[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Bestuurlijke reactie op het Bureau ICT-toetsing (BIT) advies programma machtigen

Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Brief regering

Nummer: 2019D31066, datum: 2019-07-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26643-624).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 26643 -624 Informatie- en communicatietechnologie (ICT).

Onderdeel van zaak 2019Z15101:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 624 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juli 2019

Hierbij bied ik u een advies aan van het Bureau ICT-toetsing (BIT) inzake het programma machtigen. Het BIT onderschrijft de urgente maatschappelijke behoefte die het programma moet invullen, maar is kritisch ten aanzien van de aanpak van het programma.

Het BIT stelt dat er een urgente maatschappelijke behoefte is aan een goedwerkende machtigingsoplossing. Het programma machtigen vult deze behoefte volgens het BIT met de huidige aanpak niet in. Belangrijkste redenen hiervoor zijn het ontbreken van een goed doordachte machtigingsoplossing voor wettelijke vertegenwoordiging, en het achterblijven van de aansluiting van dienstverleners, mede door achterblijvende ondersteuning en de wijze van doorbelasten van de kosten.

Mijn reactie

Voor het realiseren van een gebruiksvriendelijke, veilige, betrouwbare en toegankelijke digitale interactie van burgers en bedrijven met de overheid is een goede machtigingsvoorziening essentieel. Immers we willen burgers die moeite hebben met deze digitale interactie, om bepaalde redenen dit niet mogen of deze interactie willen uitbesteden, niet uitsluiten. Het betreft een aanzienlijke groep burgers die uitsluitend kunnen worden geholpen als er een gebruiksvriendelijke, veilige, betrouwbare en toegankelijke machtigingsvoorziening wordt ingericht en breed toegankelijk wordt gemaakt door de overheidsdienstverleners. Dit wordt nog noodzakelijker als we, conform de eIDAS normen, de betrouwbaarheidsniveau’s van het inloggen gaan verhogen.

Ik ben het daarom met het BIT eens dat er urgente maatschappelijke behoefte bestaat aan goedwerkende machtigingsoplossingen. Het BIT maakt ook duidelijk dat het realiseren van dergelijke oplossingen complex is gezien de grote diversiteit aan situaties waarbij burgers zich willen of moeten laten vertegenwoordigen in de digitale interactie met de overheid. Zo moet worden geregeld dat ouders het digitale medisch dossier voor hun kind kunnen inzien, dat burgers iemand gemakkelijk kunnen machtigen voor hun belastingaangifte, dat nabestaanden de zaken van een overledene kunnen afhandelen en dat door een rechtbank aangewezen curator digitaal de zaken met dienstverleners kan uitvoeren. Daarnaast zijn er ook complexere gevallen. Burgers met ernstige beperkingen of handicaps zijn erbij gebaat dat zij zich voor langere tijd kunnen laten vertegenwoordigen door iemand die zijn of haar zaken met de overheid digitaal afhandelt.

Ik zie daarom het BIT advies als een aanmoediging om het beschikbaar komen van deze oplossingen zo mogelijk te versnellen, maar vooral ook om het aansluiten van de overheidsdienstverleners op de bestaande en nieuwe machtigingsvoorzieningen te versnellen.

De aanpak van het programma bij het realiseren van een oplossingen zoals voor wettelijke vertegenwoordiging wordt, conform het advies, aangepast. Hierbij is het cruciaal dat de hele keten er samen voor zorgt dat de informatie die de machtigingsvoorziening ontsluit betrouwbaar en actueel is. Een goed werkende voorziening moet kunnen bouwen op eenduidig vastgelegde informatie over wie de door de rechtbank vastgestelde curator is of wie het ouderlijk gezag over een kind heeft. Dit vereist intensieve samenwerking tussen veel partijen en mogelijk ook nadere regelgeving om dit te borgen.

Hieronder ga ik in op de drie hoofdpunten van het BIT advies en de wijze waarop ik met deze adviezen aan de slag ga.

1. Oplossing voor wettelijk vertegenwoordigen nog te weinig doordacht

Op een tweetal gebieden geeft het BIT aan dat het ontbreekt aan een adequaat ontwerp voor het borgen van de beoogde maatschappelijke baten. Het BIT wijst op problemen m.b.t het vaststellen van het ouderlijk gezag en van de bewindvoering. Het BIT merkt op dat er weliswaar een ontwerp is gemaakt van de toekomstige voorziening, maar dat een integraal ontwerp van de ketenoplossing, uitgaande van een vastgestelde ambitie en juridische, technische en organisatorische eisen, ontbreekt. Hierdoor, zo stelt het BIT, is het onzeker of het programma de maatschappelijke doelen met betrekking tot het realiseren van machtigingsvoorzieningen voor wettelijke vertegenwoordiging (ouderlijk gezag en bewindvoering) zal realiseren. Ik erken de door het BIT gesignaleerde problemen en zal, in lijn met het advies, het integraal ontwerp van de voorziening niet eerst op papier uitwerken, maar op basis van een aantal beproevingen in de praktijk. Ik licht dat hieronder toe.

Ouderlijk gezag

Ten aanzien van het vaststellen van het ouderlijk gezag geeft het BIT aan dat de juistheid en actualiteit van de bron van de gegevens niet is geborgd. Er bestaat, op dit moment, inderdaad geen eenduidige juiste en actuele bron voor deze gegevens. Het realiseren van een dergelijke eenduidige bron vergt afspraken, aanpassingen en handhaving over een groot aantal sectoren en ketens. Om deze reden is binnen machtigen bewust gekozen voor een groeimodel om, in lijn met de aanbevelingen van de Tijdelijke commissie ICT en de kabinetsreactie daarop (Kamerstuk 33 326, nr. 13), complexiteit stapsgewijs toe te voegen. Dit werkt echter alleen als aanbieders van digitale diensten zich terdege bewust zijn van de beperkingen in de kwaliteit van de gegevens. Om deze reden gaat het programma in samenwerking met afnemers uit de zorgsector allereerst een Proof of Concept (PoC) uitvoeren, gevolgd door een pilot wettelijk vertegenwoordigen – ouderlijk gezag van de moeder van een kind. Op basis van deze PoC en de pilot wordt besloten of de resultaten zodanig zijn dat doorontwikkeling van de voorziening stapsgewijs kan plaatsvinden, of dat er een ketenontwerp moet worden gemaakt.

Bewindvoering

Op het gebied van bewindvoering wordt in het advies een aantal soortgelijke problemen benoemd. Het ontbreekt op dit moment aan betrouwbare en volledige registers, waarin is vastgelegd wie de rechter als curator of bewindvoerder heeft aangesteld. Inmiddels is de Raad voor de Rechtspraak aangeschoven in de stuurgroep, is een projectleider benoemd en is financiering gereserveerd voor het aansluiten van deze bronregisters van de rechtspraak. Er is een verbeterplan ontwikkeld voor het verbeteren van de kwaliteit van de bronregisters. Ook hier wordt eerst een POC uitgevoerd en wordt vervolgens in een pilot de oplossing beproefd. Op basis hiervan wordt vervolgens eveneens besloten op de doorontwikkeling stapsgewijs kan worden uitgevoerd of dat er een integraal ketenontwerp nodig is.

2. Het aansluiten van dienstverleners blijft achter

Het BIT merkt op dat de aansluiting van dienstverleners achterblijft, mede door achterblijvende ondersteuning en de wijze van doorbelasten van de kosten. Dit is inderdaad een belangrijk punt, dat ik ten volle onderschrijf. Voor ik aangeef hoe ik met dit advies omga, geef ik eerst aan wat de achtergrond hiervan is.

Wat betreft de aansluitstrategie is vanuit een strategie van beheerste invoering een bewuste keuze gemaakt om primair te focussen op «launching customers», zoals de Belastingdienst, VWS en gemeenten (VNG). Deze sluiten aan bij de functionaliteiten die in plateau 1 worden ontwikkeld en brengen in potentie nagenoeg alle Nederlanders in aanraking met de machtigingsvoorziening. Tot nu toe is de scope van het programma beperkt tot met name het aansluiten van deze «launching customers». Het programma brengt, mede op basis van de deze aansluitingen, in kaart hoe die ondersteuning er in het vervolg uit moet komen te zien. De staande organisatie van Logius is verantwoordelijk voor de aansluiting van de andere afnemers en zal die afnemers ondersteunen bij hun aansluiting.

Inmiddels is duidelijk dat, conform het advies van het BIT, het zo snel mogelijk ontsluiten van machtigingsfunctionaliteit bij de overheidsdienstverleners van groot belang is. Dit omdat het verhogen van betrouwbaarheidsniveau’s bij het inloggen het «informele» en onwenselijke uitlenen van de DigiD inloggegevens onmogelijk maakt. Ik ga daarom met de dienstverleners in gesprek om het aansluiten van dienstverleners op de machtigingsvoorzieningen te versnellen. Het programma machtigen werkt aan een implementatieplan voor de voorzieningen.

Het BIT maakt een terecht punt over de negatieve effecten van de huidige wijze van doorbelasting op het aansluiten van dienstverleners. Vooral als, zoals bij machtigen «slechts een gering aantal dienstverleners is aangesloten» («early adopters» problematiek). In mijn brief aan uw Kamer over de implementatie van het programma eID van 29 januari 2019 (Kamerstuk 26 643, nr. 590) heb ik dit ook gesignaleerd. Daarin heb ik aangegeven dat «de huidige systematiek van doorbelasting tot gevolg heeft dat een toename van de digitale interactie leidt tot een toename van de kosten voor dienstverleners. Dat verhoudt zich niet met de wens om de groep mensen die digitaal zakendoen met de overheid te vergroten». Om deze reden werk ik aan een voorstel om te voorkomen dat dienstverleners om financiële redenen ervoor kiezen om niet of later aan te sluiten op de machtigingsvoorzieningen.

3. Het programma lijdt onder gebrek aan sturing op de samenhang GDI

Het BIT komt tot de conclusie dat er door het gebrek aan sturing maatschappelijk betekenisvolle verbeteringen hierdoor voorlopig beperkt haalbaar zijn.

Ik vind deze conclusie wat te stellig.

In de afgelopen periode is er, zoals het BIT heeft geconstateerd, een discussie gevoerd over de besturing van de GDI. Recent, nadat het BIT het onderzoek heeft afgerond, heeft deze discussie geleid tot het besluit om meer samenhang te brengen in de besturing van de programma’s die gaan over de toegang tot de digitale overheid. Belangrijkste argument bij dit besluit was juist het borgen en versterken van de samenhang van het programma machtigen met andere programma’s en voorzieningen die te maken hebben met de «toegang» tot de GDI zoals eID, DigiD, eIDAS en eTD. De inhoudelijke samenhang en afhankelijkheden tussen deze programma’s en voorzieningen zijn in beeld gebracht en worden de komende periode uitgewerkt en toegepast op de besturing. Hiermee zijn de condities om te sturen op samenhangende voorzieningen voor burger en bedrijven sterk verbeterd.

Daarnaast wordt samen met de dienstverleners een architectuur voor de GDI ontwikkeld waarin ook de (beoogde) relatie tussen de verschillende voorzieningen van de GDI (waaronder de Berichtenbox en MijnOverheid) wordt beschreven.

Vervolg

Ik heb u op hoofdlijnen geschetst op welke wijze ik tegen het BIT advies aankijk en welke aanpassingen ik wil doorvoeren in de aanpak om sneller de maatschappelijke baten te behalen. Deze aanpak wordt door de stuurgroep machtigen nog verder uitgewerkt in een plan. Ik zal u dit plan toezenden. Goede machtigingsvoorzieningen moeten burgers die niet digitaal kunnen, willen of mogen interacteren met de overheid, helpen. Ik zal u verder over de voortgang van dit belangrijke onderwerp elk halfjaar in de voortgangsrapportage eID informeren.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops