Verslag van een schriftelijk overleg over wijziging van de Subsidieregeling Opleidingen in een Jeugd ggz-instelling 2015-2019 in verband met verlenging van de werkingsduur
Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2019D31151, datum: 2019-07-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29282-376).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: H.W. Krijger, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 29282 -376 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector.
Onderdeel van zaak 2019Z15148:
- Indiener: H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2019-09-04 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2019-09-04 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-09-05 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector
Nr. 376 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 juli 2019
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 3 juni 2019 over de conceptregeling, houdende wijziging van de Subsidieregeling Opleidingen in een Jeugd ggz-instelling 2015–2019 in verband met verlenging van de werkingsduur (Kamerstuk 29 282, nr. 364).
De vragen en opmerkingen zijn op 28 juni 2019 aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 15 juli 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Lodders
Adjunct-griffier van de commissie,
Krijger
Inhoudsopgave
I. | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
II. | Reactie van de Minister | 3 |
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende wijziging van de Subsidieregeling Opleidingen in een Jeugd ggz-instelling 2015–2019 (hierna: de Subsidieregeling) in verband met verlenging van de werkingsduur. Deze leden zijn positief over de verlenging ervan en hebben nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat de subsidieregeling bijdraagt aan het realiseren van het aantal opleidingsplaatsen voor een aantal specialistische beroepen voor de jeugd ggz. Desalniettemin zijn genoemde leden teleurgesteld dat de subsidieregeling in zowel absolute als relatieve zin nauwelijks zoden aan de dijk zet in de bijdrage aan het aantal hulpverleners in de jeugd ggz. Zij zijn dan ook benieuwd welke maatregelen de Minister overweegt om het aantal opgeleiden in de jeugd ggz te verhogen. Welke belemmeringen ziet de Minister bij de maatregelen die hij mogelijk overweegt en kan de Minister daarnaast aangeven of er voldoende interesse is bij potentiële jeugd ggz-professionals om deel te nemen aan een opleiding? Welke maatregelen overweegt hij om de interesse in werken in de jeugdhulp te vergroten?
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie hoe hard het criterium «ggz-instellingen die uitsluitend zorg aanbieden aan jeugdigen tot 18 jaar» moet worden opgevat. Genoemde leden zijn ervan overtuigd dat het voor het aanbod van passende hulp een goede ontwikkeling is als er meer interdisciplinair wordt samengewerkt in jeugdhulp en jeugd ggz. In het verlengde daarvan is het aan te bevelen dat jeugd ggz ook onderdeel is van aanbieders die ook andere vormen van jeugdhulp aanbieden. Met andere woorden, dat jeugd ggz geen hard afgebakend zorgdomein is. Kan de Minister aangeven hoeveel jeugd ggz-instellingen er in Nederland zijn en hoeveel gemengde jeugdhulp-instellingen? Hoeveel daarvan zijn aangemerkt om opleidingsplaatsen te bieden? Kan de Minister aangeven wat de te verwachten behoefte aan opgeleiden in de jeugd ggz is? Deze leden zouden graag zien dat de Minister in overleg met zowel jeugd ggz- als jeugdhulpaanbieders in gesprek gaat om te verkennen hoe interdisciplinair werken en opleiden kan leiden tot betere kwaliteit van jeugdhulp.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Subsidieregeling. Deze leden hebben hier enkele vragen bij.
De leden van de CDA-fractie vragen ten eerste door wie de evaluatie van de huidige Subsidieregeling Opleidingen in een Jeugd ggz-instelling is uitgevoerd.
Uit de evaluatie blijkt dat het opleiden in de jeugd ggz voor maar één procent bijdraagt aan het opleiden van deze groep ggz zorgverleners. De Minister is daarom voornemens in de komende drie jaar de mogelijkheid te verkennen om via het instrument van de opleidingsregelgeving het opleiden voor jeugd-specifieke ggz te borgen in plaats van via de onderhavige Subsidieregeling. De leden van de CDA-fractie stellen vast dat bij de verkenning in 2014 van de oplossingsrichtingen in de vorm van een alternatieve betaaltitel voor de beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen voor de ggz-opleidingen in de jeugd ggz, al VWS-breed een analyse heeft plaats gevonden. Deze leden vragen daarom waarom nu nog jaren gedaan moet worden over het verkennen van de mogelijkheid het opleiden voor jeugd-specifieke ggz via het instrument van de opleidingsregelgeving te borgen. Waarom is deze mogelijkheid niet eerder onderzocht?
