[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de toekomst van rekenen in het vo en mbo

Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2019D30139, datum: 2019-07-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31332-100).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31332 -100 Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen.

Onderdeel van zaak 2019Z14744:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

31 332 Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen

Nr. 100 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 juli 2019

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de brief van 5 april 2019 over de toekomst van rekenen in het vo en mbo (Kamerstuk 31 332, nr. 99).

De vragen en opmerkingen zijn op 24 april 2019 aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media voorgelegd. Bij brief van 5 juli 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Lodders

De adjunct-griffier van de commissie,
Arends

Inhoud Blz.
I Vragen en opmerkingen uit de fracties 2
Inbreng van de leden van de VVD-fractie 2
Inbreng van de leden van de CDA-fractie 2
Inbreng van de leden van de D66-fractie 3
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie 4
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media 5

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de fractie van de VVD hebben kennisgenomen van de brief over het rekenen in het vo1 en mbo2 en hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden vinden het geen probleem dat een vervolgopleiding om een bepaald rekenniveau vraagt als toelatingseis. Deze leden gaan er vanuit dat de opleiding ervaring heeft opgedaan over de kans van slagen als het rekenniveau op orde is. Zij vragen of de Minister kan aangeven hoe vaak een onvoldoende rekenniveau de oorzaak is van vastlopen in het vervolgonderwijs.

De leden zijn benieuwd naar het nu reeds merkbare effect op met name mbo- opleidingen nu de rekentoets niet meer verplicht is. Zij vragen of de Minister kan aangeven wat er op de mbo-instellingen plaats heeft gevonden sinds het besluit van de Kamer.

Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat door de afschaffing van de rekentoets, de jongeren die doorstromen vanuit het vmbo3 niet in de knel komen op het mbo, zo vragen de voornoemde leden.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Ministers Slob en Van Engelshoven over de toekomst van rekenen in het vo en mbo. Deze leden hebben nog enige vragen.

Afschaffen rekentoets & tijdpad wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie vragen de Ministers aan te geven hoe de communicatie verloopt richting de scholen dat examenkandidaten met ingang van het schooljaar 2019/2020 geen rekentoets meer hoeven te doen. Kunnen de Ministers tevens aangeven hoe groot het percentage is van scholen dat zich hiervan bewust is? De leden vragen de Minister of er concreet uitwerking wordt gegeven aan het «nieuw perspectief»4 met ingang van het schooljaar 2019/2020 conform de motie van de leden Van Meenen en Rog over het uitvoeren van het voorstel van de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren5. Zij ontvangen graag een nadere toelichting hierop.

Rekenonderwijs op niveau

De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat voor leerlingen die geen eindexamen doen in het vak wiskunde de overige vakken onvoldoende basis bieden om rekenen te onderhouden en te examineren. Deze leden vragen de Minister wat er in de bovenbouw van het vmbo aan rekenen wordt gedaan. Is het niet zo dat de basis voor rekenen vooral in de onderbouw wordt gelegd en dat het in de bovenbouw vooral gaat om het onderhouden van de in de onderbouw opgedane vaardigheden met betrekking tot rekenen? De leden vragen de Minister verder of het in de tussenfase niet in de praktijk mogelijk is dat scholen, voor de leerlingen die geen examen wiskunde doen, wel het rekenonderwijs voor deze leerlingen kunnen voortzetten in klas drie en vier en via het op te stellen Plan van Toetsing en Afsluiting vinger aan de pols kunnen houden of de rekenvaardigheden van een bepaalde groep leerlingen voldoende is en zo niet, daar extra op kunnen inzetten. De leden lezen in de brief dat de Ministers in overleg zijn met de VO-raad en andere betrokkenen over de groep leerlingen die geen examen in wiskunde doen. Deze leden vragen de Ministers of ook de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren hierbij wordt betrokken.

Doorstroom vervolgonderwijs en toelatingstoetsen

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven welke mogelijkheden het mbo nu kent rondom toelatingstoetsen.

De leden vragen hoe lang de overgangsperiode gaat duren waarin onduidelijk is hoe het rekenen in het vmbo gedekt is en mbo-instellingen kunnen overwegen om met diagnostische toetsen te werken. Deze leden vragen de Minister tevens of alle mbo-opleidingen voor wat betreft de rekenvaardigheden met diagnostische toetsen kunnen werken of dat de Minister voornemens is om met een limitatieve lijst te werken. Zij ontvangen graag een nadere toelichting hierop.

Deze leden vragen de Ministers tevens aan te geven of zij voornemens zijn om vmbo- en mbo-instellingen te stimuleren om onderling duidelijke afspraken te maken over hoe om te gaan met rekenen in het kader van de doorstroom. Zo ja, op welke manier willen de Ministers dat vormgeven? De eerdergenoemde leden vragen aan de Minister of het de bedoeling is dat de instellingsexamens in het mbo en de bestaande digitale centrale examens ook na 2019–2020 naast elkaar blijven bestaan. Ook vragen zij de Minister of zij de mening deelt dat de kwaliteit rondom deze instellingsexamens goed geborgd moeten worden. Zo ja, kan worden aangegeven hoe deze borging gaat plaatsvinden? Tevens vragen zij of de Minister de mening deelt dat, vanwege de vele ook kleine beroepsgerichte opleidingen, opleidingen een keus zouden moeten krijgen of ze ergens een examen af willen nemen of dat ze dit zelf ontwikkelen. Zij ontvangen graag een nadere toelichting hierop.

Tot slot vragen de voornoemde leden op welke wijze wordt geborgd dat de functie en financiering van CITO6, CVTE7 dan wel het nieuw op te richten platform goed geregeld wordt zodat er geen hiaat ontstaat.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de uitvoering van de moties die zijn aangenomen naar aanleiding van het debat over de toekomst van rekenen in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs en willen de Ministers nog enkele vragen voorleggen.

Afschaffen rekentoets & tijdpad wetsvoorstel

De leden van de D66-fractie zijn blij dat de motie van de leden Rog en Van Meenen8 wordt uitgevoerd en er een wetswijziging in gang is gezet zodat per schooljaar 2019–2020 de rekentoets wordt afgeschaft en er geen cijfer meer voor rekenen op de cijferlijst komt. Deze motie hing echter nauw samen met de aangenomen motie van de leden Van Meenen en Rog9, die de regering verzocht het gedragen voorstel voor het rekenonderwijs en de toetsing daarvan, geïntegreerd in wiskunde en andere vakken in het voortgezet onderwijs in zijn geheel en uiterlijk in het schooljaar 2019–2020 uit te voeren. Dit voorstel is opgesteld door de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren in samenwerking met het ministerie en SLO.

Immers is het onverstandig iets af te schaffen zonder een geborgen alternatief in de plaats te stellen waarmee iedere leerling goed kan leren rekenen. Deze leden betreuren het dat er niets over deze motie is terug te vinden in de brief over de uitvoering van de moties.

De voornoemde leden constateren dat de Minister aangeeft met diverse stakeholders in gesprek te zijn gegaan. Deze leden vragen de Minister of hij naar aanleiding van de aangenomen motie in gesprek is getreden met de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren en het SLO10 om tot spoedige uitvoering van deze motie te komen en zo ja, hoe vaak. Graag horen deze leden hoe de Minister deze motie uiterlijk in schooljaar 2019–2020 gaat uitvoeren voor zowel vmbo, havo11 als vwo12? Scholen en leraren verdienen namelijk duidelijkheid over de manier waarop zij geacht worden goed rekenonderwijs te bieden. Op dit moment laat de Minister het voortgezet onderwijs in onzekerheid door slechts te stimuleren om goed rekenonderwijs op peil te houden maar geen praktische handvatten te bieden voor de manier waarop en dus de motie van de leden Van Meenen en Rog niet tot uitvoering brengt. De leden constateren dat de Minister in gesprek wil treden met «de VO-raad en andere betrokkenen over wat voor deze groep mogelijk en wenselijk is». Deze leden verzoeken de Minister meer snelheid te maken met rekenonderwijs en zelf in gesprek te treden met de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren en het SLO om eindelijk tot uitvoering te komen van «het nieuw perspectief», wat al vanaf februari 2018 bekend is bij het ministerie. Op deze manier krijgt het voortgezet onderwijs duidelijkheid en kunnen aanbevelingen en verplichten worden opgesteld voor scholen zodat «het nieuw perspectief» en dus goed rekenonderwijs tot uitvoering kan worden gebracht.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de uitvoering van de moties over de rekentoets. De leden betreuren het jarenlange gesteggel en de gebrekkige implementatie van de rekentoets waarvan zowel docenten, leerlingen en studenten de dupe zijn geworden. De leden zijn van mening dat de nadruk moet liggen op het faciliteren van goed rekenonderwijs en constateren dat de afgelopen jaren helaas een politieke fixatie bestond rondom het toetsingselement. Eveneens zijn de leden van mening dat het rekenbeleid niet de toegankelijkheid van onderwijs mag aantasten. De brief over de uitvoering van de moties roepen bij de voornoemde daarom nog enkele vragen op.

Doorstroom vervolgonderwijs en toelatingstoetsen

De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat het kabinet het standpunt deelt dat het ongewenst is als toelatingstoetsen op het gebied van rekenen leiden tot een weigering voor inschrijving in een bepaalde opleiding in het vervolgonderwijs. Tegelijkertijd lezen de voornoemde leden dat er wordt bezien binnen het vervolgonderwijs of de beheersing van rekenvaardigheden op basis van diagnostische toetsen mogelijk is. De Minister benadrukt dat deze toetsen dan binnen de bestaande procedures voor studiekeuzeadvies moeten vallen. De leden vragen wat de Minister hier concreet mee bedoelt en vragen om meer duidelijkheid: zijn mbo-instellingen via deze procedure wel of niet bevoegd om aspirant-studenten te weigeren op basis van het rekenniveau? Deelt de Minister de mening dat als aspirant-studenten niet over het gewenste rekenniveau beschikken zij alsnog toegelaten moeten worden tot de gewenste opleiding en zo snel mogelijk in de opleiding de mogelijkheid moeten krijgen om hun vaardigheden bij te spijkeren? Zo ja, welke afspraken worden hierover gemaakt met de instellingen? Tevens vragen zij wat de mening van de Minister is dat instellingen in het vervolgonderwijs de mogelijkheden onderzoeken om bijvoorbeeld een diagnostische toets te hanteren. Heeft de Minister het overzicht hoeveel instellingen in het vervolgonderwijs dit overwegen, zo ja, hoeveel instellingen zijn dat? Wat zijn de bevoegdheden van de Minister om instellingen te weerhouden om deze procedure rondom advies over de studiekeuze te gebruiken om alsnog te selecteren, zo vragen de leden. De leden ontvangen regelmatig signalen van docenten in het mbo die verzoeken om duidelijkheid over het rekenbeleid. Zij vragen of de Minister ervoor gaat zorgen dat er goede informatieverstrekking richting docenten op gang komt over het beleid.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

Wij hebben met belangstelling kennisgenomen van de inbreng van de leden, waaruit eens te meer blijkt hoeveel belang de leden hechten aan de bevordering van gecijferdheid door middel van goed onderwijs. Wij onderschrijven dit en gaan daarom graag middels deze brief in op alle vragen.

De leden van de VVD-fractie vragen ons om aan te geven hoe vaak een onvoldoende rekenniveau de oorzaak is van vastlopen in het vervolgonderwijs.

Exacte gegevens zijn hierover niet bekend. Gecijferdheid en geletterdheid zijn onderdeel van een breed repertoire aan kennis en vaardigheden die studenten integraal inzetten tijdens de kwalificerende onderdelen van hun opleiding. Dat is ook juist de reden waarom aan taal en rekenen groot belang wordt gehecht voor het kunnen functioneren in de samenleving, het beoefenen van beroepen en voor doorstroom naar vervolgopleidingen. We zijn het met de VVD eens dat opleidingen op basis van hun ervaring kunnen inschatten welke invloed het rekenniveau heeft op de kans dat een student slaagt. Op basis van een diagnostische toets die kan worden afgenomen door mbo- en ho-instellingen in het kader van de intake, kan een student daarom geadviseerd worden voor een andere opleiding te kiezen.

De leden van de VVD-fractie vragen naar het reeds merkbare effect op mbo-opleidingen nu de rekentoets niet meer verplicht is.

In het mbo heeft het afschaffen van de rekentoets in het voortgezet onderwijs geleid tot zorgen over de borging van de doorlopende leerlijn voor rekenen, nu minder duidelijk zal zijn wat het niveau is van vo-leerlingen bij instroom in het mbo. Tegelijkertijd wordt er door de sector hard gewerkt aan een voorstel om tot een eigen rekenaanpak te komen die past bij het mbo, uitdagend maar haalbaar is voor de studenten en rekening houdt met de voorlopige onzekerheden wat betreft de instroom. Het voornemen is dit zo snel mogelijk in te voeren.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe we ervoor zullen zorgen dat de jongeren die doorstromen vanuit het vmbo, niet in de knel komen in het mbo door de afschaffing van de rekentoets in het vo.

Zoals bekend is de huidige situatie ontstaan door de aanname van de motie Rog/van Meenen. Met name voor leerlingen zonder wiskunde heeft dat gevolgen. Het is goed om vast te stellen dat alle vmbo-leerlingen wiskunde hebben in de onderbouw, en de meerderheid van hen heeft ook wiskunde in de bovenbouw. In «Goed voorbereid verder met wiskunde» (2015)13 en «Aansluiting in perspectief» (2018)14 concludeerde de SLO dat vmbo-leerlingen die wiskunde hebben voldoende voorbereid zijn op rekenen in het mbo. Voor de vmbo-leerlingen die nu geen wiskunde hebben in de bovenbouw, bieden de andere vakken onvoldoende basis om rekenen te onderhouden. Daarom komt er voor deze leerlingen, conform het voorstel «Een nieuw perspectief op rekenen in het voortgezet onderwijs» een schoolexamen rekenen. Scholen bepalen zelf hoe zij het onderwijs ter voorbereiding op dit schoolexamen vormgeven. Ze kunnen er dus ook voor kiezen om hun huidige onderwijsaanbod voor rekenen te continueren.

Alle vmbo-leerlingen hebben na het behalen van hun diploma toelatingsrecht op het mbo. Een goed studiekeuzeadvies stelt aspirant mbo-studenten in staat een opleiding te kiezen die past bij hun rekenniveau. Het in kaart brengen van het rekenniveau stelt instellingen bovendien in staat te bepalen wat er gedurende de mbo-opleiding nodig is op het gebied van rekenen om het vereiste eindniveau te bereiken. Tot de invoering van de nieuwe rekenaanpak in het mbo telt het rekenexamen daar niet mee in de zak-slaagbeslissing, waardoor het in geen geval een obstakel vormt om het mbo-diploma te behalen.

De leden van de CDA-fractie vragen ons om aan te geven hoe de communicatie verloopt richting de scholen dat examenkandidaten met ingang van het schooljaar 2019/2020 geen rekentoets meer hoeven te doen. De leden van de CDA-fractie vragen de Ministers tevens om aan te geven hoe groot het percentage is van scholen dat zich hiervan bewust is.

De communicatie richting scholen over het afschaffen van de rekentoets is de afgelopen periode via diverse kanalen verlopen. Via Examenblad van het College voor Toetsen en Examens (CvTE) en het Steunpunt Taal en rekenen vo is hier over gecommuniceerd. De overgrote meerderheid van scholen wordt via deze kanalen bereikt. Er zijn geen gegevens beschikbaar over de exacte percentages van scholen die zich bewust zijn van de wijzigingen. Gezamenlijk met alle betrokkenen doen wij ons best om scholen zo tijdig mogelijk te informeren over de stand van zaken en eventuele consequenties. Begin april is door de VO-raad, het Platform Rekonderwijs vo (PReVO) en de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren (NVvW) in een gezamenlijke brief gericht aan schoolleiders en docenten het afschaffen van de rekentoets benoemd. Deze brief bevat tevens een oproep aan alle scholen, schoolleiders en docenten om blijvend aandacht te besteden aan rekenonderwijs.

De leden van de CDA-fractie vragen of er concreet uitwerking wordt gegeven aan het «nieuw perspectief»15 met ingang van het schooljaar 2019/2020 conform de motie van de leden Van Meenen en Rog over het uitvoeren van het voorstel van de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren.16

Op dit moment zijn wij druk bezig om concreet uitwerking te geven aan «Een nieuw perspectief». Het voorstel bestaat in feite uit drie onderdelen. Ten eerste moet de centrale rekentoets worden afgeschaft. Zoals geschetst in de Kamerbrief in onze inzet om het hiervoor benodigde wetsvoorstel begin volgend jaar in werking te laten treden, met terugwerking tot 1-8-2019. Ten tweede moet er voor leerlingen zonder wiskunde een schoolexamen rekenen worden gerealiseerd. Deze wijziging kan niet per 1-8-2019 in werking treden omdat er voldoende tijd moet zijn voor scholen om zich hierop voor te bereiden. De beoogde inwerkingtreding van het schoolexamen is daarom 1-8-2020. Ten derde beschrijft «Een nieuw perspectief» een verandering in de opzet van het vak wiskunde in het vmbo. Hiervoor is een vakvernieuwing nodig. Dit proces kan van start gaan na het opleveren van de bouwstenen van curriculum.nu, aan het einde van 2019.

De leden van de CDA-fractie vragen wat er in de bovenbouw van het vmbo aan rekenen wordt gedaan. Is het niet zo dat de basis voor rekenen vooral in de onderbouw wordt gelegd en dat het in de bovenbouw vooral gaat om het onderhouden van de in de onderbouw opgedane vaardigheden met betrekking tot rekenen, zo vragen de leden.

Ja, rekenen wordt vooral aangeleerd in het po en de onderbouw vo. Dat geldt ook voor het vmbo. In de bovenbouw moet rekenen worden onderhouden. Gezien de overlap tussen rekenen en wiskunde in het vmbo, kunnen leerlingen in de bovenbouw hun rekenvaardigheden onderhouden bij het vak wiskunde. Voor leerlingen zonder wiskunde in de bovenbouw bieden de andere vakken onvoldoende basis. Daarom is hiervoor een schoolexamen rekenen voorzien. Scholen bepalen zelf hoe zij het onderwijs aan deze leerlingen vormgeven.

De leden van de CDA-fractie vragen verder of het in de tussenfase niet in de praktijk mogelijk is dat scholen, voor de leerlingen die geen examen wiskunde doen, wel het rekenonderwijs voor deze leerlingen kunnen voortzetten in klas drie en vier en via het op te stellen Plan van Toetsing en Afsluiting vinger aan de pols kunnen houden of de rekenvaardigheden van een bepaalde groep leerlingen voldoende is en zo niet, daar extra op kunnen inzetten.

Conform het voorstel in «Een nieuw perspectief voor rekenen in het voortgezet onderwijs» wordt een schoolexamen rekenen voor leerlingen zonder wiskunde geïntroduceerd. Scholen moeten dit opnemen in het programma van toetsing en afsluiting.

De leden lezen in de brief dat wij in overleg zijn met de VO-raad en andere betrokkenen over de groep leerlingen die geen examen in wiskunde doen. De leden van de CDA-fractie vragen of ook de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren hierbij wordt betrokken.

Ja, de NVvW is nauw betrokken bij de uitvoering van het plan «Een nieuw perspectief». Daarnaast worden ook andere belanghebbenden betrokken, zoals PReVO, SLO, VO-raad, MBO Raad, VH en VSNU.

De leden van de CDA-fractie vragen welke mogelijkheden het mbo nu kent rondom toelatingstoetsen.

De «Wet vroegtijdige aanmelddatum en toelatingsrecht tot het mbo» bepaalt dat aspirant studenten het recht hebben om toegelaten te worden tot een mbo-opleiding, mits zij zich tijdig aanmelden, over de juiste vooropleiding beschikken en, indien van toepassing, zij aan verplichte intakeactiviteiten hebben deelgenomen. Uitzondering hierop is een limitatieve lijst met mbo-opleidingen waarvoor wel aanvullende eisen mogen worden gesteld, welke is opgenomen in de «Regeling aanvullende eisen toelating middelbaar beroepsonderwijs». Deze eisen kunnen aspecten bevatten die door middel van toetsing in kaart gebracht kunnen worden, maar kunnen bijvoorbeeld ook een medische keuring omvatten.

De leden van de CDA-fractie vragen ons om aan te geven hoe lang de overgangsperiode gaat duren waarin mbo-instellingen met diagnostische toetsen kunnen werken, en waarna duidelijk is dat rekenen in het vmbo gedekt is.

Mbo-instellingen kunnen in principe altijd diagnostische toetsen gebruiken om op basis daarvan een goed onderbouwd studiekeuzeadvies uit te brengen. Er is in dat kader dan ook geen sprake van een overgangsperiode.

De leden van de CDA-fractie vragen ons om aan te geven of alle mbo-opleidingen met diagnostische toetsen kunnen werken om rekenvaardigheid in kaart te brengen tijdens de intakeprocedure, of dat we voornemens zijn om met een limitatieve lijst te werken.

Omdat de intakeactiviteiten de verantwoordelijkheid zijn van de mbo-instellingen zelf, is het ook aan hen om te bepalen voor welke opleidingen een diagnostische toets voor rekenen wordt ingezet in dit kader. We zijn dan ook niet voornemens om een limitatieve lijst op te stellen. Overigens is onze verwachting dat het aantal opleidingen dat daadwerkelijk diagnostische toetsen op het gebied van rekenen zal inzetten beperkt zal zijn, aangezien voor een groot deel van de opleidingen de rekenvaardigheden zoals die worden aangeleerd als onderdeel van wiskunde in het vmbo, in combinatie met het behaalde cijfer daarvoor, voldoende duidelijkheid biedt over de rekenvaardigheden van de student.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de voornemens om vmbo- en mbo-instellingen te stimuleren om onderling duidelijke afspraken te maken over hoe om te gaan met rekenen in het kader van de doorstroom.

In gesprekken met vmbo- en mbo-instellingen blijkt dat wij het allen erg belangrijk vinden dat er een goede doorstroom plaatsvindt tussen het vmbo en mbo. Daarom stimuleren wij het dat deze partijen duidelijk afspraken met elkaar maken. Daarnaast zorgen we ervoor in het proces van de uitvoering van «Een nieuw perspectief» dat de mbo sector goed vertegenwoordigd is in de gesprekken hierover. In dat kader voeren we regelmatig gezamenlijk overleg met de MBO Raad en VO-raad om dit onderwerp te bespreken.

De leden van de CDA-fractie vragen of het de bedoeling is dat de instellingsexamens in het mbo en de bestaande digitale centrale examens ook na 2019–2020 naast elkaar blijven bestaan.

Het centraal examen rekenen wordt door het CvTE nog aangeboden in de studiejaren 2019–2020 en 2020–2021. Tijdens die studiejaren kunnen opleidingen kiezen of rekenen wordt afgesloten met een instellingsexamen of met het digitale, centraal examen. Het uitgangspunt is dat per 2021–2022 de nieuwe rekenaanpak in het mbo wordt ingevoerd.

De leden van de CDA-fractie vragen of wij de mening delen dat de kwaliteit rondom de instellingsexamens goed geborgd moet worden, en zo ja, of we kunnen aangeven hoe deze borging gaat plaatsvinden.

We onderschrijven de mening van de CDA-fractie dat het belangrijk is dat de kwaliteit van de instellingsexamens rekenen goed wordt geborgd. Daarom gelden voor de instellingsexamens rekenen dezelfde eisen als voor alle andere instellingsexamens, bijvoorbeeld waar het gaat om de validiteit en betrouwbaarheid. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de mbo-scholen. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de examenkwaliteit.

De leden van de CDA-fractie vragen of wij de mening delen dat opleidingen een keus zouden moeten krijgen of ze ergens een examen willen afnemen of dat ze zelf een examen ontwikkelen, mede gezien de vele kleine beroepsopleidingen.

We zijn van mening dat het belangrijk is dat een mbo-instelling zelf bepaalt of er gebruik gemaakt wordt van het centrale, digitale rekenexamen dat wordt aangeboden door het CvTE, of van een instellingsexamen. Ook zijn we van mening dat het in het laatste geval aan de instelling is of dit examen ergens wordt afgenomen of door henzelf, of gezamenlijk met andere mbo-instellingen, wordt ontwikkeld. Welke keuze uiteindelijk wordt gemaakt zal afhankelijk zijn van veel factoren, waaronder de omvang van de opleiding.

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de opdracht en financiering van Cito, CvTE en/of een nieuw op te richten platform wordt geborgd, zodat er geen hiaat ontstaat.

Met het CvTE is afgesproken dat zij het centraal examen rekenen blijven aanbieden in 2019–2020 en 2020–2021. De vele opgaven waarover het CvTE beschikt zijn daarnaast beschikbaar via de rekenopgavenetalage. In de verdere uitwerking van het mbo-plan voor rekenen in de toekomst, zal worden bezien welke behoeften er zijn voor ondersteuning en door wie de kosten daarvoor worden gedragen.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister of hij naar aanleiding van de aangenomen motie in gesprek is getreden met de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren en het SLO17 om tot spoedige uitvoering van deze motie18 te komen en zo ja, hoe vaak. Graag horen deze leden hoe de Minister deze motie uiterlijk in schooljaar 2019–2020 gaat uitvoeren voor zowel vmbo, havo19 als vwo20?

Sinds het debat in januari van dit jaar over rekenen en het aannemen van de genoemde moties, heeft de focus vooral gelegen op het tijdig realiseren van de benodigde wetswijzigingen. Er is sinds het aannemen van de motie een overleg geweest met de NVvW, waarbij VO-raad en PReVo ook aanwezig waren. De SLO was hiervoor ook uitgenodigd maar kon helaas niet aanwezig zijn. In het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie hebben we geschetst dat we in 2019 starten met het uitvoeren van de genoemde motie.

De leden van de D66-fractie vragen meer snelheid te maken met rekenonderwijs en zelf in gesprek te treden met de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren en het SLO om eindelijk tot uitvoering te komen van «het nieuw perspectief», wat al vanaf februari 2018 bekend is bij het ministerie.

De diverse onderdelen van «Een nieuw perspectief» worden zo snel als mogelijk ingevoerd, waarbij de uitvoerbaarheid voor scholen voorop staat. Zoals eerder geschetst in het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie, is een fasering hierbij noodzakelijk.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Ministers concreet te maken hoe de diagnostische rekentoets onderdeel kan uitmaken van de bestaande procedures. Specifiek wil de fractie weten of mbo-instellingen via deze procedure wel of niet bevoegd zijn om aspirant-studenten te weigeren op basis van hun rekenniveau.

Alle mbo-instellingen ondernemen specifieke intakeactiviteiten die tot doel hebben om studenten goed te adviseren bij de keuze voor een bepaalde opleiding. De inrichting hiervan is divers en de verantwoordelijkheid van de mbo-instelling. De wijze waarop een diagnostische rekentoets daarvan onderdeel kan uitmaken zal dat daarom ook zijn. In alle gevallen geldt echter dat de mbo-instellingen studenten niet mogen weigeren op basis van enkel het rekenniveau, aangezien dit bij geen enkele opleiding een eis is voor toelating zoals ook aangegeven in antwoord op de vragen van de CDA-fractie.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of we de mening delen dat aspirant-studenten die niet over het gewenste rekenniveau beschikken, toch moeten worden toegelaten.

Die mening delen wij. Zoals eerder aangegeven is een bepaald rekenniveau dan ook geen eis voor toelating. Toch kan het in sommige gevallen voor studenten beter zijn om te kiezen voor een andere opleiding, als er sprake is van een groot verschil tussen de rekenvaardigheden die in de vooropleiding zijn aangeleerd en de benodigde rekenvaardigheden voor het succesvol kunnen afronden van de mbo-opleiding. In dat geval kan een diagnostische toets helpen bij het in kaart brengen van het verschil en waardevol zijn in het kader van studiekeuzeadvies.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of, als wij de mening delen dat aspirant-studenten moeten worden toegelaten ongeacht hun rekenniveau, er afspraken worden gemaakt met de mbo-instellingen over hoe de rekenvaardigheid van deze studenten tijdens de opleiding zo snel mogelijk kan worden bijgespijkerd.

Vanuit de mbo-sector is de afgelopen jaren continu uitgestraald dat er veel belang wordt gehecht aan rekenvaardigheden. Wij gaan er dan ook vanuit dat de mbo-instellingen zich maximaal zullen inspannen om studenten waar die met onvoldoende rekenniveau binnenkomen, zo snel mogelijk bij te spijkeren. Wij zien dan ook geen reden om hierover specifieke afspraken te maken.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat wij ervan vinden dat mbo-instellingen de mogelijkheid onderzoeken om diagnostische rekentoetsen in te zetten.

Zoals aangegeven in de brief van 5 april jl. hebben wij daarvoor begrip en we voegen daaraan toe dat we hieraan zelfs voordelen zien voor wat betreft opleidingen waarvoor rekenvaardigheid erg belangrijk is, omdat het instellingen kan helpen om studenten te adviseren over de meest geschikte studiekeuze.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoeveel instellingen overwegen om diagnostische toetsen in te zetten.

Dit is de verantwoordelijkheid van de instellingen, net zoals dat in het algemeen geldt voor de studiekeuzeactiviteiten, en dit hoeft dan ook niet aan ons te worden gemeld. Hierover hebben we dus geen gegevens beschikbaar.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke bevoegdheden wij hebben om instellingen te weerhouden om de diagnostische toetsen, die worden ingezet in de procedure rondom advies over studiekeuze, toch te gebruiken om te selecteren.

Eerder hebben wij genoemd waar en hoe het toelatingsrecht in het mbo wettelijk is bepaald, en welke uitzonderingen daarop zijn toegestaan op basis van de regeling met aanvullende eisen. Het betreft daarmee de uitvoering van een wettelijke taak van mbo-instellingen. Als een opleiding in strijd daarmee zou handelen, kunnen studenten daarover een klacht indienen bij de instelling, bij JOB en bij de Inspectie. De Inspectie kan naar aanleiding van eventuele signalen als toezichthouder het bevoegd gezag aanspreken. Indien de klachten gegrond blijken, heeft het bevoegd gezag vervolgens de verantwoordelijkheid om te zorgen voor herstel. Mocht een bestuur die verantwoordelijkheid niet nemen, vraagt dat om een interventie van het interne toezicht, of zo nodig, om ingrijpen van buitenaf. In het uiterste geval kunnen wij een bekostigingssanctie opleggen. De ervaring leert echter dat herstelopdrachten over het algemeen goed worden opgepakt. Het toelatingsrecht is een relatief nieuwe maatregel en wordt gemonitord. Aan de hand van de uitkomsten daarvan zullen wij indien nodig de wet en het toezicht aanpassen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen tot slot hoe wij zullen zorgen voor goede informatieverstrekking over het rekenbeleid richting docenten.

Het rekenbeleid is gecommuniceerd richting de instellingen via Examenblad mbo van het College voor Toetsen en Examens. Op het Kennispunt MBO Taal en Rekenen is eveneens een nieuwsbericht gepubliceerd dat is afgestemd met ons ministerie, waarin het rekenbeleid staat toegelicht zoals dat vorm heeft gekregen na het aannemen van de moties. De MBO Raad, het Practoraat Rekenen en het platform rekendocenten van de BVMBO hebben verder activiteiten georganiseerd, waarbij het rekenbeleid is besproken en toegelicht door medewerkers van het ministerie. Deze activiteiten worden bijgewoond door rekencoördinatoren en rekendocenten


  1. vo: voortgezet onderwijs.↩︎

  2. mbo: middelbaar beroepsonderwijs.↩︎

  3. vmbo: voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs.↩︎

  4. Zie bijlage bij Kamerstuk 31 332, nr. 86.↩︎

  5. Kamerstuk 31 332, nr. 90.↩︎

  6. CITO: Centraal Instituut voor Toets Ontwikkeling.↩︎

  7. CVTE: het College voor Toetsen en Examens.↩︎

  8. Kamerstuk 31 332, nr. 96.↩︎

  9. Kamerstuk 31 332, nr. 90.↩︎

  10. SLO: Stichting Leerplanontwikkeling.↩︎

  11. havo: hoger algemeen onderwijs.↩︎

  12. vwo: voorbereidend wetenschappelijk onderwijs.↩︎

  13. http://downloads.slo.nl/Repository/goed-voorbereid-verder-met-wiskunde.pdf.↩︎

  14. https://slo.nl/publish/pages/9030/aansluiting-in-perspectief. pdf.↩︎

  15. Zie bijlage bij Kamerstuk 31 332, nr. 86.↩︎

  16. Kamerstuk 31 332, nr. 90.↩︎

  17. SLO: Stichting Leerplanontwikkeling.↩︎

  18. Kamerstuk 31 332, nr. 90.↩︎

  19. havo: hoger algemeen onderwijs.↩︎

  20. vwo: voorbereidend wetenschappelijk onderwijs.↩︎