel werk verricht. Vrijdag
gaat ze onze fractie, na een jaar stage, verlaten. Ze is nog op zoek
naar een baan en ik kan haar zeer aanbevelen.
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan de minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. Laat ook ik beginnen met nogmaals dank uit te
spreken aan de initiatiefnemers én hun ondersteuning. Die wil ik ook
heel veel succes wensen bij het vervolg van hun carrière. Volgens mij is
hiermee een mooi visitekaartje afgegeven. Ik denk dat jullie het
voorstel met verve hebben verdedigd. Mijn complimenten daarvoor.
Echt vragen waren er niet meer. Ik sluit me wel aan bij de opmerking van
de heer Geurts dat de urgentie goed boven tafel is gekomen, maar dat we
er ook met elkaar van overtuigd zijn dat de afdeling Gemakkelijke
Oplossingen al dicht is. We moeten met elkaar echt flink aan de slag om
de goede oplossingen hiervoor te vinden.
Dan kom ik bij de moties. De moties op stukken nrs. 4, 6 en 7 zullen
door collega Schouten worden behandeld.
Ik begin bij de motie op stuk nr. 5. Die is van de hand van mevrouw
Kröger. Als ik het kort samenvat, vraagt deze motie om een
veencommissaris. Gezien hetgeen wij hiervoor al gewisseld hebben, zal
het mevrouw Kröger niet verbazen dat ik die motie ontraad, omdat we het
niet nodig vinden en we niet de toegevoegde waarde ervan zien. Het zou
zelfs vertragend kunnen werken.
De motie op stuk nr. 8 is van de hand van de heer Schonis.
De voorzitter:
Ik moet altijd even herhalen wat het oordeel is van een motie. De motie
op stuk nr. 5 is ontraden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan de motie op stuk nr. 8, van de hand van de heer Schonis. Die
verzoekt de regering om samen met alle Nederlandse gemeenten die worden
getroffen door bodemverzakking een landelijke aanpak te formuleren voor
de problematiek van hierdoor optredende schades. Ik heb u aangegeven dat
dit in het pakket van de minister van BZK valt. Aangezien wij nog een
debat met elkaar gaan voeren over precies dit onderwerp, bodemdaling,
waarbij zij aanwezig zal zijn, verzoek ik u om de motie tot dat moment
aan te houden.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Schonis.
De heer Schonis (D66):
Dank u, voorzitter. Als ik de motie nu aanhoud, gaan we er
waarschijnlijk niet meer over stemmen voor het zomerreces. Anderzijds,
als ik nu om een brief vraag, krijg ik die waarschijnlijk ook niet voor
het zomerreces. Dus ik houd de motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Schonis stel ik voor zijn motie (35140, 35141,
nr. 8) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Knopen tellen, noemen we dat. We gaan door met de minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan denk ik dat ik de heer Schonis kan verblijden met het advies op de
motie op stuk nr. 9. Die is namelijk ook van zijn hand en die verzoekt
de regering om in 2020 al te starten met de ontwikkeling van Integraal
Rivier Management en op basis van cofinanciering, urgentie en
haalbaarheid waar mogelijk de benodigde middelen vanuit de
beleidsreservering voor IRM uit het Deltafonds naar voren te halen. Met
de toevoeging van "waar mogelijk" kan ik die motie oordeel Kamer
geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 9 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 10 van de hand van de heer Schonis verzoekt de
regering om de geplande evaluatie — dat gaat om de geborgde zetels — nu
uit te voeren en voor eind 2019 al met een advies hierover te komen.
Vanwege het feit dat erin staat dat we voor eind 2019 al met een advies
moeten komen, ontraad ik de motie. Ik heb zojuist ook aan de Kamer
toegezegd om u nog te laten meedenken over de opdrachtformulering. Dat
kunnen we na de zomer pas doen. Het moet wel zorgvuldig gebeuren, dus ik
probeer het echt zo snel mogelijk te doen, maar de toezegging dat ik het
voor eind 2019 oplever, kan ik echt niet waarmaken. Dus om die reden
ontraad ik de motie.
De voorzitter:
De motie-Schonis op stuk nr. 10 wordt ontraden.
De heer Schonis (D66):
U kunt ook geen ijzer met handen breken, minister, dat snap ik ook. We
houden haar aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Schonis stel ik voor zijn motie (35140, 35141,
nr. 10) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 11 van de heer Moorlag. Die verzoekt
de regering om de afstemming tussen beide trajecten — en dan gaat het
over de zoetwaterproblematiek in het Deltaprogramma en de Beleidsnota
Drinkwater — te verzekeren en om in die nieuwe Beleidsnota Drinkwater de
samenhang te verankeren. Dat lijkt me een heel goed idee, dus deze motie
kan ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 11 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 12 van de hand van mevrouw Van Brenk verzoekt de
regering een heffing uit te sluiten als instrument om de drinkwatervraag
te beïnvloeden. Er werd in de discussie onderling tussen de Kamerleden
al geconstateerd dat dat dan alleen voor deze regering, dus voor dit
kabinet geldt. Met die kanttekening van mijn kant zou ik die motie
oordeel Kamer kunnen geven, want wij hebben ook geen plannen om dit te
gaan doen.
De voorzitter:
De motie-Van Brenk op stuk nr. 12 krijgt oordeel Kamer.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De motie op stuk nr. 13, ook van de hand van mevrouw Van Brenk, verzoekt
de regering het advies van de Adviescommissie Water niet bij voorbaat
over te nemen, maar breed te kijken naar de mogelijkheden van aanpassing
van dit stelsel. Ik hoop dat ik de Kamer het voorstel van de
opdrachtformulering kan laten zien, dan kunt u ons daarop afrekenen. Wat
mij betreft krijgt deze motie ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie-Van Brenk op stuk nr. 13 krijgt oordeel Kamer.
En daarmee gaan we naar minister Schouten van LNV.
Minister Schouten:
Dank u wel, voorzitter. Ook van mijn kant veel lof, ook voor de
stagiaire die zo'n nota heeft geschreven. Ik riep net al: er is nog heel
wat te doen in het veenweidegebied, dus ik zie daar kansen. Dat is een
aanbeveling voor degene bij wie ze gaat solliciteren.
Ik begin met de motie-Kröger/Schonis op stuk nr. 4. Ik heb net al
proberen aan te geven hoe het proces er ongeveer uit zal zien. Ik
probeer mee te denken met deze motie, dus let op, mevrouw Kröger, opdat
u dit kunt volgen en zien of u hiermee kunt leven. De motie vraagt om
een rijksbreed Deltaplan Veen. Ze vraagt of de decentrale overheden, de
agrarische sector, de recreatiesector en natuur- en milieuorganisaties
allemaal daarin meedoen. Ik heb net aangegeven dat we van plan zijn om
in 2020 een plan te maken met de decentrale overheden. Dat is ook echt
het bevoegd gezag, dus ik vind het wel belangrijk dat we die partijen in
de lead laten. Deze motie zegt eigenlijk: betrek de omgeving daarbij.
Als ik de motie zo mag lezen, ben ik dat wel van plan. De decentrale
overheden maken het plan en ik moet de omgeving erbij betrekken. Dat
wordt een plan voor de komende tien jaar, gebiedsgericht, waarin de
doelen van het klimaatakkoord centraal staan, maar ook met een
perspectief op 2050. Dat was ook wat de heer Schonis hier vroeg. Ik zou
willen voorstellen om de motie op die manier te wijzigen. Dan moet u
even meedenken over hetgeen wat ik heb gezegd. Als de motie zo gewijzigd
wordt, kan ik de motie oordeel Kamer geven. Zoals die nu luidt, worden
het bevoegd gezag en de betrokken partijen te veel op één lijn gezet.
Dat kan ik op die manier echt niet doen. Plus de naam "rijksbreed
Deltaplan Veen" gaat heel veel vragen oproepen. Wat is dat dan allemaal?