Voor de subsidiebedragen per opleiding zijn de beschikbaarheidbijdragen gehanteerd voor de onderscheiden opleidingen omwille van rechtsgelijkheid. Naar aanleiding van signalen vanuit de ggz, dat de beschikbaarheidbijdrage nu niet kostendekkend is, is de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gestart met een kostenherberekening. De Minister schrijft dat het te zijner tijd in de rede ligt om de vergoedingsbijdragen in de subsidieregeling eveneens naar kostendekkend niveau op te trekken. De leden van de CDA-fractie vragen of dit betekent dat de Subsidieregeling eind van dit jaar opnieuw gewijzigd moet worden. Zo ja, wordt de Kamer hier te zijner tijd van op de hoogte gesteld?
Het Capaciteitsorgaan raamt periodiek de capaciteitsbehoefte aan zorgprofessionals. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister een overzicht kan geven van de geraamde capaciteitsbehoefte voor komende jaren.
De opleidingen tot klinisch (neuro)psycholoog en verpleegkundig specialist ggz zijn vanaf 2019 toegevoegd aan de Subsidieregeling. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister inzicht kan geven in de realisatie van deze opleidingsplaatsen voor dit jaar en welke budgetten daarmee gemoeid zijn.
II. Reactie van de Minister
De leden van de VVD-fractie vragen welke maatregelen worden overwogen om het aantal opgeleiden in de jeugd ggz te verhogen en welke belemmeringen de Minister ziet bij de maatregelen die hij mogelijk overweegt.
Ik acht het van groot belang, dat het aantal opgeleiden in de jeugd-ggz toeneemt. De jeugd-ggz heeft als onderdeel van de jeugdhulp mijn volle aandacht. Ik heb zeer recent, op 1 juli jl. het onderzoeksrapport «De jeugd-GGZ in de Jeugdwet: een onderzoek naar knelpunten en kansen» aan de TK (Bijlage bij Kamerstuk 31 839, nr. 689) gezonden. Dit rapport bevat vele waardevolle aanbevelingen, o.a. over het belang van de inzet van jeugd-ggz en de noodzaak van samenwerking met de overige professionals in de jeugdhulp. Ik ga samen met de jeugd-ggz, cliënten en gemeenten de bevindingen en aanbevelingen betrekken bij de uitwerking van de bestuurlijke afspraken om tot een betere ordening van het jeugdhulplandschap te komen. Ik wil daarbij nagaan wat nodig is om de ontwikkeling van meer inhoudelijke expertise van de jeugd-ggz en de samenwerking in de toegang te stimuleren. Daarnaast verwacht ik dat de regionale afspraken om tot een betere ordening van het jeugdhulplandschap te komen grotere waarborgen zullen bieden voor continuïteit van hoog-specialistische jeugd-ggz.
Verder richt ik mij op het verbeteren van de arbeidsmarkt voor de gehele jeugdhulpsector. Als vervolg op het onderzoeksrapport «Verkenning arbeidsmarkt jeugdsector», werk ik samen met JenV en betrokken partijen, de mogelijke verbetermaatregelen uit in een arbeidsmarktagenda jeugd, van en voor de sector. Het doel is om de arbeidsmarktagenda jeugd in het najaar gereed te hebben.
Daarnaast hebben de partijen verenigd in het «platform jeugdzorg» aangegeven behoefte te hebben aan een jeugdsector specifieke arbeidsmarkttafel. De komende periode zal benut worden om de inrichting van een dergelijke tafel verder vorm te geven. Na de zomer verwacht ik ook de resultaten uit het onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van vrijgevestigde jeugdhulpaanbieders.
Deze subsidieregeling is er niet specifiek op gericht om het aantal opgeleiden in de jeugd ggz te verhogen. De subsidieregeling is op verzoek van GGZ partijen (GGZ Nederland en Kinder- en Jeugdpsychiatrische instellingen) in het leven geroepen als vangnet om de continuïteit te waarborgen van de financiering van opleidingsplaatsen voor de hiervoor bedoelde opleidingen. Door de invoering van de Jeugdwet per 2015 konden opleidende jeugd-ggz instellingen niet langer in aanmerking komen voor de beschikbaarheidbijdrage op basis van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), omdat de Jeugdwet de Wmg en daarmee ook het Besluit beschikbaarheidbijdrage Wmg niet van toepassing verklaart op jeugdhulpaanbieders.
