Antwoorden onderdeel Asiel en Migratie
Bijlage
Nummer: 2019D31308, datum: 2019-07-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 18-19 juli te Helsinki (2019D31307)
Preview document (🔗 origineel)
Antwoorden Schriftelijk Overleg iJBZ-Raad 18-19 juli 2019 Asiel en Migratie |
|||||||||||||||||
Met belangstelling heeft het kabinet kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van VVD, CDA, D66, PVV, GroenLinks en SP in relatie tot de informele JBZ-Raad 18-19 juli 2019. Hieronder treft u de beantwoording aan per thema op het gebied van asiel en migratie.
Algemeen
De leden van de PVV-fractie verzoeken om een overzicht van standpunten ten behoeve van deze informele Raad. De aard van informele JBZ-Raden georganiseerd in de hoofdstad van het voorzitterschap is anders dan van formele JBZ-Raden die in Brussel of Luxemburg plaatsvinden. Tijdens informele JBZ-Raden worden geen formele besluiten genomen. Het discussiedocument dat door het Finse voorzitterschap is verspreid is niet openbaar en kan daarom niet met uw Kamer gedeeld worden, in tegenstelling tot de documenten voor de formele JBZ-raden die toegankelijk zijn via het Delegates portal. In de Geannoteerde agenda voor deze informele JBZ-Raad is uitgebreid uiteengezet wat de strekking is van dit paper in combinatie met de Nederlandse inzet, om uw Kamer zo goed mogelijk te informeren. De Nederlandse inbreng in de discussie in Helsinki zal langs deze lijnen vormgegeven worden. Na afloop van deze Raad zult u zoals gebruikelijk geïnformeerd worden over het verloop van de discussie.
De leden van de D66-fractie uiten hun zorgen over de stilstand van de discussie over het Europese asielbeleid en het ontbreken van een fatsoenlijke en duurzame ontschepingsoplossing. Zij vragen op welke manier het kabinet zich gaat inzetten om deze discussie vlot te trekken. Het kabinet zet zich blijvend in voor een herziening van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel (GEAS) om te komen tot meer moderne en robuuste asiel- en opvangprocedures in de EU die bestand zijn tegen fluctuaties in de asielinstroom en illegale secundaire migratie tegengaan. Solidariteit en een billijke verdeling van verantwoordelijkheden tussen de lidstaten staan hierbij centraal. Voorts is een herziening nodig om terug te kunnen keren naar een functionerende Schengenzone zonder binnengrenscontroles. Wat betreft ontscheping zet het kabinet, zoals uw Kamer bekend, in op een structurele oplossing. Hierover is meermaals met uw Kamer gewisseld. Voor Nederland is het van groot belang dat bij aankomst zo snel mogelijk onderscheid wordt gemaakt tussen kansrijke asielzoekers en kansarme asielzoekers en irreguliere economische migranten middels een verplichte grensprocedure. Dit is niet alleen in het belang van zorgvuldigheid, maar dient ook om te voorkomen dat asiel- en opvangprocedures onnodig belast worden door personen die daar geen recht op hebben. In het geval van een aanhoudende disproportionele druk, kan een solidariteitsmechanisme inclusief herplaatsing aan de orde zijn. Daarbij is het wel zaak dat een zo groot mogelijk aantal, zo niet alle Lidstaten, inclusief de Lidstaat van ontscheping, hun verantwoordelijkheid en ‘fair share’ nemen.
In reactie op vragen van de D66-fractie over het Fins Voorzitterschap en de verwachtingen van het kabinet ten aanzien van de behandeling van het Europees asielbeleid en in het bijzonder het GEAS-pakket wijst het kabinet er op dat het Fins Voorzitterschap vooreerst een focus lijkt te leggen op het in kaart brengen van de deelonderwerpen (thema’s) waarover tussen de lidstaten nog geen consensus is en welke compromissen mogelijk zijn. Hiermee probeert het Fins Voorzitterschap goed voorwerk te verrichten voor de nieuwe Commissie. Het is aan de nieuwe Commissie welke voorstellen zij op tafel houdt en welke zij intrekt.
Voor de inzet van het kabinet verwijst het kabinet u naar bovenstaand antwoord op de eerste vraag van de D66-fractie. In aanvulling daarop kan ik zeggen dat het kabinet aandringt op voorstellen die een daadwerkelijke verbetering zijn van de huidige regelgeving. Belangrijke punten daarbinnen zijn voor mij onder andere het ontmoedigen van secundaire migratie, snellere Dublinprocedures, het bevorderen van terugkeer, en een effectieve aanpak van overlast in en rondom asielopvang . Het strikt vasthouden aan een pakketbenadering vind ik minder van belang dan het realiseren van deze verbeteringen.
Samenwerking met derde landen
Op vragen van de PVV-fractie ten aanzien van de samenwerking met landen van herkomst inclusief op het gebied van opvang in de regio deelt het kabinet de opvatting dat opvang in de regio een belangrijk onderdeel kan zijn van een meer structurele oplossing voor het migratievraagstuk. Van belang is te noteren dat er door de EU structureel geïnvesteerd wordt in betere bescherming en opvang in de regio, bijvoorbeeld in de Hoorn van Afrika Dit is onderdeel van de integrale migratieagenda van dit kabinet. Het kabinet merkt echter op dat daar waar het om vreemdelingen uit veilige landen van herkomst gaat, het oogmerk achter de migratie vaak een economisch motief is, en niet een veiligheidsrisico. Opvang in de regio is dan onvoldoende een antwoord op dit vraagstuk.
Wat betreft de samenwerking met derde landen over terugkeer, vraagt de PVV-fractie om een uitleg waarom landen als Spanje en Zweden wel in staat zijn om afspraken te maken met Marokko om zo de terugkeer van overlastgevers te bespoedigen. Vooropgesteld, tolereert het kabinet op geen enkele wijze overlast gevende asielzoekers of derdelanders die illegaal in Nederland verblijven, ongeacht hun nationaliteit. Daarvoor treft het kabinet ook maatregelen. Wat betreft de medewerking aan terugkeer van landen als Marokko geldt dat verschillende lidstaten, waaronder Spanje en Zweden, brede migratieafspraken maken met landen als Marokko. Als onderdeel van die brede samenwerking zetten zij onder andere ook mogelijkheden in om beter gebruik te maken van legale migratie, bijvoorbeeld via seizoensarbeid. Daarnaast geldt ook dat de bredere bilaterale betrekkingen tussen de genoemde landen en Marokko anders van aard zijn dan de huidige bilaterale relatie tussen Nederland en Marokko.
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie naar de inzet van negatieve maatregelen in het geval dat een land va herkomst niet meewerkt aan terugkeer. Inzet van het kabinet is er op gericht om de migratiesamenwerking met verschillende landen van herkomst en transit te verbeteren, waaronder op het gebied van terugkeer. Dat kan op verschillende wijzen die gespecificeerd zijn in de integrale migratieagenda en het Regeerakkoord. Om landen tot samenwerkring te bewegen zet het kabinet daarom in op een bredere set van positieve en negatieve prikkels. Het kabinet volgt net als de Europese Raad hierbij het principe van ‘more for more’ en ‘less for less’. Nederland zoekt hierbij waar mogelijk de Europese samenwerking.
Terugkeerrichtlijn
Wat betreft het voorstel van de leden van de PVV-fractie ten aanzien van het verruimen van de mogelijkheden voor vreemdelingenbewaring, verwijst het kabinet kortheidshalve naar de lopende onderhandelingen over de herziening terugkeerrichtlijn. Daarin zijn een aantal aanpassingen aan de terugkeerrichtlijn opgenomen die – conform het Regeerakkoord – bewaring zouden kunnen verruimen. Ook wordt gesproken over een grensprocedure waarin met name weinig kansrijke aanvragen snel kunnen worden afgehandeld, waarna vanuit een gecontroleerde setting aan de terugkeer gewerkt kan worden. Uw Kamer is met het verslag van de vorige JBZ-Raad geïnformeerd over de gedeelde gemeenschappelijke positie voor de onderhandelingen met het Europees Parlement. Op dit moment is de Raad in afwachting van een positie van datzelfde parlement om de onderhandelingen te starten. Deze maatregel zal nog verder worden besproken en over de richtlijn in zijn geheel zal ook met het EP overeenstemming moeten worden bereikt. De inzet van het kabinet in die onderhandelingen, zoal met uw Kamer gedeeld via het BNC-fiche, is onveranderd. Ook is hier uitgebreid over gesproken tijden het AO JBZ voorafgaande aan de JBZ-Raad van 6 en 7 juni 2019.
In reactie op vragen van de leden van de GroenLinks-fractie over het standpunt van het EP op de terugkeerrichtlijn wijst het kabinet er op dat het niet kan vooruitlopen op de agenda van het nieuwe Europese parlement en de prioriteiten die zij daarin aanbrengt. Dat is geheel aan de leden van he Europees Parlement om te bepalen.
Situatie Libië
Naar aanleiding van het verslag van de vorige JBZ-Raad, vragen de leden van de D66-fractie om een nadere toelichting met betrekking tot de discussie tijdens de Raad over de situatie in Libië en de Nederlandse inbreng daarin. De situatie in Libië en in het bijzonder die van vluchtelingen en migranten in de Libische detentiecentra heeft de nadrukkelijke aandacht van de Raad en de Commissie. Naast Nederland, vroegen meer lidstaten aandacht voor de meest recente ontwikkelingen. Dit heeft echter niet geleid tot concrete, nieuwe initiatieven. Zoals gezegd , de situatie en ontwikkelingen in Libië hebben de doorlopende aandacht. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 15 juli jl. is hier ook over gesproken.
Volgens de beschikbare informatie van UNHCR d.d. 12 juli jongstleden bevinden zich 898 vluchtelingen in de Gathering and Departure Facility (GDF). Het is het kabinet niet bekend hoeveel van deze personen in aanmerking komen voor hervestiging dan wel voor hervestiging op korte termijn. UNHCR en IOM hebben landen opgeroepen om hun hervestigingsinzet te versnellen. Hier spant Nederland zich ook voor in.
Ook de leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de inzet van he kabinet op Libië tijdens deze informele Raad. Het kabinet deelt de zorgen van uw Kamer met betrekking tot de situatie in Libië en in het bijzonder de meest recente ontwikkelingen. Het kabinet ziet de twee genoemde moties dan ook als ondersteuning van het ingezette beleid. Al lange tijd vraagt het kabinet in verschillende fora aandacht voor deze situatie en zal dit blijven doen. Zoals is weergegeven in de Geannoteerde Agenda van deze informele JBZ-Raad, ziet de geplande discussie met name op de interne dimensie. En marge van de bijeenkomst zal het kabinet dit punt opbrengen. Gelet op het feit dat het hier een informele Raad betreft, zullen hier geen formele afspraken uit volgen. Het moge echter duidelijk zijn dat samen met Nederland, meer lidstaten en de Commissie zich zorgen maken over de ontwikkelingen in Libië. Meerder lidstaten en de Commissie dragen dan ook op verschillende manieren bij aan het versnellen van hervestigingstrajecten, evacuaties en het ondersteunen van vrijwillige terugkeer vanuit Libië naar landen van herkomst.
Hervestiging
De leden van de VVD-fractie vragen of Nederland zal blijven benadrukken dat een voorwaarde voor (meer) hervestiging is, dat er voldoende adequate opvang in veilige landen in de regio is gerealiseerd en de instroom naar Europa drastisch is gedaald. Inzet van het kabinet is om de opvang en bescherming in de regio te verbeteren. Het kabinet ziet hervestiging als instrument om solidariteit te tonen met grootschalige opvanglanden. Daar heeft het kabinet een nationaal quotum voor vastgesteld. Voorts is het kabinet, conform het regeerakkoord, bereid om een aanvullende hervestigingsinzet te plegen ter ondersteuning van Europese afspraken die bijdragen aan een lagere instroom naar Europa en Nederland. Zover bekend worden lidstaten tijdens deze informele JBZ-Raad niet gevraagd om aanvullende bijdragen op hervestiging te leveren. Uitgangspunt van het kabinet blijft uiteraard het regeerakkoord.
Op vragen van de D66-fractie over de laatste hervestigingsmissie naar Niger kan het kabinet u informeren dat tijdens de Nederlandse selectiemissie naar Niger afgelopen mei ongeveer 50 geëvacueerde vluchtelingen zijn geselecteerd voor hervestiging naar Nederland. Het streven om deze vluchtelingen in juni in Nederland te laten aankomen is vertraagd vanwege het visumproces, waardoor betrokkenen deze maand in Nederland aankomen.
Voorts vragen de leden van de D33-fractie naar de planning van de hervestigingsmissie voor het komende jaar en de invulling van het nationale quotum. De planning van hervestigingsmissies voor het komende jaar (2020) is nog niet bekend. Dit houdt er onder meer verband mee dat de Europese Commissie afgelopen week met de lidstaten heeft gesproken over een mogelijk hervestigingsprogramma voor 2020 (in het vervolg op het huidige zogenoemde ‘EU 50.000 pledge’ programma) in welk kader tevens prioriteitslanden worden aangemerkt. Daarnaast spreekt Nederland begin september op ambtelijk niveau met UNHCR over eventuele suggesties van UNHCR voor missiebestemmingen van Nederland. Uiterlijk 15 september 2019 moeten lidstaten hun inzet voor de EU pledge 2020 kenbaar maken wat betreft aantallen en indicatieve bestemmingen. Alsdan zal ook een besluit moeten zijn genomen over de Nederlandse missiebestemmingen. De planning is er ten allen tijde op gericht om het geldende quotum te behalen. Uw Kamer wordt hierover, zoals gebruikelijk, geïnformeerd.
De leden van de SP-fractie vragen eveneens naar de voortgang van de hervestiging vanuit Libië via Niger en de Nedelandse bijdragen daaraan. Volgens UNCHR1 zijn per 23 juni in totaal 2.911 personen geëvacueerd van Libië naar het ETM Niger. Op 23 juni verbleven in het ETM 1.469 uit Libië geëvacueerde personen. Sinds 1 september 2017 zijn 2.234 geëvacueerden voorgedragen voor hervestiging aan 13 landen (België, Canada, Finland, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Noorwegen, Zweden, Zwitserland, Verenigd Koninkrijk, en de Verenigde Staten).
Het aantal vluchtelingen dat vanuit het ETM in Niger is hervestigd naar EU Lidstaten is dezerzijds niet bekend en niet binnen de voor deze beantwoording geldende termijn te achterhalen.
Wel volgt uit de openbaar beschikbare UNHCR informatie2 dat sinds 1 september 2017 1.510 geëvacueerden uit Niger zijn vertrokken naar België, Canada, Finland, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Noorwegen, Zweden, Zwitserland, VK, en de VS. 412 voor hervestiging geaccepteerde vluchtelingen zijn in afwachting van vertrek uit Niger naar Canada, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Zweden, VK, en de VS.
Per 7 juli 2019 hebben 13 landen een totaal aantal van 6,886 hervestigingsplaatsen toegezegd ten behoeve van de Libië-Niger situatie. Het betreft België, Canada, Finland, Frankrijk, Duitsland, Italië (evacuatie), Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Zweden, Zwitserland, VK en de VS.
Voor Nederland bestaat die inzet uit de pilotmissie naar Niger die in 2018 is uitgevoerd (ongeveer 25 vluchtelingen) en de hervestigingsmissie afgelopen mei voor de selectie van ongeveer 50 vluchtelingen die nog deze maand in Nederland zullen aankomen. De missieplanning voor 2020 is nog niet bekend.