Laten we het gewoon een plan noemen waarin we dit gaan uitwerken. Als de
motie zo kan worden aangepast, dan zou ik haar oordeel Kamer kunnen
geven.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank aan de minister voor het meedenken. Deze interpretatie is in lijn
met wat de inzet van de motie was, dus wij kunnen de motie zo
aanpassen.
Minister Schouten:
Oké, in dat geval kan ik haar oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Dan wordt de motie op stuk nr. 4 conform aangepast. De
motie-Kröger/Schonis op stuk nr. 4 zal dus worden gewijzigd. Ik moet het
even formeel goed zeggen. Als die motie gewijzigd wordt in de zin zoals
net besproken, dan krijgt zij oordeel Kamer.
Minister Schouten:
Dan ga ik ervan uit dat het goed gaat.
Dan kom ik bij de motie-Kröger op stuk nr. 6. Die verzoekt om de
CO2-uitstoot uit veen in 2050 met ten minste 3,4 megaton te
laten afnemen. We hebben net een doel gesteld voor 2030. Ik denk dat we
eerst maar eens aan de slag moeten gaan om dat doel te halen. Om ons al
vast te leggen op een doel voor 2050 vind ik nu te ver gaan, dus ik
ontraad deze motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 6 is ontraden.
Minister Schouten:
De motie-Kröger/Schonis op stuk nr. 7 vraagt om het verbieden van
kerende grondbewerking. We weten dat het voordelen heeft als je kerende
grondbewerking kunt beperken. Maar er zijn soms redenen waarom het wél
nodig is. Ik vind deze motie op dit moment dus te ver gaan. Ik ontraad
daarom ook deze motie.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger heeft daar een vraag over.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik heb nog een vraag over de motie op stuk nr. 6. Ik begrijp dat de
minister niet nu die 3,4 megaton wil vastleggen voor 2050. Maar wat
vindt zij van het idee om wel een CO2-doel voor 2050 vast te
leggen, zonder dat we hier nu per motie regelen welk doel dat precies
moet zijn, zodat dat langetermijnperspectief wel degelijk wordt
uitgesproken?
Minister Schouten:
Ik heb net de suggestie gedaan om in 2020 een plan te maken waarin we
ook een doorkijkje geven naar 2050. Ik vind het te vroeg om nu echt
megatonnen te gaan noemen en al vooruit te lopen op wat het precies zou
behelzen. Dat is mijn aanbod geweest, dat is hoever ik nu kan gaan. Ik
vind het nu al benoemen van megatonnen en ambities voor 2050 … We hebben
al een behoorlijke kluif aan 2030, laten we daar maar mee
beginnen.
De voorzitter:
Daarmee blijft het oordeel over de motie op stuk nr. 6: ontraden. De
motie op stuk nr. 7 is ook ontraden.
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de behandeling van de moties.
Hiermee is ook de nota afdoende besproken, denk ik. Er is een toezegging
gedaan aan mevrouw Van Brenk.
De minister van IenW zal de Kamer informeren over de opzet van de commissie die onderzoek gaat doen naar de geborgde zetel van de waterschappen.
Dat hebben we allemaal hetzelfde verstaan en gehoord, dus dan is dat
afgesproken.
Stemmingen over de moties zijn aankomende donderdag, 5 juli.
Ik sluit deze vergadering bijna, maar niet dan nadat ik niet alleen
mevrouw Elisabeth Hengeveld maar ook haar collega Anneke Rooth en Tim
Lohmann van harte heb bedankt, samen met de indieners, de heer De Groot
en mevrouw Bromet, voor hun bijdrage. En ook Kiki Kersten; die is er
later nog bij gezet, maar die willen we natuurlijk niet missen. Heel
belangrijk, anders krijgen we dit soort zaken in deze Tweede Kamer nooit
voor elkaar. We zijn iedereen van harte dankbaar voor alle antwoorden.
Ook dank aan onze adviseurs, vandaag de ministers, hier in deze
vergadering.
Ik sluit de vergadering en wens iedereen nog een gezegende dag.
Sluiting 14.53 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 47 (2018-2019) van 1 juli 2019 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |