Mensenrechtenbeleid (ongecorrigeerd stenogram)
Stenogram
Nummer: 2019D29215, datum: 2019-07-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2019-07-01 17:00: Mensenrechtenbeleid (Notaoverleg), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Mensenrechtenbeleid
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben op 1 juli 2019 overleg gevoerd met de heer Blok, minister van Buitenlandse Zaken, over:
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 29 mei 2019 inzake de Mensenrechtenrapportage 2018 (32735, nr. 245);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 28 mei 2019 inzake rapportage 2018 - Internationale Mensenrechtenprocedures (32735, nr. 247);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 13 maart 2019 inzake stand van zaken ratificatie van facultatieve protocollen bij VN-mensenrechtenverdragen (33826, nr. 27);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 29 mei 2019 inzake reactie op verzoek commissie over de brief van organisaties over snellere behandeling brief over facultatieve protocollen bij het IVESCR (2019Z10845);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 4 april 2019 inzake actuele situatie in Egypte (32623, nr. 256);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 26 april 2019 inzake reactie op het verzoek van het lid Van den Hul, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 17 april 2019, over de uitzetting van de Human Rights Watch directeur door Israël (32735, nr. 241);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 6 mei 2019 inzake verlenging contract Extern Volkenrechtelijk Adviseur (35000-V, nr. 70);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 11 juni 2019 inzake beantwoording vragen commissie over de verlenging van het contract van de Extern Volkenrechtelijk Adviseur (35000-V, nr. 73);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 juni 2019 inzake reactie op verzoek commissie over het bericht "Saoedische zussen willen naar Nederland: Ze kunnen ons hier vermoorden" (32735, nr. 246).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Pia Dijkstra
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,
De Roon
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Van Toor
Voorzitter: Pia Dijkstra
Griffier: Konings
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Pia Dijkstra, Van Helvert, Karabulut, Koopmans, Van Ojik, De Roon, Sjoerdsma, Van der Staaij en Voordewind,
en de heer Blok, minister van Buitenlandse Zaken.
Aanvang 17.05 uur.
De voorzitter:
Welkom bij dit notaoverleg van de vaste commissie van Buitenlandse Zaken
over het onderwerp mensenrechtenbeleid. Ik heet de minister en zijn
ondersteuning van harte welkom. Ik heet de collega's in de Kamer van
harte welkom.
Een paar mededelingen. Mevrouw Ploumen laat zich verontschuldigen wegens
ziekte. Omdat dit een notaoverleg is even een herinnering aan hoe we dat
ook alweer doen. Na de eerste termijn van de Kamer wordt het overleg
vanavond geschorst voor een korte dinerpauze van een halfuur. In de
tweede termijn kunnen moties worden ingediend en de minister zal die in
zijn tweede termijn van een appreciatie voorzien. Ik breng in
herinnering dat moties in een notaoverleg niet kunnen worden overgenomen
door de minister. Ik stel voor maximaal twee interrupties per fractie in
de eerste termijn van de Kamer. Ter herinnering nog even de
spreektijden: VVD acht minuten in de eerste termijn en vier minuten in
de tweede, PVV, CDA, D66, GroenLinks en PvdA — maar die is er niet — zes
minuten in de eerste termijn en drie minuten in de tweede, ChristenUnie,
Partij voor de Dieren, 50PLUS, SGP, Denk, Forum voor Democratie vier
minuten in de eerste termijn en twee minuten in de tweede termijn.
Meneer De Roon.
De heer De Roon (PVV):
Even een punt van orde. Ik stel voor dat, als we uit de eerste termijn
een minuut spreektijd over hebben, wij die mogen gebruiken in de tweede
termijn. Of omgekeerd: als we in eerste termijn tekortkomen, mogen we
minuten uit de tweede termijn gebruiken. Is dat akkoord?
De voorzitter:
Dat lijkt mij prima. Het is helemaal aan u hoe u uiteindelijk de
verdeling wenst te maken. Voor de goede gang van zaken is het goed om
dit af te spreken.
Ik stel voor om snel te beginnen. Als eerste is het woord aan de heer
Koopmans namens de VVD.
De heer Koopmans (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Mensenrechten zijn zeer belangrijk, zijn
cruciaal. We hebben daar gelukkig middelen voor. Die middelen moeten we
dan ook inzetten voor een maximaal resultaat. Het budget moet natuurlijk
geen excuus zijn om geld te geven aan groepen die wij toevallig aardig
vinden of die passen bij onze overtuiging. Het gaat om de mensenrechten.
Daarom moeten we focussen op resultaat. En focus is waar ik het vandaag
voornamelijk over wil hebben.
De focus van het mensenrechtenbeleid moet eerst gericht zijn op
Nederlands directe betrokkenheid. Dan denk ik bijvoorbeeld aan
mensensmokkel richting Nederland, die resulteert in duizenden
verdrinkingen ieder jaar. Dat moeten we bestrijden. Dat zijn de echt
grote mensenrechtenschendingen waarmee wij ons bezig moeten houden. Ik
denk ook aan gedwongen huwelijken van Nederlanders, vaak Nederlanders
met een dubbele nationaliteit, die naar een ander land worden meegenomen
om daar gedwongen te trouwen, of die daar worden achtergelaten. Het is
heel goed dat de minister de suggestie van mijn voorganger heeft
overgenomen om een Forced Marriage Unit op te zetten in het ministerie
en dat hij die werkzaamheden nu geïntegreerd heeft door het hele
ministerie heen. Op dit soort afschuwelijke mensenrechtenschendingen
moeten we focussen.
Bij die directe Nederlandse betrokkenheid vraag ik ook even naar de
kritiek op Nederland wat mensenrechtenschendingen betreft. Welk deel van
de kritiek, die we vaak bij de Universal Periodic Review krijgen, is nu
eigenlijk bestemd, niet alleen voor Nederland hier maar ook voor de
andere landen in het Koninkrijk? Wij worden daar wel steeds op
aangesproken, maar wat is de verantwoordelijkheid van Nederland hier?
Want wij moeten onze verantwoordelijkheden heel serieus nemen.
Kijk bij de focus daarna naar de ring rond Europa, de landen die bij de
Europese Unie willen of de landen die heel veel EU-steun krijgen. Daar
hebben wij extra invloed en daar kunnen wij die invloed aanwenden om
mensenrechtenschendingen te bestrijden. Ik denk daarbij in die ring van
instabiliteit rond Europa ook aan landen die voor ons een groot risico
vormen, weer met illegale migratie en mensensmokkel, maar ook andere
onlusten. Ik denk dan onder meer aan Libië. Vorige week hebben we
Kamerbreed stilgestaan bij de moord op Salwa Bugaighis, een
mensenrechtenverdediger in Libië, een vrouw die is vermoord wegens haar
denkbeelden, haar activisme voor vrouwenrechten en democratie in Libië.
Het is goed dat de regering daar blijvend aandacht aan geeft en steun
blijft geven om straffeloosheid daar te bestrijden.
Bij de focus denk ik ook aan de motie die ik vorig jaar met de heer Van
Helvert heb ingediend, die oproept om in ons mensenrechtenbeleid en met
de spaarzame middelen niet te focussen op OESO-landen, rijke,
ontwikkelde landen met een eigen rechtsstaat waarvan we mogen verwachten
dat ze zelf strijden voor de mensenrechten. Maar in de uitgaven van de
laatste tijd zie ik toch weer een project dat plaatsvindt in
Griekenland. Als ik het goed heb, heet dat Technodromo. Ik vraag me dan
af of Griekenland niet zelf voor mensenrechten kan zorgen. Moet
Nederland zich daar nou mee bemoeien? En als we dat doen, moeten we dat
dan direct doen of kunnen we dat ook via de Europese Unie doen? Ik denk
hierbij ook aan het project dat we laatst hebben besproken en waarbij
Nederland een bedrag aan vrouwenvoetbal in Qatar heeft gegeven. Dat ging
om een beperkt bedrag, maar toch. Is dat nou de manier om vrouwenrechten
te bevorderen? Dat lijkt me niet. Gelukkig heeft de minister al gezegd
dat hij zal zorgen dat dit soort dingen in de toekomst niet meer
voorkomt. Ik vraag hem of hij dat nog eens kan bevestigen.
Bij focus kijk ik ook naar de fundamentele rechten. Eerst kijken we naar
Nederland, zoals ik al besprak, dan naar de ring rond Europa en dan naar
niet-OESO-landen. Als we daarbuiten kijken, verder weg, naar waar we
niet direct betrokken zijn, zou ik zeggen: laten we vooral kijken naar
die gebieden waar de ernstigste mensenrechtenschendingen zijn, zodat we
niet over de hele wereld verspreid bezig zijn, waar we maar onrecht
tegenkomen of dingen die we slecht vinden. Laten we focussen en daarbij
kijken naar de ergste dingen.
Dan denk ik bijvoorbeeld aan genocide en aan de situatie van de Rohingya
in Myanmar. We horen daar afschuwelijke dingen over. De VN schrijven
daar heel alarmerende rapporten over. We hebben allemaal al gezegd:
laten we proberen bij het Internationaal Strafhof een zaak tegen de
grootste misdadigers te beginnen. Maar we weten allemaal dat dat heel
moeilijk en moeizaam is. Is het niet mogelijk om een zaak te beginnen
bij het Internationaal Gerechtshof? Is het voor de minister mogelijk om
met een voldoende aantal gelijkgezinde landen, een diverse groep, te
kijken of we een zaak kunnen beginnen op basis van
staatsaansprakelijkheid? We kijken dan of we Myanmar kunnen aanspreken
op de aansprakelijkheid van de staat, bijvoorbeeld middels het leger dat
daar actief is. Als we zo'n zaak kunnen beginnen, kan het Internationaal
Gerechtshof mogelijk ook voorlopige maatregelen uitspreken. Dat is
misschien veel nuttiger. Daarmee kiezen we een focus op de essentiële
dingen, en op resultaat.
Voorzitter. Dan heb ik nog een aantal punten, weer vanuit de idee van
focus en meetbaarheid. Meetbaarheid mag niet gebaseerd zijn op het
aantal evenementen, manifestaties, theatershows of zelfs organisaties
dat we hebben gesponsord. Dit moet op resultaat gebaseerd zijn. We
moeten aangeven welke voortgang er is geboekt. Dat is een taak voor de
minister. Uit de stukken die we nu hebben, is dat niet voldoende op te
maken. Het is ook niet voldoende duidelijk welke indicatoren nou
eigenlijk zijn gebruikt om effectiviteit te meten, anders dan het aantal
evenementen, zeg ik maar even kortweg.
Voorzitter. Ik heb dan nog een andere vraag. Waarom worden zovele
miljoenen euro's van ons mensenrechtenbeleid buiten het
Mensenrechtenfonds gedekt? Ik begrijp dat iets van 105 miljoen uit
overige fondsen komt. Is dat nuttig? Is daarin niet meer focus mogelijk?
En als dat mag, voorzitter, zou ik zeggen: is daarin niet meer
"streamlining" mogelijk?
Nederland is in februari weer begonnen met een campagne om lid te worden
van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties. Kan de minister
duidelijk maken wat hij precies uit die nieuwe termijn wil halen? Wat
zijn zijn prioriteiten? Kan hij ook toelichten waarom het minister Kaag
was die de campagne aftrapte?
Voorzitter. Dan nog iets anders. De VVD heeft begrip voor het aanhouden
van de ondertekening van het Facultatief Protocol bij het Internationaal
Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten wegens de
onduidelijkheid over de financiële en juridische gevolgen. Dit is nou
eenmaal een heel gevoelige zaak. Ik begrijp dat vele collega's nog over
overige gevoelige zaken zullen spreken. Ik denk dat het heel goed is dat
Nederland ook bijdraagt aan de vrouwenrechten middels de VN-gezant voor
inclusieve financiering.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Er zijn een paar vragen voor u. Ik zie de heer Van Ojik en de heer Van
Roon. De heer Van Roon was eerst.
De heer De Roon (PVV):
Ik waardeer het betoog over focus zeer. Ik zal daar zelf ook nog op
ingaan in mijn inbreng. Ik wil de woordvoerder van de VVD een citaat
voorhouden van Ronny Naftaniel. Deze heeft het volgende getwitterd: "Een
Tweede Kamer die accepteert dat minister Kaag in Iran bij Rouhani op
bezoek ging met een hoofddoek, moet niet zeuren over de ontmoeting van
Máxima in Japan met Mohammed bin Salman." Wat vindt de heer Koopmans
daarvan?
De heer Koopmans (VVD):
Ik wil eerst aan de heer De Roon vragen of hij doelt op de kledij of op
de mensen die je ontmoet.
De heer De Roon (PVV):
Ik doel gewoon op het hele citaat. Ik wil het wel even op papier aan u
geven, dan kunt u het zelf nalezen.
De heer Koopmans (VVD):
Ik wil reageren op hetgeen de heer De Roon met focus vraagt. Hij vraagt
mij nu om willekeurig op een tweet van iemand anders te reageren. Ik
denk dat hij wat meer focus wil aanbrengen.
De heer De Roon (PVV):
Ik wil gewoon weten wat de reactie van de heer Koopmans op dit citaat
is. Als de minister bij Rouhani op bezoek gaat met een hoofddoek op,
moet de Tweede Kamer, die dit goed heeft gevonden, dan gaan zitten
zeuren over het gesprek van de koningin met Bin Salman? Dat is wat wordt
betoogd in deze tweet. Ik vraag de heer Koopmans wat hij daarvan
vindt.
De heer Koopmans (VVD):
Ik denk dat de heer De Roon mij niet wil gelijkstellen met de hele
Tweede Kamer. Maar hoe dan ook zal ik niet degene zijn die hier wordt
bedoeld als wordt gezegd dat Kamerleden zitten te zeuren. Over het
bezoek van de VN-gezant voor inclusieve financiering heb ik gezegd dat
ik daar volledig begrip voor heb. Wat betreft het bezoek van minister
Kaag aan de heer Rouhani in Iran lijkt het mij heel goed dat Nederland
diplomatieke contacten onderhoudt met Iran, onder meer omdat in Iran nu
een grote overschrijding van het nucleair akkoord dreigt. Daar moet je
over praten om dat aan te kunnen pakken. Ook Iran heeft in Nederland
verantwoordelijkheid voor het vermoorden van mensen. Dan is het heel
goed dat wij daarover gaan spreken. Ik denk dus dat het heel goed is dat
wij diplomatieke contacten hebben met Iran, als wij maar heel duidelijk
maken dat Iran op heel veel punten radicaal de verkeerde weg
inslaat.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik heb een vraag over hetzelfde punt. Collega Koopmans zegt dat hij veel
waardering heeft voor het werk van de VN-gezant voor inclusieve
financiering. Dat geldt ook voor mij. Maar die VN-gezant is toevallig
ook onze vorstin. Nu is de koningin afgelopen weekend onderdeel geworden
van een nogal fel maatschappelijk debat over de vraag of zij had moeten
spreken met de Saudische kroonprins die een paar dagen daarvoor in een
VN-rapport is beschuldigd van persoonlijke betrokkenheid bij de moord op
Jamal Khashoggi. Mijn vraag aan collega Koopmans is of hij dat ook een
goed idee vindt. Hij heeft wel op Twitter gezet dat hij dat heel goed
vond, maar het is toch de taak van het kabinet om ervoor te zorgen dat
leden van het Koningshuis en zeker onze vorstin geen onderdeel worden
van een vrij heftig maatschappelijk debat. Of ziet hij dat anders?
De heer Koopmans (VVD):
Volgens mij gaat het hier om twee vragen. De eerste is: kan onze
koningin, in haar hoedanigheid als VN-gezant voor inclusieve
financiering, haar werk uitoefenen? Ik denk dat het heel belangrijk is
dat zij dit doet. Wat betekent dat werk? Dat betekent dat zij moet
praten met de mensen die zij een stap kan laten zetten op het vlak van
het verbeteren van de vrouwenrechten. Het laatste doe je niet met de
kroonprinses van Zweden, maar onder meer met de kroonprins van
Saudi-Arabië, een land waar de vrouwenrechten er heel slecht voor staan.
Dat moet ze dus kunnen doen.
De tweede vraag is dan: kan onze koningin überhaupt haar werk doen als
er een controverse van komt? Als het antwoord luidt dat dit niet kan
omdat daar een controverse van komt, zeg je in feite: zodra iemand, of
het nu de heer Van Ojik is of iemand anders, zegt dat hij het er niet
mee eens is, is er sprake van een veto op de mogelijkheid van de
VN-gezant om haar werk te doen. Dat is volgens mij ook niet wat de heer
Van Ojik bedoelt.
De voorzitter:
Meneer Van Ojik, in tweede instantie.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Nee, ik reageer op de stelling en de tweet van de heer Koopmans, waarin
hij aangeeft dat het een hele goede zaak was dat de koningin met de
Saudische kroonprins heeft gesproken, terwijl ze daarmee tegelijkertijd,
zoals iedereen weet, onderwerp is geworden van een fel maatschappelijk
debat. Ik heb de volgende stelling over de koningin, en ik dacht dat de
heer Koopmans het daarover wel met mij eens zou zijn. Zij kan zich niet
verdedigen en moet door het kabinet ertegen beschermd worden dat ze
onderdeel wordt van het maatschappelijk debat. Dat heeft niets met de
waardering voor haar werk te maken. Dat heeft te maken met hoe de
politieke antenne van het kabinet — en in dit geval van de minister van
Buitenlandse Zaken, want daar debatteren we vandaag mee — staat
afgesteld als het gaat om het nemen van de politieke
verantwoordelijkheid voor het optreden van de koningin in een gesprek
met de kroonprins. Daarvan kun je toch niet zeggen: dat is hartstikke
goed gegaan? Of wel? Is dat wat de heer Koopmans zegt?
De voorzitter:
Meneer Van Ojik, meneer Koopmans heeft het woord.
De heer Koopmans (VVD):
Daar wil ik ook twee aparte dingen over zeggen. Voorop staat dat de
moord op de heer Khashoggi, die eigenlijk ten grondslag ligt aan deze
discussie, afschuwelijk is. En ik denk dat wij allemaal in de Kamer heel
duidelijk hebben gemaakt hoe afschuwelijk en verschrikkelijk deze is. We
hebben ook allemaal uitgesproken welke maatregelen er moeten genomen.
Handelsdelegaties zijn gecanceld en de regering heeft het op
verschillende manieren opgebracht. De moord op de heer Khashoggi is
verschrikkelijk, afschuwelijk. De band die nu wordt gelegd tussen die
moord en de kroonprins van Saudi-Arabië moeten we enorm serieus nemen en
daar moeten we ook op acteren. Dat is het eerste punt; daar zijn we het
volgens mij allemaal helemaal over eens.
Maar het tweede punt is: wij hebben de VN-gezant voor inclusieve
financiering. Die is er eigenlijk voor het verbeteren van
vrouwenrechten, met name in hele conservatieve en arme landen, en in
sommige landen die wel rijk zijn, maar waarin vrouwen ernstig worden
onderdrukt. Die vertegenwoordiger moet haar werk kunnen doen, ook als
dat Máxima is. Die vertegenwoordiger moet dus praten met mensen die ze
over de streep kan trekken, waar ze een stapje bij kan zetten. Dat zijn
dus mensen waarmee je niet graag een kopje thee drinkt, maar waar je wel
werk mee moet doen. Wij allemaal, tenminste de ex-diplomaten onder ons,
waar er heel veel van zijn, weten: als je je werk wilt doen, dan moet je
praten met mensen die je niet leuk vindt.
Voorzitter, daar wil ik nog een derde punt aan toevoegen. Als je
VN-vertegenwoordiger bent voor, kort gezegd, vrouwenrechten, dan is jouw
mandaat het praten over die vrouwenrechten. Als jij dan allemaal andere
onderwerpen op de agenda zet, dan ben je buiten je mandaat bezig. Dat
kan dus niet. Dus het is heel goed als die vertegenwoordiger het heeft
over vrouwenrechten.
De voorzitter:
Ik denk dat uw uitgebreide antwoord klaar is. Mevrouw Karabulut heeft
ook een vraag voor u.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter, mag ik dan nog wat vragen? Het is weliswaar uitgebreid, maar
het is totaal geen antwoord op mijn vraag.
De voorzitter:
Ik begrijp het, meneer Van Ojik, maar laat de anderen het even proberen;
dan kunnen we verder kijken. Misschien krijgt u niet het antwoord dat u
graag wilt. Mevrouw Karabulut is nu aan de beurt.
Mevrouw Karabulut (SP):
Zou de heer Koopmans het, buiten dit mandaat gesproken, ook een goed
idee hebben gevonden om dit gesprek te laten plaatsvinden met de
koningin, wanneer zij daar niet in haar hoedanigheid als
VN-vertegenwoordigster had gezeten?
De heer Koopmans (VVD):
Dit is een als-danvraag waar ik beter niet op in kan gaan, denk ik. Ik
zie niet over welk soort gesprek we het hier hebben, maar misschien kan
mevrouw Karabulut dat nog duidelijk maken.
Mevrouw Karabulut (SP):
De heer Koopmans ontwijkt deze vraag, omdat het antwoord hierop alleen
maar nee kan zijn. Koningin Máxima is ook koningin in haar hoedanigheid
als VN-vertegenwoordigster. Ons land heeft grote problemen met de
werkwijze van de Saudische kroonprins, die verantwoordelijk is voor een
brute moord op een journalist, die vrouwenrechtenactivisten in de
gevangenis heeft gegooid, juist die vrouwenrechtenactivisten die pleiten
voor meer rechten voor vrouwen. Het is een hele lange lijst. De VVD zou
toch beter moeten weten. Wanneer er goedkeuring komt voor dit gesprek,
wordt niet alleen de positie van de koningin in de politieke sfeer wordt
getrokken, maar halen wij onszelf als land onderuit en geven wij de
Saudische kroonprins een podium om te kunnen shinen en zijn handen in
onschuld te wassen. Dit is toch in alle opzichten onwenselijk?
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, uw termijn komt nog. Ik denk dat de heer Koopmans
weet wat u wilt weten van hem. Gaat uw gang, meneer Koopmans.
De heer Koopmans (VVD):
Eerst op dat laatste, "een podium aan de Saudische kroonprins geven om
te shinen". Dit vond plaats tijdens de G20-top, waar behalve koningin
Máxima in haar hoedanigheid van VN-gezant voor de vrouwenrechten ook de
president van China, de president van de Verenigde Staten, de president
van Frankrijk en weet ik niet hoeveel andere presidenten aanwezig waren.
Ik denk nou niet echt dat het terecht is om te zeggen dat er dankzij
Máxima — hoe fantastisch wij haar allemaal ook vinden — ineens een
moment van shinen was. Ik denk dat dat een beetje overdreven is.
Waar het eigenlijk om gaat is iets anders. Het gaat om de vraag of je
vindt dat iemand die voor de VN werkt zijn of haar werk kan doen, of het
nu onze koningin is of iemand anders. Ik ben er enorm trots op dat
Nederland een VN-vertegenwoordiger heeft die vecht voor vrouwenrechten
en die, om de vrouwenrechten te verbeteren, ook nog steeds werkt met
mensen, met wie wij het niet eens zijn, sterker nog, met mensen die
verdacht worden van betrokkenheid bij een afschuwelijke moord. De
realiteit is namelijk wel dat dit de machthebber is van een heel
belangrijk land waar de vrouwenrechten verbeterd moeten worden. Als we
nu zeggen dat dit niet kan, wat moet je dan doen?
De heer Sjoerdsma (D66):
Collega's hebben het ook geprobeerd. Ik denk dat we gewoon moeten
beginnen te zeggen dat deze ontmoeting tussen onze koningin en de
Saudische kroonprins zeer ongelukkig was, zowel qua timing als qua
beeldvorming die er vervolgens uit kwam. Heel ongelukkig omdat, in
weerwil van wat de heer Koopmans zegt, de koningin altijd onze koningin
is, of ze nu VN-vertegenwoordiger is op dat moment of niet. Dat is haar
eerste, haar primaire taak. Het is aan het kabinet om haar niet in dit
soort kwetsbare situaties te laten verschijnen. Ik zou de heer Koopmans
willen vragen om te reflecteren op hetgeen daarna in de Saudische media
is gebeurd. Er zijn namelijk berichten verschenen dat onze koningin —
dus niet een VN-vertegenwoordiger — uitgebreid zou hebben gesproken met
de Saudische kroonprins over diverse onderwerpen. Het ging dus niet
alleen over inclusieve financiering. Daarmee werd impliciet de boodschap
gegeven: de wereld loopt wel door, dat rotte VN-rapport van een paar
dagen geleden wordt gewoon genegeerd. Daarvan moet de heer Koopmans toch
ook zeggen: dat had ik liever niet gezien, zo had ik de koningin liever
niet op de plaatjes in de Saudische pers gezien?
De heer Koopmans (VVD):
Vooropgesteld dat het natuurlijk altijd slecht is als propaganda wordt
gedreven met een bezoek. Dat weten we zelf. Velen van ons zijn zelf op
bezoek geweest. Er was vorig jaar een hele grote delegatie uit de Kamer
in Saudi-Arabië. Toen gebeurden er overigens ook al afschuwelijke dingen
in Saudi-Arabië, maar we zijn er toch op bezoek geweest, omdat we het
belangrijk vonden dat we daar zaken konden doen voor onder meer de
mensenrechten. We hebben dat toch gedaan. Zijn daar in de Saudische
kranten propagandaverhalen over verschenen, dat Nederland kwam om zich
te verzoenen of zo? Misschien wel. Maar wij hebben dat als Kamer toch
allemaal goed gevonden, omdat we er dingen wilden bereiken, zoals nu ook
de VN-gezant dingen wil bereiken voor de vrouwenrechten.
Daarbovenop zegt de heer Sjoerdsma dat het eigenlijk niet kan, omdat wij
er kritiek op hebben. Dus geeft hij eigenlijk als argument dat hij zelf
kritiek heeft. Je kunt dus iets niet doen — mevrouw Karabulut zei het
net ook al — als VN-gezant, omdat er dan in de Nederlandse politiek
kritiek op komt. De focus moet toch zijn dat je dingen wilt bereiken? We
willen toch met z'n allen dingen bereiken? Er worden in Saudi-Arabië
vrouwen onderdrukt. Degenen die hun positie kan veranderen, is met name
de kroonprins. Dan is het toch heel goed dat je hem daarop aanspreekt,
binnen je mandaat als VN-gezant?
De voorzitter:
Meneer Sjoerdsma in tweede instantie.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik wil de heer Koopmans best uit de droom helpen, maar het is niet mijn
kritiek die de basis vormt van de maatschappelijke onrust die is
ontstaan. Die is ontstaan doordat onze koningin, waarschijnlijk door dit
kabinet in deze positie gebracht, enkele dagen na het verschijnen van
een VN-rapport waarin Mohammed bin Salman is aangewezen als degene die
waarschijnlijk verantwoordelijk is voor het in stukken laten zagen van
een journalist van een westerse krant, met hem aan tafel is gaan zitten.
Dat was niet om te spreken over vrouwenrechten in brede zin, de
moeilijke positie van opgesloten vrouwen of macht, maar over inclusieve
financiering. Dat is haar mandaat. Zij moet van de heer Koopmans binnen
haar mandaat blijven. Dit is eigenlijk de enige keer dat onze koningin
op deze manier in opspraak is gekomen met betrekking tot deze functie.
Wil de heer Koopmans dit nu werkelijk bagatelliseren, of zegt hij:
misschien moeten we toch eens goed kijken naar de randvoorwaarden
waarbinnen de koningin deze functie kan vervullen om ervoor te zorgen
dat ons buitenlandbeleid niet wordt doorkruist?
De heer Koopmans (VVD):
Het was volgens mij de heer Sjoerdsma die de eerste tweet uitstuurde
over dat wie dit doet — ik parafraseer even — geen verstand heeft van
diplomatie en van beeldvorming. Die is vervolgens in allemaal kranten
overgenomen. De heer Sjoerdsma weet denk ik als geen ander dat
diplomatie betekent dat je binnen je mandaat blijft. Als je dus een
gesprek hebt over een onderwerp, moet je het hebben over dat onderwerp,
in dit geval over vrouwenrechten. En dan de beeldvorming die hij noemde.
Als je het uit verband trekt en zegt dat hier iemand gelegitimeerd werd
omdat hij een ontmoeting heeft met deze VN-gezant, dan draag je zelf bij
aan die beeldvorming. Hij doet alsof dat buiten de diplomatieke kanalen
treedt. Dat is natuurlijk niet zo. Als we iets willen doen aan die
vrouwenrechten, dan moeten we durven praten met de mensen die vrouwen
onderdrukken. Dan moeten we dat doen. En dan kunnen we wel zeggen "nee,
je mag niet praten met mensen als we ze niet aardig vinden", maar dan
kan je niks bereiken. Laten we dan ook een beetje respect hebben voor
diegenen die dat werk doen en die zich ook aan hun mandaat houden.
De voorzitter:
Ik meen dat ik ook mevrouw Karabulut haar vinger nog een keer zag.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik heb eigenlijk alleen een puntje van orde. Ik zou via u de heer
Koopmans willen verzoeken om mij geen woorden in de mond te leggen die
ik niet heb gebruikt.
De voorzitter:
Bij dezen is dat gezegd. De heer Van Helvert?
De heer Van Helvert (CDA):
Ik wil de heer Koopmans ondersteunen in het betoog dat het werk dat onze
koningin doet natuurlijk fantastisch is. Maar volgens mij bestrijdt
niemand aan tafel dat. Iedereen is vol lof over het werk dat onze
koningin doet. Ik denk dat ze het ook fantastisch doet en ik zie haar
heel graag acteren. Ik heb haar helaas nog nooit mogen ontmoeten. Maar
dat beeld hebben we allemaal en dat trekt niemand hier in twijfel.
Aan deze tafel zie ik een aantal mensen die bij Buitenlandse Zaken
hebben gewerkt of die zelfs diplomaat zijn geweest. Zij zijn nu aan het
discussiëren over hoe dit gegaan is. Ik ben geen diplomaat geweest en ik
heb ook nooit bij Buitenlandse Zaken gewerkt. Ik ben wel docent
geschiedenis geweest. In een klas moet je het altijd met de dader
bespreekbaar maken als er onrecht is gebeurd. Dat was in de klas ook
altijd. De vraag die hier voorligt is alleen of je dat altijd moet doen
voor een volle klas. Of moet je dat soms een-op-een of een-op-twee doen
met de mensen die er iets aan kunnen veranderen? Volgens mij is het soms
raadzamer om dat tweede te doen. Het kabinet heeft er nu voor gezorgd
dat onze koningin in een situatie is gekomen waarin zij iets heel
slechts, wat echt besproken moest worden, met iemand heeft besproken,
maar wel voor een volle klas. Gezien de kwetsbare positie van onze
koningin vraag ik mij af of dat verstandig was. En ik zou aan de heer
Koopmans willen vragen of hij ook vindt dat het misschien beter in een
gesloten kamer had kunnen gebeuren, waardoor de Saudi's er geen verkeerd
beeld van hadden kunnen maken. De Saudi's zeggen: er zijn allerlei
topics aan de hand geweest. Zij maken er een veel mooier verhaal van dan
wat er is geweest.
De voorzitter:
Wilt u uw vraag afronden?
De heer Van Helvert (CDA):
Vindt u dat ook niet, meneer Koopmans? En, meneer Koopmans, had de
minister er niet voor moeten zorgen dat de koningin niet in deze
kwetsbare positie was gekomen?
De heer Koopmans (VVD):
Volgens mij is de fundamentele vraag: vind je, als de vrouwenrechten
moeten worden verbeterd, dat je de gelegenheid moet grijpen om die
daadwerkelijk te verbeteren? Of kies je ervoor om alleen kritiek te
hebben? Als wij vinden dat …
De heer Van Helvert (CDA):
Dat was niet mijn vraag, mevrouw de voorzitter. Dat was niet mijn
vraag.
De heer Koopmans (VVD):
Nee, daar kom ik nog op. Als je vindt dat het daadwerkelijk verbeterd
moet worden, dan moet je daar dus ook werk van maken. En dan hebben we
een vertegenwoordiger die daar werk van maakt.
De heer Van Helvert (CDA):
Dat bestrijdt ook niemand.
De heer Koopmans (VVD):
Ik vind dan niet dat wij, de Tweede Kamer, moeten zeggen op welke manier
daarvan werk moet worden gemaakt. Nogmaals, die moord op de heer
Khashoggi is afschuwelijk. En de link die heel recentelijk werd gemaakt
…
De voorzitter:
Meneer Koopmans, het is niet nodig om in herhaling te vervallen. De heer
Van Helvert heeft gelijk. Hij vraagt of u niet eigenlijk vindt dat dit
achter gesloten deuren had moeten plaatsvinden. Daar hebt u nog geen
antwoord op gegeven.
De heer Koopmans (VVD):
Ik geef daar juist antwoord op, voorzitter. Mijn antwoord heeft wel een
aantal stappen, net als de vraag van de heer Van Helvert. Ik denk dat u
mij ook toestaat om ook een aantal stappen te nemen om bij het antwoord
te komen. Vooropgesteld: die moord is afschuwelijk. De daders moeten
worden gepakt. Wij moeten daar alles aan doen en dat doen we volgens mij
ook. De Kamer heeft zich er luid over uitgesproken dat wij vinden dat
die daders gepakt moeten worden en dat er consequenties moeten zijn.
Maar er is ook een ander onderwerp, namelijk dat in Saudi-Arabië vrouwen
worden onderdrukt. Er is een gezant die daar iets aan kan doen. Zij kan
daar binnen haar mandaat over praten. Dat moeten we ondersteunen. En dan
vind ik niet — en dat is het specifieke antwoord op de heer Van Helvert
— dat het de taak is van de Tweede Kamer, en zeker niet van mij, om te
zeggen dat zij dit wel zo maar niet zo mag doen. Ik vind het
zelfoverschatting als ik dat zelf zou doen en ik raad het niemand anders
aan.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Helvert in tweede instantie.
De heer Van Helvert (CDA):
Gezien het antwoord zeg ik nogmaals dat niemand hier bestrijdt dat we
vrouwenrechten bespreekbaar zouden moeten maken. Iedereen hier vindt het
fantastisch wat de koningin doet. Ik wil wel nog even dit punt naar
voren brengen. Heeft de heer Koopmans niet het idee dat de Saudische
prins nu gebruik kan maken van al deze foto's en filmpjes? Hij kan
zeggen: we hebben een goed overleg gehad met de koningin, allerlei
topics kwamen aan de orde, het was een heel onderhoudend gesprek en het
was supergezellig. De kroonprins zal het gesprek misschien eerder
omgekeerd gebruiken dan hoe het de bedoeling was. Heeft u niet dat idee?
En als dat zo is, vindt u dan niet dat het kabinet de koningin in een
vervelende positie heeft gebracht?
De heer Koopmans (VVD):
Ik denk dat de realiteit is dat gesprekken die je hebt — waar bijna
altijd een foto van is, of het nou in een grote zaal of in een kleine
kamer is — misbruikt kunnen worden voor propaganda. Dat is heel
gebruikelijk. Daarom zei ik ook dat wij vorig jaar met een heel grote
groep mensen van hier ook naar Saudi-Arabië zijn geweest. Daar zal vast
ook misbruik van zijn gemaakt, maar we vinden dat belangrijk om het
resultaat te bereiken. Ik denk dat we moeten aanvaarden dat je in een
diplomatie ook dat soort keuzes maakt als je weet dat je iets kunt
bereiken. Dan ben ik er heel trots op dat er een VN-gezant is die uit
Nederland komt, die heel hard werkt voor de vrouwenrechten en dan zeker
met gesprekspartners die heel moeilijk zijn. Heel moeilijk.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik zeg de heer Van Helvert na dat deze koningin natuurlijk fantastisch
werk doet. Maar dan vraag ik wel aan de heer Koopmans, zonder lange
inleiding, wat hij dan vindt van de timing. Deze commissie zou naar
Rusland gaan. Toen er in Nederland vreselijke dingen gebeurden qua
spionage hebben we die reis ook uitgesteld. De heer Koopmans is
vredesonderhandelaar geweest en weet dat timing ontzettend belangrijk
kan zijn. Vindt de heer Koopmans, twee of drie dagen na het uitkomen van
het VN-rapport, de timing gelukkig, even los van de vraag of je met deze
man moet praten?
De heer Koopmans (VVD):
Nogmaals, ik vind het niet mijn taak, of onze taak eigenlijk, om hier
over dat soort dingen een mening te hebben en te pretenderen dat die
beter is dan die van degene die daar in die situatie zit. We weten
allemaal dat je moet praten met heel veel verschillende mensen die vaak
heel lastig zijn, heel slecht. Bij die G20-top waren er nog een hele
hoop mensen van wie wij heel ernstige twijfels hebben of ze de
mensenrechten voldoende respecteren. Beter nog, we weten dat ze dat heel
veel niet doen. Toch denk ik dat het goed is om er met mensen over te
praten als je dingen kunt bereiken voor de vrouwenrechten. Ik vind het
niet mijn taak om de specifieke vraag over de timing te
beantwoorden.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De heer Koopmans heeft over heel veel dingen een mening. Die geeft hij
ook over deze mensenrechtennota. Daar geeft hij ook een focus in aan.
Hij schat ook in hoe het aan de kaak stellen van mensenrechten een
effect zou kunnen hebben. Daarom hebben we dit debat ook. Het heeft te
maken met plaats, tijd en personen wanneer je dingen al dan niet aan de
kaak stelt, dus ik vind het een beetje te gemakkelijk om te zeggen: ik
ga er even niet over; ik ga er even niks over zeggen. Als voormalig
vredesonderhandelaar moet hij weten dat timing een cruciale rol speelt
om te bekijken of iets daadwerkelijk effect heeft. Dat geldt trouwens
ook voor het niveau van de persoon met wie je spreekt. Ik vind het dus
wat teleurstellend dat meneer Koopmans nu wegloopt voor deze
vraag.
De heer Koopmans (VVD):
Natuurlijk kunnen wij over alles een mening hebben, maar ons past ook
enig begrip voor mensen die in heel ingewikkelde situaties als deze een
afweging moeten maken tussen resultaat en het moment. Natuurlijk kunnen
we er allemaal een mening over hebben, maar ik denk dat we ook respect
moeten hebben voor degenen die die ingewikkelde taak hebben. Ik denk dat
we heel trots mogen zijn dat er iemand is, die hiervandaan komt, die die
heel dappere taak heeft, die al die moeilijke afwegingen ook moet maken.
Dan vind ik niet dat wij vanuit de Tweede Kamer maar op ieder punt onze
eigen afweging moeten gaan maken, daar dan intern over moeten gaan
debatteren wat dan de timing is, wanneer je wel en niet mag gaan en wat
je wel en niet mag zeggen. We moeten daar enigszins vertrouwen in hebben
en daar moeten we ook enigszins respect voor hebben. Ik heb respect voor
iemand die met zo iemand, die zo lastig is, zo'n gesprek voert op zo'n
moment op zo'n podium. Dat is heel lastig, want je weet dat je kritiek
krijgt. Je weet dat een Tweede Kamer en een heleboel andere mensen daar
moeite mee hebben, maar je doet het omdat je denkt dat je daarmee een
bijdrage kunt leveren aan die onderdrukte vrouwen in Saudi-Arabië. Dat
vind ik eerlijk gezegd heel dapper.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koopmans. Dan geef ik het woord aan de heer Van Ojik
namens GroenLinks.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. Ik vind juist wel dat we over dat soort dingen een oordeel
moeten hebben. Dit hele debat gaat juist over wat je wel en niet zegt,
wanneer je het zegt, tegen wie je het zegt. Als we daar geen oordeel
meer over kunnen hebben, dan is een debat over het Nederlands
mensenrechtenbeleid tamelijk zinloos. Het gaat namelijk over een oordeel
over het optreden van deze minister en niet over een optreden van onze
koningin, want die is onschendbaar. Zij werkt onder de
verantwoordelijkheid van deze minister. Dus het is voor mij een totaal
raadsel waarom wij daar geen oordeel over zouden mogen hebben. Dat
oordeel zal ik straks ook uitspreken. Ik spreek ook namens mevrouw
Ploumen, want die is inderdaad ziek, maar ik krijg geen extra
spreektijd, zo heb ik van de voorzitter begrepen.
Voorzitter. Ik wil eigenlijk positief beginnen. Ik vind dat uit de
mensenrechtenrapportage een robuust beeld opstijgt. Er is meer dan 150
miljoen euro beschikbaar voor mensenrechtenbeleid en dat is een hoop
geld. In totaal worden maar liefst 770 verschillende projecten gesteund
in een groot aantal landen en op een groot aantal thema's. Ik ben ervan
overtuigd dat dergelijke projecten voor de gesteunde organisaties en de
mensen die daarin werken, vaak heel belangrijk zijn. Juist nu het werk
van mensenrechtenverdedigers op zo veel plekken onder druk staat, is het
essentieel dat de Nederlandse regering zich opstelt aan de kant van hen
die zich inzetten voor democratische waarden en vrijheid. Maar toch
wringt er iets, want te vaak lijkt het mensenrechtendebat zich af te
spelen op wat je een zijtoneel zou kunnen noemen. Terwijl op het
hoofdpodium gesproken wordt over handel, investeringen, geopolitiek en
intensivering van de onderlinge relaties, zijn de mensenrechten in de
marge onderwerp van debat. Daarbij kiest Nederland relatief vaak voor
stille diplomatie. Vorige week spraken wij daar nog uitgebreid over in
verband met Turkije. Wat weten we eigenlijk over de relatieve
effectiviteit van de verschillende instrumenten van het
mensenrechtenbeleid? De Adviesraad Internationale Vraagstukken wees er
vorige week in een nieuw rapport over China op dat als het over
mensenrechtenbeleid jegens China gaat, Nederland niet in de kopgroep zit
waar Duitsland, het VK en Zweden wel in zitten, maar omzichtiger
opereert. Is dat een bewuste keuze op basis van evaluatie van wat werkt
en wat niet werkt of zit er iets anders achter? Wat voor China geldt,
geldt ook in het algemeen. Het is moeilijk vast te stellen — dit zijn de
woorden van het Breed Mensenrechten Overleg — of stille diplomatie meer
is dan een rituele referentie aan mensenrechten. Zeker als de
intensivering van de economische relaties gewoon doorgaat, kan dat de
geloofwaardigheid van het mensenrechtenbeleid ondermijnen, zo wordt
gesteld. Ik denk dat dit juist is. Ik ben benieuwd hoe de minister dat
ziet.
In 2014 kwam de IOB met een evaluatie van het Nederlands
mensenrechtenbeleid. Die zei: het zou goed zijn als Nederland meer
inzicht zou kunnen verschaffen in de strategie voor en de resultaten van
de diplomatieke inzet: wat werkt wel en wat werkt niet? Is dat nu het
geval, zo vraag ik de minister. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het
betwijfel. Ik denk dat een nieuwe evaluatie ook zinvol zou zijn, zeker
nu mensenrechten op steeds meer plekken onder druk komen te staan.
De IOB pleit ook voor meer internationale samenwerking en taakverdeling.
Dat lijkt mij ook een goed idee. Ook de Nederlandse inspanning zou
misschien effectiever kunnen zijn als er meer focus kon worden
aangebracht op basis van bijvoorbeeld afspraken die je met andere
EU-landen zou kunnen maken over taakverdeling. Ook de EU heeft een flink
budget beschikbaar, waarbij ik refereer aan de Europese Commissie voor
Mensenrechtenbeleid.
Ook de Commissie zelf, in een rapport dat door het Europees Parlement
werd gevraagd, kwam tot de conclusie dat de Europese Unie op het hoogste
niveau — ik citeer — "vaak verbazingwekkend voorzichtig kan zijn in het
aanspreken van regimes op de onderdrukking van maatschappelijke
organisaties". Ik vrees dat dit er de laatste tijd niet beter op is
geworden.
Voorzitter. Kort over de rol van het bedrijfsleven. Sinds de opstelling
van de OESO-richtlijnen en de guiding principles van de VN, zoals die zo
mooi heten, hebben bedrijven een speciale verantwoordelijkheid voor het
respecteren van mensenrechten. Dat botst nogal eens. Zo stelde ik
onlangs schriftelijke vragen over de productie van garens in Xinjiang,
de Chinese provincie waar Oeigoeren worden onderdrukt. Die producten
worden kennelijk met dwangarbeid gemaakt. En ik vroeg de minister: goh,
zou het kunnen dat daar ook Nederlandse bedrijven bij betrokken zijn?
En: zou u eens met die Nederlandse bedrijven willen praten? Maar toen
zei de minister eigenlijk: ik zie van dat soort gesprekken de meerwaarde
niet in; ik wil het wel aan de orde stellen, in algemene zin, maar ik
zie de meerwaarde van gesprekken met bedrijven niet in. De vraag is of
dat voldoende is en of er geen aanscherping moet komen van de
richtlijnen die er zijn. Er is een nationaal actieplan dat aan
herziening toe is. Dat komt volgend jaar. Ik zou de minister willen
vragen om daarin scherpere richtlijnen op te nemen voor het gedrag van
bedrijven in relatie tot de mensenrechten.
Kort nog over Saudi-Arabië. We hebben daarover net al uitgebreid van
gedachten gewisseld. Het is nog geen week geleden dat de VN-rapporteur
vaststelde dat de Saudische overheid tot op het hoogste niveau,
inclusief de kroonprins, betrokken is bij de moord op de heer Khashoggi,
althans dat daarvan "geloofwaardig bewijs" is. Het deed bij Buitenlandse
Zaken kennelijk geen alarmbellen rinkelen; het gesprek met onze koningin
kon gewoon doorgaan. Dat is, als je het mij vraagt, een blunder, een
politieke misrekening. De koningin is door het kabinet een politiek
mijnenveld in gestuurd en de omstreden ontmoeting werd onderwerp van fel
debat. "Hartstikke goed dat gesprek!", zei de VVD. "Volstrekt normaal",
zei de minister-president. We kunnen dus wellicht meer van dit soort
gesprekken verwachten. Dat lijkt mij zeer ongewenst. Ik ben benieuwd wat
de minister hier achteraf van vindt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Sjoerdsma namens D66.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. 2018 was het jaar waarin Khashoggi op beestachtige wijze
werd vermoord. Het was het jaar waarin het leger van Myanmar de Rohingya
bruut bleef verdrijven, verkrachten en vermoorden en het jaar waarin
Maduro zijn volk alsmaar verder de verdrukking in hielp. De
mensenrechtentrend was negatief. De strijd voor mensenrechten wereldwijd
is soms een strijd van woorden, met geduldige inkt op VN-papier. Soms is
het een fysieke strijd en heel soms zelfs een strijd op leven en dood,
letterlijk. En in die strijd is Nederland een baken van licht. Onze
vrijheden, onze gelijkheden zijn een voorbeeld voor velen. Daarmee rust
op ons ook een zwaardere verantwoordelijkheid, denk ik. Die vullen we
ook in, door als een van de weinige landen wereldwijd te vechten voor
bijvoorbeeld lhbti-rechten, voor journalisten en voor niet-gelovigen, en
door wapenleveranties naar Saudi-Arabië en andere Golfstaten stop te
zetten, waarna andere landen ons voorbeeld volgen. Maar soms slaat ook
Nederland de plank mis, en daar wil ik mee beginnen.
De ontmoeting tussen onze koningin Máxima en de Saudische kroonprins had
nooit mogen plaatsvinden zo kort nadat de Verenigde Naties deze man
hebben aangewezen als hoofdverdachte van het in stukken zagen van de
journalist van een westers dagblad, Khashoggi. Dat was diplomatiek
onhandig en dodelijk voor de beeldvorming, want onmiddellijk daarna kwam
op de Saudische televisie de boodschap dat de kroonprins met de
Nederlandse koningin had gesproken over tal van zaken. De eigenlijke
boodschap was natuurlijk: vergeet dat VN-rapport van twee dagen geleden,
want de wereld gaat gewoon door en niemand wrijft onze kroonprins deze
moord echt aan. Degene die toestemming heeft verleend voor deze
ontmoeting heeft van onze koningin een pion gemaakt in een geopolitiek
schaakspel. Mijn vragen aan de minister zijn de volgende. Wie heeft er
goedkeuring gegeven voor dit gesprek? Wie heeft er verzocht om dit
gesprek? Wat was de agenda van het gesprek? Is er alleen gesproken over
inclusieve financiering, dat wil zeggen: toegang tot bankrekeningen en
leningen? Was de G20-top van volgend jaar onderwerp van gesprek? Ziet
deze minister ook de kwetsbaarheid van dit gesprek?
Voorzitter. Die negatieve trend die ik benoemde in mijn inleiding moeten
we keren. We moeten tanden geven aan ons mensenrechtenbeleid. We moeten
ons geluid luid en duidelijk laten horen. We moeten een stem geven aan
degenen aan wie die ontnomen is. Tanden geven aan het buitenlandbeleid
begint met het niet accepteren van schendingen van mensenrechten en de
daders daarvoor te bestraffen. Wat mij betreft begint dat dus ook met
een Europese Magnitsky Act, waarmee we sancties opleggen aan
mensenrechtenschenders. Ik vraag deze minister, die zich daar zeer voor
inzet en waarvoor ik hem dank, welke stappen hij hoopt te zetten in de
komende maanden. Wanneer verwacht hij een akkoord? Is het verzet van
Hongarije voorbij? Hoe geeft de minister uitvoering aan mijn motie op
dit onderwerp?
Voorzitter. Een mensenrechtenbeleid met tanden betekent natuurlijk ook
het voorkomen van straffeloosheid. Centraal daarin staat het
Internationaal Strafhof. Maar in de zeventien jaar na oprichting heeft
dat hof helaas nog niet kunnen waarmaken wat het heeft beloofd. Dat is
niet alleen omdat in dat hof zelf van alles misgaat. Het is ook omdat
het continu wordt tegengewerkt. Ik geef slechts één voorbeeld: de
Verenigde Staten leggen sancties op aan rechters en weigeren de
aanklager toegang. Bovendien weigeren ze de rechtsmacht van het hof. Op
die manier hebben ze het onderzoek naar Afghanistan getorpedeerd. Ik
vraag de minister of hij daarover nog steeds in gesprek is met de
Amerikaanse regering en of hij het met D66 eens is dat dit absoluut
nooit meer mag gebeuren.
Nederland moet zich als gaststaat absoluut inzetten voor de brede,
hopelijk universele rechtsmacht van dit hof en de steun hiervoor. Op
welke manier wil de minister zich hiervoor het komende jaar inzetten?
Al-Bashir, al jaren gezocht door het hof, moet terechtstaan voor zijn
daden. En niet alleen voor corruptie, zoals ze van plan zijn in Sudan,
nee, ook voor al zijn andere gruwelijke daden in Darfur. Ik heb al
eerder gesuggereerd om Sudan een breed steunpakket aan te bieden in ruil
voor, op voorwaarde van vrije verkiezingen, maar ook op voorwaarde dat
Bashir en andere gezochten aan een strafhof zullen worden uitgeleverd.
Is de minister bereid om dit te bepleiten bij zijn EU-partners? Is de
minister het met mij eens dat Bashir zo snel mogelijk hier in Den Haag
moet verschijnen?
Voorzitter, ten tweede. Wij moeten onze stem zo luid en duidelijk
mogelijk laten horen. Dat verwacht ik ook van deze minister. Daarom
vraag ik hem wat hij het afgelopen jaar persoonlijk heeft gedaan om dat
mensenrechtenbeleid uit te dragen. Wat gaat hij het komende jaar doen?
Onze stem klinkt het luidst als die een Europese klankkast heeft. Daarom
moeten we zo snel mogelijk af van veto's bij mensenrechtenverklaringen
van de Unie. Ik vraag deze minister wat Nederland heeft gedaan om dat
voor elkaar te krijgen. Wat kunnen we op dit onderwerp verwachten onder
het Fins voorzitterschap?
Voorzitter. Mijn derde punt is het geven van een stem aan de stemlozen.
Want als mensenrechten sterven in stilte, als mensenrechtenorganisaties
aan banden worden gelegd, als journalisten worden vastgezet of erger, is
er een groot probleem. Ik vind dat ons mensenrechtenbeleid er juist op
gericht moet zijn om deze organisaties, deze mensen, weer een stem te
geven. Ik vraag de minister of hij het daarmee eens is. Wat kan hij doen
aan deze wereldwijze trend op dit onderwerp?
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een vraag van de heer Koopmans. Nee, spreekt
u eerst maar even verder.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Geloofwaardig zijn betekent ook verantwoordelijkheid nemen
voor de eigen daden, ook als die niet zo chic zijn. In 2015 bepaalde de
rechtbank in Den Haag dat uit Sulawesi afkomstige kinderen recht hebben
op compensatie. Maar terwijl de Staat schikte met de weduwen van
Sulawesi, ging hij tegen deze kinderen in beroep. Deze "kinderen" — deze
nabestaanden zijn inmiddels op zeer hoge leeftijd — dragen dit leed al
heel erg lang met zich mee. Mijn vraag aan het kabinet is: moet dit in
de rechtbank uitgevochten worden, of kan dit hoofdstuk gewoon netjes
worden afgesloten? Is de minister bereid te onderzoeken op welke wijze
deze kinderen van Sulawesi snel compensatie kunnen krijgen?
Dank u wel.
De heer Koopmans (VVD):
Ik meen dat we vorige week een debat hadden over Turkije. De heer
Sjoerdsma gaf toen een nogal verrassende wending aan het debat door te
zeggen dat de Tweede Kamer er, vanwege het moment dat zij had gekozen,
niet voor had moeten kiezen om te zeggen dat Turkije geen lid kan worden
van de Europese Unie. Hij zei dus eigenlijk: je mag wel een mening
hebben, maar het was nu niet aan de Tweede Kamer om die mening te geven.
Want, zo zei hij — ik parafraseer — dan wordt president Erdogan boos. Ik
vraag de heer Sjoerdsma of dat nog steeds zijn mening is.
De heer Sjoerdsma (D66):
Als de heer Koopmans een karikatuur wil maken van wat ik daar heb
gezegd, is het antwoord: nee. Dit is niet mijn mening. Dit is wellicht
de mening waarvan de heer Koopmans hoopt dat het de mijne is. Mijn
mening is een andere. Vorige week ging het allereerst over de
eensgezindheid vanuit de Kamer dat politieke gevangenen vrij moeten
komen. Dat is waar het allereerst over ging. Het tweede punt, waar ik op
aanhaakte, is dat twee weken voor dat debat, zonder dat er in Brussel
iets voorlag, zonder dat er een besluitvormingsmoment was en zonder dat
het op de agenda stond, er in deze Kamer moties kwamen over het
stopzetten van de onderhandelingsrelatie met Turkije. Die
onderhandelingsrelatie was al bevroren. Er gebeurde niks. Het enige wat
daarachter kon worden vermoed, was de wens om een Telegraafberichtje te
scoren. Dan vraag ik me wel af of dat nou zo verstandig is als wij ook
graag Nederlanders uit die gevangenis willen halen, en of dat de zaak
van deze minister vergemakkelijkt. Dus ja, zo kijk ik ertegen aan,
meneer Koopmans, en dat heb ik u de vorige week ook verteld.
De heer Koopmans (VVD):
Ik vraag dit nu nogmaals omdat het hier een mensenrechtendebat is. We
hadden het toen over meneer Memis die tot op de dag van vandaag in
Turkije wordt gehouden vanwege zijn politieke mening. Dat is een
afschuwelijke zaak. Het is heel goed dat wij allemaal verenigd zijn als
Tweede Kamer en dat de regering er hard aan werkt, want wij willen dat
deze meneer Memis zo snel mogelijk thuis komt. Het is dan verontrustend
als iemand zegt, met welke uitleg erbij dan ook, dat je als Nederlander
— sterker nog: als Tweede Kamer — moet oppassen wanneer je zegt wat je
vindt, want dan zou de president van Turkije weleens boos kunnen worden.
Want dat zegt de heer Sjoerdsma nog steeds. Dat is een zorgwekkende
ontwikkeling voor de mensenrechten. Het is zorgwekkend voor de politieke
gevangenen daar. Ik zou het fijn vinden als de heer Sjoerdsma nu zegt:
nee, ik vind toch dat je als Nederlander gewoon moet kunnen zeggen wat
je vindt wanneer je dat vindt.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dit is opnieuw een karikatuur waar ik niet op zal ingaan. Ik wil het nog
wel iets meer uitdiepen als dat helpt. Na die motie werd in Istanbul een
oppositielid tot burgemeester gekroond. Welk perspectief is er nog voor
die burgemeester op het moment dat de onderhandelingen worden gestopt?
Welk perspectief is er nog voor mensen in Turkije die de persvrijheid
liefhebben, die strijden voor de vrijheid van vergadering en die
strijden voor de rechtsstaat op het moment dat de Europese Unie, zoals
de VVD wil, zegt: stop er maar mee? Dat perspectief voor dat
oppositielid was er dan niet meer geweest. Het gaat veel dieper dan dat.
Als meneer Koopmans het daar ook nog over wil hebben, doe ik dat met
alle liefde, maar mijn partij staat principieel altijd voor
mensenrechten, wereldwijd. Dat is ook de reden waarom mijn partij daar
pal voor staat, of het nu gaat om de onhandigheid, een blunder, waarmee
dit kabinet koningin Máxima in een positie heeft gebracht, om gruwelijke
misstanden zoals genocide in Sudan of om kleine individuele drama's, of
deze nu consulair zijn of dat het journalisten betreft die worden
bedreigd. Ik raad uw partij aan dat ook te doen.
De voorzitter:
Er is een vraag voor u van mevrouw Karabulut.
Mevrouw Karabulut (SP):
Op deze dag dat wij het slavernijverleden herdenken en de afschaffing
daarvan vieren, heb ik ook een vraag over de weduwen en kinderen van
Indonesiërs die door het Nederlandse leger zijn gedood in de voormalige
kolonie. De heer Sjoerdsma sprak erover dat de schaderegeling ook
toegankelijk zou moeten zijn voor de kinderen. Ik wil de heer Sjoerdsma
vragen of ik kan rekenen op de steun van de D66-fractie, zoals in het
verleden altijd is gebeurd, voor een voorstel hiertoe, met verlenging
van deze regeling voor de weduwen, want die loopt over een paar maanden
af.
De heer Sjoerdsma (D66):
Mijn fractie heeft zich eigenlijk altijd ingezet om die donkere pagina's
uit onze geschiedenis naar voren te halen. Ik heb daar zelf ook in het
bijzonder aandacht aan willen geven toen ik Kamerlid werd in 2012. Niet
vanwege zelfpijniging, maar omdat ik vind dat als wij andere landen of
organisaties aanspreken op mensenrechtenschendingen die zij begaan, het
wel zo eerlijk is als wij ook naar onze eigen wandaden durven te kijken
en daarvoor verantwoordelijkheid durven nemen. Met uw voorganger, de
heer Van Bommel, heb ik jarenlang mogen maar ook moeten strijden om
bijvoorbeeld het onderzoek naar het Nederlandse verleden in
Nederlands-Indië voor elkaar te krijgen. Dat onderzoek komt er nu en ik
hoop dat het iets zal opleveren in het standpunt van het kabinet als het
onderzoek eenmaal is afgerond. Als het gaat over de afronding — ik wil
niet zeggen "van individuele gevallen", want daarvoor zijn het er veel
te veel — voor mensen die dit hebben meegemaakt, die hun vaders hebben
verloren, vind ik het van groot belang dat wij deze mensen, die vaak al
tussen de 75 en 85 jaar zijn, niet tot aan hun dood in de rechtbank
laten vechten tegen de Nederlandse rechtsstaat. Dat vind ik. Natuurlijk
moeten we secuur kijken of er echt betrokkenheid is bij deze zaak. Ik
zou het een groot goed vinden als deze mensen rust krijgen en als dat
buiten de rechtbank kan.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dat is goed om te horen. Zegt de heer Sjoerdsma daarmee dat hij de
bestaande regeling voor de weduwen die in september van dit jaar afloopt
als die door de regering niet verlengd zou worden, ook wil verlengen,
zodat we deze mensen op hun oude dag niet in de steek laten? En wil hij
die regeling inderdaad ook openstellen voor de kinderen, omdat de
rechter eigenlijk ook al heeft bepaald dat Nederland hiervoor
aansprakelijk is? Ik wil hiermee de mooie woorden van de heer Sjoerdsma,
waar ik het alleen maar mee eens kan zijn, alleen maar
materialiseren.
De heer Sjoerdsma (D66):
Specifiek voor de kinderen vraag ik of dit nou in de rechtbank moet
worden uitgevochten en of het niet beter zou zijn om een nette regeling
te treffen. Ik vraag de minister ook om te onderzoeken op welke manier
een dergelijke regeling tot stand kan worden gebracht. Ik begrijp dat er
op 1 oktober een uitspraak van de rechtbank is, maar ik vraag me echt af
of we daar per se op moeten wachten. Wat de weduwen betreft moet ik heel
eerlijk zeggen dat ik niet precies weet hoe het zit, maar als er
inderdaad weduwen zijn die vanwege tijdgebrek of onbekendheid met de
regeling geen gebruik kunnen maken van een bestaande regeling, dan vraag
ik me af of dat rechtvaardig is en of dat zo zou moeten blijven
bestaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Voordewind namens de
ChristenUnie.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. We hebben allemaal uit de media kunnen vernemen
dat Asia Bibi uiteindelijk is vrijgekomen en dat ze ook een veilige
heentocht heeft gekregen naar Canada. Het bijzondere van deze zaak was
dat een moslimadvocaat zijn nek heeft uitgestoken voor haar. Dat is goed
nieuws. Dat onderstreept ook het belang van opkomen voor christenen die
heel kwetsbaar zijn, met name in landen zoals Pakistan. Het feit dat er
in Pakistan opnieuw slachtoffers van blasfemiebeschuldigingen zijn
gearresteerd, onderstreept maar weer eens hoe belangrijk het is om daar
aanhoudend aandacht voor te vragen. Opnieuw is er een ongeletterd
echtpaar voor de rechter gedaagd met de beschuldiging van
blasfemie.
Wereldwijd hebben 245 miljoen christenen te maken met onderdrukking of
vervolging vanwege het feit dat ze christen zijn. Christenen zijn
daarmee wereldwijd de grootste groep die te lijden heeft onder
schendingen van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Ik
benadruk dat vandaag nog maar eens. Het is dus niet voor niks dat ik
hier aandacht voor vraag. Erkent de minister dat christenen het meest
getroffen worden door onderdrukking en vervolging vanwege hun geloof?
Het is wel belangrijk om daarbij stil te staan.
Voorzitter. Dan godsdienstvrijheid als speerpunt van het Nederlandse
buitenlandse beleid. Wij zijn er heel blij mee dat de minister dat
centraal stelt. Het regeer- en coalitieakkoord dringen daar ook op aan.
Zo hebben we als Kamer ook de brief van december 2018 kunnen ontvangen.
Daarin zegt ook de minister dat er meer moet worden gedaan aan
religieuze geletterdheid, zoals hij dat schrijft. Dat zou noodzakelijk
zijn voor de ambtenaren en diplomaten in een relatief geseculariseerde
samenleving. Het is goed dat dat gebeurt, ook bij de opleidingen. Dat
onderstreept het belang van die godsdienstvrijheid. We krijgen ook een
speciale gezant voor godsdienstvrijheid en levensovertuiging. Die gaat
benoemd worden. Kan de minister al aangeven wanneer dat gaat gebeuren en
kan hij ook iets zeggen over zijn of haar mandaat?
Voorzitter. Ook complimenten aan de minister voor zijn bezoek aan China;
ik begin met de positieve dingen en vervolgens kom ik vanzelf wel op een
paar zorgen. Ik heb uit de media begrepen dat hij daar ook een kerk
heeft bezocht, evenals een moskee. Heeft hij daar ook aandacht gevraagd
voor de onderdrukking van de christenen in China? Die is volgens hemzelf
verviervoudigd. En waarom wordt christenvervolging in de Chinanota niet
eens genoemd? De Oeigoeren worden daarin uitdrukkelijk genoemd, maar ik
heb de christenvervolging niet terug kunnen vinden in die hele
uitgebreide nota over de Chinastrategie. Daar komen we bij een andere
gelegenheid uiteraard ook nog over te spreken. Heeft de minister zelf
tijdens zijn bezoek aan China ook aandacht gevraagd voor die
christenvervolging? Ik hoor graag zijn reactie op deze punten.
Dan de strafbaarstelling en de doodstraf voor geloofsafval en
homoseksualiteit. Die zien we nog enorm vaak in de samenlevingen en de
wereld om ons heen. In ten minste 23 landen staat de doodstraf op
afvalligheid. Ik moet het goed zeggen: in 8 van die landen staat daar de
doodstraf op en in 23 landen is dat strafbaar. In circa 70 landen is
homoseksualiteit strafbaar en in 8 van die 70 landen staat daar de
doodstraf op. Als ik die cijfers weer eens op mij laat inwerken, dan
constateer ik dat we dit niet met lede ogen kunnen aanschouwen. Ik vraag
de minister of hij opnieuw naar deze feiten wil kijken en of hij opnieuw
bereid is om te kijken of we een campagne kunnen opzetten met
welwillende andere landen om hier specifiek meer aandacht voor te
vragen. Ik zie dat mijn tijd heel snel gaat, voorzitter.
Ik zou tot slot nog iets willen zeggen over koningin Máxima en Mohammed
bin Salman. Wij spreken hier in Nederland, maar ook als we op werkbezoek
gaan, veel met mensen die dingen doen en dingen goedkeuren die wij
afkeuren. Dat moeten we ook blijven doen, want anders kunnen we onze
invloed niet aanwenden om die mensenrechten aan de kaak te stellen. Mag
ik de minister vragen of hij de timing de juiste vond? Het was een
aantal dagen na het uitkomen van het rapport. We hebben het er in het
interruptiedebat over gehad. Graag een reactie van de minister. Acht hij
het geschikt om het op deze manier te doen? Waarom is er niet gekozen
voor een geslotendeurdiplomatie?
Ik laat het even hierbij, want ik zie dat ik al over die belachelijke
vier minuten heen ben die de hele wereld moeten gaan beslaan.
De voorzitter:
Ja, u hebt al één minuut van uw twee minuten uit de tweede termijn
verbruikt. Meneer Van der Staaij namens de SGP.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Een specht hamerde met zijn snavel tegen de
boomstam, precies op het moment dat de bliksem insloeg en de boom geveld
werd. De specht vloog weg en zei: ik wist niet dat ik zo veel kracht in
mijn snavel had. Ik geloof niet dat wij in één klap al het onrecht de
wereld uit kunnen helpen, maar we kunnen wel ons steentje bijdragen door
met die snavel te hameren, om dat beeld maar te gebruiken. Ik vind het
wel een mooi beeld. Aan de ene kant bescheidenheid: we zullen niet met
alleen wat wij doen eens even de wereld veranderen. Maar aan de andere
kant kan het op precies het goede moment het goede effect hebben. Als we
de krachten bundelen met gelijkgestemden, kan dat op lange termijn grote
en goede gevolgen hebben, ook in brandhaarden als Jemen, Syrië, Libië en
Noord-Korea, waar schrijnend onrecht blijft en grote inzet geboden
is.
Voorzitter. Normaal ben ik geen voorstander van met modder gooien, maar
pas was er een MudRaise, waaraan een deel van de SGP-fractie deelnam.
Dat was het afleggen van een modderige hindernisbaan om geld op te halen
voor de strijd tegen moderne slavernij. Het was heel goed dat deze actie
werd gehouden. Concreet vroegen we toen aandacht voor een Filipijns
slachtoffertje van cybersex, Cassie. Juist voor kinderen als zij hebben
wij eerder een motie ingediend om de strijd tegen straffeloosheid
expliciet tot doel te maken van onze diplomatieke posten en om steun aan
onze ngo's te geven. Hoe staat het met de uitvoering van deze
motie?
Een ander thema dat ik wil aanstippen is godsdienstvrijheid. In november
vorig jaar heb ik een motie ingediend over het bevorderen en
ondersteunen van op jongeren gerichte activiteiten ter ondersteuning van
de klassieke vrijheidsrechten. Zijn er inmiddels al activiteiten
ontplooid om deze motie uit te voeren en zo ja, welke? Zou dit niet
juist ook een plek kunnen krijgen in landen als Egypte, waar volgens de
brief van de minister van 4 april 2019 fundamentele vrijheden onder druk
staan?
Bij het doornemen van de mensenrechtenrapportage valt me trouwens op dat
Egypte en Pakistan de enige landen in het Midden-Oosten en omgeving
lijken waar Nederland projecten financiert op het gebied van de vrijheid
van religie en levensovertuiging. Klopt mijn indruk? Zo ja, zou
Nederland niet meer projecten kunnen en moeten financieren, ook in
landen als Irak, Syrië, Iran, Saudi-Arabië en noem maar op?
Ik sluit me aan bij de vragen die collega Voordewind heeft gesteld over
de christenvervolging in China. Ik wil ook nog inzoomen op Nigeria. Daar
is ook sprake van geweld, vaak door Fulani-herders, ook tegenover
groepen met een christelijke achtergrond. Er wordt vaak gewezen op een
scala aan factoren, maar wij horen vanuit het gebied vaak terug dat de
rol van religie in dit verband onderbelicht blijft. Mijn concrete vraag
in dit kader is: investeert het ministerie in kennis om de rol van
religie te onderkennen en te begrijpen?
Ik vraag ook aandacht voor het Nigeriaanse meisje Leah Sharibu, dat ooit
met meer dan 100 andere schoolmeisjes ontvoerd werd door de islamitische
terreurgroep Boko Haram en nu als enige nog gevangen is. Welke
drukmiddelen kan en wil Nederland inzetten om ook haar vrijheid
dichterbij te brengen?
Voorzitter. Dan een kwestie waar we eerder aandacht aan hebben besteed
en waar ik veel van heb genoemd. Ik heb er eerder moties over ingediend
— de uitvoering daarvan wil ik ook nog noemen — waaronder een motie om
de zogenaamde gendercide tegen te gaan, het doden van jonge kinderen of
abortus laten uitvoeren op grond van het geslacht van het meisje zijn.
Daar is inmiddels de nodige aandacht aan besteed. Mijn vraag is welke
voortgang verder geboekt is op dat terrein.
Tot slot nog even over het gesprek van de dag: Khashoggi. Daar wil ik
over kwijt dat de SGP-fractie zich niet schaart achter partijen die
schande spreken van het gesprek dat koningin Máxima als VN-gezant met de
Saudische kroonprins voerde. Dat is ook omdat wij de regering altijd een
ruime marge van beoordeling gunnen om te bekijken op welk moment en op
welke manier je dingen aan de orde moet stellen. Het is dus geen
wiskunde. Er is altijd een flink grijs gebied waarin je voor het een of
het ander kunt kiezen. Wel vind ik de vraag gerechtvaardigd in hoeverre
meegewogen is dat het VN-rapport over Khashoggi zo kort voor dit gesprek
naar voren kwam. Ik ben dus benieuwd hoe dat punt door de regering
gewogen is. Daar hoor ik graag een reactie op.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer De Roon namens de PVV.
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Koningin Máxima en kroonprins Bin Salman. Dat door de
minister toestemming is verleend voor een gesprek tussen die twee, nog
wel voor het oog van de camera, is een diplomatieke blunder van
jewelste. Het jaar 2019 is nog maar half om, maar dit is toch wel een
kanshebber voor de titel "diplomatieke blunder van het jaar". Nederland
staat lelijk te kijk. Ik citeer: "Stilte, een oogje dichtknijpen, een
business-as-usual-aanpak richting de steeds agressievere tactieken van
te veel autocraten: dat zijn niet de kenmerken van het leiderschap dat
we zouden moeten verwachten." Aldus de opsteller van het VN-rapport over
de moord op Khashoggi.
Voorzitter. Voor partijen in de Kamer waren het uitkomen van het rapport
en de moord zelf juist reden om te zeggen dat de koningin dit gesprek nu
niet had moeten voeren. Ook de PVV veroordeelt de laffe moord op
Khashoggi en vindt het heel ongelukkig dat dit gesprek plaatsvindt juist
nadat het rapport is uitgekomen.
Maar voor ons gaat het verder. Voor ons geldt dat onze koningin helemaal
nooit een gesprek moet voeren met leidinggevenden van Saudi-Arabië.
Punt. Als er al iemand uit Nederland met die lieden een gesprek zou
moeten voeren, wat ik niet erg aannemelijk vind, dan in ieder geval niet
onze koningin. Dat dit nu toch is gebeurd, reken ik de minister van
Buitenlandse Zaken en de minister-president aan. Ik vraag de minister om
toe te zeggen dat leden van het Koninklijk Huis voortaan buiten
dergelijke gevarenzones worden gehouden. Dus: geen contacten en geen
gesprekken met bijvoorbeeld Saudische of Iraanse potentaten, of met de
prins van Pyongyang.
Voorzitter. Dan kom ik bij het mensenrechtenbeleid en de rapportage
2018. Dreigt de regering van het mensenrechtenbeleid een
propagandaoorlog te maken? Die vraag kwam bij mij op toen ik in de
inleiding van de mensenrechtenrapportage 2018 las dat een actief
Nederlands mensenrechtenbeleid nodig is om een stevig weerwoord te
bieden aan negatieve trends en narratieven. Het autocratisch narratief
moet overstemd worden, zo las ik in het rapport. Dat blijkt nu dus
onderdeel te zijn van ons buitenlands beleid: een propagandaoorlog. Ik
moet zeggen dat ik dit in de nota heel summier geformuleerd vind. Ik wil
daar dus graag wat meer van weten. Graag verneem ik van de minister welk
autocratisch narratief van welk land of van welke landen overstemd moet
worden. Ook is mij niet duidelijk hoe de regering dit wil gaan doen. Ik
vraag de minister dus om per land aan te geven hoe de regering het
autocratisch narratief van elk land waar zich dat voordoet, gaat
overstemmen. Ik ben reuzebenieuwd, dus ik verwacht een uitvoerig
antwoord per land. Wat is het autocratisch narratief in elk land waarop
u zich richt en hoe gaat u dat overstemmen?
Voorzitter. Ik vraag dit omdat ik graag wil kunnen meten, ook in
toekomstige gevallen trouwens, of het geld dat de regering in dat
"overstemmen" steekt ook wat oplevert. Ik vraag dat natuurlijk in het
belang van de Nederlandse belastingbetalers, die het geld hiervoor
moeten opbrengen.
Ook vraag ik de minister om toe te lichten hoe hij daarbij buiten de
gevarenzone blijft van inmenging in binnenlandse aangelegenheden van
andere staten, zoals we dat noemen. We kunnen niet hebben dat onze
diplomatieke relaties schade lijden, toch?
Daarmee kom ik ook bij het overzicht van de uitgaven uit het
Mensenrechtenfonds en andere fondsen. Dat is toegevoegd aan het
mensenrechtenrapport 2018. Ik constateer dat op maar liefst 53 projecten
uit die lijst van 16 pagina's het etiket "vertrouwelijk" is geplakt. Het
gaat om projecten die betrekking hebben op Venezuela, Cuba, Turkije,
Sudan, Zuid-Sudan, China, Wit-Rusland en nog wat van die landen. Op zich
zijn het allemaal landen, op Costa Rica na, waarvan je je goed kunt
voorstellen dat er veel te verbeteren valt op het punt van
mensenrechten. Maar de vraag is: wat wil de regering daar dan
verbeteren? Wat wil de regering daar, met die gesubsidieerde projecten
waar het stempel "vertrouwelijk" op is gezet, nu precies bereiken op het
punt van het verbeteren van mensenrechten? Wij, als Kamerleden, weten
dat niet, want er staat het stempel "vertrouwelijk" op. Sorteert het
besteden van geld aan die projecten enig effect? Ook dat blijft
onduidelijk en voor de Kamer niet te verifiëren. Dat kan toch gewoon
niet? Er wordt 8,6 miljoen euro weggezet in die projecten, maar wij
weten er niets over en wij kunnen ook niets controleren. Ik vraag de
minister daarom om aan de Kamer een, als dat nodig is, vertrouwelijk
overzicht te zenden van al die projecten. Daarin moet duidelijk worden
gemaakt wat het doel van elk project was, hoe het geld is besteed, bij
wie het is terechtgekomen en welk tastbaar resultaat in de verbetering
van mensenrechten het heeft opgeleverd.
Nu zou je kunnen denken dat projecten die het etiket "vertrouwelijk"
dragen, activiteiten betreffen in landen die door de desbetreffende
staat niet worden gewaardeerd en die als inmenging in binnenlandse
aangelegenheden worden beschouwd. Ik vraag de minister of dat klopt.
Graag een duidelijk antwoord: klopt het of niet? En als het klopt, hoe
kijkt de minister er dan tegen aan als die desbetreffende staten
projecten in Nederland gaan financieren onder het kopje "vertrouwelijk"
om, zeg maar, het narratief van de Nederlandse regering te overstemmen?
Hoe beoordeelt de minister zo'n situatie?
Voorzitter. Ik heb het nu gehad over die 53 vertrouwelijke projecten
waarin 8,6 miljoen subsidie werd gestoken, maar in totaal is in 2018
157,6 miljoen subsidie besteed aan mensenrechten in het buitenland. Dat
geld ging naar projecten met namen als bijvoorbeeld Nyitott Európáért
Egyesület, tweede: Mezhyhirya festival, derde: Vidi Vaka, en vierde:
Mandák House. En zo kan ik nog een hele poos doorgaan. Niet alle
projecten zijn zo cryptisch aangeduid als ik nu voorlees, maar wel geldt
voor alle projecten waar dat geld aan is besteed dat het voor burgers en
ook voor Kamerleden niet inzichtelijk is aan wie dat geld is gegeven,
hoe het geld is besteed en wat het project aan de verbetering van
mensenrechten heeft bijgedragen. Ik vraag de minister dus om aan de
Kamer ook een overzicht van al die projecten te sturen waarin per
project op deze drie vragen een duidelijk antwoord wordt gegeven.
Voorzitter. De tastbare resultaten van alle projecten, waaraan in 2018
in totaal bijna 158 miljoen euro is besteed, zijn voor ons in het geheel
niet duidelijk. De regering vindt kennelijk haar eigen narratief dat zij
dit "uit overtuiging en in het nationaal belang doet" voldoende reden
geven. Voor de PVV is dit een volstrekt ontoereikende grondslag om het
zuurverdiende geld van de Nederlandse belastingbetaler in het buitenland
te spenderen. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Roon. Het woord is aan mevrouw Karabulut namens de
SP.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ook ik zet even mijn timer aan, voorzitter.
Voorzitter. Een stevig geëngageerd mensenrechtenbeleid is juist nu van
belang, aldus de minister van Buitenlandse Zaken in zijn
mensenrechtennota. Meer eens kan ik het met deze minister niet zijn. Het
doet ertoe dat mensenrechtenactivisten gesteund worden. Het doet ertoe
dat journalisten die bedreigd worden en die niet kunnen schrijven wat
zij zien, beschermd en ondersteund worden. Het doet ertoe. Het
Nederlandse mensenrechtenbeleid doet ertoe. Maar een stevig geëngageerd
mensenrechtenbeleid betekent op dit moment niet een gesprek van de
Saudische kroonprins, Mohammad bin Salman, met onze koningin Máxima.
Toen ik vrijdag las dat zij een ontmoeting met hem zou hebben op de G20
vroeg ik mij net als velen af: waarom? Waarom zou je dat op dit moment
doen? Maar nog veel belangrijker is de vraag waarom de
minister-president of de minister van Buitenlandse Zaken niet heeft
gezegd: niet doen, niet op dit moment. Ik wil graag weten op welk moment
hierover contact is geweest met de minister van Buitenlandse Zaken en
premier Rutte. Wat was het advies aan de koningin, wetende dat er niet
gesproken zou worden over de moord op Khashoggi, wetende dat er niet
gesproken zou worden over de onderdrukking van vrouwenrechtenactivisten
en wetende dat deze prins zijn handen in onschuld wast? Had dit de
koningin niet ten zeerste ontraden moeten worden? Deelt de minister deze
mening?
Is de minister het met mij eens dat wij onszelf als land op deze wijze
onderuit hebben gehaald en de prins onbedoeld een podium hebben gegeven?
Te meer omdat, als ik het goed heb, de kabinetslijn nog steeds is dat er
geen business-as-usual-aanpak is met het land Saudi-Arabië. Tenzij ik
iets heb gemist. Graag een reactie.
Wat niemand gemist kán hebben, ook de minister van Buitenlandse Zaken
niet, is een dik rapport van de speciale rapporteur van de Verenigde
Naties, Agnes Callamard, waarin staat dat er geloofwaardig bewijs is dat
de Saudische kroonprins Mohammad bin Salman schuld heeft aan de
gruwelijke moord op de journalist Jamal Khashoggi, vorig jaar oktober,
in het Turkse consulaat. In het rapport is vastgesteld dat Khashoggi het
slachtoffer is geworden van een opzettelijke executie met voorbedachten
rade. Laten wij dit tot ons doordringen.
In het genoemde rapport wordt gepleit voor nieuw onderzoek, omdat eerder
onderzoek door Turkije en Saudi-Arabië niet onbevooroordeeld en niet
grondig is verricht. De VN-rapporteur stelt verder voor om het aantal
sancties tegen Saudi-Arabië — dat het rapport meteen na publicatie heeft
verworpen — en de kroonprins in het bijzonder, uit te breiden. Ik roep
de minister op om daarvoor te pleiten. Ook vraag ik de minister of hij
de kritiek van de VN op de reeds verrichte onderzoeken deelt. Is hij nu
wel bereid om te pleiten voor een nieuw, onafhankelijk onderzoek? Vorig
jaar was hij nog niet zover.
Voorzitter. Ik blijf bij de journalisten, want wij weten dat
mensenrechten overal ter wereld onder druk staan door autocraten die ook
over journalisten heen walsen, zoals ook in Marokko, in de Rif. De
situatie in de Rif blijft onverminderd slecht. De politieke gevangene en
leider van de Hirak-beweging, Nasser Zafzafi, zit nog steeds gevangen.
De positie van journalisten die berichten over de Hirak-beweging staat
onder druk. Ons is hierover als Kamercommissie een petitie aangeboden.
Maar ook de Nederlandse Vereniging van Journalisten maakt zich grote
zorgen en heeft een brandbrief geschreven aan de minister waarin wordt
gevraagd of hij zich meer kan inzetten voor de persvrijheid in Marokko.
Kan hij daarop reageren? En is de minister bereid om initiatieven voor
persvrijheid en mensenrechten in de Rif te ondersteunen?
Dat brengt mij op dat stevige, geëngageerde mensenrechtenbeleid. Dit
betekent ook dat er rechtvaardigheid moet komen voor de kinderen van
Indonesiërs die door het Nederlandse leger zijn gedood in de voormalige
koloniën. Een bijzondere dag vandaag, ik zei het al, waarop wij
stilstaan bij het verleden, het slavernijverleden, de zwarte bladzijden
in onze geschiedenis, maar waarop wij ook de afschaffing daarvan vieren.
Vorige week waren twee kinderen van Indonesiërs die zijn gedood door het
Nederlandse leger in de Kamer, mevrouw Talle en de heer Monji. Dat was
indrukwekkend. Het was vooral heel erg aangrijpend. Anders dan de
weduwen van geëxecuteerden hebben zij geen recht op een
schadevergoeding. Dit ondanks een eerdere rechterlijke uitspraak, al in
2015 gedaan, dat Nederland wel degelijk aansprakelijk is. Ik vind het
onrechtvaardig dat de Nederlandse Staat dan zou zeggen: sorry, u bent
simpelweg te laat. Ik vraag de minister dit te heroverwegen en ook
kinderen gebruik te laten maken van de eerder getroffen regeling voor de
weduwen. Ik zei het ook al in het interruptiedebat met de heer
Sjoerdsma: die regeling loopt af in september van dit jaar. Ik vraag de
minister deze regeling te verlengen, zoals ook eerder is gedaan. Graag
een reactie.
Dan heb ik nog een opmerking over de straffeloosheid in Guatemala, heel
specifiek over de tegenwerking door de regering in dat land van de
internationale commissie tegen straffeloosheid. Niet te overschatten is
het belang van deze commissie, Commissie CICIG geheten, in de strijd
tegen diep verankerde straffeloosheid tot op het allerhoogste niveau. In
september zal het werk van deze VN-commissie erop zitten. Niet omdat het
werk klaar is — er lopen nog tientallen ontzettend belangrijke zaken —
maar omdat de zittende regering het te heet onder de voeten krijgt. Het
is heel erg te hopen dat door druk van buitenaf, ook door donoren van
CICIG zoals Nederland, deze commissie toch nog te redden is. Ik hoor
graag van de minister zijn inzet en zijn inschatting op dit punt. Als
CICIG niet meer te redden is, is het in ieder geval van groot belang om
de nalatenschap van deze commissie te redden. Ik hoor graag van de
minister of en hoe hij zich hiervoor gaat inzetten vanuit ons
land.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is ten slotte aan de heer Van Helvert namens het
CDA.
De heer Van Helvert (CDA):
Dank u wel, voorzitter. 70 jaar geleden werd de Universele Verklaring
voor de Rechten van de Mens aangenomen. Hoewel er acht tegenstemmen
waren, werd ze heel breed ondersteund. Hoewel sommige landen nog niet
gekomen zijn waar we ze graag zouden hebben op het gebied van
mensenrechten —sommige landen zijn zelfs achteruitgegaan — moeten we wel
blijven pleiten voor wat we samen ondertekend hebben. Niet alleen omdat
we dat ondertekend hebben, maar ook omdat we die waarden van groot
belang achten. Daarom wil ik een aantal zaken met u doornemen.
Allereerst over China. Ik moet zeggen dat ik het heel fijn vond om te
zien dat de minister als signaal zowel een kerk als een moskee bezocht.
Nou zult u zeggen: gaat dat de wereld veranderen? Nee, niet direct.
China zal niet na het bezoek van de minister meteen denken: oh, nu
moeten we eens eventjes ons beleid ten opzichte van christenen of
Oeigoeren aanpassen. Maar het is zeer zeker een signaal naar de
vervolgde christenen en naar de vervolgde Oeigoeren zelf. Een signaal
van hoop dat ze niet vergeten zijn en dat er aan die hele zware tanker
van China geduwd en getrokken wordt. Dat moeten we dus voortzetten. Want
als we zien hoe christenen vervolgd worden, maar ook hoe Oeigoeren
massaal vastgezet en mishandeld worden, enkel omdat zij Oeigoer zijn,
dan maak ik mij, en het CDA met mij, daar grote zorgen over.
Als in de Verenigde Naties of in Europa steeds meer landen zich daar
zorgen over zouden maken, dan ging het de goede kant op. Maar de
situatie is dat zowel in de VN als in de Europese Unie steeds meer
landen door China onder druk gezet worden om China in dit beleid juist
te steunen. Mijn vraag aan de minister is: hoe gaan we dit keren? Wat
gaat de minister doen? Welke allianties kan de minister maken of waartoe
kan hij toetreden, zowel in de EU als in de VN?
Ik ga verder met Jemen. Vorig jaar hadden we de interreligieuze
alliantie op bezoek, onder leiding van rabbijn Soetendorp, die ons de
verschrikkelijke humanitaire crisis in Jemen voorspiegelde. Die gaat
onverminderd voort. Er komt wel voedsel aan in de havens, maar het
bereikt de mensen niet, omdat gewapende groepen dat voedsel niet
doorlaten. D66 was de eerste ondertekenaar, maar ook heel veel andere
partijen waaronder het CDA hebben de motie ondersteund, om te zeggen:
zorg dat die wapens vanuit Saudi-Arabië daar niet komen. Hoe is de stand
van zaken? Wat kan de minister doen en hoe kunnen wij blijvend gehoor
geven aan die oproep van de interreligieuze alliantie, waar zelfs het
Humanistisch Verbond zich aan verbond?
Over Libië wil ik de minister vragen wat Nederland kan doen, wat de
minister doet en wat er in de planning staat om met de internationale
gemeenschap te kijken wat we kunnen doen aan al die gewapende mannen die
daar rondlopen. Wij hadden afgelopen week ongewapende vrouwen op bezoek
in de Tweede Kamer: dappere vrouwen die strijden tegen straffeloosheid
in Libië. Het wordt hen echter onmogelijk gemaakt omdat geen enkele
gewapende groepering van mannen ook maar bereid is om de wapens neer te
leggen, omdat ze dan meteen het enige groepje zijn zonder wapens. Dat
begrijp ik ook nog. Daarom is er van bovenaf of van buitenaf een ingreep
nodig. Wat kan de minister daaraan doen?
Mevrouw de voorzitter. Als het gaat om mensenrechten zou ik ook willen
kijken naar de jezidi's. Daarvan zijn er velen naar Nederland gevlucht
vanuit Irak, omdat zij slachtoffer waren van genocide, misdaden tegen de
menselijkheid, verkrachting en slavernij. Ze waren de dupe, het
slachtoffer, van IS. Nederland stuurt jezidi's terug, of is dat van
zins. Er komt volgende week nog een debat over. Maar de minister zit ook
in het kabinet en hij moet in dat kabinet opkomen voor mensenrechten.
Dus ik laat hem nu al weten dat die jezidi's in Nederland ook die
mensenrechten mogen aanspreken. Want het kan toch niet zo zijn dat we in
Nederland aan de ene kant ons best doen om terroristen uit kampen weg te
halen en hiernaartoe te brengen, terwijl we de jezidische slachtoffers
terugsturen naar Irak? Daar hebben ze de kans om in die kampen gezet te
worden, waar ook IS-vrouwen zitten, die meegewerkt hebben aan die
genocide. Dus ik vraag de minister hoe hij daarin staat, als die
discussie in het kabinet wordt gevoerd.
Voorzitter. Ten aanzien van christenvervolging wil ik het rapport
aanhalen van de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Hunt. Hij zegt
duidelijk dat de politieke correctheid de omvang en de ernst van de
situatie van christenvervolging heeft helpen relativeren. De speciaal
gezant voor geloofsvrijheid in Nederland wordt binnenkort aangesteld. Ik
zou willen vragen: wanneer gaat dat precies gebeuren, is er nog de
mogelijkheid om namen daarvoor aan te leveren, of is al bekend wie het
wordt, en wat wordt de status? Het CDA vindt het van groot belang dat
die de status van ambassadeur krijgt, want dan kan hij of zij elke deur
veel beter openen. Hoe staat dat ervoor?
Verder wil ik vragen of er, naar aanleiding van het rapport van de
minister van Buitenlandse Zaken, Hunt, ook niet een internationaal
VN-onderzoek zou moeten plaatsvinden naar die situatie, om dat Britse
rapport te ondersteunen. En hoe zouden we de Magnitskywet, waar collega
Sjoerdsma ook over sprak, kunnen gebruiken om personen die zich
bezighouden met christenvervolging en geloofsvervolging persoonlijk aan
te pakken? Ik geef ook alle lof aan de inzet van de minister tot nu
toe.
Mevrouw de voorzitter. Over Zuid-Afrika zou ik het volgende willen
zeggen.
De voorzitter:
Voordat u dat doet, waarschuw ik u, zoals u had gevraagd. U zit nu op
zes minuten.
De heer Van Helvert (CDA):
Dank u wel, dan zal ik snel afronden. Over Zuid-Afrika zou ik aandacht
voor de situatie van blanke boeren willen vragen. Want die hebben het
door het overheidsbeleid zeer zwaar. Ze hebben te maken met terreur,
worden vermoord of mishandeld en hun eigendom wordt ontnomen. Het gaat
maar door. Ik weet dat mensen uit rechtsextremistische hoeken dit soms
willen trekken naar het blank-zwartverhaal. Dat maakt dit juist zo erg,
want daardoor trekken heel veel politici hun handen ervan af. Ze willen
daar niet mee geassocieerd worden. Maar dat maakt het probleem van deze
boeren, vaak van Nederlandse komaf, ook met Nederlands paspoort, niet
kleiner. Ik vraag aan de minister of hij wil pleiten voor een
internationaal onderzoek door de VN naar de situatie van blanke boeren,
en ook om de bilaterale en multilaterale contacten daarvoor aan te
spreken.
Tot slot sluit ik aan bij de woorden van mevrouw Karabulut van de SP
over de situatie in Guatemala en, zo zou ik haast willen zeggen, heel
Midden-Amerika, dus ook Honduras, El Salvador, Nicaragua, Costa Rica en
Panama, waar mensenrechten en democratische waarden steeds zwaarder
onder druk komen te staan. Wij hadden daar veel ambassades, wij hebben
er steeds minder en het wordt steeds erger. Dus ik zou willen vragen om
met een aantal landen te kijken hoe wij iets aan die situatie kunnen
doen. Want nu kijken we naar Venezuela en wat daar gebeurt, vinden we
allemaal erg, maar hopelijk kunnen we dat probleem ooit handelen en dan
is het wachten tot de volgende crisis in een van de andere landen in
Midden-Amerika.
Dank u wel.
De voorzitter:
Er is een vraag voor u, van de heer Koopmans.
De heer Koopmans (VVD):
Ik heb veel waardering voor veel van wat collega Van Helvert hier zegt.
Hij noemt specifiek een aantal gevallen. Hij noemt de blanke boeren in
Zuid-Afrika. Ik deel natuurlijk zijn zorgen daarover. Hij noemt ook
Guatemala. Ik deel ook daarover zijn zorgen. Maar ik vraag hem: hoe ziet
hij de mogelijkheden om te focussen? We hebben dus een beperkt budget en
beperkte diplomatieke mogelijkheden. Hoe kunnen we dan een
mensenrechtenbeleid hebben dat ook echt effect sorteert, als wij geen
focus hebben?
De heer Van Helvert (CDA):
De focus die ik zou willen aanbrengen, ligt daar waar Nederland, via de
relatie of het belang dat we hebben, misschien een grotere invloed kan
hebben. Rondom Midden-Amerika is het belang dat we hebben heel groot,
omdat een deel van ons Koninkrijk daar namelijk vlakbij ligt. Misschien
ligt het er zelfs in, als je het stukje zee meetelt. Daarom vind ik het
belangrijk dat we niet afwachten totdat de democratieën, als ze dat nog
zijn in Midden-Amerika, nog verder afglijden naar nog ernstigere
situaties, want dan hebben we er in Venezuela twee, drie, vier, vijf of
zes voor de deur staan. Vandaar zou ik willen vragen: laten we daar ook
naar kijken. De VVD vraagt eigenlijk naar het rendement, naar wat het
opbrengt. Maar ik vind wel dat we twee kanten van het rendement moeten
laten zien. Daar opende ik ook mee. Je kunt je eerst afvragen wat het
belang van Nederland is en wanneer we als gevolg van onze acties
misschien weer centjes op de bank krijgen, een betere handelsdeal of
meer banen. Dat is zeer legitiem. Het CDA ondersteunt dat. Maar je moet
aan de slachtoffers ook het signaal afgeven dat zij niet vergeten zijn
en dat er wordt gewerkt aan moeilijke situaties, maar dat we die niet
van vandaag op morgen hebben omgekeerd. Daarom ook zo veel lof van mijn
kant dat de minister in die kerk en in die moskee in China met een soort
brief van de apostel Paulus aan de gemeenschap daar heeft gezegd:
mensen, houd moed, het is lastig nu, maar er wordt aan gewerkt.
De voorzitter:
De heer Koopmans, tweede instantie.
De heer Koopmans (VVD):
Ik deel de zorg van de heer Van Helvert over de specifieke gevallen die
hij noemt. Dat zijn soms heel ernstige situaties in landen ver weg, waar
de mensen lijden en wij er dus ook een groot belang bij hebben, althans,
waar wij het belangrijk vinden dat de mensen niet meer lijden. Nu hij
het met me eens is dat we focus moeten hebben en hij ook die situaties
noemt, vraag ik me wel af wat focus dan voor hem betekent. Zijn er
gebieden of soorten mensenrechtenschendingen waar hij zich niet mee
bezig wil houden?
De heer Van Helvert (CDA):
Ik begrijp heel goed dat we niet heel de wereld kunnen redden. Als ik
het lijstje naloop met de punten die ik genoemd heb, is er constant een
relatie met Nederland. En dan ben ik nog niet volledig. Als we kijken
naar China, kunnen we niet anders dan zien dat we er een enorme band mee
hebben, economisch gezien, maar ook gezien de mensen die naar Nederland
gevlucht zijn, bijvoorbeeld Oeigoeren. Zij worden hier nog via de
telefoon door de Chinese overheid bedreigd. Daarom heb ik China genoemd.
Als ik kijk naar Libië, dan zie ik dat Nederland er zeer veel baat bij
heeft, persoonlijk ook, dat Libië niet zo'n grote doorvoerhaven van
terrorisme en mensenhandel wordt. Ik wil de VVD toch een beetje
duidelijk maken welke baat wij erbij hebben, want dat vindt de VVD
altijd heel belangrijk. Als je kijkt naar de jezidi's, hebben we daar
zeker een rol te spelen, omdat Nederland beslist om die jezidi's terug
te sturen. Daarom heb ik die groep specifiek genoemd. Als ik kijk naar
christenvervolging, dan zeg ik: dat vind ik belangrijk, want het kabinet
heeft besloten dat er een VN-gezant komt voor christenvervolging. Dat is
een gezant die het kabinet gaat benoemen. Daarom heb ik gezegd dat ik
het van belang vind dat ik met de minister kijk of we die gezant zo veel
mogelijk mandaat kunnen geven. En de relatie van Nederland met
Zuid-Afrika is dat die blanke boeren natuurlijk vaak een Nederlandse
achtergrond hebben en soms ook een Nederlands paspoort. Los van het
argument dat het ook in het algemeen belang van de wereld is dat wij
onze waarden uitdragen, heb ik nu even het rijtje overlopen met een
VVD-bril op, zodat je duidelijk kunt zien wat er voor ons in zit. Dat
wil de VVD graag horen en daar heb ik ook begrip voor.
De voorzitter:
Meneer Koopmans, als u wat wil zeggen, moet u dat in de microfoon doen.
U zegt dat u geen antwoord krijgt, maar dat is toch ook die …
De heer Koopmans (VVD):
En ik word aangesproken, hè? Er is een parallel met toen de heer Van
Helvert mij interrumpeerde. Ik vraag hem wat het voor hem betekent waar
je dus niet optreedt. Daar geeft hij geen antwoord op. Ondertussen geeft
hij wel een aantal weergaven van wat het VVD-standpunt zou zijn, maar
dat is niet terecht. Hij noemt de jezidi's, maar wij hebben ons daar
keihard voor ingezet. En hij noemt allerlei andere dingen. Ik heb de
situaties in Guatemala en Zuid-Afrika ook genoemd. Daar lijden mensen en
wij willen heel graag dat die mensen niet lijden. Mijn vraag aan de heer
Van Helvert was gewoon een serieuze vraag, waar hij serieus antwoord op
kan geven: oké, wat is dan de focus, wat betekent het dan dat je niet op
bepaalde situaties gaat acteren omdat het simpelweg te ver weg is of
omdat het een bevolkingsgroep is waar je niet zo veel affiniteit mee
voelt of zo?
De heer Van Helvert (CDA):
Als we het hebben over focus in het debat, wil ik gerust zeggen waar
Nederland niets doet in de wereld. Ik zeg u: op de meeste plekken in de
wereld doen we niks; we zijn natuurlijk maar een klein land. Maar als ik
nu een lijst moet maken van plekken waar we niets doen, denk ik dat we
minder focus in het debat kunnen aanbrengen. Daarom heb ik gekozen voor
die paar dingen waar we wel iets kunnen doen. En die focus heb ik gelegd
in het coalitieakkoord. Dat ondersteun ik geheel. Die focus kent ook de
VVD-afgevaardigde, de heer Koopmans. Die focus houden we ook aan.
Daarnaast geef ik aan wat het CDA heel belangrijk vindt en wat ik vind
dat we zeer zeker ook in die focus zouden moeten doen. Excuus, maar ik
ga geen antwoord geven op de vraag wat we niet gaan doen, want het is
heel veel wat we niet doen op de wereld.
De voorzitter:
Meneer Van der Staaij en daarna Van Ojik.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik ben het met de heer Van Helvert eens dat bij het zoeken naar
belangrijke onderwerpen om in het kader van het mensenrechtenbeleid op
in te spelen de historische verbondenheid met Nederland een belangrijk
gezichtspunt is. Hij heeft wat mij betreft terecht de zorgen over
Zuid-Afrika aangekaart en een onderzoek bepleit. Zou het ook niet nodig
en mogelijk zijn dat Nederland meer doet in het tegengaan van
straffeloosheid n Zuid-Afrika, juist ten aanzien van al die moorden en
dergelijke die daar plaatsvinden?
De heer Van Helvert (CDA):
Dank voor deze interruptie, zou ik willen zeggen, want ik onderschrijf
dit helemaal. Dat is namelijk het grote punt. Daarom vraag ik ook om een
internationaal onderzoek, zodat onafhankelijk wordt bekeken hoe die
overheid nu bezig is ten opzichte van die blanke boeren. Dat moet
objectief zijn, want zonder enige vorm van straf kunnen boeren daar
overvallen worden, kunnen boerengezinnen mishandeld worden en kan
eigendom afgenomen worden, zonder dat iemand daarvan zegt: hé, mag dit
wel? Dat wil ik juist tegengaan. Daarom pleit ik voor dat internationale
onderzoek.
De voorzitter:
De heer Van der Staaij, in tweede instantie.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dank aan de heer Van Helvert voor deze toevoeging. Vanuit de historische
verbondenheid zit ik nog met hem mee te denken; ik zei al dat dit mij
ook aanspreekt. Zou het dan ook niet van belang zijn om in een heel
ander deel van de wereld ook steeds oog te hebben voor de positie van de
Papoea's? Zij worden ook heel vaak vergeten en hebben met ernstige
mensenrechtenschendingen te maken.
De heer Van Helvert (CDA):
Ja, absoluut. Heel veel dank dat u dit ook opbrengt, want de voorzitter
zei tegen mij dat ik over mijn zes minuten heen was. Als ik nog een
minuut had gehad, had ik het volgende kunnen zeggen: ook de Papoea's in
Nieuw-Guinea hebben het natuurlijk verschrikkelijk lastig. Het punt is
dat ook zij door een islamitische staat steeds meer worden bekneld in
hun doen en laten. Dat is helemaal aan de andere kant van de wereld. Dat
is voor ons dus verschrikkelijk ver weg, maar dit is echt een onderdeel
van de christenvervolging. Het is echt christenvervolging; het gaat om
onderdrukking en vervolging. Dat zou de speciale gezant die de minister
gaat benoemen, de speciale gezant voor geloofsvrijheid en — dat zeg ik
heel duidelijk in de richting van de heer Sjoerdsma van D66 — vrijheid
van levensovertuiging op moeten pakken. Want ook als je ervoor gekozen
hebt om niet te geloven, heb je het in dergelijke streng islamitische
staten heel erg lastig en zit je in hetzelfde schuitje als de
christenen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Het is natuurlijk logisch dat iedereen zijn eigen prioriteiten stelt,
maar misschien heb ik toch één punt, want de heer Van Helvert vergat
niet alleen de Papoea's. Als enige van alle Kamerleden heeft hij niks
specifieks gezegd over Saudi-Arabië. Dat is natuurlijk zijn goed recht.
Misschien was dat ook omdat hij van u moest stoppen, maar ik zou hem
toch willen vragen hoe hij de politieke aansturing en
verantwoordelijkheid van dit kabinet beoordeelt ten aanzien van het
gesprek dat de koningin had met de Saudische kroonprins.
De heer Van Helvert (CDA):
Ook heel veel dank voor deze interruptie. Ik zei al tegen mijn collega
Karabulut — tegen de kijker thuis zeg ik dat ik tijdens deze vergadering
naast haar zit — dat ik in mijn interruptie bij de heer Koopmans
uitgebreid daarop was ingegaan en dat ik dit daarom niet hoefde te
benoemen, maar dat wil ik gerust doen. Allereerst wil ik dan zeggen dat
ik supertrots ben dat onze koningin ook zo goed opkomt voor mensen, in
de hele wereld, die het moeilijk hebben. Daarom benoemde ik dat ook in
een interruptie. Ik wil echt heel duidelijk stellen dat ik geen enkele
kritiek heb op hoe de koningin dat doet.
Ik vraag wel aan het kabinet wat het beleid op dit punt is, want daar
vind ik het nog weleens wat op en neer gaan. Vlak na de moord op
Khashoggi mocht de minister van Financiën namelijk van het kabinet niet
naar een economisch congres gaan. In verband met de moord op Khashoggi
mocht de minister van Financiën niet naar een economisch congres. Dat
was geen congres waar mensenrechten op de agenda stonden of waar de
moord op journalisten op de agenda stond. Het was een economische en
financiële samenwerking van landen, maar de minister van Financiën mocht
vanwege dat argument niet gaan. Daar kon ik ook nog inkomen; dat zeg ik
dan maar gelijk.
Bij de afgelopen top zien we dat de minister-president de kroonprins
heel duidelijk mijdt, net als Merkel bij de G20. Hij gaat op de foto
heel ver van de kroonprins staan, komt niet bij hem in de buurt en laat
zich niet fotograferen met de kroonprins. Daar kan ik me wat bij
voorstellen. Van de koningin zien we, weliswaar in haar rol van
VN-gezant maar nog steeds onder de verantwoordelijkheid van dit kabinet
— want alles wat onze koningin doet, ook het VN-gezantschap, gebeurt
onder verantwoordelijkheid van dit kabinet — dat ze niet toevallig in
gesprek komt met die Saudische prins, dat ze hem niet toevallig tegen
het lijf loopt of dat ze niet per ongeluk toch ineens naast hem
gemanoeuvreerd wordt voor een foto. Nee, de VN-gezant, onze koningin,
wordt in een mooie stoel met vlaggen naast een mooie stoel gezet waar de
kroonprins op zit en gaat in gesprek.
Daarvan zeg ik: wat is nu het beleid van het kabinet op dat punt? Is de
minister het met me eens dat het kabinet dit niet zo handig heeft gedaan
in de beeldvorming en dat het verstandiger was geweest dat, als we het
per se nodig vonden dat de VN-gezant de kroonprins hierover aansprak,
dat misschien in beslotenheid was gebeurd? Dat mag ik dankzij deze
interruptie van de heer Van Ojik vragen.
De voorzitter:
Meneer Van Ojik, een vervolgvraag.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Het duurde even.
De voorzitter:
Er kwam nog een inbreng.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Er kwam bijna een volledige reconstructie van alles wat zich de
afgelopen week rond deze kwestie heeft afgespeeld. Ik dacht: wanneer
gaat de heer Van Helvert nou eens zeggen wat hij er eigenlijk van vindt?
Maar ik geloof dat ik helemaal aan het eind wel heb gehoord dat hij zegt
dat dit gewoon niet zo handig was en dat dit beter niet had kunnen
gebeuren. Heb ik dat — "toch niet zo handig" — tussen de regels door en
in de misschien wat retorische vraagstelling van de heer Van Helvert in
de richting van de minister goed gehoord?
De heer Van Helvert (CDA):
Kijk, dat is altijd lastig. Ik ben geen diplomaat, heb ik al gezegd.
Hier in de Kamer zitten wel een aantal mensen die óf diplomaat zijn
geweest óf bij Buitenlandse Zaken hebben gewerkt. Ik doe mijn uiterste
best om mij wel diplomatiek uit te laten.
De voorzitter:
U bent Kamerlid, hè.
De heer Van Helvert (CDA):
Wat ik met de heer Koopmans deel, is dat ik nooit specifiek wil
voorschrijven "gij zult zo diplomatie bedrijven", want daar hebben
anderen meer verstand van dan ik. Wat ik wel zie, is dat door een
diplomatieke actie van ons kabinet goed werk van de koningin in
Saudi-Arabië nu wordt neergezet door een kroonprins als "kijk eens wat
wij gezellig hebben gesproken met elkaar en goede dingen hebben gedaan;
er kwamen heel veel onderwerpen aan bod". Dit wordt natuurlijk
gigantisch ingezet als propaganda voor de kroonprins. Dat vind ik niet
prettig en daarom vraag ik aan de minister of de revenuen groter zijn
dan de schade die de inspanning heeft berokkend. Hadden we dat niet
beter achter gesloten deuren kunnen doen?
De heer De Roon (PVV):
De heer Van Helvert heeft aan het slot van zijn betoog nog even de
pijlen gericht op de Midden-Amerikaanse landen, te beginnen met
Guatemala. Dat kan ik me goed voorstellen, maar daarna ging hij de hele
riedel af en noemde ook Costa Rica als een land waar het enorm
achteruitgaat met de mensenrechten. Costa Rica, het land waar het
Inter-Amerikaans Hof voor de Mensenrechten als sinds 1978 een veilige
thuishaven heeft. Costa Rica, het land waar de derde Shelter City voor
mensenrechtenverdedigers is opgezet, trouwens samen met Nederland, en
waar de situatie van de lhbti-mensen aanzienlijk is verbeterd, in ieder
geval ten opzichte van al die andere landen in Centraal-Amerika. Kan de
heer Van Helvert noemen wat er nu zo slecht wordt gedaan door de
overheid van Costa Rica op het punt van de mensenrechten?
De heer Van Helvert (CDA):
Dank ook voor deze interruptie. Als ik dat zo heb gezegd, heb ik het
onzorgvuldig gezegd, wellicht door de tijdsdruk die de voorzitter mij
heeft opgelegd. Wat ik wilde benadrukken …
De voorzitter:
Nee, de voorzitter krijgt niet de schuld!
De heer Van Helvert (CDA):
Nee, sorry. Ik begon met te zeggen: dan heb ik mij onzorgvuldig
uitgedrukt. Ik wilde zeggen dat je in die regio ziet dat een aantal
democratieën hard achteruithollen. Of het nou in elk land door de
regering zelf komt of niet, elk land heeft daar last van als dat bij
zijn buren gebeurt. Want ook Costa Rica heeft steeds meer last van de
ondemocratische ideeën bij de buren. Uiteraard alle lof voor alle
initiatieven van overheidswege of anderszins in alle landen die ik
genoemd heb die de democratie juist versterken. Zelfs ook in Guatemala
zijn er mensen die toch nog proberen de democratie te versterken. Dus
zelfs ook in Guatemala gebeuren er goede dingen. Maar in verband met de
tijd en de keuzes die ik zelf heb gemaakt qua tijdverdeling, zeg ik
tegen de voorzitter, kon ik er niet uitgebreid op ingaan.
De voorzitter:
Meneer De Roon nog in tweede instantie? Nee? Dan dank ik de heer Van
Helvert.
Hiermee zijn we aan het einde van de eerste termijn van de kant van de
Kamer. Het is misschien goed om even aan te geven wat u over hebt voor
de tweede termijn: de heer Koopmans vier minuten, de heer Van Ojik drie
minuten, de heer Sjoerdsma drie, de heer Voordewind één — maar u mag
best moties indienen — de heer Van der Staaij nog anderhalf, de heer De
Roon twee, mevrouw Karabulut tweeënhalf en de heer Van Helvert, dankzij
zijn eigen uitvoerige inbreng, nog twee. Dan schors ik de vergadering
tot 19.20 uur.
De vergadering wordt van 18.49 uur tot 19.24 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef de minister van Buitenlandse Zaken het woord voor de
beantwoording in eerste termijn.
Minister Blok:
Dank u wel, voorzitter. Ik realiseer me dat we allemaal snel hebben
proberen te eten om voldoende tijd over te houden voor dit overleg. Het
is inderdaad een goede traditie om uitgebreid met elkaar te spreken over
het mensenrechtenoverleg. Ik herinner me ook van vorig jaar dat we
geprobeerd hebben om door snel te eten voldoende tijd te hebben voor het
debat.
Dat we er zo veel aandacht voor hebben, is zeer terecht. Een aantal
Kamerleden ging logischerwijs in op de belangrijke traditie die
Nederland hierin heeft. In die traditie staat het kabinet ook, vanuit
het grote belang voor iedereen op deze wereld om in een land te kunnen
leven waar mensenrechten gerespecteerd worden. Niet voor niets hebben we
een Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De Nederlandse
regering vindt het ook heel wezenlijk om mensenrechten als universeel te
behandelen. Dat is een strijd die we op dit moment leveren met
andersdenkende landen.
Een tweede punt is dat de gevolgen van mensenrechtenschendingen in
andere landen onvermijdelijk en vaak letterlijk op onze deurmat komen,
in de vorm van mensen op zoek naar veiligheid, naar een beter bestaan.
Dus is het goed dat het kabinet extra geld beschikbaar heeft, in deze
periode ruim 36 miljoen. Daarnaast hebben we ervoor gekozen om
mensenrechtenbeleid integraal onderdeel te maken van andere
beleidsterreinen, specifiek natuurlijk van onze handels- en economische
portefeuille, maar ook van andere terreinen waar dit aan de orde gesteld
kan worden.
De heer Van Ojik vroeg wat er is gedaan met het onderzoek van de eigen
inspectie uit 2014. Dat onderzoek wees op twee dingen: breng focus aan.
En: eigenlijk moet je meer doen. Op beide onderdelen heeft dit kabinet
keuzes gemaakt. Er is meer geld beschikbaar en er zijn meer mensen
beschikbaar. We hebben focus aangebracht in de vorm van specifieke
thema's, die vanavond ook zijn genoemd: de positie van lhbti's, de
vrijheid van religie en levensovertuiging, de bescherming van
journalisten en breder de vrijheid van meningsuiting. Daar waar dat aan
de orde is, doen we dat bilateraal. We doen het natuurlijk ook vaak in
EU-verband of in VN-verband. Onvermijdelijk richten we ons daarbij ook
op landen of gebieden waar de nood heel hoog is, zoals Jemen en Myanmar.
Op die landen zal ik straks uitgebreider ingaan. Daar heeft een aantal
van u ook vragen over gesteld. Geografisch is de focus over het algemeen
gericht op de ring rond Europa, maar als de nood heel hoog is,
concentreren we ons ook op andere landen, zoals ik al heb gezegd.
Voorzitter. Na deze algemene inleiding over de kabinetsinzet zal ik
ingaan op de gestelde vragen. Zoals gebruikelijk heb ik dit
onderverdeeld in een aantal hoofdstukken. Allereerst kom ik op de vragen
die gesteld zijn over het gesprek van Hare Majesteit de Koningin op de
G20. Dan kom ik op de vragen die gesteld zijn over vrijheid van religie
en levensovertuiging. Vervolgens kom ik op de vragen die gesteld zijn
over het bestrijden van straffeloosheid en de rol van het Internationaal
Strafhof. Er waren ook een heel aantal vragen over specifieke
landensituaties. Dan is er onvermijdelijk een hoofdstuk diversen, waarin
ook de vragen over effectiviteit en effectmeting meegenomen zullen
worden.
Maar allereerst het onderwerp dat een belangrijk deel van dit debat
vulde: het onderhoud van Hare Majesteit de Koningin met de kroonprins
van Saudi-Arabië. Zoals de Kamer weet, is de koningin al tien jaar
actief als speciaal vertegenwoordiger voor financiële inclusiviteit.
Kortom, de toegang tot een bankrekening of krediet overal in de wereld
waar dat nu moeilijk ligt. Dit is ook specifiek gericht op de positie
van vrouwen, omdat het voor zelfstandigheid en ook economische
zelfstandigheid van groot belang is dat de mens in zijn algemeenheid,
maar specifiek vrouwen in heel veel landen, die toegang krijgt. Dat werk
doet zij met de volle energie en inzet die wij van haar kennen, en ook
met resultaat, want je ziet een duidelijke toename in het aantal landen
dat deelneemt aan deze VN-doelstelling. Maar dit betekent nog niet dat
we er zijn. De koningin gaat er dus met volle energie mee door.
Onderdeel daarvan zijn natuurlijk een heel aantal gesprekken, die deels
plaatsvinden, en in de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden, in landen
waar we niet alleen zorgen hebben over de financiële inclusiviteit maar
ook over de mensenrechtensituatie. Helaas is er nog weleens een overlap
tussen de zorgen over de mensenrechten in een land en het wel of niet
beschikbaar zijn van financiële diensten, zeker voor meisjes en
vrouwen.
Een ander vast onderdeel daarvan is dat de koningin spreekt met de
nieuwe G20-voorzitter, omdat de G20 — dat is op zich goed — ook
financiële inclusiviteit als een van de onderwerpen op de agenda heeft.
G20 wordt ieder jaar door een ander land voorgezeten. Saudi-Arabië is
het inkomende voorzittersland en net zoals de koningin in de voorgaande
jaren sprak met de inkomende voorzitter, heeft zij dat ook dit jaar
gedaan. Natuurlijk met medeweten en onder verantwoordelijkheid van het
kabinet en mijzelf. Het is wel een soort gesprek wat steeds eerder heeft
plaatsgevonden. De afweging die het kabinet daarbij heeft gemaakt toen
wij eerder spraken over de Nederlandse inzet bij deze G20, is dat het
gesprek dat de koningin heeft met de inkomend G20-voorzitter gaat over
het belangrijke onderwerp financiële inclusiviteit. Het is geen gesprek
dat de algemene politieke situatie bevat, het gaat over dat onderwerp.
We willen ook niet dat er een vermenging plaatsvindt tussen deze
belangrijke taak, nogmaals, onder ministeriële verantwoordelijkheid maar
wel een specifieke taak, en andere politieke onderwerpen. Dat was en is
de reden waarom het kabinet het verstandig vond en vindt dat dit gesprek
plaatsvindt om ervoor te zorgen dat ook komend jaar, onder het nieuwe
G20-voorzitterschap, de financiële positie, specifiek van vrouwen en
meisjes, die volle aandacht krijgt die zij daarbij nodig heeft.
Dat betekent absoluut niet dat het kabinet niet op andere plaatsen zijn
grote zorgen heeft geuit over de mensenrechtensituatie in Saudi-Arabië
in zijn algemeenheid en specifiek het onderzoek naar de moord op Jamal
Khashoggi. We hebben daarover al eerder onze afschuw uitgesproken en het
belang dat de waarheid boven tafel komt. Mevrouw Karabulut vroeg
specifiek: vindt u nu het onderzoek van de Verenigde Naties op tafel
ligt, dat er alsnog een onafhankelijk onderzoek moet plaatsvinden? Wij
vinden allereerst dat Saudi-Arabië dat moet doen, maar hebben ook in de
Mensenrechtenraad al aangegeven dat mocht dat niet gebeuren, we het van
groot belang vinden dat er uiteindelijk toch zo'n onafhankelijk
internationaal onderzoek plaatsvindt. Hiermee hoop ik de vragen over de
G20 en het gesprek van de koningin beantwoord te hebben.
De voorzitter:
U begrijpt dat daar vragen over zijn. Te beginnen met de heer Van
Ojik.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik denk dat het inderdaad goed is om in het debat onderscheid te maken,
zoals de minister ook deed, tussen aan de ene kant dat gesprek met de
koningin in haar rol als speciaal VN-gezant en aan de andere kant de
vraag wat nu de respons moet zijn van de internationale gemeenschap op
dat vorige week verschenen rapport van de VN. Ik heb het nu over dat
eerste. De minister heeft uitgelegd dat dat een gebruikelijke gang van
zaken is. Elk jaar vindt zo'n gesprek plaats met de inkomende
G20-voorzitter en daar is nu niet van afgeweken. Twee dagen voordat dat
gesprek zou plaatsvinden, afgelopen vrijdag, verscheen het VN-rapport
waarin staat dat er geloofwaardig bewijs is dat de kroonprins van
Saudi-Arabië zelf betrokken is geweest bij de moord op de heer
Khashoggi. Heeft er toen iemand gezegd dat het misschien niet zo handig
zou zijn om dat gesprek te voeren?
Minister Blok:
Nee, dat zou niet logisch zijn in de gekozen lijn dat de koningin haar
belangrijke werk doet en dus jaarlijks dat gesprek heeft met de
inkomende voorzitter om ervoor te zorgen dat het onderwerp ook het
komende jaar aan de orde is en de beslissing om dat gesprek niet te
politiseren en uitsluitend daarover te laten gaan. Het kabinet zelf
vindt dat de moord op Khashoggi tot op de bodem uitgezocht moet worden.
Daarvoor bewandelen we ook alle wegen die daarvoor openstaan. De keuze
die indertijd gemaakt is, geldt nog steeds. De gesprekken die de
koningin voert in haar functie van speciaal gezant voor financiële
inclusiviteit, worden niet vermengd met andere politieke
onderwerpen.
De voorzitter:
Meneer Van Ojik in tweede instantie.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
De minister zegt: dat zou ook niet logisch zijn. Ik zou eerlijk gezegd
het omgekeerde willen beweren, ook al vanuit de verantwoordelijkheid van
het kabinet, om ervoor te zorgen dat onze koningin niet in de wind komt
te staan. Zij kan zichzelf niet verdedigen. Dat moet het kabinet doen.
Ik kan me voorstellen dat je zegt: het is kennelijk slecht gelukt om te
vermijden dat zij onderwerp is geworden van het politiek debat. Dat gaat
het hele weekend al door. Het is toch eigenlijk de taak van het kabinet
of van deze minister om te voorkomen dat dat gebeurt, dat de koningin in
die positie terechtkomt. Zegt de minister nu niet achteraf: misschien
hadden we dat gesprek bijvoorbeeld beter op een ander moment kunnen
laten plaatsvinden?
Minister Blok:
Nee. De heer Van Ojik heeft gelijk dat het kabinet en ikzelf volledig
politiek verantwoordelijk zijn. Ik heb helder aangegeven dat dit gesprek
jaarlijks plaatsvindt en dat heel bewust de afweging is gemaakt om dit
gesprek op zijn eigen inhoud plaats te laten vinden en het niet te
vermengen met de actuele politiek. De heer Van Ojik vraagt of ik mijn
beslissing had moeten aanpassen vanwege het recente nieuws, dat
inderdaad zorgelijk nieuws is en dat het kabinet zeker langs de
geëigende kanalen zal aanpakken. Zodra we daarop gereageerd hadden met
het verplaatsen of niet plaats laten vinden van dit gesprek, hadden we
politiek vermengd met het belangrijke werk dat de koningin doet. Die
keuze hebben we vanaf het begin niet gemaakt en die geldt nu dus ook
niet.
Mevrouw Karabulut (SP):
Waar de minister overheen stapt maar waar geen ontkomen aan is, is dat
de rol van de koningin in haar hoedanigheid als koningin — terwijl de
minister redeneert dat het gesprek gerechtvaardigd was als
VN-vertegenwoordiger — niet meer te onderscheiden is. Daarbij nemen we
de feiten in aanmerking. Ik zeg het niet snel, maar Saudi-Arabië is op
dit moment gewoon een schurkenstaat. Uit een VN-rapport blijkt dat
Mohammed bin Salman en andere hoogwaardigheidsbekleders heel nauw
betrokken waren bij de moord. Kan de minister dan achteraf zeggen: dat
was niet zo'n slim advies van mij en de minister-president, dat had zo
niet gemoeten?
Minister Blok:
Nee, dat kan ik niet zeggen. Mevrouw Karabulut heeft gelijk dat de
koningin altijd onder de ministeriële verantwoordelijkheid valt, dus ook
deze afspraak. Ik heb aangegeven dat dit type afspraak, spreken met de
inkomend voorzitter, steeds heeft plaatsgevonden. We hebben de afweging
al eerder gemaakt en willen die niet vermengen met de actuele politiek.
Wanneer je ergens in de tussentijd gaat ingrijpen vanwege politieke
ontwikkelingen, kom je onvermijdelijk wel in die situatie. Ik voel
evenmin voor de suggestie — ik meen dat de heer Van Helvert die deed —
om het gesprek wel te laten plaatsvinden, maar niet in de openbaarheid.
Dit gesprek is een standaardgebruik en ik vind dat we daar transparant
over moeten zijn. Ook als het in beslotenheid had plaatsgevonden —
nogmaals, ik vind die keuze niet voor de hand liggen — hadden wij altijd
naar waarheid geantwoord dat dat gesprek had plaatsgevonden, omdat het
van belang is voor het belangrijke werk dat de koningin doet.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut in tweede instantie.
Mevrouw Karabulut (SP):
We kunnen toch niet anders dan concluderen — ook de minister als hij
heel eerlijk is — dat dit gesprek heel politiek is geworden, zoals de
minister ook toegeeft, dat de koningin daarin betrokken is geraakt en
dat de minister en de minister-president daarvoor de
verantwoordelijkheid dragen. Tegelijkertijd is de doelstelling van
Nederland, namelijk het bevorderen van de internationale rechtsorde,
vrijheid van meningsuiting, bescherming van journalisten — terwijl een
journalist nota bene is vermoord en in stukken is gehakt — enorm
tekortgedaan, zo niet schade berokkend. Tegelijkertijd hebben we
Mohammed bin Salman en dat regime ongewild een podium gegeven. Zij
vatten dit op als: oké, we gaan weer over tot de orde van de dag, het is
business as usual.
Minister Blok:
Ik ben het opnieuw niet met mevrouw Karabulut eens. Het is niet zo dat
we overgaan tot de orde van de dag en dat het business as usual is. Ik
gaf al aan op welke manier Nederland recent nog heeft aangegeven dat het
vindt dat onafhankelijk onderzoek moet plaatsvinden. De Kamer weet dat
we herhaaldelijk onze afschuw over de moord hebben uitgesproken. Ik heb
ook aan u aangegeven dat de koningin ongelooflijk belangrijk werk doet.
Al bij het begin daarvan was er de realisatie dat het met zich meebracht
dat zij ook contacten zou hebben met regeringsvertegenwoordigers en
belangrijke functionarissen uit landen waar de mensenrechten onder druk
staan. Landen waar een gebrek aan toegang tot financiën is voor in het
bijzonder vrouwen en meisjes zijn relatief vaak ook landen waarbij we
zorgen hebben over de mensenrechten. Vandaar dat vanaf het begin gezegd
is: de koningin doet dit belangrijke werk gericht op dit werk; de
Nederlandse regering stelt schendingen van mensenrechten aan de orde
iedere keer als dat nodig en opportuun is, maar we gaan die twee niet
vermengen.
De voorzitter:
Ik meende een hand te zien. Meneer Sjoerdsma.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ook van mijn kant een vraag. Ik heb mijn oordeel over wat er is gebeurd
al in mijn eerste termijn gegeven. Ik zou de minister willen vragen om
te reflecteren op wat er in de Saudische media is verschenen. Hoe
waardeert hij het dat daarin impliciet — laat ik het zo zeggen — de
positie van de Saudische kroonprins wordt witgewassen, maar dat daarin
ook expliciet en feitelijk staat dat hij met de koningin heeft gesproken
over meerdere kwesties, ook van bilateraal belang? Ik wil de minister
vragen of er enkel en alleen over financiële inclusiviteit is gesproken,
en niks anders: niet over de volgende G20-top, Nederlandse deelnames,
mensenrechtensituaties of andere dingen. Dit heb ik ook in mijn eerste
termijn gevraagd en daar wil ik graag een antwoord op.
Minister Blok:
Er is uitsluitend over financiële inclusiviteit gesproken. In de
Saudische pers is een uitleg aan de bijeenkomst gegeven die ik voor
rekening van de Saudische pers laat. Het is niet voor niets dat ik nu,
en de premier dit weekend, zo helder aangeef hoezeer we het werkelijk
van belang vinden dat er vanaf het begin steeds de realisatie is geweest
dat het werk ook contacten met zich meebracht met vertegenwoordigers van
landen waar de mensenrechtensituatie niet is zoals wij die willen. Vanaf
het begin is de afweging gemaakt dat die gesprekken niet vermengd moeten
worden.
De voorzitter:
De heer Sjoerdsma in tweede instantie.
De heer Sjoerdsma (D66):
Er is niemand in deze Kamer die deze afweging betwist. Er is ook niemand
in deze Kamer die voor het overige een kwaad woord te zeggen heeft over
de tien jaar aan arbeid die de koningin in deze functie heeft geleverd.
Maar het moet toch ook deze minister verbazen dat de VN-rapporteur, de
opsteller van het rapport over Khashoggi, op zijn zachtst gezegd nogal
uit haar humeur was over wat hier is gebeurd? Ik ben het weliswaar niet
eens met haar suggestie dat de koningin dit had moeten opbrengen, want
dat is haar functie niet, maar de koningin had daar gewoon niet moeten
zijn. Als de minister zegt dat dit is hoe we het voortaan gaan doen, dan
maak ik me zorgen over de politieke controle op deze nevenfuncties. Dan
maak ik me zorgen over de voorwaarden waarbinnen deze koningin dit soort
dingen doet. Want dan vind ik dat het kabinet deze koningin onnodig
kwetsbaar maakt. Dat schaadt ook het Nederlandse buitenlandbeleid. Ik
zou de minister willen vragen om dat niet te doen en die weg niet te
volgen.
Minister Blok:
Ik heb inderdaad toch wel verbaasd kennisgenomen van de stelling van de
VN-onderzoekster over de toedracht rond de moord op de heer Khashoggi.
Ik vind de suggestie dat sprake is van medeplichtigheid wanneer dit
gesprek gevoerd wordt bezijden de waarheid.
De vervolgvraag die de heer Sjoerdsma aan de orde stelt, is om volledig
te vermijden dat de koningin in deze functie in contact of in gesprek
komt met vertegenwoordigers van landen waar mensenrechtenschendingen aan
de orde zijn. Dat zou deze functie niet meer mogelijk maken. Dat zou ik
nog schadelijker vinden. Volgens mij hoeven we elkaar niet te overtuigen
van het grote belang van het werk dat de koningin doet. De afweging is
nu geen andere dan toen deze taak werd begonnen. Helaas is de positie,
ook de financiële, van vrouwen en meisjes op heel veel plaatsen in de
wereld slecht. Wil je die verbeteren, dan moet je ook contact hebben met
regimes waar je het op veel terreinen niet mee eens bent. De koningin
heeft in deze positie onvermijdelijk gesprekken met vertegenwoordigers
van zulke regimes, onder ministeriële verantwoordelijkheid. Maar die
gesprekken gaan dan uitsluitend over financiële inclusiviteit.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dat was natuurlijk niet de vraag. Ik heb zelfs expliciet in mijn vraag
gezegd dat niemand aan deze kant van de Kamer het raar vindt dat ze dan
dat soort gesprekken moet voeren. Als de minister zegt het wel
belangrijk te vinden dat ze dat soort gesprekken in algemene zin voert
met mensen die wij ook niet leuk vinden, dan snap ik dat, maar mijn
vraag was een andere. Dit was niet een gesprek zoals was voorzien. Het
zou dit kabinet en deze minister sieren om te zeggen: dit was misschien
niet zo handig, we gaan er nog eens goed naar kijken. Dat zou het
vertrouwen dat dit soort keuzes in de toekomst goed worden gemaakt,
vergroten. Het zou ook de positie van de koningin kunnen versterken. Dat
is waar ik de minister om vraag.
Minister Blok:
Zeker, maar daar ging ik ook op in. Ik hoor heel goed dat de heer
Sjoerdsma aangaf: kader voor de toekomst gesprekken in. Daarom schetste
ik ook dat dit soort werk, dat we allemaal belangrijk vinden en
toejuichen, onvermijdelijk met zich meebrengt dat er gesprekken
plaatsvinden met vertegenwoordigers uit landen waar wij de
mensenrechtensituatie niet goed vinden. Dus het verder inkaderen brengt
echt de grote vraag mee over de effectiviteit van dat werk. Vandaar mijn
reden om er echt een kanttekening bij te plaatsen.
De voorzitter:
De heer Van der Staaij, daarna de heer Voordewind en dan de heer De
Roon.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik gaf in mijn termijn al aan dat mijn fractie de regering een
behoorlijk grote beoordelingsvrijheid toekent, dus dat wij niet snel
zullen zeggen: dit kon niet. Dus ook in dit geval vind ik de keuze die
gemaakt is verdedigbaar. Maar tegelijkertijd is het wel goed om met
elkaar hierover door te spreken om na te gaan of het nog anders kan, met
dezelfde doelstelling, om te voorkomen dat ook de koningin in politiek
vaarwater terechtkomt. De minister zegt dat er, juist om dat te
voorkomen, voor gekozen is om het gesprek gewoon door te laten gaan.
Mijn vraag is dan of het verplaatsen van zo'n gesprek niet meer zou
kunnen voorkomen dat de koningin in politiek vaarwater komt. Dus kan je
niet dezelfde doelen dienen door te zeggen: zeker is dit het
uitgangspunt, maar als zich in de toekomst zo'n situatie voordoet,
blijven we alert of zo kort van tevoren iets zich voordoet waarbij het
verstandig is er eerst politiek op gereageerd te hebben voordat dit
soort gesprekken plaatsvindt, juist om die vermenging te voorkomen? Hoe
kijkt de minister daartegen aan?
Minister Blok:
Dit was de logische plek en het logische moment. Dit is de jaarlijkse
top van regeringsleiders, waar zo'n gesprek normaal gesproken ook
plaatsvindt, want daar is ook de inkomend voorzitter aanwezig. Ik ben
het met de heer Van der Staaij eens dat het goed is om zorgvuldig de
afweging nog eens na te lopen, maar iedere andere afweging was een
vermenging geweest van een actuele politieke afweging met het werk dat
de koningin doet, een afweging waarvan wij aan het begin hebben gezegd:
we moeten die twee niet door elkaar laten lopen want dat doet afbreuk
aan het werk van de koningin.
De heer Van der Staaij (SGP):
Nogmaals, ik begrijp de intentie en deel die ook om dat te voorkomen,
maar er kunnen zich situaties voordoen waar zich bij wijze van spreken
een dag ervoor zulke politiek gevoelige zaken voordoen, dat je daar
eerst op gereageerd moet hebben voordat zo'n gesprek kan plaatsvinden.
Vindt de minister in zijn algemeenheid wel dat die afweging moet
plaatsvinden? Of is het gewoon: maakt niet uit wat er gebeurt,
automatische piloot, dit moet altijd doorgaan?
Minister Blok:
Het is een beetje speculatief, want je hebt het dan over een situatie
voordat die aan de orde is. We constateren dat deze top heeft
plaatsgevonden en dat de Saudische kroonprins daar aanwezig was. We
hebben allemaal de foto's gezien. Hij heeft een heel aantal gesprekken
gevoerd. De landen, de leden van de G20 hebben met elkaar de afweging
gemaakt dat het van belang is dat het G20-proces doorgang blijft vinden.
Dus iedere andere beslissing van de Nederlandse regering zou meteen een
zeer politieke geweest zijn. Dan val ik terug op de redenering die ik u
steeds heb gegeven. We willen juist geen vermenging van dit belangrijke
werk. De actuele politiek is ongelofelijk belangrijk. Dus daarin nemen
mijn collega en ik onze verantwoordelijk maar we vermengen het hier niet
mee.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De minister zegt: we willen juist geen politieke vermenging. Maar is dat
dan niet het negeren van de politieke werkelijkheid waar we nu midden in
zijn gekomen, namelijk dat het rapport dat een paar dagen daarvoor is
uitgekomen een politieke werkelijkheid heeft gecreëerd waardoor je dan
moet acteren op zo'n gesprek? Is de minister bereid hierop te
reflecteren? In een bijzin zei hij: misschien moeten we even terugkijken
of dit verstandig is geweest. Ik kan mij zo indenken dat als een gesprek
zich voordoet met de Eritrese president, het militaire regime in Sudan
of president Assad, je ook de politieke afweging maakt of het verstandig
is dat onze koningin, weliswaar in de hoedanigheid van VN-ambassadrice,
dit soort politiek gevoelige gesprekken aangaat. Dus is de minister
bereid hierop te reflecteren nu we in dit politiek vaarwater terecht
zijn gekomen?
Minister Blok:
Ik reageerde positief op de opmerking van de heer Van der Staaij. Het is
goed om daarop te reflecteren. Dat zijn we met elkaar eens en dat doen
we hier ook. Maar die reflectie doe ik in het openbaar en met u. Dan kom
ik op de afweging aan het begin, bij de beslissing dat de koningin dit
belangrijke werk doet. Toen was bekend dat contacten met de regering
waarover wij zorgen hebben, een onderdeel van het werk zou zijn. Nu
hebben we dit specifieke geval met deze specifieke timing. Ik heb
richting de heer Van der Staaij proberen aan te geven tot wat voor
conclusie een andere beslissing over het gesprek had geleid, namelijk
dat Nederland, anders dan alle andere aanwezige landen — de G20-top is
niet afgelast, iedereen stond samen op de foto en er hebben gesprekken
plaatsgevonden — zeer zichtbaar een andere positie had ingenomen. Dan
hadden we onvermijdelijk — sommigen van u hadden dat misschien gewild —
een zeer politiek statement vermengd met het gesprek, waarvan we juist
de afweging hadden gemaakt dat het ging over financiële inclusiviteit,
net als in vorige jaren, en dat we dat niet wilden vermengen met de
actuele politieke situatie. Want dat doen we op andere plekken.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Als dat de reflectie is, dan is die beperkt tot het gesprek dat we nu
hebben. Ik zou het wel mooi vinden, ook naar de toekomst toe, om dit
soort gevoeligheden toch wat meer in te kaderen, vooruit te kijken en te
bezien hoe het kabinet anticipeert als er gesprekken aan zitten te komen
met bijvoorbeeld president Assad, die we geen legitieme president meer
vinden. Mijn vraag is of het VN-rapport op een andere manier is
besproken op de G20, door onze minister-president of door andere
vertegenwoordigers van Nederland, als het niet de koningin is geweest.
En hoe kijkt de minister vooruit? We krijgen straks de G20 in
Saudi-Arabië. Hoe gaat de minister daarop anticiperen? Misschien wordt
er nog meer bekend over de nog sterkere verwevenheid van de kroonprins
met deze moord. Gaan we daar dan wel politiek naar kijken?
Minister Blok:
Voor zover mij bekend, heeft de premier geen apart gesprek gehad met de
kroonprins. Ze zijn samen in de zaal geweest waar de bijeenkomst
plaatsvond en waar een foto werd gemaakt, maar er is geen aparte
bijeenkomst geweest en er is dus ook geen gelegenheid geweest om onze
grote zorgen aan de orde te stellen. Ik gaf al aan dat wij die zorgen
aan de orde zullen blijven stellen. Ik weet niet of dat bij een volgende
G20 is, want ik weet niet of Nederland daarbij is. Maar of we daar nu
wel of niet bij zijn, we hebben dat gedaan, bilateraal, in EU-verband,
en we zullen dat ook blijven doen zolang dat nodig is. Op dit moment is
dat nodig, want we willen dat heldere, onafhankelijke onderzoek.
De heer De Roon (PVV):
Ik moet in de eerste plaats zeggen dat ik mij goed kan vinden in de
redeneertrant van de heer Sjoerdsma op dit punt. Als ik de minister dit
betoog hoor houden, krijg ik toch het gevoel dat hij eigenlijk zegt: er
kan zich weer zo'n situatie voordoen, het kan zijn dat ik dezelfde
beslissing neem en dat ik de koningin weer in zo'n moeilijke positie
laat komen. De minister zegt dat hij niet wilde dat wat de koningin daar
te doen had, vermengd zou worden met Nederlandse politieke beslissingen.
Ik denk dat dat juist wel had moeten gebeuren, want ik vind dat het
belang van geen schade berokkenen aan ons Koninklijk Huis veel zwaarder
moet wegen dan wat de koningin daar misschien aan heilzame dingen had
kunnen bereiken in een gesprek. Ik hoop dat ze met dat werk nog lang kan
doorgaan; daar gaat het niet om. Maar nu ik van de minister hoor dat hij
zijn beleid eigenlijk niet wil wijzigen — zo voel ik het tenminste —
rijst bij mij de vraag of we wel moeten willen dat de koningin deze
functie vervult, als de regering de koningin koste wat kost niet uit de
wind wil houden. Ik ga daar nu nog geen uitspraak over doen, maar die
vraag komt dan wel op tafel.
Minister Blok:
De regering is volledig verantwoordelijk, geen misverstand daarover. De
regering heeft die verantwoordelijkheid genomen op het moment dat de
koningin dit belangrijke werk is gaan doen en ze heeft daarbij de
afweging gemaakt zoals ik die een- en andermaal heb geschetst. Dat
brengt met zich mee dat er ook contacten plaatsvinden met
vertegenwoordigers van landen waar mensenrechtenschendingen
plaatsvinden, helaas.
Het alternatief van het beperken van de contacten tot landen waar daar
geen sprake van is, zou de effectiviteit van het werk ernstig geweld
aandoen. Deze problematiek doet zich nu eenmaal in hoge mate voor in
landen waarin wij de mensenrechtensituatie zorgelijk vinden. Van die
afweging vind ik de uitkomst schadelijk, want dan zouden we ons niet met
de volle energie en inzet van de koningin kunnen inzetten voor de
financiële positie van vrouwen en meisjes. Dat zou ik echt een
onwenselijke uitkomst vinden.
De voorzitter:
De heer De Roon in tweede instantie? Nee? De heer Van Helvert.
De heer Van Helvert (CDA):
Ik snap dat het een hele lastige discussie is, want je kunt diplomatie
niet vooraf afleggen. Ik vind alleen de wijze waarop de minister zich nu
verdedigt niet juist. Er is kritiek op wat het kabinet heeft gedaan. En
de verdedigingslijn van de minister is de volgende. Hij noemde hem zelf
al even en hij wordt door een van de collega's benoemd: ja, als we het
niet meer willen, dan moeten we de koningin zulke functies ook maar niet
meer geven. Als dat de verdediging is van het kabinet, vind ik dat een
hele slechte. We hebben als Kamer allemaal gezegd dat we het heel goed
vinden dat de koningin dit werk doet, maar dat wij het niet goed vinden
dat het kabinet ervoor heeft gezorgd dat zij in deze positie kwam. Als
wij vinden dat het kabinet de koningin niet in deze positie moet
brengen, dan moet het kabinet iets anders doen en niet de koningin. Daar
had ik graag een reactie op van deze minister.
Minister Blok:
De heer Van Helvert begint mij woorden in de mond te leggen die niet de
mijne zijn. Ik wil juist niet dat we in een positie komen waarin de
koningin dit werk niet zou kunnen doen. Dat wil ik juist niet. En ik
vind het van groot belang dat dit werk wel plaatsvindt en dat de
koningin dat kan doen, want zij heeft een enorme toegevoegde waarde.
Vandaar dat het kabinet aan het begin van deze functie die afweging
heeft gemaakt en heel helder heeft gezegd: de gesprekken die daarvoor
nodig zijn, moeten gaan over financiële inclusiviteit en niet over
andere onderwerpen.
De heer Van Helvert (CDA):
Het is fijn dat de minister het niet gezegd heeft, maar hij zei het
juist wel. Hij zei: anders, als we het niet meer willen, moeten we het
zo niet meer doen. Maar goed, het is fijn dat de minister nu zegt dat
hij dat niet gezegd heeft, want dat kan nooit de bedoeling zijn. We
vinden het allemaal goed dat er gesprekken plaatsvinden over rechten van
vrouwen. Ik begrijp heel goed dat deze keuze voor het kabinet heel
lastig is, maar als het erkent dat het de koningin in een lastige
positie heeft gebracht, moet het met iets anders komen en niet
voorstellen dat de koningin iets anders moet doen.
Minister Blok:
Dit is een onmogelijke oproep: het kabinet moet met iets anders komen,
al zijn we het gelukkig eens dat de koningin dit belangrijke werk moet
blijven doen. Ja, dat is een redenering die nergens toe leidt!
De heer Van Helvert (CDA):
Wat de minister hier zegt, is natuurlijk niet waar. Ik snap dat het
lastig is en ik merk aan de beantwoording dat de minister het ook heel
lastig vindt. Maar volgens mij kan de minister gewoon het beste zeggen:
wij vinden het als kabinet ook heel vervelend dat dit gebeurd is en een
volgende keer, ook al is het een standaardafspraak, al dan niet van een
VN-gezant, dan zullen wij er gezien de omstandigheden toch voor kiezen
om even iets anders te doen, bijvoorbeeld het een paar dagen
verplaatsen, het in de beslotenheid doen, het even uitstellen. Dat kan
allemaal, want er gebeurt een heleboel in de wereld, internationaal, en
alles wat je doet is een signaal. Dat ben ik met de minister eens. Dit
is er alleen ook eentje. We zijn het er wel allemaal over eens dat wat
er nu gebeurd is, niet wenselijk is.
Minister Blok:
De heer Van Helvert vult nu zijn "iets anders doen" in. Dat is goed voor
het debat. Een aantal dingen daarvan heb ik aan de orde gesteld, maar ik
vind het geheimhouden of proberen te houden van zo'n gesprek geen juiste
weg. De G20-top verplaatsen kan ik niet en dit soort gesprek vindt
logischerwijs plaats op een G20-top. Het raakt dus echt aan de kern van
de functie, die onvermijdelijk ook contacten met vertegenwoordigers van
lastige regimes met zich brengt.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
Minister Blok:
Dat wil ik doen, maar dan ga ik van het onderwerp van de koningin en
haar gesprek met Saudi-Arabië over naar het volgende onderwerp: vrijheid
van religie en levensovertuiging. Allereerst vroeg de heer Voordewind of
het klopt dat christenen de grootste vervolgde groep zijn. Dat is
feitelijk juist. Een van de speerpunten in het regeerakkoord is, zoals
bekend, dat het kabinet zich inzet voor alle vormen van
geloofsvervolging, waaronder ook vervolging wegens afvalligheid.
Christenen zijn feitelijk de grootste vervolgde groep. Daar waar dat aan
de orde is, stellen wij dat nadrukkelijk aan de orde. Dat heb ik
bijvoorbeeld in China gedaan in de gesprekken met mijn Chinese collega;
dank voor de woorden die daarover gesproken zijn.
De heer Voordewind en de heer Van Helvert vroegen naar de gezant
geloofsvrijheid. Die persoon is gevonden. We zullen de naam op korte
termijn bekendmaken. Ik ga samen met hem op 17-18 juli naar een
internationale conferentie over geloofsvrijheid in Washington. Dat is
het moment waarop de presentatie zal plaatsvinden. De gezant heeft een
rang die vergelijkbaar is met een ambassadeursrang. Ik ga even specifiek
in op de vraag naar de naamgeving: ambassadeur of niet? Wij hebben een
mensenrechtenambassadeur. Dat is een andere persoon en daarom hebben wij
ervoor gekozen om deze functie de naam godsdienstgezant te geven, om
iedere vermenging te vermijden.
De voorzitter:
De heer Van Helvert heeft een vraag.
De heer Van Helvert (CDA):
Allereerst begrijp ik dat het een man zal zijn en dat hij al bekend is.
"Ik ga met hem iets doen", zei de minister. Maar goed dat mevrouw
Ploumen ziek is, zeg ik maar even. Ik ben heel blij dat hij bekend is.
Ik begrijp dat hij dezelfde rang heeft als ambassadeur, maar ik wil het
even scherp hebben. Dat wil dus zeggen dat de gezant ook dezelfde
mogelijkheden heeft als een ambassadeur?
Minister Blok:
Zeker. We hebben een aantal ambassadeurs in een vrije rol, dus die zijn
niet geaccrediteerd als een vertegenwoordigend ambassadeur. Deze gezant
zal een vergelijkbare rang en positie hebben.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Blok:
De heer Van Helvert vroeg specifiek naar de situatie van jezidi's die
asiel hebben aangevraagd in Nederland. De collega van Justitie en ik
hebben daar vragen over gekregen die op korte termijn beantwoord worden,
want er is deze week een vervolgdebat hierover. Ik wou daar niet op
vooruitlopen, maar voor het debat krijgt u die antwoorden. Los van de
beantwoording van die vragen: de positie van jezidi's heeft bijvoorbeeld
ook tijdens mijn eigen bezoek aan Irak en de gesprekken die ik sindsdien
heb gehad met mijn Iraakse ambtgenoot mijn volle aandacht. Nederland
doet ook op humanitair gebied veel voor het verlichten van de
nood.
De heer Van der Staaij vroeg of we ook in andere landen dan Egypte en
Pakistan, in het Midden-Oosten althans, activiteiten doen rond vrijheid
van religie. De posten hebben zelf een hoge mate van vrijheid om te
bepalen welke organisaties zij precies steunen op het gebied van
mensenrechten. Ik heb niet uit het hoofd een overzicht van andere landen
dan de landen die we hier melden, althans in het Midden-Oosten — er zijn
een heel aantal landen die we daarbuiten doen — maar ik ben graag bereid
om daar in het verslag over het afgelopen jaar — we zitten halverwege
het lopende jaar — op terug te komen.
Voorzitter. Dan wil ik van het onderwerp godsdienstvrijheid overgaan
naar het onderwerp aanpak straffeloosheid en Internationaal Strafhof. De
heer Koopmans ging in op de situatie met betrekking tot de Rohingya en
vroeg of het mogelijk is om Myanmar voor het Internationaal Gerechtshof
te dagen. Er loopt een vooronderzoek bij het Internationaal Strafhof.
Daar is Myanmar geen partij, maar Bangladesh wel, dus het Internationaal
Strafhof kijkt of ze het langs die route kunnen doen. Het Internationaal
Gerechtshof heeft de mogelijkheid, zo geeft de heer Koopmans aan, om dat
te doen langs de route van de staatsaansprakelijkheid. Wat ik de heer
Koopmans graag toezeg, is dat wij landen benaderen met de vraag of zij
met ons zo'n procedure willen starten. Als Nederland dat alleen zou
doen, dan maakt dat de kans op succes klein. Maar het zou natuurlijk
zeer de moeite waard zijn als die route zou kunnen. Reden genoeg om het
leed van de Rohingya langs juridische weg aan de orde te stellen, dus ik
zal andere landen daarover benaderen en ik zal aan de Kamer laten weten
of we daar voldoende bondgenoten in vinden, zodat we een stap kunnen
zetten.
De heer Sjoerdsma ging in op de positie van het Internationaal Strafhof
en specifiek op de kritiek die daarop is, het meest vocaal van de kant
van de Verenigde Staten. Nederland is oprecht een trotse gastheer van
het Internationaal Strafhof. Dat betekent dat wij het Hof verdedigen
wanneer het frontaal wordt aangevallen, zoals inderdaad door de
Verenigde Staten is gebeurd. Die kondigden aan dat degenen die betrokken
zijn bij het onderzoek naar de situatie in Afghanistan geen toegang meer
tot de VS mogen krijgen. Dat signaal heb ik toen bilateraal en via de
Europese Unie overgebracht. Tegelijkertijd vind ik en vindt Nederland
dat we scherp moeten blijven op het functioneren van het Internationaal
Strafhof. Er is een bredere discussie: wordt daar nu voldoende voortgang
geboekt? Is er in een wereld waarin zo veel onrecht te betreuren valt,
geen ruimte om meer zaken voor de rechter te brengen en tot een
veroordeling te brengen? Mijn inzet van de afgelopen tijd en ook van de
komende maanden is om met gelijkgezinde landen te kijken naar de
effectiviteit van de manier waarop het Strafhof heeft gewerkt en hoe we
dat kunnen verbeteren.
De heer Sjoerdsma ging — zo ken ik hem! — opnieuw in op het thema van de
mensenrechtensancties binnen de Europese Unie en specifiek op de vraag
van het vetorecht. Het goede nieuws over de mensenrechtensancties is dat
het aantal landen dat ons steunt heel groot is. Het slechte nieuws is
dat er in feite een vetorecht is. Er is unanimiteit nodig en die
unanimiteit is er nog niet. Ik heb reële hoop die te bereiken, maar ik
kan echt niet aangeven wanneer. Ik ben bang dat het juist niet helpt als
we nu een scherpe tijdslimiet proberen te formuleren, zo van: als het er
dan nog niet is, dan lukt het niet meer. Maar het goede nieuws is dat de
groep landen die dit met ons wil, groot is.
Een zelfstandige vraag is het onderwerp van het vetorecht, of op een
andere manier een meerderheidsbesluit vormen, bijvoorbeeld bij het
opleggen van sancties. Zoals de Kamer weet, is het kabinet in een aantal
specifieke gevallen voor het vervallen van het vetorecht. Dit is er een
van. Wij hebben recent een discussie gehad in de Raad Buitenlandse Zaken
— volgens mij is dat verslag inmiddels naar de Kamer gestuurd — en ik
vrees dat er een aantal landen absoluut niet van zin is om die stap te
zetten. En er is een vetorecht op het laten vervallen van het vetorecht.
Ik ben daar minder positief over gestemd dan over het
mensenrechtensanctieregime, maar ook hiervoor geldt dat ik de zaak
belangrijk genoeg vind om te blijven aankaarten. Het specifieke debat
dat we daar recent over gevoerd hebben, liet echter zien dat de deur
daarvoor niet openstaat.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dank voor de inzet op de Magnitsky Act in de Europese Unie. Ik heb een
vraag over die veto's. Wellicht heb ik het eerder verkeerd begrepen,
maar ik begreep dat dit voorstel juist is opgekomen omdat er juridisch
gezien eigenlijk geen veto is op de mensenrechtenverklaring. Het is wel
zo gegroeid, waardoor het gebruikelijk is, maar juridisch gezien is dat
veto er eigenlijk niet. Ik vroeg mij dus af of het wel zo is dat over
een dergelijk plan een veto kan worden uitgesproken en of het niet zo
moet zijn dat Nederland en gelijkgezinde landen die nieuwe praktijk
gewoon in de praktijk gaan brengen.