Ontscheping
Op vragen van de VVD-fractie inzake de ontscheping van drenkelingen in zowel de EU als daarbuiten benadrukt het kabinet dat de conclusies van de Europese Raad van juni 2018 hier het uitgangspunt vormen. Zoals vaker met uw Kamer is gedeeld, betreurt het kabinet de gebrekkige voortgang op het maken van specifieke afspraken over ontscheping in landen buiten de EU. Wel constateert het kabinet dat in meerdere (Noord-)Afrikaanse landen wel degelijk sprake is van een praktijk waarin drenkelingen in hun havens worden ontscheept. Vaak zijn UNHCR en IOM daar bij betrokken. Tevens is met EU steun de capaciteit van grensautoriteiten en de nationale kustwachten in diverse Noord-Afrikaanse landen versterkt (m.n. in Marokko en Libië) en is het grensmanagement op de verschillende transitroutes naar Noord-Afrika (bijvoorbeeld in Niger) verbetert. In combinatie met de versterkte internationale aanpak van mensenhandel en mensensmokkel heeft dit tot een aanzienlijk lagere stroom irreguliere migratie tot gevolg gehad. Ten aanzien van de ontscheping aan EU-zijde zet het kabinet zich al langer in voor een structurele oplossing.3 Daar zal ook en marge van deze informele Raad van gedachten over worden gewisseld. Dit doet niets af aan de ambitie van de EU en het Fins Voorzitterschap, om met andere landen te komen over bredere migratiesamenwerking, inclusief de ontscheping van drenkelingen in veilige havens buiten de EU. Dit is wat betreft het kabinet een deel van de oplossing.
In reactie op het verzoek van de PVV-fractie dat Nederland nooit akkoord kan gaan met een herverdelingsmechanisme verwijst het kabinet u kortheidshalve naar de Kamerbrief van 14 januari jl.4
De D66-fractie vragen naar de huidige stand van zaken omtrent het vinden van een tijdelijke oplossing voor ontscheping en verzoeken om een toelichting over het krachtenveld daarin. Naar aanleiding van een recente oproep van Italië en Malta om werk te maken van een nieuw ontschepingsmechanisme, heeft het Voorzitterschap en marge van de informele Raad een overleg gepland . Daarbij zullen de mogelijkheden worden besproken om een tijdelijk arrangement in te richten. In antwoord op eerdere schriftelijke vragen van uw Kamer heeft het kabinet aangegeven eventueel te willen overwegen aan een tijdelijk arrangement bij te dragen indien het overeen komt met de voorwaarden, zoals gesteld in de brief van 14 januari jl. Grootste twistpunt betreft de toepassing van een verplichte grensprocedure, herplaatsing ongeacht de migratiedruk op een Lidstaat van ontscheping, als ook dat alle lidstaten, inclusief de lidstaat van eerste aankomst, verantwoordelijkheid nemen. Het kabinet is geen voorstander van een algemeen verdelingsmechanisme waarin niet bij aankomst middels de grensprocedure onderscheid wordt gemaakt tussen kansrijke asielzoekers en kansarme asielzoekers en irreguliere economische migranten, en draagt voorts uit dat herplaatsing alleen aan de orde is wanneer een Lidstaat onder aanhoudende, disproportionele druk staat.