Voor zover het mijn opleidingsbeleid betreft: dit beleid is met name gericht op generiek opleiden, waarmee de breed opgeleide zorgverleners ook in de jeugd ggz terecht kunnen. Als daartoe ook in de jeugd-ggz moet worden opgeleid, dan moet dat praktijkdeel van de opleiding ook bekostigd kunnen worden. De onderhavige subsidieregeling is daar dan ook op gericht.
Ook vragen deze leden of de Minister daarnaast kan aangeven of er voldoende interesse is bij potentiële jeugd ggz-professionals om deel te nemen aan een opleiding en welke maatregelen hij overweegt om de interesse in werken in de jeugdhulp te vergroten?
Het is niet bekend of er voldoende interesse is bij potentiële jeugd ggz-professionals om deel te nemen aan een opleiding. Deze groep is niet vooraf te identificeren en kan daar dus niet op worden bevraagd. Mij zijn geen signalen bekend over te weinig belangstelling.
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast hoe hard het criterium «ggz-instellingen die uitsluitend zorg aanbieden aan jeugdigen tot 18 jaar» moet worden opgevat.
Het criterium is in dit kader in die zin hard, dat deze instellingen per 2015 door invoering van de Jeugdwet niet langer in aanmerking komen voor de beschikbaarheidbijdrage op basis van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) voor hun opleidingsinspanningen. Alleen instellingen die uitsluitend zorg aanbieden aan jeugdigen tot 18 jaar komen voor subsidie in aanmerking. Als ook zorg wordt aangeboden aan volwassenen, kan geen sprake zijn van een subsidie maar ontvangt de betreffende instelling een beschikbaarheidbijdrage.
Ook vragen de leden van de VVD-fractie of de Minister kan aangeven hoeveel jeugd ggz-instellingen er in Nederland zijn en hoeveel gemengde jeugdhulp-instellingen, hoeveel daarvan zijn aangemerkt om opleidingsplaatsen te bieden en of de Minister kan aangeven wat de te verwachten behoefte aan opgeleiden in de jeugd-ggz is.
Uit navraag bij GGZ Nederland en het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie is gebleken, dat hier geen exacte gegevens over zijn. Op basis van de evaluatie van de subsidieregeling is geconstateerd, dat vanaf 2015 tot heden het aantal jeugd ggz instellingen dat in aanmerking kan komen voor subsidie, enigszins is toegenomen: van 4 in 2015 tot 16 in 2018. Het is ook lastig aan te geven, wat de te verwachten behoefte aan opgeleiden in de jeugd-ggz is. Het Capaciteitsorgaan raamt niet apart voor de jeugd-ggz bij gebrek aan betrouwbare data.
Tot slot zouden de leden van de VVD-fractie graag zien dat de Minister in gesprek gaat met zowel jeugd ggz- als jeugdhulpaanbieders om te verkennen hoe interdisciplinair werken en opleiden kan leiden tot betere kwaliteit van jeugdhulp.
Ik ben voornemens om in gesprek te gaan met zowel jeugd ggz- als jeugdhulpaanbieders om te verkennen hoe interdisciplinair werken en opleiden kan leiden tot betere kwaliteit van jeugdhulp. Ik neem dit mee bij de uitwerking van de bevindingen en aanbevelingen van het onderzoeksrapport «De jeugd-GGZ in de Jeugdwet: een onderzoek naar knelpunten en kansen».
De leden van de CDA-fractie vragen door wie de evaluatie van de huidige Subsidieregeling Opleidingen in een Jeugd ggz-instelling is uitgevoerd.
De evaluatie is door VWS zelf uitgevoerd. Er is niet gekozen voor een externe separate evaluatie van de Subsidieregeling Opleidingen in een Jeugd ggz-instelling om de volgende redenen:
– het jaarlijks met de subsidieregeling gemoeide budget bedraagt tussen de € 0,5 en € 1 mln.;
– de regeling is gebaseerd op de subsidieregeling opleidingen publieke gezondheidszorg 2013–2017, die wel geëvalueerd is bij de beleidsdoorlichting Artikel 4.2 «Opleidingen, Beroepenstructuur en Arbeidsmarkt» van de VWS-begroting1 (hierna: de beleidsdoorlichting) en daarbij effectief en efficiënt is gebleken;
– de beschikbaarheidbijdrage (BB) voor medische vervolgopleidingen, waarvoor de onderhavige regeling als vangnet fungeert, is ook positief geëvalueerd bij de beleidsdoorlichting;
– de analogieën tussen de 3 bovengenoemde regelingen qua doelstelling en opzet;
– doublure van onderzoek moet zo veel mogelijk worden voorkomen;
– doelmatige aanwending van middelen;
– de beperkte reikwijdte van de onderhavige regeling, te weten opleidingen die ook onder BB Medische Vervolg Opleidingen in de ggz vallen, maar die qua uitvoering beperkt zijn tot een subsector van de ggz.
De leden van de CDA-fractie vragen tevens waarom, na de verkenning en de analyse in 2014 van de oplossingsrichtingen in de vorm van een alternatieve betaaltitel voor de beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen voor de opleidingen in de jeugd ggz, nu nog jaren gedaan moet worden over het verkennen van de mogelijkheid om het opleiden voor jeugd-specifieke ggz via het instrument van de opleidingsregelgeving te borgen en waarom deze mogelijkheid niet eerder is onderzocht.
Deze mogelijkheid is destijds wel overwogen, maar als alternatief verworpen vanwege de haalbaarheid en snelheid waarmee de daarmee gemoeide systeemveranderingen zouden kunnen worden gerealiseerd. Het was toen zaak om op korte termijn per 2015 een financieel vangnet beschikbaar te hebben. Bovendien werd destijds ingeschat dat er geen draagvlak bij de jeugd ggz instellingen zou zijn, omdat dat alternatief met zich bracht, dat jeugd ggz instellingen voor het opleiden verplicht zouden moeten samenwerken met opleidende algemene ggz instellingen, en daardoor jeugd ggz instellingen afhankelijk zouden worden van hun bereidheid tot samenwerking.
De afgelopen jaren heeft het zogenoemde «breed» opleiden (d.i. in meer sectoren en meer dan 1 instelling gedurende de meerjarige opleidingen) in de ggz meer ingang gevonden. In dit verband wijs ik op de lopende proeftuinen rond opleidingssamenwerkingsverbanden in de ggz. Dit jaar wordt daarover een rapportage verwacht. Het zal nog de nodige tijd en energie vragen om het breed opleiden daadwerkelijk gemeengoed te laten worden in de opleidingspraktijk. In de rapportage verwacht ik aangrijpingspunten te vinden voor maatregelen die diverse betrokken partijen kunnen treffen om dit breed opleiden te stimuleren. Ik zal dit punt betrekken bij de hierboven genoemde uitwerking van de bevindingen en aanbevelingen van het onderzoeksrapport «De jeugd-GGZ in de Jeugdwet: een onderzoek naar knelpunten en kansen».
De leden van de CDA-fractie vragen ook of de Subsidieregeling opnieuw gewijzigd moet worden in verband met de herberekening van de beschikbaarheidbijdragen die de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) verstrekt voor de desbetreffende ggz opleidingen, en zo ja, wanneer?
De NZa is voornemens de herberekening eind dit jaar af te ronden. Zodra de NZa dit daadwerkelijk heeft kunnen doen, ligt aanpassing van de Subsidieregeling in de rede. Ik zal de Kamer alsdan daarvan op de hoogte stellen.
De leden van de CDA-fractie vragen tevens of ik een overzicht kan geven van de geraamde capaciteitsbehoefte aan zorgprofessionals voor komende jaren.
Bij brief van 14 december 2018 heeft de Minister van Medisch Specialistische Zorg u het meest recente Capaciteitsplan 2020–2024 Beroepen Geestelijke Gezondheid van het Capaciteitsorgaan doen toekomen (Kamerstuk 29 282, nr. 344).
De leden van de CDA-fractie vragen tot slot naar inzicht in de realisatie van deze opleidingsplaatsen voor de opleidingen tot klinisch (neuro)psycholoog en verpleegkundig specialist ggz voor dit jaar en welke budgetten daarmee gemoeid zijn.
Voor het jaar 2019 zijn instroomplaatsen toegewezen conform de onderstaande tabel:
Aangeboden aan de Tweede Kamer bij brief van 12 mei 2017 van de Staatssecretaris van VWS; Kamerstuk 29 282, nr. 273↩︎