Minister Blok:
De heer Sjoerdsma heeft het nu over de verklaring, niet over de
sancties. Daar wil ik even op terugkomen, want dit is een juridische
vraag die nauw luistert: is er wel of geen grondslag in het verdrag om
unanimiteit te verlangen bij de mensenrechtenverklaring?
De heer Sjoerdsma (D66):
Dat klopt.
Minister Blok:
Daar kom ik op terug.
Voorzitter. Dan ga ik over naar de vragen die gesteld zijn over een
aantal specifieke landen. De heer Voordewind vroeg met betrekking tot de
Chinanotitie waarom christenen daar niet specifiek in genoemd zijn. De
Chinanotitie noemt de zorgen over godsdienstvrijheid. Specifiek Xinjiang
wordt genoemd, maar ook breder de zorgen over godsdienstvrijheid. In de
gesprekken die ikzelf daarover gevoerd heb, zeer recent maar ook eerder,
maak ik altijd de tweeslag: ik noem het grote belang dat wij hechten aan
godsdienstvrijheid en ik noem daarna specifiek de christenen en de
Oeigoeren. Maar dat doe ik altijd vanuit de eerste stap van
godsdienstvrijheid.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
We komen natuurlijk nog uitgebreid te spreken over China, maar die
tweeslag staat nu juist niet in de Chinanota. Die nota is heel
uitgebreid. Er wordt gesproken over godsdienstvrijheid en er wordt
vervolgens gesproken over de Oeigoeren. Nergens wordt nog weer specifiek
gesproken over de christenen, die 80 miljoen uitmaken van de bevolking
van China. Vandaar mijn vraag aan de minister. Misschien is het hem
ontgaan in de nota. Hij zegt nu het zo te benoemen in zijn gesprekken,
maar het staat zo niet in de nota.
Minister Blok:
Nee, maar dat geldt dan in z'n algemeenheid voor alle religieuze groepen
niet zijnde Oeigoeren. Want waarom noem ik de Tibetanen niet? U stelt
die vraag niet, maar die had ook gesteld kunnen worden. Er zijn een heel
aantal groepen, soms godsdienstig en soms anders gedefinieerd, die we
specifiek hadden kunnen noemen. Daarbij loop ik natuurlijk altijd het
risico dat ik een vraag krijg zoals die van u nu. We hebben uiteindelijk
deze keuze gemaakt. Maar het brede punt godsdienstvrijheid, dat sowieso
alle groepen omvat, komt zowel in de nota als steeds in mijn gesprekken
aan de orde.
Mevrouw Karabulut vroeg of wij de druk op de persvrijheid in Marokko aan
de orde stellen. Dat doen we in de contacten met de Marokkaanse
overheid, zowel in onze bilaterale contacten als in EU-verband. Er is
heel recent een EU-Marokko-Associatieraad geweest. De vrijheid van media
maakte zelfs onderdeel uit, terecht, van de verklaring die daarbij is
aangenomen.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut heeft ook over het vorige punt nog een vraag. Kunt u
de vragen allebei kort stellen?
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik had over het punt daarvoor nog een vraag, over de straffeloosheid.
Daar sluit mijn vraag bij aan. Nog even terugkomend op de afschuwelijke
moord op Khashoggi en het nieuwe VN-rapport had ik de minister ook
gevraagd of hij bereid is een van de aanbevelingen van het VN-rapport
over te nemen, namelijk het instellen van gerichte sancties tegen
kroonprins Mohammed bin Salman, totdat het tegendeel, namelijk dat hij
niet verantwoordelijk zou zijn voor de moord op Khashoggi, is bewezen.
Is de minister bereid daar werk van te maken?
Minister Blok:
Dat vind ik juridisch een onlogische volgorde. Ik vind het van groot
belang dat dat onderzoek plaatsvindt en het staat me natuurlijk scherp
voor de geest dat er specifiek binnen het VN-onderzoek wordt verwezen
naar de kroonprins. Maar het opleggen van sancties, dus van maatregelen,
moet logischerwijs een stap zijn die je na een concluderend onderzoek
zet.
Mevrouw Karabulut (SP):
De minister doet verbaasd. Dat verbaast mij ook weer, omdat in dit
rapport en ook met eerder bewijs is aangetoond dat het geloofwaardig is
dat de Saudische kroonprins Mohammed bin Salman schuld heeft aan die
gruwelijke moord op journalist Khashoggi. Zo bezien is het helemaal niet
onlogisch. Sterker nog, het zou heel logisch zijn als er nu al gerichte
sancties tegen de verantwoordelijken genomen worden. Mijn vraag over het
onderzoek gaat over het onderdeel van het VN-rapport waarin kritiek
staat op de bestaande onderzoeken door Turkije en Saudi-Arabië, omdat
die onvoldoende zijn en niet conform de internationale standaarden. Is
de minister op zijn minst bereid zich in internationaal verband sterk te
maken voor een nieuw, onafhankelijk onderzoek, zoals in het VN-rapport
wordt neergelegd?
Minister Blok:
Dat laatste heeft Nederland gedaan. Mijn verbazing gold het op willen
leggen van sancties voordat er sprake is van dat concluderende
onderzoek.
Mevrouw Karabulut (SP):
Het is een beetje vermoeiend, maar dat laatste heeft Nederland niet
gedaan. Ik kan mij nog het laatste debat met de minister levendig voor
de geest halen. Ik heb nog een motie ingediend. De minister wilde geen
onafhankelijk onderzoek doen, omdat hij het Saudisch onderzoek wilde
afwachten. Dat is nu afgerond en er ligt een nieuw VN-rapport. Ik ben
blij als de minister zou zeggen dat hij zich gaat inspannen voor een
nieuw onafhankelijk onderzoek. Twee: het is niet onlogisch om sancties
op te leggen als er nu al overtuigend bewijs is dat Mohammed bin Salman
en andere hoogwaardigheidsbekleders verantwoordelijk zijn.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, dit is weer een herhaling. De minister reageert op
het eerste deel van uw vraag.
Minister Blok:
De verklaring waar ik op doelde was in de Mensenrechtenraad op 26 juni.
Dat was dus na ons laatste debat, maar wel de reden waarom ik nu aangeef
dat die oproep door Nederland en andere Europese landen is gedaan. Over
het daarvoor opleggen van sancties hebben we standpunten nu twee keer
gewisseld.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Blok:
De heer Van Helvert vroeg of de godsdienstgezant ook de situatie van
Papoea's aan de orde wil stellen. Ik neem aan dat het gaat om Papoea's
in Indonesië. Dat ligt logisch op de weg van de godsdienstgezant. Ik
dacht dat ik de heer Van Helvert na mijn bezoek aan Indonesië heb
aangegeven dat ik ook zelf de situatie aan de orde heb gesteld, maar het
past ook bij dit takenpakket.
De heer Van der Staaij vroeg wat we gedaan hebben met zijn indertijd
ingediende en aangenomen motie rond de aanpak van straffeloosheid en
kinderhandel. De aanpak van straffeloosheid rond mensenhandel of
kinderhandel is niet alleen een speerpunt, we doen er ook veel aan. We
hebben als lid van de VN-Veiligheidsraad een sanctieregime voor
menshandelaren in Libië weten te realiseren. Dat is een zeer concrete en
tot op heden ook unieke actie omdat er niet eerder sancties tegen
mensenhandel zijn ingesteld. Afgelopen vrijdag heb ik gesproken op een
congres dat we hier in Den Haag hadden georganiseerd, waarop we het
aanpakken van de bezittingen van mensenhandelaren, in lijn met wat we nu
specifiek voor Libië hebben gedaan, in overleg met financiële
instellingen en justitie op de agenda hebben gezet, omdat we helaas nog
veel te weinig in staat zijn om het bezit dat vergaard wordt met die
mensenhandel ook echt te bevriezen en af te pakken. Dat zijn zo twee
voorbeelden van het vervolg dat we daaraan geven. Specifiek vroeg de
heer Van der Staaij naar de Filipijnen. Daar steunen wij een project van
Terre des Hommes dat zich richt op kinderen in deze situatie.
De heer Koopmans vroeg aandacht voor de positie van de vrouwen in Libië.
Hij ging ook specifiek in op de moord op Salwa Bugaighis, die inderdaad
helaas een illustratie vormt van de positie van vrouwen in Libië. Op dit
moment is er natuurlijk sprake van een situatie met van tijd tot tijd
weer oplaaiend geweld. Samen met andere Europese landen is Nederland
actief in Libië. Ik heb zelf ook met de Libische minister gesproken. We
proberen het vredesproces onder leiding van de Verenigde Naties weer een
impuls te geven, want uiteindelijk ligt daar de belangrijkste sleutel.
De heer Koopmans heeft absoluut gelijk dat de positie van vrouwen en
meisjes daarbij extra aandacht verdient. Die aandacht heeft dat
onderwerp dus ook.
De heer Koopmans ging in op een onderwerp dat ook eerder aan de orde is
geweest: een project binnen het Shiraka-fonds voor voetbal van vrouwen
en meisjes in Qatar. Ik heb daarvan eerder aangegeven dat dit project
zich richt op vrouwen en meisjes en ook specifiek de gastarbeiders die
het daar vaak moeilijk hebben. Men wil langs de route van de sport
aandacht vragen voor hun positie. Het is natuurlijk vaker zo dat een
middel als sport of cultuur — cultuur wordt eigenlijk nog wel vaker voor
een dergelijk doel gebruikt — gebruikt wordt om een problematische
situatie aan de orde te stellen en daar te proberen verbetering in te
brengen. In het vorige debat heb ik dus niet zozeer gezegd dat ik daar
voor de toekomst een volledige streep onder zou willen zetten, ik heb
aangegeven dat ik graag bereid ben om met de Kamer nog eens te kijken
binnen welke criteria mensenrechtengelden worden uitgegeven. Dan kunnen
wij vervolgens tot de conclusie komen dat sport of cultuur dat effectief
kan doen of niet kan doen. Ik vind dat wij daar zorgvuldig met elkaar
naar moeten kijken op basis van een aantal heldere criteria.
De heer Van Ojik vroeg met betrekking tot China of ik kan ingaan op het
recente AIV-advies dat zegt dat Nederland omzichtiger omgaat met
mensenrechten in het algemeen en specifiek die in China. Zowel in het
algemeen als met betrekking tot China herken ik dat niet. Met betrekking
tot China heb ik net aangegeven op welke manier ik, of mijn collega's,
als zij zelf contact hebben met China, dat aan de orde stellen. Een
aantal van de woordvoerders wees op de bewust zichtbare bezoeken die ik
heb afgelegd aan een moskee en een kerk. Nederland heeft rond de
situatie van de Oeigoeren een zeer prominente rol gespeeld in de
Mensenrechtenraad, ook weer samen met andere landen, omdat wij dat met
het oog op de effectiviteit van belang vinden; daar zijn wij zeer helder
over. De Chinanotitie gaat daar heel duidelijk op in.
Dus voor China herken ik de uitspraak in het AIV-rapport niet en eerlijk
gezegd voor andere landen ook niet. Het komt met enige regelmaat voor
dat ik hier in de Kamer constateer, nadat wij ons oordeel hebben
uitgesproken over een situatie, dat men vindt dat ik scherper had moeten
reageren. Ik kan dan vaak zeggen dat ik de enige was die dat gedaan
heeft, of het nu ging om de Rif of om de Turkse rol in Afrin. Er zijn
echt een heel aantal voorbeelden te geven van situaties waarin wij
scherp en soms alleen een positie innemen. Over het algemeen heb ik een
sterke voorkeur voor optreden in coalitieverband. Ik wijs op het
voorbeeld dat ik net noemde, het installeren van een sanctieregime met
andere landen, of het samen met andere landen proberen een
mensenrechtensanctieregime in Europa tot stand te brengen. Ik zou er een
lange lijst aan kunnen toevoegen van gevallen waarin wij echt specifiek
actie ondernemen. Daar wordt Nederland ook echt op herkend in het
buitenland.
De voorzitter:
De heer Van Ojik heeft een vraag.
Minister Blok:
Ik ga nu naar een ander onderwerp.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik noemde het voorbeeld — overigens door te verwijzen naar een
AIV-rapport dat vorige week verscheen en waarin dit zo gezegd wordt —
omdat ik denk dat het goed is om debatten als deze ook te gebruiken voor
een debat over wat nu de meest effectieve manier is om aan
mensenrechtendiplomatie te doen. Vorige week hebben wij de discussie
over Turkije gesproken. Toen ging het erom of Nederland op dat punt niet
veel vocaler zou moeten zijn. Nee, zei de minister, wij kiezen bewust
voor stille diplomatie. Dus de vraag is eigenlijk breder. Ik zie de
minister nu in zijn papieren bladeren, dus misschien komt hij daar nog
op. Ik vond het interessant dat de AIV zei dat er een kopgroep is,
bestaande uit het VK, Duitsland en Zweden, en een andere groep landen
die kiest voor veel minder zichtbare vormen van mensenrechtendiplomatie.
Die kan goed zijn of slecht zijn, maar het gaat mij er meer om dat op
dit punt kennelijk keuzes gemaakt worden. Ik denk dat wij allemaal
geïnteresseerd zijn op basis van welke criteria het kabinet die keuzes
maakt. En uiteraard willen wij graag mee oordelen of het kabinet de
goede keuzes maakt. Dat was de achtergrond van dit voorbeeld.
Minister Blok:
Dat begrijp ik. Ik ga in mijn laatste hoofdstukje in op de bredere
vraag. Ik reageer nu langs de landlijn op China. Toch een laatste punt
daarover. Nederland heeft een specifieke China-strategie gepubliceerd
waar de mensenrechten een belangrijk onderdeel van zijn. Ik ben
regelmatig door collega's in Europa aangesproken die zeiden: we hebben
het met belangstelling gelezen en we vinden het dapper. Want het valt
wel op natuurlijk.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
We hebben waarschijnlijk allemaal een eigen definitie van wat dapper is
— we komen over die Chinastrategie uiteraard nog te spreken — maar er
valt wel iets te zeggen over de mate waarin je publiekelijk en prominent
de mensenrechten aan de orde stelt of dat soms wat minder doet. Dat
debat gaan we nog krijgen, maar er liggen wel bepaalde keuzen aan ten
grondslag die voor discussie vatbaar zijn.
Minister Blok:
Zeker. Als bijdrage aan de discussie maak ik u deelgenoot van de reactie
die ik van collega's heb gekregen. Zowel de heer Sjoerdsma als mevrouw
Karabulut ging in op de situatie van de wezen ten gevolge van de
Nederlandse acties op Sulawesi. Die zaak is nu echt onder de rechter en
ik vind het niet passend om daar nu op te reageren.
De heer Van Helvert vroeg naar aanleiding van de ontwikkelingen in
Midden-Amerika …
De voorzitter:
Voor u verdergaat: mevrouw Karabulut, u mag hier één vraag over stellen.
U hebt al een paar interrupties gehad, zelfs in drieën, dus één
vraag.
Mevrouw Karabulut (SP):
Gewoon één vraag?
De voorzitter:
Ja, één vraag in één keer.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dan wil ik de minister vragen of hij bereid is om de bestaande regeling
voor weduwen te verlengen, want die loopt dit jaar af.
Minister Blok:
Ik ben mij er niet van bewust dat de regeling onder mij valt. Daar moet
ik dan even naar kijken. Ik kom erop terug, want ik heb dat gewoon niet
paraat.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Blok:
De heer Van Helvert vroeg of wij meer aandacht kunnen besteden aan de
situatie in Midden-Amerika. Het is niet zo dat Nederland geen rol speelt
in Midden-Amerika, want de CICIG, waar mevrouw Karabulut ook naar vroeg,
is ook door onze vertegenwoordiger aan de orde gesteld. Zoals de heer
Van Helvert weet heb ik gelukkig extra middelen gekregen, onder meer
voor een uitgebreider postennetwerk, maar ook niet onbeperkt. We hebben
nu minder posten dan in het verleden; daar heeft de heer Van Helvert
gelijk in. Dat betekent in alle eerlijkheid dat ik er minder mensen en
energie op in kan zetten, maar niet dat wij ons in de praktijk niet
willen bemoeien met de situatie die er is. Die is op zichzelf zorgelijk.
Vanwege de aanwezigheid van het Koninkrijk in de Cariben volgen we de
situatie met extra aandacht.
Dan heb ik net een antwoord gekregen van mijn altijd onovertroffen
ambtenaren op de vraag van de heer Sjoerdsma of er wel unanimiteit nodig
is om de unanimiteitsregel voor mensenrechtenverklaringen aan te passen.
Wij lezen het verdrag wel degelijk zo dat dat een aparte unanieme
instemming zou vragen.
Voorzitter. Dan kom ik op het laatste hoofdstuk van de
beantwoording.
De voorzitter:
Voordat u daaraan begint, heeft de heer Sjoerdsma toch nog een
vraag.
De heer Sjoerdsma (D66):
Die gaat over de "kindslachtoffers" op Sulawesi. De minister zei
daarover dat dit onder de rechter is. Dit is ook zo. De rechter zal
daarover op 1 oktober uitspraak doen. Als de minister er niets over kan
zeggen, wil ik hem toch vragen waarom de Staat ervoor gekozen heeft om
daarover in beroep te gaan. Ik vraag dat ook omdat de Staat dat
uiteindelijk niet heeft gedaan bij de weduwen. Wat is daar de grondslag
achter? Vindt de minister dat dit een goede instelling is, zeker als je
kijkt naar hoe Nederland überhaupt omgaat met de lastige pagina's uit
het verleden?
Minister Blok:
Ook daar wil ik even op terugkomen. Dat vraagt een zorgvuldige
formulering en die afweging heb ik niet paraat. Ik zal kijken of dat in
tweede termijn lukt of dat dit schriftelijk moet.
Ik kom bij het hoofdstukje dat ingaat op effectiviteit en gerichtheid
van het mensenrechtenbeleid. De heer Koopmans vroeg aan te geven welk
deel van de mensenrechtengelden in OESO-landen wordt besteed. Voor het
lopende jaar kan ik dat nog niet beoordelen. Voor de afgelopen jaren was
dit zo'n 4% binnen de OESO. In het totaal, dus inclusief deze 4%, was
het 9% binnen relatief welvarende landen. Dat gaat deels om fondsen die
via uitvoeringsorganisaties worden uitgegeven, waarbij wij de
hoofdorganisatie financieren en zij beslissen in welk land iets
plaatsvindt. Deels gaat het over fondsen die wij rechtstreeks
uitgeven.
Ik dacht dat het de heer Koopmans was die in dat kader het voorbeeld
noemde van een project in Griekenland. Dat was specifiek gericht op
minderjarige asielzoekers. Nederland steunt langs een aantal routes
Griekenland bij de vluchtelingenproblematiek. Of het nou Qatar is of, in
een enkel geval, een Europees land: het komt daarnaast inderdaad voor
dat wij in welvarende landen projecten steunen die bijvoorbeeld
betrekking hebben op seksuele rechten, of in het geval van Qatar de
positie van meisjes en gastarbeiders. Dat is omdat er geen
een-op-eenverband is tussen de mensenrechtensituatie en de welvaart van
een land.
De heer Koopmans heeft gelijk dat dit in een welvarend land ook betaald
zou kunnen worden door de eigen regering, maar we constateren helaas dat
ook welvarende landen soms geen aandacht aan mensenrechten besteden, of
er op een onjuiste wijze mee omgaan. Als je het criterium zou toevoegen
dat een land iets zelf kan betalen, dan sluit je een aantal landen uit
waar echt sprake kan zijn van ernstige mensenrechtenschendingen.
De heer Koopmans (VVD):
Ik dank de minister dat hij aangeeft dat de motie die ik samen met de
heer Van Helvert heb ingediend in grote lijnen wordt uitgevoerd. Ik
begrijp ook dat er heel goed mensenrechtenwerk kan worden gedaan middels
internationale organisaties die gevestigd zijn in OESO-landen. Dat
zullen we zeker niet betwisten. Maar als we focus willen hebben en ons
willen concentreren op de echt ernstige mensenrechtenschendingen, zoals
de minister ook zegt, moeten we dan niet kijken waar die echt ernstige
mensenrechtenschendingen plaatsvinden? Dan moeten we ervoor kiezen om
niet te investeren in landen die het ook zelf kunnen, of waar die
schendingen niet zo heel erg zijn. Want er zijn al zo veel ernstige
mensenrechtenschendingen in de wereld.
Minister Blok:
Het is zonder meer zo dat het overgrote deel van onze energie en van ons
geld gaat naar landen en gebieden waar de mensenrechtenschendingen het
ergst zijn. Ik heb in mijn inleiding aangegeven dat we daarbij twee
lijnen hanteren, of eigenlijk drie. We concentreren ons regionaal op de
landen rond Europa en thematisch op de onderwerpen die ik daarbij
genoemd heb. Er is een aantal landen met zulke schrijnende
mensenrechtenschendingen, zoals Jemen en Myanmar, dat we daar aandacht
aan besteden ondanks het feit dat ze buiten die categorieën vallen. Bij
de hoofdlijnen van de besteding geef je geld daar uit waar de nood het
hoogst is. Daarbinnen breng je focus aan op een aantal thema's. Zo
hoorde ik de heer Koopmans dat formuleren.
Langs die laatste route van focus op een aantal thema's kun je soms in
actie komen in een land dat relatief welvarend is, misschien zelfs
binnen Europa, maar dat keuzes maakt rond seksuele rechten of de positie
van vrouwen en meisjes die we zo zorgelijk vinden en zo aansluitend bij
onze speerpunten dat we daar toch actief willen zijn. Natuurlijk is het
technisch mogelijk om dat helemaal te blokkeren. Je kunt je focus nog
scherper maken. Maar het feit dat geografisch dicht bij ons in de buurt
schendingen plaatsvinden maakt het op zich urgent. Het kan ook heel goed
aansluiten bij de discussie die we binnen de Europese Unie bijvoorbeeld
hebben over de manier waarop wordt omgegaan met een aantal fundamentele
rechten.
Dus met de hoofdlijnen en de speerpunten ben ik het helemaal eens.
Helemaal uitsluiten van een andere afweging is denk ik heel
beperkend.
De voorzitter:
De heer Koopmans in tweede instantie.
De heer Koopmans (VVD):
Ik begrijp dat de minister zegt: helemaal uitsluiten kunnen we niet.
Maar ik ken de minister ook als iemand die zegt dat we prioriteiten
moeten stellen. We hebben maar beperkte middelen. Het gaat om geld, om
politieke aandacht. Het gaat om alle instrumenten die we hebben. Die
zijn uiteindelijk beperkt. Dan moeten we toch inzetten op datgene wat
het ernstigste is en op datgene waarin we het meest verschil kunnen
maken? Ik hoop dat de minister het daarmee eens is en dat hij dat kan
aangeven.
Minister Blok:
Ja, ik ben het daarmee eens. Ik gaf aan dat 4% binnen de OESO wordt
uitgegeven. Dat is ook de reden waarom ik aangaf dat u in de besteding
van ons geld en onze energie wel degelijk die focus ziet. Maar als de
vraag is "wilt u die 4% verleggen naar andere gebieden of andere
prioriteiten?", dan zeg ik niet dat dat niet kan. Want natuurlijk kan
dat. Je kan heel scherp zeggen: niet meer binnen OESO-landen of niet
binnen Europa. Alleen, ik denk dat dat afbreuk doet aan onze wens om
effectief te zijn ook in landen die in onze directe nabijheid liggen.
Dat is uiteindelijk een politieke weging. Het is niet dat het onmogelijk
is.
De heer Koopmans vraagt hoe het zit met de effectiviteitsmeting. De heer
De Roon vraagt daar nog specifieker naar, omdat sommige projecten
vertrouwelijk zijn. De heer Van Ojik ging hier overigens ook op in. Alle
projecten worden geëvalueerd. Middels dit jaarlijkse verslag en dit
debat proberen we zo goed mogelijk inzicht te geven in wat daar wordt
bereikt en wat onze koers is. Heel scherpe oorzaak-gevolgrelaties zijn
op dit gebied heel moeilijk aan te geven. Ik ben een groot liefhebber
van het heel scherp formuleren van wat je wil bereiken en dan meten of
dat lukt en of je de goede stappen zet. We kunnen hier aangeven waar we
ons op concentreren, waarmee we natuurlijk ook aangeven waar we
verbeteringen willen zien. Maar omdat je bezig bent in een ander land,
waar ondertussen ook andere ontwikkelingen plaatsvinden, cultureel en
politiek — mogelijk zelfs gewelddadige ontwikkelingen — is het nog
moeilijker dan in zijn algemeenheid bij het inzetten van overheidsgeld
om oorzaak-gevolgrelaties aan te geven. Vragen over de evaluatie wil ik
graag beantwoorden. Er zijn er natuurlijk ook altijd veel in de
schriftelijke vragenrondes.
De heer De Roon vroeg naar vertrouwelijk geld. Dat is zo'n 8,5 miljoen
van de 157 miljoen. Het is wel geld, maar een relatief beperkt aandeel.
Dan bestaat er natuurlijk de mogelijkheid om te vragen om een
vertrouwelijke beantwoording. Het is helaas zo dat in een aantal landen
mensen in gevaar zouden komen en projecten onmogelijk zouden worden als
we daar in de openbaarheid verslag van doen. Maar als de Kamer daar
prijs op stelt, is het natuurlijk mogelijk om de informatie
vertrouwelijk te ontvangen.
De heer Van Ojik vroeg of er nu aanleiding is om de richtlijnen die we
hanteren voor maatschappelijk verantwoord ondernemen voor het
bedrijfsleven, dus de OESO-richtlijn en de guiding principles, aan te
passen. Ik heb daar niet direct een aanleiding voor. Ik zou dit ook echt
in overleg met collega Kaag willen doen, omdat het primair haar
beleidsterrein is. Maar ik zie dat Nederland bijvoorbeeld bij het
verstrekken van overheidsinstrumenten heel kritisch kijkt of bedrijven
die regels toepassen. Dus ik zie hier niet onmiddellijk aanleiding voor
een aanpassing.
De voorzitter:
Meneer Van Ojik heeft een vraag.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik stel het op prijs dat de minister dit eens met zijn collega wil
opnemen. Die is misschien eerstverantwoordelijke, maar het Nationaal
Actieplan Mensenrechten dat we hebben, dateert uit 2013. We hebben
inmiddels een hele schat aan ervaringen opgedaan met wat wel en wat niet
werkt. Er is ook nog best het nodige te zeggen over bijvoorbeeld het
aantal bedrijven dat publiekelijk de OESO-richtlijnen ondersteunt. Nog
niet de helft van het aantal grote bedrijven in Nederland doet dat. Ik
denk dat er best veel aanleidingen zijn om dat Nationaal Actieplan
Mensenrechten te actualiseren. Dat moet volgens mij ook sowieso. Ik zou
de minister dus willen vragen of hij, of de minister van BHOS, daar toch
eens serieus naar wil kijken.
Minister Blok:
Dan bespreek ik dit met de collega van BHOS. Of zij, of ik zal
terugkomen op uw kernvraag: is er aanleiding om op grond van de
ervaringen die we sinds 2013 hebben opgedaan nog eens naar die regels te
kijken?
Ik zag dat ik nog twee vragen van de heer Koopmans had overgeslagen. Ik
heb ook nog andere vragen van de heer Van Ojik, maar ik houd toch maar
even de sprekersvolgorde aan. De heer Koopmans vroeg naar de
prioriteiten in de Mensenrechtenraad en waarom collega Kaag de
kandidatuur heeft afgetrapt. Dat laatste was heel simpel een
agendakwestie. Volgens mij was het op het moment dat ik in verband met
MH17 in Maleisië en Australië was. Over de prioriteiten hebben wij een
mooie brochure, die ik natuurlijk graag met de Kamer deel, maar die
ongetwijfeld ook op de website te vinden is. Vrijheid van meningsuiting
en het tegengaan van straffeloosheid zijn klassieke punten voor
Nederland, de SDG's, sterke multilaterale organisaties en bestrijding
van discriminatie. Ik noemde in dit overleg ook de rol die Nederland nu
pakt, niet als lid van de Mensenrechtenraad, maar omdat we onze stem
daar laten horen, bijvoorbeeld over de situatie in Saudi-Arabië of
China. Dat illustreert dat kritiek mogelijk is — die heeft Nederland op
een aantal onderdelen van het functioneren van de Mensenrechtenraad —
maar dat het wel degelijk ook een platform is waarop we effectief onze
boodschap kunnen uitdragen.
De heer Koopmans vroeg ook waarom er geld uit andere fondsen dan het
Mensenrechtenfonds naar mensenrechten gaat. Dat is omdat het een
geïntegreerd onderdeel is van het kabinetsbeleid. De collega van BHOS,
net ook al genoemd, besteedt daar belangrijke bedragen aan en ook binnen
de begroting van Veiligheid en Justitie zitten
mensenrechtenonderdelen.
De heer Van Ojik vroeg — zo ken ik hem — naar een bredere beschouwing
over de effectiviteit van stille diplomatie. Dat ging specifiek om
mensenrechten. Dat is echt een afweging die onderdeel is van het
diplomatieke handwerk. We hebben het er vorige week over gehad naar
aanleiding van de situatie rond de heer Memis in Turkije, waarbij ik
aangaf dat ik ervan overtuigd was dat stille diplomatie verstandig was
voor het uiteindelijke doel om hem weer thuis te krijgen, ook tegen de
achtergrond van hoe dat eerder gegaan is. Ik gaf ook aan dat sommige
gevallen in het openbaar genoemd kunnen worden, maar andere niet. De
heer Voordewind begon met het voorbeeld van Asia Bibi. Heel
begrijpelijk. Dat heeft hem maar ons ook lange tijd beziggehouden,
waarbij ik steeds het mantra hanteerde: Nederland is achter de schermen
met gelijkgezinde landen bezig, maar het helpt mevrouw Bibi en haar
familie niet als ik er meer over zeg. Er was echt sprake van concrete
onveiligheid, en nog steeds voor een aantal mensen. In dit geval was het
onveilig voor mevrouw Bibi. Ik ga geen moment suggereren dat het het
gevolg is van de Nederlandse stille diplomatie, maar het is wel een
voorbeeld waarvan we gelukkig met elkaar kunnen constateren dat mevrouw
Bibi is vrijgekomen en veilig het land uitgekomen. Net als een aantal
andere landen heb ik voor stille diplomatie gekozen. Maar het is niet
met een schaartje te knippen. Het is een heel lastige afweging. Maar je
kunt daarvan wel met overtuiging zeggen dat stille diplomatie regelmatig
effectief is gebleken.
Dan vroeg de heer De Roon om in te gaan op de term "autocratisch
narratief" waarover we ons zorgen maken. Onze leidraad bij het
beoordelen van en het actie ondernemen met betrekking tot mensenrechten,
is de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens — daar begon ik
ook mee — omdat Nederland die verklaring en het woord "universeel"
cruciaal vindt. Bij de oprichting van de Verenigde Naties, — de heer Van
Helvert ging erop in dat een paar landen tegen hebben gestemd — zijn de
mensenrechten universeel verklaard. Ze maken dus wel degelijk onderdeel
uit van de geboortepapieren van de Verenigde Naties. We hebben inderdaad
te maken met een tijdstip in de geschiedenis, waarop die universaliteit,
het overal opkomen voor de rechten van minderheden, persvrijheid of
godsdienstvrijheid, bewust ter discussie wordt gesteld door
autocratische landen. "Autocratisch narratief" houdt dus in dat de
regering van een land, al of niet bij meerderheid gelegitimeerd,
bepaalde universele mensenrechten buiten de orde wil verklaren of in
ieder geval ondergeschikt aan andere belangen wil verklaren. Daar kiest
de Nederlandse regering nadrukkelijk niet voor. Dat doen we gelukkig
samen met een heel aantal andere landen, die ervan overtuigd zijn dat
dat zowel in het belang is van de mensen die te maken hebben met
onderdrukking of mensenrechtenschendingen, als in het belang van
Nederland als open land, dat alleen optimaal kan functioneren in een
wereld waar afspraak afspraak is, juist ook op het gebied van
mensenrechten. Het is ook een punt van eigenbelang dat wij blijven
opkomen voor de universele mensenrechten. Vandaar dat dit een speerpunt
is.
Voorzitter, hiermee hoop ik de vragen in eerste termijn beantwoord te
hebben.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de collega's. Ik stel voor om even te schorsen, zodat
u voor de tweede termijn misschien nog moties kunt uitwisselen, maar
daar was u al mee bezig. Ik stel voor om tot 20.50 uur te schorsen, en
dan gaan we door met de tweede termijn.
De heer Van Helvert (CDA):
Het kan zijn dat ik niet goed heb opgelet, maar heeft de minister nu
iets gezegd over mijn oproep om een internationaal onderzoek te doen
naar de Plaasmoorde in Zuid-Afrika? Als dat wel zo is, dan moet ik het
even terugluisteren, want dan heb ik niet goed opgelet. Maar ik meen dat
ik daar niets over heb gehoord.
Minister Blok:
Dat klopt. Daar kom ik in de tweede termijn op terug.
De voorzitter:
Daar komt de minister in de tweede termijn op terug.
De vergadering wordt van 20.45 uur tot 20.51 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef voor de tweede termijn als eerste het woord aan de heer Koopmans
namens de VVD.
De heer Koopmans (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank ook de minister voor de beantwoording
van de vragen.
Ik zal heel kort resumeren. Het is belangrijk dat we hier allemaal
erkennen dat mensenrechten fundamenteel belangrijk zijn. Ik zou er
alleen nog als conclusie van dit debat aan willen toevoegen dat we
moeten focussen op waar we echt een verschil kunnen maken. We moeten dus
selectief zijn. We moeten misschien soms selectief zijn in onze
verontwaardiging. Daar moeten we ook een beetje gedoseerd mee omgaan.
Maar we moeten vooral selectief omgaan met de middelen die we hebben,
namelijk met het geld en met de diplomatieke en de politieke druk. Dat
betekent dat we soms moeten kiezen. Laat ik het debat niet heropenen,
maar wat je op een bepaald moment belangrijk vindt, kan niet altijd je
focus zijn. Er moet iets van structuur en een tijdslijn in zitten. Er
moet iets van een keuze in zitten. Je kan niet zeggen: vandaag is
Guatemala belangrijk en gaan we daarnaartoe, maar morgen is
Papoea-Nieuw-Guinea belangrijk en dan gaan we daarnaartoe. Nee, je moet
kiezen.
De VVD kiest duidelijk eerst voor waar wijzelf en Nederland
verantwoordelijk voor zijn. Dan kiezen we voor datgene wat hier
onmiddellijk nabij is en wat invloed op ons heeft. Denk maar aan de
mensen die verdrinken in de Middellandse Zee en aan de afschuwelijke
mensensmokkel. Ik denk dan ook aan de ring rond Europa, iets breder. We
hebben het nu over de afschuwelijke gebeurtenissen recentelijk in Sudan
en we hebben het over de afschuwelijke situatie in Libië. Daar moeten we
ons op focussen. En verder moeten we ons focussen op die misdaden die
plaatsvinden buiten die ring — dus veel verder weg — maar die zo
fundamenteel zijn dat we ze niet kunnen laten liggen, omdat wij een land
zijn van internationaal recht en van sterke waarden. Maar we zijn ook
een land dat keuzes maakt.
Daarom ben ik heel blij dat de minister heeft toegezegd dat hij zal
onderzoeken of hij gelijkgezinde landen kan vinden die samen met
Nederland werk zouden kunnen maken van een procedure bij het
Internationaal Gerechtshof voor Myanmar. Het gaat dus niet om het
Internationaal Strafhof, want daar wordt al aan gewerkt. Bij het
Internationaal Gerechtshof kan Myanmar mogelijk als staat kan worden
aangesproken op genocide en kunnen ook voorlopige maatregelen worden
genomen. Ik ben blij dat de minister dit heeft toegezegd. In principe
zou ik een toezegging niet nog eens lastigvallen met een motie op
precies dat terrein, maar met uw welnemen, voorzitter, doe ik dat nu
toch. Maar dat doe ik alleen om aan te geven dat er heel brede steun is
in de Kamer voor hetgeen we voorstellen.
De motie luidt als volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er ten aanzien van de Rohingyabevolking in Myanmar
ernstige vermoedens van genocide zijn, mogelijk met
staatsverantwoordelijkheid;
overwegende dat er mogelijk een rechtsbasis is in het Verdrag inzake de
voorkoming en bestraffing van genocide om Myanmar hierop aan te spreken
bij het Internationaal Gerechtshof en te verzoeken om voorlopige
maatregelen;
verzoekt de regering te onderzoeken of er een realistische mogelijkheid
is een dergelijke zaak met een voldoende en divers aantal gelijkgezinde
landen aan te brengen bij het Internationaal Gerechtshof,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koopmans, Van Helvert,
Voordewind, Van Ojik, Van der Staaij, Sjoerdsma, Ploumen en
Karabulut.
Zij krijgt nr. 248 (32735).
Dank u wel, meneer Koopmans. O, meneer Van Helvert, had u nog een vraag
aan de heer Koopmans?
De heer Van Helvert (CDA):
Ja. Het is een drukke boel voor een voorzitter. De motie over Myanmar
heb ik uiteraard ondersteund. Dat was goed. Maar ik wil het nog even
hebben over de opmerking die de heer Koopmans maakte over Guatemala. Hij
zei: we kunnen niet even kiezen om naar Guatemala te gaan, want dat zou
geen focus aanbrengen. Als dat inderdaad zo was, zou ik het eens zijn
met de heer Koopmans. Maar Nederland bemoeit zich al decennia enorm met
de situatie in Guatemala, met name met de commissie die straffeloosheid
in Guatemala tegengaat. We zien nu dat al het werk en al het geld en
alle effort die Nederland erin heeft gestoken, in zeer korte tijd
tenietgedaan wordt. Vindt de heer Koopmans in dat licht nog dat we niets
meer in Guatemala moeten doen?
De heer Koopmans (VVD):
Dat heb ik niet gezegd, maar dit is wel een mooie sprong terug naar het
belangrijke debat dat we hadden over focus. Focus betekent niet dat je
even zegt welke 300 dingen je niet doet. Daar gaat het niet om. Het gaat
erom dat je aandacht geeft aan datgene waarin je een verschil kan maken.
Dat is van meer afhankelijk dan simpelweg van het feit dat je dat op dat
moment belangrijk vindt. Als wij een serieus beleid hebben, moet dat
bestendig en duurzaam zijn en gebaseerd zijn op bepaalde duurzame
uitgangspunten. Als de heer Van Helvert kiest voor het uitgangspunt dat
we daar al een tijd zitten, dan kan dat een focus van hem zijn. Als de
heer Van der Staaij zegt dat hij het belangrijk vindt dat Nederland
ergens een geschiedenis heeft, kan dat ook een focus zijn. Maar ik denk
dat we een regeringsbeleid moeten hebben dat een keuze maakt uit dit
alles. De keuze die de VVD voorstaat is dat waar we zelf
verantwoordelijk voor zijn, dat wat ons direct raakt, dat wat bij ons in
de buurt zit en verder dat wat echt fundamenteel is. En op het punt van
Guatemala … Daar waar we al geïnvesteerd hebben, moeten we die
investeringen zeker verder laten doorwerken, maar laten we vervolgens
wel een keuze maken, want er is altijd wel iets en mensenrechten zijn zo
belangrijk dat we verder moeten gaan dan dat wat op dat moment net even
belangrijk lijkt.
De heer Van Helvert (CDA):
De heer Koopmans zegt: focus is niet je richten op die 300 dingen die je
niet doet. Dat vind ik een heel terechte constatering. Daarom ben ik wel
blij dat ik in eerste instantie niet heb geantwoord op de dubbele vraag:
wat ga je nou niet doen, meneer Van Helvert? Die vraag stelde de heer
Koopmans mij, dus het is goed dat ik daar niet op ben ingegaan. Maar het
feit op zich dat we daar al een tijd zitten is geen uitgangspunt. Het
uitgangspunt is dat de Nederlandse eilanden van het Koninkrijk daar
vlakbij zijn en dat dat een reden is waarom Nederland daar wel een
duidelijke band en een taak heeft. Ziet de heer Koopmans dat ook?
De heer Koopmans (VVD):
Dan stelt de heer Van Helvert eigenlijk zijn eigen vraag. Als hij stelt
dat we alles in de buurt van het Nederlandse grondgebied per definitie
in onze focus moeten houden, hebben we al een hele hoop. Dan hebben we
in ieder geval alles hier in de buurt, maar ook alles in het Caribische
gebied. Hij trekt ook Zuid-Amerika en Midden-Amerika erbij. Hij heeft
zelf al Zuid-Afrika genoemd. Dan wordt het wel heel groot. Dan is de
vraag weer: wat wilt u dan niet? Ik zal de heer Van Helvert niet vragen
wat hij allemaal niet wil, maar dan gaat het erom wat hij wel wil. Dan
moet u dus focus hebben. Dan kunt u niet zeggen: alles is belangrijk,
behalve misschien iets wat ergens midden in de Grote Oceaan ligt. Want
dat is de consequentie als hij zegt dat alles wat hij op dat moment
belangrijk vindt, binnen zijn focus valt.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koopmans. Het woord is aan de heer Van Ojik.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de minister. Ik moet snel zijn, want ik
heb vier moties. Ik heb uit dit debat geconcludeerd dat met betrekking
tot de inzet van de koningin als speciaal VN-gezant alles eigenlijk bij
het oude blijft. Ik vind dat jammer. Ik denk dat er op basis van alles
wat we de afgelopen dagen hebben meegemaakt, reden is om überhaupt wat
vaker die politieke afweging te maken. Maar ik denk ook dat het
belangrijk is dat deze discussie ons niet afleidt van datgene waar het
uiteindelijk om gaat: het regime in Saudi-Arabië, de verschrikkelijke
moord en de verantwoordelijkheid daarvoor — of althans het
geloofwaardige bewijs, zoals de VN-gezant zegt, voor de
verantwoordelijkheid daarvoor — van de kroonprins van Saudi-Arabië. Ik
heb daarover de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er volgende VN-rapporteur geloofwaardig bewijs is dat de
Saudische staat verantwoordelijk is voor de moord op Jamal
Khashoggi;
van mening dat deze vaststelling niet zonder gevolgen kan blijven;
verzoekt de regering in EU-verband met spoed te werken aan een
geloofwaardig pakket van maatregelen waardoor wordt onderstreept dat
deze moorddadige praktijk volstrekt onacceptabel is, en hierover de
Kamer zo spoedig mogelijk te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Sjoerdsma. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 249 (32735).
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Op hetzelfde onderwerp: de VN-rapporteur doet naar mijn smaak een aantal
uitstekende aanbevelingen om de VN robuuster te maken op het gebied van
het tegengaan van straffeloosheid. Vandaar de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de VN recentelijk een rapport heeft gepubliceerd over
de moord op Jamal Khashoggi;
constaterende dat het VN-rapport een sterkere rol voor de VN in het
tegengaan van straffeloosheid aanbeveelt;
verzoekt de regering de aanbevelingen ter versterking van de rol van de
VN in het tegengaan van straffeloosheid te ondersteunen en in VN-verband
de instelling van deze instrumenten te agenderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Karabulut. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 250 (32735).
De heer De Roon (PVV):
Een puntje van orde. Ik ondersteun de indiening van de motie, maar over
mijn oordeel over de motie als zodanig laat ik me nog even niet
uit.
De voorzitter:
U hebt helemaal gelijk. Ik moet zeggen "de indiening". Dank u wel.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Nou had ik helemaal op de PVV gerekend in dezen. Dat is en passant toch
wel een teleurstelling.
De voorzitter:
Maar goed, de indiening van de motie wordt in voldoende mate ondersteund
en daarmee maakt ze onderdeel uit van de beraadslaging.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dat is het goede nieuws. Ik zet me eroverheen en ik ga door. Ik heb een
motie die, zeg ik er eerlijkheidshalve bij, uit de koker van mevrouw
Ploumen komt, maar die ik mede namens haar ga indienen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat vrouwelijke journalisten als gevolg van
persoonsgerichte, seksistische en seksuele (online)bedreigingen zich
niet meer durven uiten, onderwerpen gaan vermijden of zelfs besluiten te
stoppen;
constaterende dat in het mensenrechtenbeleid de veiligheid van
journalisten prioritair is;
verzoekt de regering te onderzoeken of er specifiek beleid kan worden
ontwikkeld om vrouwelijke journalisten te beschermen en weerbaar te
maken tegen onlinebedreigingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Ploumen. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 251 (32735).
De heer Van Ojik (GroenLinks):
En dan mijn laatste motie. Ik zou me kunnen voorstellen dat de minister,
net zijn antwoord gehoord hebbende over het
bedrijfsleveninstrumentarium, eerst met de minister van BuHa-OS wil
overleggen, maar dan hoor ik het wel.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het laatste Nationaal Actieplan mensenrechten en
bedrijfsleven uit 2013 stamt;
overwegende dat het kabinet zich beraadt op herziening van het Nationaal
Actieplan mensenrechten en bedrijfsleven;
verzoekt de regering, bij de vernieuwing van het Nationaal Actieplan
mensenrechten en bedrijfsleven extra maatregelen te nemen zodat de
verantwoordelijkheid van bedrijven voor het naleven van mensenrechten
wordt gewaarborgd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Karabulut. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 252 (32735).
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Sjoerdsma.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dank, voorzitter. Dank ook aan de minister voor zijn beantwoording in de
eerste termijn. Als één ding duidelijk is geworden, is dat wel het grote
belang dat zowel de Kamer als het kabinet hecht aan het wereldwijd
bevorderen van mensenrechten. De een vraagt om meer focus, de ander om
verlegging van de focus, maar ik denk wel dat over het algemeen de focus
die het kabinet heeft gekozen op breed draagvlak en waardering kan
rekenen.
Voorzitter. De strijd voor mensenrechten moeten we elke dag voeren. Dat
betekent ook dat we af en toe scherper moeten zijn op de dingen die wij
misschien wat onhandig doen. Vandaar de motie over Saudi-Arabië. Ik heb
de motie van collega Van Ojik over het onderzoek naar de moord op
Khashoggi en de gevolgen die we daaraan moeten geven getekend. Dat is de
belangrijkste kant, maar we moeten zelf intern de boel ook goed regelen.
Daarom heb ik de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de ontmoeting tussen koningin Máxima en de kroonprins
van Saudi-Arabië tot onterechte kritiek heeft geleid;
overwegende dat de regering niet in staat is gebleken de koningin te
behoeden voor een dergelijke kwetsbare situatie;
verzoekt de regering de politieke verantwoordelijkheid voor het
inschatten en voorkomen van risico's met betrekking tot nevenfuncties
van leden van het Koninklijk Huis beter te borgen en de Kamer hierover
te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma en Van Ojik. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 253 (32735).
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat een groot deel van de
kritiek terecht was, namelijk dat deze ontmoeting nooit had mogen
plaatsvinden. Ik vraag mij dus af wat de heer Sjoerdsma bedoelt met
"onterechte kritiek".
De heer Sjoerdsma (D66):
Dan heb ik mij versproken. "Terechte" bedoelde ik. Excuus.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dan is het goed.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dank dat we dit voor de Handelingen hebben mogen rechtzetten.
De voorzitter:
De heer Koopmans heeft ook nog een vraag.
De heer Koopmans (VVD):
Ik hoop dat ik de heer Sjoerdsma zo kan begrijpen dat hij wil pleiten
voor de mogelijkheid van leden van ons Koninklijk Huis om wel gewoon
gevoelige politieke dingen te doen. Los van of deze motie het haalt of
niet en los van hoe hij die nu presenteert, denk ik dat het heel
belangrijk is dat leden van ons Koninklijk Huis gewoon kunnen optreden
voor dat soort fundamentele dingen als waar wij allemaal voor staan,
bijvoorbeeld het werken aan het verminderen van de onderdrukking van
vrouwen en het beperken van de armoede in de wereld. Dat soort dingen.
Ik vrees dat als de heer Sjoerdsma het zo uitlegt als hij nu lijkt te
doen, hij eigenlijk bepleit dat dat niet meer kan.
De heer Sjoerdsma (D66):
Volgens mij ben ik daar zelf ook in mijn eerdere inbreng vrij duidelijk
over geweest, ook in mijn interrupties richting de minister. Ik deel de
mening van de minister niet dat als deze situatie zich opnieuw zou
voordoen, de minister dezelfde afweging moet maken. Ik denk dat de
minister dan een andere afweging zal moeten maken. Dat lijkt mij zijn
taak als "politieke beschermheer" van onze koningin, om het zo te
zeggen, als politiek verantwoordelijke voor wat onze koningin doet. Zij
werkt al tien jaar naar ieders tevredenheid als VN-gezant aan financiële
inclusiviteit. Dat is waardevol. Het is wel net zo waardevol dat wij een
koningin hebben die wordt behoed voor dit soort kwetsbare posities. Mijn
motie zegt: dit nooit meer op deze manier; kabinet, laat zien hoe u dat
regelt. Dat is wat mijn motie zegt.
De voorzitter:
Laten we dit kort houden, meneer Koopmans.
De heer Koopmans (VVD):
Ja, dat zou ik heel mooi hebben gevonden.
Laat duidelijk zijn dat het voor werk zoals nu door de VN-gezant wordt
gedaan, noodzakelijk is om met mensen te praten die heel ver van ons af
staan, zelfs mensen die verdacht worden van afschuwelijke misdaden zoals
meneer Khashoggi overkomen zijn. En laat duidelijk zijn dat het dus
noodzakelijk is, ook voor Koningin Máxima, om in wat voor gevallen dan
ook met dictators, met oorlogsmisdadigers mogelijk zelfs, te praten. Dat
zijn namelijk de mensen die mogelijk kunnen bijdragen aan het stoppen
van de afschuwelijke dingen die ze doen. Is de heer Sjoerdsma dat met
mij eens?
De heer Sjoerdsma (D66):
De heer Koopmans draait het een beetje om. Nu lijkt het alsof het doel
van het speciaal gezantschap praten met verschrikkelijke mensen is,
terwijl het mandaat van deze VN-vertegenwoordiger financiële
inclusiviteit is. Het gaat dus over toegang tot bankrekeningen, tot
leningen, tot mogelijkheden tot ondernemerschap. Voor de duidelijkheid:
dat is het onderwerp waar onze koningin het in haar functie van
VN-gezant over heeft. Ik wil graag dat zij dat kan doen op de manier
waarop zij dat de afgelopen tien jaar heeft gedaan. Die manier lag niet
gevoelig ten opzichte van ons buitenlands beleid, leidde niet tot dit
soort ophef en ook niet tot een Saudische propagandashow. Dat is de
afgelopen jaren hartstikke goed gelukt. Ik zou zeggen: breng dat regime
terug, maak het een stukje beter, leg dat vast en geef het aan de
Kamer.
De voorzitter:
Dan vraag ik nu of de indiening van deze motie in voldoende mate wordt
ondersteund. Dat is het geval. Dan maakt zij deel uit van de
beraadslagingen. Meneer Sjoerdsma, heeft u nog een motie?
De heer Sjoerdsma (D66):
Ja, voorzitter. Ik heb ook wat gezegd over straffeloosheid. Zeker in
verband met Sudan ligt mij dat onderwerp zeer na aan het hart. Ik heb
daar tussen 2005 en 2007 namelijk af en toe mogen werken en veel van de
mensen in de vluchtelingenkamp die ik toen heb gesproken, waren zeer
weerbaar, maar hadden eigenlijk geen enkele hoop dat de brute dictator
die verantwoordelijk was voor genocide en het verbranden van hutjes — op
satellietbeelden waren de zwarte vlekken zelfs te zien — ooit voor het
gerecht zou komen. Om deze mensen niet teleur te stellen, dien ik de
volgende motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de militaire transitieraad van Sudan de mensenrechten
in Sudan ernstig schendt;
overwegende dat het Sudanese volk vraagt om vrije verkiezingen en de
komst van een burgerregering;
overwegende dat het Internationaal Strafhof een arrestatiebevel heeft
uitgevaardigd tegen Al-Bashir, dat geldt zolang Al-Bashir niet in Sudan
wordt berecht wegens genocide en misdaden tegen de menselijkheid,
verzoekt de regering binnen de Europese Unie te pleiten voor
persoonsgerichte sancties tegen sleutelpersonen van het Sudanese leger
die vrije verkiezingen blokkeren en die de uitlevering van Al-Bashir aan
het Internationaal Strafhof tegenhouden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma, Van Helvert,
Voordewind, Van Ojik, Van der Staaij en Karabulut.
Zij krijgt nr. 254 (32735).
De heer Sjoerdsma (D66):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Voordewind.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Omwille van de tijd heb ik twee moties die ik meteen ga
voorlezen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de gelijke rechten voor lhbti's en de vrijheid van
godsdienst en levensovertuiging speerpunten zijn van het Nederlandse
mensenrechtenbeleid;
overwegende dat Nederland de doodstraf in alle gevallen afkeurt;
verzoekt de regering het initiatief te nemen tot een internationale
campagne en het vormen van een coalitie om de doodstraf op afvalligheid,
niet-gelovig zijn, bekering tot een ander geloof en op homoseksualiteit,
alsook de strafbaarstelling hiervan in het algemeen, in zowel praktijk
als in wetgeving tegen te gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Sjoerdsma, Van Ojik,
Van Helvert, Koopmans en Karabulut.
Zij krijgt nr. 255 (32735).
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel. De tweede motie luidt als volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in ruim 70 landen blasfemie op een of andere wijze
strafbaar is gesteld en dat in veel van deze landen de wetgeving wordt
misbruikt om religieuze minderheden te onderdrukken;
overwegende dat het Nederlandse mensenrechtenbeleid vrijheid van
godsdienst en levensovertuiging als speerpunt heeft;
verzoekt de regering in haar mensenrechtenbeleid versterkte aandacht te
geven aan de wereldwijde afschaffing van blasfemiewetten en hiervoor in
Europees en VN-verband steun te vergaren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Sjoerdsma, Van
Helvert, Van der Staaij en Koopmans.
Zij krijgt nr. 256 (32735).
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Voordewind. De heer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Ik wil de minister danken voor de beantwoording
en mij beperken tot één motie, en een opmerking, dan wel vraag.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland wel projecten financiert op het gebied van
de vrijheid van religie en levensovertuiging in Egypte en Pakistan, maar
niet in andere landen in het Midden-Oosten waar de godsdienstvrijheid
onder druk staat, zoals Irak, Syrië, Iran en Saudi-Arabië;
overwegende dat het hierbij gaat om zowel de bescherming van gelovigen
als van niet-gelovigen tegen de inperking van hun vrijheid;
verzoekt de regering proactief naar mogelijkheden te zoeken om vanuit
het Mensenrechtenfonds ook in andere landen in het Midden-Oosten
projecten ter bevordering van de vrijheid van religie en
levensovertuiging te ondersteunen, en de Kamer hierover voor de
behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Voordewind en
Van Helvert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 257 (32735).
De heer Van der Staaij (SGP):
Dan nog een opmerking over het gesprek van de dag: de kwestie van het
gesprek van onze koningin met de Saudische kroonprins. Ik heb goed naar
de minister geluisterd. Ik vind het een verdedigbare keuze die gemaakt
is. Tegelijkertijd blijft het vragen oproepen of er niet meer
mogelijkheden zijn om de kans dat de koningin in politiek vaarwater
belandt, te verkleinen. De motie gaat met het beter borgen wel weer een
stap verder, maar ik ben wel benieuwd of de minister deze mogelijkheden
verder zou willen bezien.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer De Roon.
De heer De Roon (PVV):
Dank u, voorzitter. Eerst nog even over Máxima en Bin Salman. De
minister probeert de functies van Máxima te scheiden door te zeggen dat
ze VN-gezant is én koningin; als we dat functioneren als koningin gaan
vermengen met het verhaal van de VN-gezant, dan wordt het een slechte
situatie. Hij houdt het daarom gescheiden. Ik zeg via u, voorzitter,
tegen de minister dat je dat niet kúnt scheiden. Waarom niet? Omdat
mevrouw Máxima VN-gezant is geworden en is gebleven, omdat ze eerst
prinses der Nederlanden was en daarna koningin der Nederlanden. Dat is
de reden dat zij die functie heeft. Het is ook logisch, want met die
titel gaan alle deuren voor haar open, zelfs die van Bin Salman, die dan
met graagte zegt: laten we het in een openbare sessie doen. Zo geslepen
is hij wel, want zo komt er een mooie foto. Daarmee is even de aandacht
afgeleid van alle ellende die Bin Salman over zich heen krijgt. Ik ben
van mening dat de minister echt verkeerde keuzes maakt. Ik ga de motie
die hierover is ingediend natuurlijk goed bestuderen. Maar ik vind echt
dat de regering hier voorzichtiger en terughoudender mee moet omgaan in
de toekomst.
Dan de uitspraak van de minister dat hij eigenlijk niet kan aangeven wat
het effect is in de zin van verbetering van de mensenrechten van die 158
miljoen die aan subsidies is uitgedeeld. Dat is een eerlijk antwoord,
maar het is natuurlijk ook een onbevredigend antwoord, want dat betekent
in wezen dat de minister zegt: ik heb 158 miljoen uitgegeven omdat ik er
een goed gevoel bij heb en ik hoop er qua effecten verder maar het beste
van. Zo kunnen we toch niet werken? Dat is dus de reden waarom ik de
minister nu vraag om de gegevens die ik heb gevraagd over al die
projecten — allemaal, van alle zestien pagina's — gewoon op papier aan
de Kamer te leveren. De minister heeft gezegd dat hij bereid is om dat
te doen met de vertrouwelijke rapporten, de vertrouwelijke projecten. Ik
wil dat hij dat voor alle projecten doet: waar is het geld aan
uitgegeven, wat is dat voor project, wie heeft het geld gekregen en is
er in ieder geval enig tastbaar resultaat van elk project? De minister
zegt dat hij dat wil doen als de commissie daarom vraagt. Ik weet niet
of de commissie daarom vraagt, maar ik vraag daar nu om als Kamerlid en
ik heb gewoon recht op informatievoorziening door de minister. Ik vraag
hem dus om toe te zeggen dat hij dat gaat doen.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Karabulut.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter, allereerst twee moties voor rechtvaardigheid voor de weduwen
en kinderen van door Nederland geëxecuteerde Indonesiërs.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een civielrechtelijke regeling is getroffen voor
weduwen van door Nederland geëxecuteerde Indonesiërs;
overwegende dat deze regeling later dit jaar afloopt;
verzoekt de regering de civielrechtelijke regeling opnieuw te
verlengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut en Van Ojik. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 258 (32735).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een civielrechtelijke regeling is getroffen voor
weduwen van door Nederland geëxecuteerde Indonesiërs;
overwegende dat deze regeling niet geldt voor kinderen van
geëxecuteerden;
verzoekt de regering de civielrechtelijke regeling uit te breiden zodat
ook kinderen zich hierop kunnen beroepen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 259 (32735).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de speciale VN-rapporteur voor buitengerechtelijke
executies stelt dat er overtuigend bewijs is dat de kroonprins van
Saudi-Arabië, Mohammed bin Salman, en andere Saudische
hoogwaardigheidsbekleders verantwoordelijk zijn voor de moord op de
journalist Jamal Khashoggi;
constaterende dat de VN-rapporteur concludeert dat de Saudische en
Turkse onderzoeken naar de moord niet voldoen aan de internationale
standaarden;
verzoekt de regering zich in internationaal verband hard te maken voor
nieuw onafhankelijk onderzoek naar de moord, zoals aanbevolen in het
rapport van de VN-rapporteur,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut en Van Ojik. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 260 (32735).
Mevrouw Karabulut (SP):
Als laatste hierover: de uitleg en de verdediging van de minister zijn
niet goed. De minister en de minister-president hebben een kapitale fout
gemaakt door niet voor dit gesprek tussen koningin Máxima en Mohammed
bin Salman te gaan liggen. De minister zegt: wij wilden niet dat zij
politiek betrokken zou worden. Het resultaat is dat ze onderwerp is van
politieke discussie. De minister zegt: wij wilden niet dat de koningin
hiermee in gevaar zou komen en dat haar rol als VN-rapporteur ter
discussie zou worden gesteld. Volgens mij heeft de minister die
discussie geopend.
Tot slot: wat ik nog het meest treurige van alles vind, is dat hiermee
een podium is gegeven aan deze prins, Mohammed bin Salman, die
verantwoordelijk is voor het op alle mogelijke manieren schenden van de
internationale rechtsorde, die kinderen in Jemen vermoordt, die met zijn
staat verantwoordelijk is voor de gruwelijke moord op Khashoggi en die
ook vrouwenrechtenactivisten in het gevang gooit omdat zij meer en
betere rechten willen. Dit is onacceptabel. Ik had gewild dat de
minister dat hier ruiterlijk zou toegeven en dat de minister-president
had gezegd: dit gaan we zo niet meer doen. Maar zij blijven halsstarrig
volhouden.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, wilt u afronden?
Mevrouw Karabulut (SP):
Dat doet mij twijfelen aan de inzet van het kabinet op het
mensenrechtenbeleid.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Helvert.