In reactie op de vragen van de D66-fratcie ten aanzien van de operatie Sophia wijst het kabinet er op dat de onderhandelingen over het nieuwe mandaat van operatie Sophia nog niet zijn begonnen. Het lopende mandaat eindigt op 30 september. Verwacht wordt dat deze in september zullen beginnen. Voor het Nederlandse standpunt hierover verwijst het kabinet u kortheidshalve naar de beantwoording van het lid Groothuizen over dit onderwerp.5
NGO schepen
Leden van de PVV-fractie verzoeken het kabinet om Italië op de hoogte te brengen van het standpunt van de Tweede Kamer dat Nederland de facilitering van mensensmokkel niet tolereert en Italië hierbij in Nederland een bondgenoot vindt. Het kabinet hecht groot belang aan de aanpak van mensensmokkel en heeft deze geïntensiveerd. Het is Italië bekend dat het kabinet mensensmokkel niet tolereert. Op verschillende wijze werken Italië en Nederland ook samen aan de aanpak van mensensmokkel. Waar het de activiteiten van ngo-schepen betreft, onderschrijft het kabinet de internationale verplichtingen om mensenlevens op zee te redden. Zoals ook vaker met uw Kamer gewisseld, is het daarbij echter wel zaak dat dergelijke operaties niet onbedoeld bijdragen aan het in stand houden van de criminele activiteiten van mensensmokkelaars die mensenlevens op het spel zetten. Dit heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ook in haar reactie aan minister Salvini van Binnenlandse Zaken overgebracht. Uw Kamer heeft een afschrift van deze brief ontvangen op 3 juli jl.
In reactie op vragen van de SP-fractie, licht het kabinet graag toe op welke wijze het kabinet tijdens de informele JBZ-Raad zal vragen om te komen tot een Europese analyse met betrekking tot de grens tussen het faciliteren van mensensmokkel enerzijds en het redden van drenkelingen anderzijds. Zoals toegezegd tijdens het AO van 4 juli jl. zal de staatssecretaris de behoefte om dit vraagstuk verder te onderzoeken inbrengen in gesprekken en marge van de informele JBZ-Raad. Uit die gesprekken zal blijken of er voldoende draagvlak is onder de lidstaten om een dergelijk onderzoek te doen. Zoals de staatssecretaris uw Kamer heeft toegezegd, wordt u hierover geïnformeerd via het verslag van deze informele JBZ-Raad.
Noodremprocedure Albanië
De Leden van de SP-fractie hebben meerder vragen gesteld over de noodremprocedure ten aanzien van de visumvrijstelling voor Albanië en de reactie van de Commissie op het verzoek van Nederland om deze toe te passen. De visumliberalisatie voor Albanezen is in 2010 ingegaan. De politie constateert pas vanaf 2016 een stijging van het aantal Albanees sprekende verdachten. Overigens daalde daarna weer het aantal Albanees sprekende verdachten. Dit is ook aangegeven in de notificatie. Er zijn geen cijfers bekend van voor 2010. Dit houdt ook verband met de bewaartermijnen van de wet politiegegevens.
Van ongecontroleerde toegang van Albanezen is geen sprake. Albanezen die het Schengengebied inreizen dienen te voldoen aan de toegangsvoorwaarden zoals vastgelegd in de Schengengrenscode. Dat betekent dat de betrokkene geen gevaar mag vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid, een duidelijk doel moet kunnen aangeven voor het verblijf en moet beschikken over voldoende middelen om het verblijf te bekostigen.
Om de samenwerking op het gebied van criminaliteitsbestrijding te verbeteren hebben de minister en toenmalige staatssecretaris van Justitie en Veiligheid met de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie van Albanië bovendien op 23 mei 2018 een ‘Letter of Intent Combating International Crime’ getekend. Ter invulling daarvan heeft op 13 en 14 februari 2019 een expertmeeting migratiecriminaliteit plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van beide landen en hebben de Korpschefs van politie van beide landen een aantal malen werkbesprekingen gevoerd in het kader van de verbetering van de onderlinge samenwerking. De verwachting is bovendien dat na de zomer een expertmeeting ‘organized crime’ zal plaatsvinden tussen de Albanese en de Nederlandse politie.
Tevens heeft de Europese Commissie in de brief inzake de noodremprocedure, die op 9 juli jl. naar de voorzitter van de Tweede Kamer is verzonden, aangegeven dat Albanië zijn inspanningen om ongegronde asielverzoeken te voorkomen en georganiseerde criminaliteit te bestrijden, moet intensiveren.
Diverse onderwerpen
Op vragen van de GroenLinks-fractie over het MFK naar aanleiding van het vorige verslag licht het kabinet graag nader toe dat het voor Nederland van belang is dat de verschillende fondsen, zoals AMIF, ISF en BMVI uniform en dus op een gelijksoortige wijze kunnen worden uitgevoerd, opdat de administratieve last voor lidstaten zo laag mogelijk is. Met flexibiliteit wordt bedoeld dat de fondsen voor een groot aantal doelen kunnen worden ingezet.
Nar aanleiding van de vragen van de SP- ten aanzien van de toetreding van Albanië tot de EU wijst het kabinet uw Kamer de kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket (Kamerstuk 23987, nr. 361) van 5 juni 2019 en de aanvullende brief (Kamerstuk 22112, nr. 2813) van 6 juni 2019. In lijn met de motie-Omtzigt (Kamerstuk 21501-02 nr. 2019) verwelkomde Nederland in de Raad Algemene Zaken van 18 juni 2019 weliswaar de door Albanië gezette stappen, maar onderstreepte dat het openen van toetredingsonderhandelingen prematuur zou zijn: Albanië moet nog overtuigender resultaten boeken in de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad. Nederland wees daarbij ook op de problemen vanwege gewelddadige misdrijven gepleegd door Albanezen in Nederland. Tijdens de RAZ van 18 juni jl. concludeerde de Raad om uiterlijk in oktober duidelijke en inhoudelijke besluiten te nemen ten aanzien van de respectievelijke aanbevelingen van de Commissie.
De leden van de SP-fractie vragen voorts naar de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot Schengen. Schengentoetreding van beide landen is op dit moment niet aan de orde. Dit onderwerp staat ook niet op de agenda van de informele JBZ-raad. Het standpunt van het kabinet is op dit punt ongewijzigd.
Op vragen van de SP-fractie ten aanzien van de situatie in Iran wijst het kabinet uw Kamer er op dat dit onderwerp niet op de agenda van deze informele JBZ-Raad staat. De Raad Buitenlandse Zaken heeft op 15 juli jl. over Iran gesproken. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd via het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken.
De SP-fractie vraagt tenslotte naar de samenwerking met Niger en vraagt de regering ervoor te zorgen dat een land als Niger veel meer hulp krijgt bij de opvang van vluchtelingen en het bestrijden van mensensmokkel, zodat er weer plek vrijkomt om vluchtelingen uit het door oorlog geteisterde Libië te halen en de detentiecentra aldaar gesloten kunnen worden. Sinds enkele jaren wordt intensief samengewerkt met Niger. Via het EU Trust Fund voor Afrika worden voor EUR 253 mln. aan projecten uitgevoerd of ontwikkeld die onder andere zien op het versterken van de overheid en conflictpreventie, verbeteren van migratiemanagement, bevorderen van de weerbaarheid van de Nigerese samenleving en andere projecten die zien op de aanpak van grondoorzaken voor irreguliere migratie. Ook investeert het kabinet in Niger in conflictpreventie en de aanpak van grondoorzaken van armoede, door het bevorderen van meisjesonderwijs, werkgelegenheid en water- en voedselzekerheid, zoals aangegeven in de BHOS-nota “Investeren in Perspectief”. Onder andere via een financiële bijdrage, ondersteunt Nederland IOM bij reddingsoperaties van (irreguliere) migranten die achter worden gelaten in de woestijn. Zij krijgen vervolgens bescherming en ondersteuning bij hun vrijwillige terugkeer naar hun landen van herkomst. Wat de capaciteit van het Emergency Transit Facility (ETM) betreft, hebben veel hervestigingslanden, waaronder ook Nederland, hervestigingsprocedures aangepast en versneld zodat meer ruimte ontstaat voor evacuees uit Libië.
Libya - Niger Situation / Resettlement Update #69’ van UNHCR (d.d. 11 juli 2019: https://data2.unhcr.org/en/documents/download/70343↩︎
Idem↩︎
Zie onder andere Kamerstukken II, 2018-2019, 32 317, nr. 535↩︎
Kamerstukken II, 2018-2019, 32 317, nr. 535↩︎
Kamerstukken II, 2018-2019, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 2134↩︎