De heer Van Helvert (CDA):
Mevrouw de voorzitter. Omdat de minister in eerste instantie niet is
ingegaan op mijn vragen over Zuid-Afrika, heb ik daarover twee moties.
Ik hoop dat u mij toestaat om, indien nodig, nog een interruptie te
plaatsen tijdens het betoog van de minister. Ik dien in totaal drie
moties in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in Zuid-Afrika in de afgelopen twintig jaar duizenden
blanke boeren zijn vermoord;
constaterende dat in diezelfde periode tienduizenden blanke boeren
Zuid-Afrika ontvlucht zijn, waardoor de Zuid-Afrikaanse boerenpopulatie
met ongeveer de helft gedaald is tot 30.000 boeren;
constaterende dat het aantal aanvallen op boerderijen in Zuid-Afrika ten
opzichte van 2015 fors gestegen is;
constaterende dat de Zuid-Afrikaanse regering bovendien de blanke boeren
dreigt met landonteigening zonder compensatie;
verzoekt de regering te pleiten voor internationaal onderzoek naar de
aanvallen op blanke boeren in Zuid-Afrika,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Helvert en Van der Staaij.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 261 (32735).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering en de meerderheid van het parlement in
Zuid-Afrika over willen gaan tot landonteigening van blanke boeren
zonder compensatie en daartoe een grondwetswijziging die daartoe in
voorbereiding is, niet eens nodig achten;
constaterende dat zowel de Universele Verklaring van de Rechten van de
Mens als het Afrikaans Handvest voor de Mensenrechten willekeurige
ontneming van eigendom verbieden en al helemaal op basis van
huidskleur;
verzoekt de regering, bilateraal en in internationale fora, duidelijk
stelling te nemen dat de voorgenomen landonteigening van blanke boeren
in Zuid-Afrika, zonder compensatie, in strijd is met de mensenrechten,
en druk uit te oefenen op Zuid-Afrika om ervan af te zien,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Helvert en Van der Staaij.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 262 (32735).
De heer Van Helvert (CDA):
Tot slot, om onduidelijkheid te voorkomen rond het onderwerp, wil ik
uitspreken dat de internationale inspanningen van onze koningin zeer
worden gewaardeerd en dat wij als Kamer van mening zijn dat zij dit moet
blijven doen. Daarom heb ik de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
spreekt uit dat de internationale inspanningen van de Koningin zeer
worden gewaardeerd;
roept het kabinet op om ervoor zorg te dragen dat zij dit kan blijven
doen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Helvert en Koopmans. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 263 (32735).
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik wil de heer Van Helvert vragen wat dit met mensenrechten te maken
heeft.
De heer Van Helvert (CDA):
Dat is een heel goede vraag. Wij hadden hier vandaag eigenlijk de nota
mensenrechten op de agenda staan. Hoewel ik dat in mijn inbreng in
eerste instantie niet heb genoemd — ik sprak over alle
mensenrechtenschendingen over de hele wereld — vroeg de heer Van Ojik
mij wat ik vond van de situatie van onze koningin en die kroonprins.
Daarover is hier een hele discussie ontstaan. Ik heb nog niet helemaal
helder wat alle moties nu precies betekenen en waar ik voor of tegen zou
kunnen stemmen. Om te voorkomen dat ik in de Kamer niet de mogelijkheid
heb om precies te zeggen wat ik ervan vind — namelijk dat ik zeer
waardeer wat de koningin doet en dat ik vind dat het kabinet moet zorgen
dat zij dit kan blijven doen — heb ik ervoor gekozen om een eigen motie
over deze kwestie in te dienen. Ik kan op dit moment namelijk niet
inschatten of al die andere moties over dit onderwerp, net als een
aantal ideeën en uitspraken over dit onderwerp die ik zag passeren,
hetzelfde zeggen. Mocht blijken dat wij moties beter kunnen samenvoegen,
of dat wij een nieuwe en betere motie kunnen indienen, dan kunnen wij
dat altijd doen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dat valt altijd te proberen, maar die kans lijkt mij klein, want alle
moties gaan juist over het effect van het gesprek op de positie van de
kroonprins, die verantwoordelijk is voor de moord op Khashoggi. Vandaar
mijn vraag. Maar ik begrijp dat de heer Van Helvert eigenlijk zegt dat
het niets met mensenrechten te maken heeft. Hij is uiteraard vrij om
elke motie in te dienen die hij wil indienen, maar het was meer mijn
nieuwsgierigheid.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik vind de motie sympathiek, maar ik vraag de heer Van Helvert welke
actie precies van de regering verlangd wordt. Valt daar ook onder, wat
ik in mijn interruptie suggereerde, te onderzoeken of de kans dat er
vermenging met politieke kwesties plaatsvindt verder kan worden
verkleind? Valt het onderzoeken daarvan daaronder?
De heer Van Helvert (CDA):
Ik vind dit een goede vraag. Omdat het zo nauw luistert, vind ik het
heel lastig om in korte tijd alle moties te beoordelen en precies te
bepalen wat nu de goede en juiste woorden zijn. Ik wil niet dat de
koningin in een kwetsbare positie wordt gebracht. Daarom kies ik er nu
dus even voor om een motie te nemen die precies mijn eigen gevoel en
eigen woorden verwoorden. Ik heb al gezegd, ook net in de beantwoording
richting de heer Van Ojik, dat ik bereid ben om na deze vergadering te
kijken of we tot iets gezamenlijks kunnen komen, maar ik wil niet in de
situatie komen dat ik alleen maar tegen andermans moties mag stemmen en
niet kan zeggen wat ik er zelf van vind.
De voorzitter:
Iedereen wil hier nu iets over zeggen, maar ik zou het hierbij willen
laten en u willen vragen of u de indiening van deze motie in voldoende
mate ondersteunt. Dat is het geval. Dan maakt deze onderdeel uit van de
beraadslaging. We wachten de reactie van de minister zo meteen af.
Dan zijn we hiermee aan het einde aan de termijn van de kant van de
Kamer. Ik kijk naar de minister. U heeft nog niet alle moties. Dan
wachten we even.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister.
Minister Blok:
Dank u wel, voorzitter. Ik zal ingaan op de ingediende moties en nog
enkele gestelde vragen. De eerste motie op stuk nr. 248 van de heer
Koopmans, die breed ondertekend is, verzoekt de regering te onderzoeken
of het een realistische mogelijkheid is om een dergelijke zaak — de zaak
Myanmar voor het Internationaal Gerechtshof — met voldoende
gelijkgestemde landen aan te brengen bij het Internationaal Gerechtshof.
Dat doe ik graag, dus ik laat deze motie aan het oordeel van de
Kamer.
De motie-Van Ojik/Sjoerdsma op stuk nr. 249 verzoekt de regering in
EU-verband met spoed te werken aan een geloofwaardig pakket maatregelen
waardoor wordt onderstreept dat deze moorddadige praktijk volstrekt
onacceptabel is en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren.
Deze gaat over de moord op de heer Khashoggi. Een oproep om dat in
EU-verband te doen, is in lijn met mijn inzet. Ook deze motie laat ik
graag aan het oordeel van de Kamer.
De derde motie op stuk nr. 250 van de heer Van Ojik samen met mevrouw
Karabulut verzoekt de regering de aanbevelingen ter versterking van de
rol van de VN in het tegengaan van straffeloosheid te ondersteunen en in
VN-verband de instelling van deze instrumenten te agenderen. Ook deze
motie is in lijn met de regeringsinzet en het oordeel laat ik dus aan de
Kamer.
De motie-Van Ojik/Ploumen op stuk nr. 251 verzoekt de regering te
onderzoeken of er specifiek beleid kan worden ontwikkeld om vrouwelijke
journalisten te beschermen en weerbaar te maken tegen online
bedreigingen. Zoals de Kamer weet is de positie van journalisten
speerpunt van het regeringsbeleid en hebben wij geen onderzoek nodig om
dat speerpunt ook invulling te geven. De motie is wat mij betreft
overbodig. Volgens mij betekent dat in Kamerterminologie dat ik haar om
die reden moet ontraden, dus niet omdat we dat niet willen doen, maar
omdat we het al doen.
De motie op stuk nr. 252 van de heer Van Ojik en mevrouw Karabulut
verzoekt de regering bij vernieuwing van het Nationaal Actieplan
bedrijfsleven en mensenrechten extra maatregelen te nemen zodat de
verantwoordelijkheid van bedrijven voor het naleven van mensenrechten
wordt gewaarborgd. Zoals de heer Van Ojik al voorspelde wil ik hierover
kunnen overleggen met collega Kaag. Ik ga mijn best doen dat deze week
te doen. Ik weet niet helemaal of zij nu de wereld rondvliegt, maar u
krijgt van mij een schriftelijke reactie. Ik verzoek u de motie aan te
houden.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik stel het zeer op prijs dat de minister dit toezegt. Ik hoop dat het
deze week lukt en zo niet, dan ga ik de motie aanhouden zodat we de
reactie van de minister kunnen afwachten.
Minister Blok:
Dan een motie op stuk nr. 253 van de heer Sjoerdsma en de heer Van Ojik.
De motie verzoekt de regering de politieke verantwoordelijkheid voor het
inschatten en voorkomen van risico's met betrekking tot nevenfuncties
van leden van het Koninklijk Huis beter te borgen en de Kamer hierover
te informeren. Dit naar aanleiding van het gesprek tussen de koningin en
de kroonprins van Saudi-Arabië. Ik heb aangegeven dat dat gesprek onder
mijn ministeriële verantwoordelijkheid heeft plaatsgevonden binnen de
kaders die de regering daarvoor gesteld heeft. Ik deel niet de eerste
constatering dat dat tot terechte kritiek heeft geleid. Ik deel ook niet
dat er vervolgens een andere of betere borging plaats moet vinden. Deze
motie ontraad ik.
Dan de volgende motie op stuk nr. 254 van de heer Sjoerdsma met
betrekking tot Sudan. Deze verzoekt de regering binnen de EU te pleiten
voor persoonsgerichte sancties tegen sleutelpersonen van het Sudanese
leger, die vrije verkiezingen blokkeren en uitlevering van Al-Bashir aan
het Internationaal Strafhof tegenhouden. Ik heb een kanttekening over de
volgorde. De Afrikaanse Unie is nu in gesprek met het bewind in Sudan.
Ik heb de Kamer eerder verteld dat ik kortgeleden hierover contact heb
gehad met de Afrikaanse Unie. Mocht dat niet tot het gewenste resultaat
leiden, wil ik de inzet van deze motie graag doen. Met die
tijdsaantekening laat ik haar aan het oordeel van de Kamer.
Dan de motie van de heer Voordewind samen met een groot aantal
ondertekenaars: "verzoekt de regering het initiatief te nemen tot een
internationale campagne en het vormen van een coalitie om de doodstraf
op afvalligheid, niet-gelovig zijn, bekering tot een ander geloof, en op
homoseksualiteit, alsook de strafbaarstelling hiervan in het algemeen,
in zowel praktijk als in wetgeving tegen te gaan". Het tegengaan van het
toepassen van de doodstraf in het algemeen en van vervolging op grond
van seksuele geaardheid, religie of juist het niet hebben van een
religie of het kiezen voor een andere religie behoren tot de speerpunten
van de Nederlandse inzet, dus deze motie laat ik graag aan het oordeel
van de Kamer.
De volgende motie van de heer Voordewind, ook met een groot aantal
ondertekenaars: "verzoekt de regering in haar mensenrechtenbeleid
versterkte aandacht te geven aan de wereldwijde afschaffing van
blasfemiewetten en hiervoor in Europees en VN-verband steun te
vergaren". In lijn met wat ik over de vorige motie heb aangegeven, hoort
dit tot de speerpunten van het regeringsbeleid, dus laat ik deze motie
graag aan het oordeel van de Kamer.
De heer Van der Staaij was zo goed mij daar niet nog een keer naar te
vragen, maar hij had van mij nog antwoorden tegoed in relatie tot de
situatie in Nigeria. Hij vroeg naar het conflict tussen de
Fulani-herders en de christelijke boeren. Dit conflict is niet primair
een religieus conflict, maar heeft ook religieuze karakteristieken. Ik
heb tijdens mijn bezoek aan Nigeria ook aandacht gevraagd voor het
aanpakken van de oorzaken van het conflict en het conflict zelf. Dat
heeft dus onze aandacht.
Hetzelfde geldt met betrekking tot Nigeria voor de laatste vrouwen die
nog in handen zijn van Boko Haram. Nederland is actief bij de
hulpverlening aan de slachtoffers. Dus degenen die zijn teruggekeerd
krijgen ook met Nederlandse steun psychosociale hulpverlening. Ook
hiervoor heb ik zelf aandacht, en vragen mijn mensen aandacht, voor
zolang het nodig is.
De heer Van der Staaij heeft in eerste termijn ook gevraagd naar de
selectieve abortus op ongeboren meisjes. Gelijke rechten voor mannen en
vrouwen, jongens en meisjes zijn cruciaal in het Nederlands beleid, dus
wij steunen, ook financieel, het werk van de VN-organisaties die dit aan
de orde stellen, in het bijzonder UNICEF en UNFPA. Langs die lijn
steunen we ook bewustwordingscampagnes om een eind te maken aan deze
praktijk.
De heer Van der Staaij heeft samen met de heer Voordewind en de heer Van
Helvert een motie ingediend die de regering verzoekt proactief naar
mogelijkheden te zoeken om vanuit het Mensenrechtenfonds ook in andere
landen in het Midden-Oosten projecten ter bevordering van de vrijheid
van religie en levensovertuiging te ondersteunen. Ik heb al aangegeven
dat posten hierin een hoge mate van vrijheid hebben, dus dat ik gewoon
niet het overzicht heb. Maar de oproep die de heer Van der Staaij in
zijn motie doet, is in lijn met onze inzet op godsdienstvrijheid, dus
laat ik de motie graag aan het oordeel van de Kamer over.
De heer De Roon vroeg ook in tweede termijn naar informatie over
projecten. De Kamer krijgt alle informatie waar ze om vraagt. Ik gaf al
aan: als u in de vragenrondes over begroting of verantwoording aangeeft
over welke projecten u informatie wil hebben, dan krijgt u die. Als dat
alleen vertrouwelijk kan, krijgt u die ook. Mijn uitnodiging is heel
simpel: geeft u helder aan over welke projecten het gaat.
De voorzitter:
Meneer De Roon heeft een vraag.
De heer De Roon (PVV):
Heel kort. Ik wil informatie over alle projecten die staan vermeld op
die zestien pagina's aan het slot van de Mensenrechtenrapportage 2018;
allemaal.
Minister Blok:
Dit heeft een hoog karakter van werkverschaffing. Als de Kamer het per
se wil, dan doen we ook mee aan werkverschaffing, maar het helpt echt
wel als we dat met gerichtere vragen doen. Die oproep wil ik wel aan de
Kamer doen. Ambtenaren werken zich een slag in de rondte. Het belang van
heldere informatievoorziening aan de Kamer staat mij helder voor de
geest, maar ik heb enige twijfel of goede informatievoorziening nou
gediend is met het ongericht naar de Kamer sturen van alle verslagen
over alle projecten.
De voorzitter:
De heer De Roon, in tweede instantie.
De heer De Roon (PVV):
Die vraag staat helemaal niet ter beantwoording aan de minister. Een
Kamerlid vraagt om informatie, en de minister moet die gewoon geven. En
of de rest van de Kamer die informatie wel of niet zinvol vindt, doet
ook niet ter zake.
Minister Blok:
Dan ga ik mij buigen over een praktische manier om dit te doen. Daar wil
ik echt met mijn mensen over praten. Als dat op de een of andere manier
digitaal ter inzage gegeven kan worden, kan ik me daar iets bij
voorstellen, maar als we hier pallets vol papieren naar elkaar gaan
sturen die fysiek niet eens te lezen zijn, hoort daar ook de reële vraag
bij of dat werkbaar is.
De voorzitter:
Meneer Koopmans heeft nog een vraag.
De heer Koopmans (VVD):
Ik weet niet of het een vraag is of een punt van orde, maar vergeef mij,
ik denk dat wij in dit huis door de decennia heen ook wel een vorm van
praktisch staatsrecht hebben ontwikkeld. Natuurlijk staat het Kamerleden
vrij om alle informatie te vragen en moeten wij de regering controleren.
Ik heb op dit moment niet de principes bij de hand, maar ik ben ervan
overtuigd dat wij als Kamerleden niet op legitieme wijze alle informatie
die de regering op alle mogelijke elementen heeft op zo'n manier kunnen
vragen. Ik zou wel willen voorstellen dat we, als we gerichte verzoeken
doen, dat dan ook even collectief afspreken. Ik stel ook voor dat we de
minister de kans geven om er even naar te kijken, maar dat we ook zelf
te rade gaan hoe dit staatsrechtelijk allemaal in elkaar zit. Want ja,
we willen alle informatie kunnen hebben, maar er is wel een soort
staatsrechtelijke grens van de redelijkheid en de praktische
mogelijkheid.
De voorzitter:
Wil meneer Van der Staaij daar nog iets over zeggen?
De heer Van der Staaij (SGP):
Als we een rondje voor punten van orde gaan doen, dan hecht ik eraan om
in ieder geval aan te geven dat ik de heer De Roon wel steun als hij
zegt dat het ook een individueel recht is, uit artikel 68 van de
Grondwet, om informatie te vragen, maar dat er natuurlijk ook
gediscussieerd kan worden over de opportuniteit van de vorm waarin je
dat doet. Dus misschien kunnen we elkaar daarin vinden.
Minister Blok:
Ik wil graag een brief over dit onderwerp componeren en ik wil ook echt
kijken welk deel digitaal toegankelijk is en dat voor u schetsen. Dan
hoop ik dat we elkaar daarin kunnen vinden.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Blok:
Dan zijn er twee moties van mevrouw Karabulut over de regelingen voor
weduwen en kinderen die slachtoffer zijn van het Nederlandse optreden op
Sulawesi. Ik weet dat er een brief in de maak is over dit onderwerp, die
ik hoop deze week aan de Kamer te sturen. Ik wilde eigenlijk aan mevrouw
Karabulut vragen om mij even de gelegenheid te geven om die brief af te
maken, en om de moties dus even aan te houden.
Mevrouw Karabulut (SP):
Maar omdat de tijd dringt, zou ik deze moties wel voor het zomerreces in
stemming willen brengen. Dat betekent donderdag, dus als de minister kan
toezeggen dat de brief op tijd komt, dan ben ik bereid ze even aan te
houden.
Minister Blok:
Ik ga mijn best doen. Ik moet het even afstemmen met de minister van
Defensie, maar ik vind het wel zuiver om mee te geven dat ik net gehoord
heb dat er een brief aan zit te komen die specifiek hier betrekking op
heeft. Vandaar dat ik uw aandacht erop vestig en mijn best ga doen om
die voor donderdag uw kant op te sturen.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik ben in ieder geval blij te horen dat het antwoord niet is "ze zijn te
laat", en ik hoop dan op goed nieuws in die brief. Dus ik houd ze even
aan, waarbij ik ze wel donderdag in stemming wil brengen.
De voorzitter:
Maar ik ga ervan uit dat de minister dan ook met een oordeel over de
moties komt.
Minister Blok:
Dat doen we dan met dezelfde brief.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Karabulut stel ik voor haar moties (32735, nrs.
258 en 259) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Blok:
Dan ga ik in op de motie van mevrouw Karabulut en de heer Van Ojik over
de moord op de heer Khashoggi. Die verzoekt de regering zich in
internationaal verband hard te maken voor nieuw onderzoek naar de moord,
zoals aanbevolen in het rapport van de VN-rapporteur. Ik heb aangegeven
dat dit ook de inzet van de Nederlandse regering is, zoals we juist vaak
hebben gedaan. Het oordeel over deze motie laat ik graag aan de
Kamer.
De heer Van Helvert heeft over de positie van blanke boeren in
Zuid-Afrika twee moties ingediend. De eerste verzoekt de regering te
pleiten voor een internationaal onderzoek naar de aanvallen op blanke
boeren in Zuid-Afrika. Ik ken, en kijk ook met zorg naar, de berichten
over de aanvallen op blanke boeren. Overigens gebeurt dit in een
samenleving waarin überhaupt sprake is van veel en vaak zeer grof
geweld. Onderzoek naar geweld in een land is primair de taak van de
eigen justitie en het parlement dat daarop toeziet. Dus deze motie moet
ik in deze vorm ontraden.
De tweede motie gaat in op de wet die in behandeling is in het
Zuid-Afrikaanse parlement, die gaat over onteigening zonder compensatie.
Als die wet zou worden aangenomen, dan raakt die aan een mensenrecht,
het recht op eigendom. Dus het oordeel over de oproep in de motie, die
de regering verzoekt bilateraal en in internationale fora duidelijk
stelling te nemen dat de voorgenomen landonteigening zonder compensatie
in strijd is met de mensenrechten, en druk uit te oefenen op Zuid-Afrika
om ervan af te zien, laat ik graag aan de Kamer.
De voorzitter:
Meneer Van Helvert, u had nog iets over de motie op stuk nr. 261.
De heer Van Helvert (CDA):
Ja. In antwoord op mijn pleidooi voor een internationaal onderzoek naar
de aanvallen op blanke boeren zei de minister dat justitie dat daar zelf
moet doen. Het punt is juist, en dat heb ik ook in mijn betoog gezegd,
dat het daar niet gebeurt en dat ook de overheid het gewoon toelaat dat
de helft van de populatie van de boeren gewoon weg is, van de blanke
boeren welteverstaan. Internationaal zie je dat landen steeds meer
zeggen: zullen we daar toch niet internationaal onderzoek naar doen? Ook
bijvoorbeeld de Verenigde Staten hebben dat aangegeven. Mijn pleidooi
was, zeker omdat er ook Nederlandse boeren of boeren van Nederlandse
komaf bij zijn betrokken, om ons bij dat pleidooi aan te sluiten. Ik
denk dat het een goede zaak is als we internationaal, bijvoorbeeld via
de VN, eens van buitenaf kijken of de situatie in Zuid-Afrika niet
zodanig ernstig is dat het eigen land het blijkbaar niet meer alleen
afkan.
Minister Blok:
Ik deel de analyse van de heer Van Helvert dat er sprake is van zeer
zorgelijk geweld, overigens in een samenleving waar breder sprake is van
zeer veel geweld, ook gericht tegen anderen dan blanke boeren. Het
onderzoeken en aanpakken van geweld is primair een taak van de eigen
justitie en rechterlijke macht, gecontroleerd door het parlement. Als
Nederland pleit voor een internationaal onderzoek, geven we daarmee aan
dat we zeer ernstige twijfels hebben over het vermogen van de eigen
democratie en rechtsstaat om dat onderzoek te doen. Dat vind ik op dit
moment niet aan de orde. Dat is anders dan uw tweede motie. Ik ben met u
van mening dat er, als er zonder vergoeding onteigend wordt,
onmiddellijk sprake is van een schending van een fundamenteel
mensenrecht. Daarom ontraad ik de eerste motie en laat ik het oordeel
over de tweede aan de Kamer.
Dan ben ik bij de laatste motie, van de heer Van Helvert en de heer
Koopmans. Die gaat in op het gesprek dat koningin Máxima gevoerd heeft
en spreekt uit dat de internationale inspanningen van de koningin zeer
worden gewaardeerd en roept het kabinet op ervoor zorg te dragen dat ze
dit kan blijven doen en gaat over tot de orde van de dag. Dit is
helemaal in lijn met de kabinetsinzet. Deze motie laat ik graag aan het
oordeel van de Kamer.
Dan hoop ik hiermee de resterende vragen beantwoord te hebben.
De voorzitter:
Dan dank ik u hartelijk. Mevrouw Karabulut, nog een nabrander?
Mevrouw Karabulut (SP):
Ja. Er ontstond enige opwinding omdat de minister in dezen positief
adviseerde omdat het beleid al uitgevoerd werd, maar een motie van de
heer Van Ojik werd ontraden omdat het beleid werd uitgevoerd. Het kwam
op mij een beetje over als meten met twee maten. Dat wilde ik met jullie
delen.
De voorzitter:
Ik kijk maar even naar de heer Van Ojik of hij de minister daar nog over
wil bevragen. Het kan nu nog net even.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik denk dat mevrouw Karabulut een terechte opmerking maakt. Het is niet
altijd consistent. Dat is eerlijk gezegd niet alleen vanavond. Het is
niet altijd consistent. Als een motie in lijn is met het kabinetsbeleid,
dan volgt er soms een advies "overbodig, dus ontraden" en soms volgt er
een advies "oordeel Kamer". Volgens mij weet iedereen dat hier. Ik heb
daar al een klein beetje mee leren leven, maar ik vind het heel goed dat
mevrouw Karabulut er nog eens op wijst.
Minister Blok:
Mevrouw Karabulut is inderdaad wel consistent in het aan de orde stellen
van het feit dat zij het, als ik een motie ontraad waar zij het mee
eens, niet consistent vindt met het feit dat er ook moties zijn die ik
niet ontraad. Een wezenlijk verschil is hier dat de heer Van Ojik mij
vraagt om een onderzoek te laten doen. Dan moet ik weer kijken naar mijn
zwaar belaste ambtenaren die hier met volle inzet, maar met bezweet
voorhoofd zitten. Ik gaf aan dat het een onderzoek is op een terrein
waarop wij het met elkaar eens zijn en wat de regering al een speerpunt
vindt, namelijk het beschermen van journalisten, ook van vrouwelijke
journalisten. Dat is wezenlijk iets anders dan de motie van de heer Van
Helvert die mij niet vraagt om ambtenaren of anderen extra werk te laten
doen. Daarom meen ik, als er al een inconsistentie is, dat die dan wel
heel goed onderbouwd is.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik denk dat het terecht is dat de minister dat nu zegt en ik snap dat
ook. Ik zal de motie aanpassen op het punt van het onderzoek en ik zal
laten staan de oproep om vrouwelijke journalisten te beschermen. Ik zal
dat uiteraard in overleg doen met mevrouw Ploumen, maar ik begrijp nu
iets beter dan net waarom de minister de motie overbodig vond.
De voorzitter:
Het gaat dan om de motie op stuk nr. 251. Ik kijk dan toch even naar de
minister wat zijn reactie is als die aanpassing wordt gedaan.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Zal ik het nieuwe dictum dan maar meteen voorlezen, voorzitter?
De voorzitter:
Dat lijkt mij goed.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik kan nu niet eerst met mevrouw Ploumen bellen maar zij zal het mij
vergeven. Het dictum luidt nu aldus: verzoekt de regering specifiek
beleid te ontwikkelen om vrouwelijke journalisten te beschermen en
weerbaar te maken tegen onlinebedreigingen.
Minister Blok:
Dat is constructief, dus dan wijzig ik mijn reactie in oordeel
Kamer.
De voorzitter:
De motie-Van Ojik/Ploumen (32735, nr. 251) is in die zin gewijzigd dat
zij thans luidt:
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat vrouwelijke journalisten als gevolg van persoonsgerichte
seksistische en seksuele (online)bedreigingen zich niet meer durven
uiten, onderwerpen gaan vermijden of zelfs besluiten te stoppen;
constaterende dat in het mensrechtenbeleid de veiligheid van
journalisten prioritair is;
verzoekt de regering specifiek beleid te ontwikkelen om vrouwelijke
journalisten te beschermen en weerbaar te maken tegen
onlinebedreigingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. ??, was nr. 251 (32735).
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik heb nog een vraag over de motie op stuk nr. 263 van de heren Van
Helvert en Koopmans. Daarin wordt het kabinet opgeroepen er zorg voor te
dragen dat zij dit kan blijven doen. Wat betekent dat volgens de
minister? Is hij ook bereid om nog te bezien of er nog mogelijkheden
zijn om risico's of politieke vermenging nog verder te verkleinen?
Minister Blok:
Nee, ik heb ook goed geluisterd naar de toelichting die de heer Van
Helvert in reactie op een soortgelijke vraag gaf. Ik heb omstandig
aangegeven dat het ging om een gesprek dat paste binnen de kaders zoals
we die als regering gesteld hebben bij de activiteiten van de koningin,
waarbij we van tevoren ingeschat hebben dat dit contacten op zou leveren
met regeringsvertegenwoordigers van landen waar de mensenrechten niet op
orde zijn. Dus ik lees de motie niet als een oproep om nieuwe kaders te
maken of om nieuw beleid te ontwikkelen maar als een aanmoediging om de
koningin actief te laten zijn in haar belangrijke werk.
De heer Van der Staaij (SGP):
Zeker, zo lees ik de motie ook, maar het gaat mij niet om deze situatie
alleen. Er kunnen ook andere situaties zijn waarbij je geen vaste
gewoonte heb om het bijvoorbeeld op de G20 aan de orde te stellen maar
dat het normaal gesproken ook eerder of later kan zijn, zodat je iets
meer speelruimte hebt. Zou ook nagedacht kunnen worden over dat soort
overwegingen? Of zegt de minister: nee, alles wat we nu doen, blijven we
zo blind doen en we denken niet na over deze situatie en over wat er in
de toekomst wellicht beter kan?
Minister Blok:
De heer Van der Staaij noemt weer een aantal voorbeelden rond deze
specifieke situatie die we ook bediscussieerd hebben. Ik heb aangegeven
waarom het kiezen voor een ander tijdstip of moment meteen heel politiek
zou zijn, gezien het feit dat de G20-top plaatsvond in de aanwezigheid
van heel veel landen en er dus sprake was van een heel consistente
beleidslijn. Dan vind ik het niet logisch om te zeggen: we gaan er toch
nog eens over nadenken. Ik heb omstandig aangegeven waarom het kabinet
dat op grond hiervan niet aan de orde vindt. Ik kan ook niet in zijn
algemeenheid inschatten of er nieuwe functies aan de orde zullen zijn,
waarbij we nieuwe afwegingen moeten maken. Maar goed, dat zal nooit in
stilte plaatsvinden, want het accepteren van dit soort functies vindt in
de openbaarheid plaats. De motie leg ik dan ook uit zoals ik die ook
door de heer Van Helvert heb horen uitleggen, namelijk als aanmoediging
om de koningin haar nuttige werk te laten doen.
De voorzitter:
Dank aan de minister voor zijn beantwoording. Er waren een aantal
toezeggingen maar die heeft u allemaal in moties vervat, zodat ik die
hier niet hoef te noemen. Ik meld nog wel de volgende toezegging:
De minister zal de Kamer informeren over de mensenrechtenprojecten die vanuit het ministerie worden gefinancierd op een praktische wijze. Hij zal de Kamer informeren over hoe hij dat voor zich ziet.
Ik dank iedereen op de publieke tribune die het in de warmte heeft uitgehouden. Uiteraard ook dank aan de minister en zijn ondersteuning, evenals de collega's. Ik wens u een goede avond.
Sluiting 21.54 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 49 (2018-2019) van 1 juli 2019 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |