[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Memorie van toelichting

Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2020

Memorie van toelichting

Nummer: 2019D32454, datum: 2019-09-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35300-I-2).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35300 I-2 Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2020.

Onderdeel van zaak 2019Z15659:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019‒2020
35 300I Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2020
Nr. 2

Memorie van toelichting

Inhoudsopgave

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL 2
B. BEGROTINGSTOELICHTING 3
1 Leeswijzer 3
2 Niet-beleidsartikelen 4
Bijlagen 11

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister-President,
Minister van Algemene Zaken,





M. Rutte

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1 Leeswijzer

Deze memorie van toelichting betreft de begroting van de Koning voor het jaar 2020. De begroting bevat naast de grondwettelijke uitkering aan drie leden van het Koninklijk Huis (de Koning, Koningin Máxima en Prinses Beatrix) ook de uitgaven ten behoeve van de constitutionele Koning als staatshoofd. De wijze van uitputting van de begroting vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis en aan het Ministerie van Defensie. Voor artikel 1 vindt de afrekening nog in het lopende begrotingsjaar plaats; bij de artikelen 2 en 3 zal de afrekening niet eerder dan in het volgende jaar kunnen plaatsvinden. De raming van de ontvangsten bij de artikelen is op nihil gesteld en zal alleen betrekking hebben op ontvangsten uit hoofde van de afrekeningen van voorgaande jaren. De begrotingsartikelen die worden opgenomen in deze begroting hebben het karakter van een niet-beleidsartikel.

Begroting I valt onder de niet-departementale begrotingen. Vanwege een afwijkend regime hoeft geen apart centraal apparaatsartikel te worden opgenomen in de begroting.

In de tabellen budgettaire gevolgen van beleid is geen informatie opgenomen over de budgetflexibiliteit, omdat het apparaatsuitgaven betreft.

Groeiparagraaf

Ten opzichte van vorig jaar zijn geen significante wijzigingen opgenomen in de begroting.

2 Niet-beleidsartikelen

2.1 Artikel 1 Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis

A. Algemene doelstelling

Het verstrekken van de grondwettelijke uitkeringen krachtens artikel 1 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning (artikel 4.3 lid 1, Comptabiliteitswet 2016).

C. Beleidswijzigingen

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen

Verplichtingen 8.082 8.354 8.503 8.610 10.090 10.090 10.090
Uitgaven 8.082 8.354 8.503 8.610 10.090 10.090 10.090
Waarvan juridisch verplicht (percentage) 100%
Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis 8.082 8.354 8.503 8.610 10.090 10.090 10.090
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting

Dit begrotingsartikel bevat de grondwettelijke uitkeringen krachtens de WFSKH, zoals deze wet luidt met ingang van 1 januari 2009.1

De uitkeringen bestaan uit een A-component, die het inkomensbestanddeel vormt en een B-component, die betrekking heeft op personele en materiële uitgaven. De stijging in 2020 ten opzichte van 2019 volgt uit de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Deze houdt enerzijds rekening met de indexering die van toepassing is op de uitkeringen in de A-component en de helft van de B-component, en anderzijds met de consumentenprijsindex die van toepassing is op de materiële uitgaven als onderdeel van de B-component van de uitkeringen.

Voor de A-component is als basis genomen het bedrag genoemd in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis, dat is aangepast in de verhouding waarin de bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State in het jaar 2019 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007 en vervolgens voor het jaar 2020 verhoogd wordt met de contractloonstijging van de sector Rijk.

De personele uitgaven hebben betrekking op de personeelsleden, die hun instructie rechtstreeks van de Koning, de echtgenote van de Koning of de Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap ontvangen en/of in de onmiddellijke omgeving van hen verkeren en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer voltrekt.

Als basis voor de B-component is genomen het bedrag genoemd in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Dit bedrag is voor de helft aangepast in de verhouding waarin de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel in 2019 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007 en vervolgens voor het jaar 2020 verhoogd wordt met de contractloonstijging van de sector Rijk. Voor de andere helft is het bedrag aangepast in de verhouding waarin het algemeen prijspeil van het gezinsverbruik blijkens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex in de maand juni 2018 afwijkt van het prijspeil in de maand juni van het jaar 2007 en vervolgens voor de jaren 2019 en 2020 verhoogd met de verwachte ontwikkeling van de consumentenprijsindex zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2019.

Indien de uiteindelijke loon- en prijsontwikkeling afwijkt van de verwachting, dan zal ook de werkelijke uitkering afwijken van het in deze begroting genoemde bedrag. Deze afwijking is derhalve als PM aan te merken. De raming over 2020 vormt een onderdeel van de verdiepingsbijlage.

2.2 Artikel 2 Functionele uitgaven van de Koning

A. Algemene doelstelling

Het verrichten van uitgaven die functioneel met het koningschap samenhangen krachtens artikel 3 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning (artikel 4.3 lid 1, Comptabiliteitswet 2016).

C. Beleidswijzigingen

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen

Verplichtingen 28.913 29.635 29.635 29.635 29.635 29.635 29.635
Uitgaven 28.913 29.635 29.635 29.635 29.635 29.635 29.635
Waarvan juridisch verplicht (percentage) 100%
Functionele uitgaven van de Koning 28.913 29.635 29.635 29.635 29.635 29.635 29.635
Ontvangsten 8 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting

Begrotingsartikel 2 bevat de functionele uitgaven die te relateren zijn aan de uitoefening van het koningschap en die op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH) namens de Koning worden ingediend bij de Minister-President en ten laste van deze begroting worden betaald. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component en overige specifieke uitgaven. De uitputting van dit begrotingsartikel vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis.

De primaire taak van de Dienst van het Koninklijk Huis is de ondersteuning van Koning Willem-Alexander, Koningin Máxima en Prinses Beatrix en overige leden van het Koninklijk Huis bij hun werkzaamheden. De Dienst van het Koninklijk Huis bestaat uit het Civiele Huis en het Militaire Huis. De diverse hofdepartementen van het Civiele Huis kennen ieder hun eigen discipline. Dit betreft onder meer administratie en financiën, huishoudelijke diensten, onderhoud en beheer van ter beschikking gestelde paleizen, vervoer en tevens beleidsinhoudelijke en praktische ondersteuning. Leden van het Militaire Huis ondersteunen de coördinatie en de uitvoering van evenementen en diverse veiligheidsaspecten rondom het Koninklijk Huis.

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

Deze personeelsuitgaven hebben betrekking op gemiddeld 260 fte. Dit is exclusief de personeelsleden die worden betaald uit de B-component. De uitgaven voor actief personeel betreffen de personeelsinzet ten behoeve van o.a. het Departement van de Hofmaarschalk, het Koninklijk Huisarchief, het Koninklijk Staldepartement (chauffeurs/monteurs, koetsiers en onderhoudspersoneel) en de personeelsinzet voor de facilitaire functies voor de in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aangewezen paleizen (te weten het Koninklijk Paleis te Amsterdam, Paleis Huis ten Bosch en Paleis Noordeinde).

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

De materiële uitgaven hebben betrekking op uitgaven voor de instandhouding van het rijtuigenpark (auto’s, paarden en rijtuigen) en voor de gebruikskosten voor de in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aangewezen paleizen (inclusief de verwarming en verlichting). Daarnaast bevatten zij de kosten voor ICT, accountantscontrole, advisering, beveiligingsvoorzieningen en de kosten van facilitaire aard. Hieronder vallen ook de bestemmingsreserves voor langetermijninvesteringen. Door te reserveren kan de Dienst van het Koninklijk Huis een meer planmatig financieel beleid voeren en worden incidentele hoge uitgaven bij langetermijninvesteringen voorkomen. Jaarlijks vinden dotaties aan en onttrekkingen van de bestemmingsreserves plaats waaraan een investeringsplan ten grondslag ligt. Ieder jaar vindt hierop controle plaats door een accountant met daarop een review door de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer. 

Ten slotte worden binnen de materiële uitgaven ook de kosten verantwoord die betrekking hebben op het departement Faunabeheer. Naast de personeelsuitgaven voor zes faunabeheerders ter grootte van € 423.000, die een onderdeel vormen van de in de vorige alinea genoemde totale personeelsuitgaven, wordt een bedrag geraamd van € 195.000 voor het onderhoud van de wegen en de wildrasters, de zogenoemde infrastructurele kosten van het Kroondomein Het Loo. Daarnaast wordt een bedrag geraamd van € 92.000 voor de exploitatie van de terreinauto’s en een bedrag van € 16.000 aan materiële personeelsuitgaven voor reiskosten, opleidingen, accountantskosten, etc.

Uitgaven voor luchtvaartuigen

De hier begrote uitgaven voor luchtvaartuigen (met uitzondering van staatsbezoeken en werkbezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk) betreffen de uitgaven voor vliegkosten van het Koninklijk Huis.

Op grond van het Besluit van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, en de Minister van Defensie van 26 april 2019, nr. IENW/BSK-2019/87092, tot wijziging van het Besluit gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht in verband met de ingebruikname van een nieuw regeringsvliegtuig (Stcrt. 2019, nr. 22214), kunnen de zogenaamde uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis gebruikmaken van het regeringsvliegtuig.2 Indien het regeringsvliegtuig niet beschikbaar is of niet aan de gebruikseisen voldoet, kan een beroep worden gedaan op luchtvaartuigen in beheer van het Ministerie van Defensie. Indien zowel het regeringsvliegtuig als de luchtvaartuigen van Defensie niet beschikbaar zijn, kan de vluchtcoördinator zorg dragen voor civiele inhuur.3 Per augustus 2019 is het regeringsvliegtuig PH-GOV inzetbaar.

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

De uitgaven van € 80.000 die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk in de vorm van reis- en verblijfkosten (inclusief de vliegkosten) vormen ook een deel van de uitgaven die binnen dit begrotingsartikel worden geraamd. Indien er in een jaar geen werkbezoek plaatsvindt, zullen deze middelen vrijvallen en in een jaar dat er wel een werkbezoek zal worden afgelegd, zullen de uitgaven in dat jaar via een suppletoire begroting eventueel worden bijgesteld.

2.3 Artikel 3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

A. Algemene doelstelling

Het toerekenen van de uitgaven die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Deze uitgaven ontstaan (en worden betaald) onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende minister. De Minister-President, Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning (artikel 4.3 lid 1, Comptabiliteitswet 2016) en zorgt voor een adequate toerekening.

C. Beleidswijzingen

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen

Verplichtingen 5.818 6.172 6.224 6.152 6.152 6.153 6.153
Uitgaven 5.818 6.172 6.224 6.152 6.152 6.153 6.153
Waarvan juridisch verplicht (percentage) 100%
Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen 5.818 6.172 6.224 6.152 6.152 6.153 6.153
Ontvangsten 0 166 0 0 0 0 0

E. Toelichting

Op dit begrotingsartikel worden de uitgaven toegelicht die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap. Het gaat om de uitgaven in het kader van de voorlichting (Rijksvoorlichtingsdienst), het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en de uitgaven van het Kabinet van de Koning. De uitgaven worden primair geraamd en verantwoord ten laste van desbetreffende begrotingen en zullen vervolgens door de minister (rechtstreeks) worden doorbelast aan de begroting van de Koning, die daarvoor een raming bevat. Daartegenover ontstaat dan een ontvangstenraming op desbetreffende begroting.

Rijksvoorlichtingsdienst

De afdeling Communicatie Koninklijk Huis (CKH) van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) verzorgt de communicatie over de Koning en de leden van het Koninklijk Huis. Het betreft jaarlijks de volgende activiteiten:

  1. inhoudelijke en organisatorische mediabegeleiding van ruim 250 publieke optredens in binnen- en buitenland, zoals werkbezoeken, evenementen en staatsbezoeken;
  2. woordvoering en beantwoording van mediavragen en strategisch communicatieadvies;
  3. behandeling van interviewverzoeken en begeleiding bij mediaoptredens van het leden van het Koninklijk Huis;
  4. opstellen en uitgeven van circa 300 persberichten over activiteiten van het Koninklijk Huis en
  5. inhoudelijk beheer van de online communicatieactiviteiten zoals Facebook, Twitter, YouTube, Instagram en de website.

Bij de uitvoering van deze activiteiten wordt zorg gedragen voor een goed evenwicht tussen tijdige en feitelijke voorlichting enerzijds en bescherming van de persoonlijke levenssfeer anderzijds.

Militaire Huis 

Het Militaire Huis (MH) is een integraal onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH). De activiteiten van het Militaire Huis betreffen onder meer:

  1. het (mede-)organiseren van evenementen voor en begeleiding van de Koning en de leden van het Koninklijk Huis;
  2. het coördineren van veiligheidsaspecten binnen de DKH en namens DKH met externe partners in de veiligheidsketen;
  3. het onderhouden van de niet-politieke contacten tussen het Koninklijk Huis en het Ministerie van Defensie en
  4. het verzorgen van het militaire ceremonieel aan het hof.

Kabinet van de Koning

Het Kabinet van de Koning (KvdK) ondersteunt als kleine, eigenstandige overheidsorganisatie de Koning ten behoeve van de uitoefening van diens constitutionele taken en fungeert als schakel tussen de Koning en de overige leden van de regering en bestuurlijke autoriteiten. De taken van het Kabinet van de Koning omvatten met name:

  1. informeren van de Koning ten behoeve van zijn gesprekken met binnenlandse en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, staats- en andere buitenlandse bezoeken, bezoeken aan andere landen van het koninkrijk en werkbezoeken. Voorbeelden van ontvangsten zijn het aanbieden van geloofsbrieven door ambassadeurs van andere landen en het beëdigen van hoge functionarissen waarvoor in de wet is vastgelegd dat dit geschiedt ten overstaan van de Koning. Bezoeken van de Koning omvatten, naast de genoemde buitenlandse bezoeken, onder meer werkbezoeken met ministers en staatssecretarissen en streekbezoeken;
  2. tijdig en in correcte vorm aan de Koning ter tekening voorleggen van alle door de ministeries en de Staten-Generaal aangeboden stukken en het verzorgen van de daarbij behorende correspondentie;
  3. opstellen en overbrengen van boodschappen aan andere staatshoofden en aan internationale autoriteiten;
  4. behandelen en doorgeleiden van aan de Koning gerichte verzoekschriften. Deze brieven worden op het Kabinet aan de hand van een analyse van de onderhavige problematiek overgedragen aan de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor het beleidsterrein en
  5. registreren, bewaren en aan het Nationaal Archief overdragen van wetten en koninklijke besluiten.

Bijlagen

1 Verdiepingshoofdstuk

Artikel 1 Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis

Stand ontwerpbegroting 2019 8.354 8.354 8.459 9.913 9.913
Mutatie Nota van Wijziging 2019
Mutatie amendement 2019
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019
Nieuwe mutaties:
Extrapolatie grondwettelijke uitkeringen Koning, echtgenote van de Koning, Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap en vermoedelijke opvolger van de Koning 9.913
Nominale bijstelling grondwettelijke uitkeringen Koning, echtgenote van de Koning en Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap 149 149 149 149 149
Nominale bijstelling grondwettelijke uitkering vermoedelijke opvolger van de Koning 2 28 28 28
Stand ontwerpbegroting 2020 8.354 8.503 8.610 10.090 10.090 10.090
Stand ontwerpbegroting 2019 0 0 0 0 0
Mutatie Nota van Wijziging 2019
Mutatie amendement 2019
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 0 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties:
Stand ontwerpbegroting 2020 0 0 0 0 0 0

De raming over 2020 is als volgt samengesteld:

Inkomen Personele en materiële uitgaven
De Koning 949 4.937 5.886
De echtgenote van de Koning 377 643 1.020
De Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap 537 1.060 1.597
Totaal 1.863 6.640 8.503

Grondwettelijke uitkeringen in 2021, 2022 en later
Op 7 december 2021 bereikt de Prinses van Oranje de leeftijd van achttien jaar. Conform de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis ontvangt zij als vermoedelijke opvolger van de Koning vanaf dat moment een grondwettelijke uitkering. Op jaarbasis bedraagt de uitkering voor de vermoedelijke opvolger van de Koning in totaal € 1.587.000, waarvan € 282.000 de A-component (de inkomenscomponent) en € 1.305.000 de B-component (voor personele en materiële uitgaven) betreft. Naar rato vanaf de datum van 7 december 2021 betekent dit een grondwettelijke uitkering van € 107.000 in het jaar 2021, waarvan € 19.000 de A-component en € 88.000 de B-component betreft.

Artikel 2 Functionele uitgaven van de Koning

Stand ontwerpbegroting 2019 28.914 28.914 28.914 28.914 28.914
Mutatie Nota van Wijziging 2019
Mutatie amendement 2019
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 721 721 721 721 721 721
Nieuwe mutaties:
Extrapolatie 28.914
Stand ontwerpbegroting 2020 29.635 29.635 29.635 29.635 29.635 29.635
Stand ontwerpbegroting 2019 0 0 0 0 0
Mutatie Nota van Wijziging 2019
Mutatie amendement 2019
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019
Nieuwe mutaties:
Stand ontwerpbegroting 2020 0 0 0 0 0 0

De personele en materiële uitgaven worden door de Dienst van het Koninklijk Huis verricht en vervolgens in rekening gebracht bij deze begroting. In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel.

Totaal 29.635
Inzet regeringsvliegtuig 80 5.415 433.200
Inzet Gulfstream KLu 25 2.632 65.800
Inhuur civiele helikopters 0 variabel 25.000
Inhuur civiele vliegtuigen 0 variabel 286.000
Totaal 810.000

Artikel 3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

Stand ontwerpbegroting 2019 5.984 5.987 5.988 5.988 5.989
Mutatie Nota van Wijziging 2019
Mutatie amendement 2019
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 188 164 164 164 164 164
Nieuwe mutaties:
Extrapolatie 5.989
Invoering Individueel KeuzeBudget CAO Rijk 73
Stand ontwerpbegroting 2020 6.172 6.224 6.152 6.152 6.153 6.153
Stand ontwerpbegroting 2019 0 0 0 0 0
Mutatie Nota van Wijziging 2019
Mutatie amendement 2019
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 166
Nieuwe mutaties:
Stand ontwerpbegroting 2020 166 0 0 0 0 0

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen begrotingsartikel 3 over 2020. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component.

Doorbelaste personele uitgaven 4.691
Doorbelaste materiële uitgaven 1.533
Totaal 6.224
waarvan Rijksvoorlichtingsdienst 1.638
waarvan Militaire Huis 1.945
waarvan Kabinet van de Koning 2.641

2 Moties en toezeggingen

Gewijzigde motie Wassenberg/van Kooten (35 000-I, nr. 8) over het in de subsidievoorwaarden van het eigenlijke Kroondomein Loo opnemen van een conditie van openstelling voor het publiek van tenminste 358 dagen per jaar. Begrotingsbehandeling 2019, 10 oktober 2018 Bij het in behandeling nemen van de nieuwe subsidieaanvraag voor de periode vanaf 2022 zal dit in beschouwing worden meegenomen.
Openstelling Paleis Noordeinde Begrotingsbehandeling 2019, 10 oktober 2018 Ook in de zomer 2019 is Paleis Noordeinde opengesteld voor publiek.
De in de voetnoot opgenomen tekst over de subsidie faunabeheer Kroondomein wordt vanaf volgend jaar toegevoegd aan de hoofdtekst van de extra comptabele bijlage. Begrotingsbehandeling 2019, 10 oktober 2018 Deze toezegging is uitgewerkt in de extracomptabele bijlage van deze begroting.

3 Extracomptabele bijlage bij de begroting van de Koning 2020

Binnen de Rijksbegroting worden ook op begrotingen van andere ministeries uitgaven geraamd die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd. Het gaat om de begrotingen van Justitie en Veiligheid en Defensie voor de beveiliging, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het ter beschikking stellen van paleizen en Buitenlandse Zaken voor uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis en inkomende bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders. De betreffende ministers zijn ervoor verantwoordelijk. De begroting van de Koning en deze andere begrotingen vormen het stelsel van te ramen en verantwoorden uitgaven die samenhangen met de uitoefening van het koningschap.

In deze extracomptabele bijlage worden bovengenoemde uitgaven gepresenteerd. Door deze uitgaven op een integrale wijze bij de begroting van de Koning te presenteren, wordt de vindbaarheid van en het inzicht in deze uitgaven vergroot. De extracomptabele bijlage brengt geen verandering in de ministeriële verantwoordelijkheid voor de respectievelijke begrotingsposten.

Naast de uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd, zijn ook andere onderwerpen opgenomen in paragraaf 2 ‘Overige onderwerpen’. Dit betreft de uitgaven voor het onderhoud aan de Groene Draeck, de subsidie voor Kroondomein Het Loo en een verwijzing naar de stichtingen die vermogensbestanddelen bevatten die functioneel zijn voor de uitoefening van het koningschap.

1. Geraamde uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd

De voor 2020 geraamde uitgaven worden hieronder per begroting nader toegelicht.

Buitenlandse Zaken 2.000

Voor uitgaven ten behoeve van staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis wordt € 2 miljoen geraamd.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 15.900

Krachtens de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (artikel 4) worden drie paleizen ter beschikking gesteld aan de Koning. Dit zijn Paleis Huis ten Bosch, Paleis Noordeinde en het Koninklijk Paleis te Amsterdam. De uitvoering hiervan vindt plaats via de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Als bijdrage aan het RVB voor huisvesting van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van AZ is in de begroting € 55,2 miljoen opgenomen, waarvan bijna € 15,9 miljoen voor de paleizen.

De € 15,9 miljoen voor de paleizen die aan het RVB wordt betaald, is opgebouwd uit een aantal componenten:

  1. Ten eerste € 7,9 miljoen rente en afschrijving voor investeringen die via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het RVB;
  2. vervolgens € 6,4 miljoen voor regulier onderhoud. Hiervoor worden de technische installaties onderhouden, worden storingen verholpen, en worden gebouwen geschilderd, onderhouden en hersteld. Evenzo worden terreinen onderhouden en hersteld. Voor het onderhoud aan de paleizen geldt, vanwege het veelal monumentale karakter van de objecten, een hogere norm dan voor kantoren en
  3. het restant ca. € 1,6 miljoen betreft betalingen voor met name kleinere investeringen op basis van wet- en regelgeving (o.a. brandveiligheid) en kosten voor kleinere aanpassingen.

Ook voor latere jaren zijn deze middelen nodig, omdat gebouwen structureel onderhouden moeten worden, er langdurig wordt afgeschreven en er rente wordt betaald op de leningen. In de middelen zijn de kosten inbegrepen voor rente en afschrijving van de vervangingsinvesteringen, aanpassingen op basis van vingerende wet- en regelgeving (o.a. brandveiligheid), kosten voor kleinere aanpassingen.

Conform een toezegging van de Minister-President gedaan bij de behandeling van de ontwerpbegroting 2016 van de Koning geeft onderstaande meerjarenplanning inzicht in geplande onderzoeken naar en het meerjarig groot onderhoud/renovatie van de paleizen. Over de wijze waarop zulke projecten gefinancierd worden is de Tweede Kamer geïnformeerd in de brief van 2 december 2015 (Kamerstukken II 2015-2016 34 300 XVIII, nr. 45).

Onderzoek 100 100
Renovatie/groot onderhoud
- Paleis Huis ten Bosch geen geen geen geen geen geen
- Koninklijk Paleis Amsterdam geen geen geen geen geen geen
- Paleis Noordeinde geen geen geen geen geen geen

In 2019 vindt onderzoek plaats naar eventuele restauratie van de Burgerzaal en groot onderhoud aan het dak van het Koninklijk Paleis Amsterdam. De uitgaven voor de onderzoekswerkzaamheden worden gedekt binnen de beschikbare begrotingsmiddelen.

Justitie en Veiligheid (begroting VI, artikel 36)

De Minister van Justitie en Veiligheid heeft op basis van onder andere de Politiewet de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis en is daarmee verantwoordelijk voor een adequate en proportionele uitvoering van de beveiliging rondom de leden van het Koninklijk Huis en woon- en werkverblijven. De Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Defensie zorgen voor de uitvoering daarvan in personele zin. Deze ministers hebben middelen voor deze beveiligingstaken op hun begroting staan, ongeacht of deze uitgaven voor beveiliging betrekking hebben op leden van het kabinet, van de Kamers der Staten-Generaal of het Koninklijk Huis. De Minister voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zorgt voor een adequate uitvoering van fysieke beveiliging van woon- en werkverblijven. Vanwege veiligheidsrisico’s worden deze uitgaven niet nader toegerekend, omdat daar informatie over de beveiliging aan zou kunnen worden ontleend naar de te beveiligen objecten en personen.

Defensie (begroting X, artikel 5), uitgaven bewaking koninklijke paleizen

De Minister van Defensie is beheersverantwoordelijk en verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van de Koninklijke Marechaussee (KMar). De uitvoering is opgedragen aan de KMar. Het gezag over de KMar berust bij meerdere ministeries. Afhankelijk van de betreffende taak zijn dat de ministeries van Justitie en Veiligheid, Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie. In artikel 4 van de Politiewet (2012) wordt de KMar onder meer het bewaken en beveiligen van koninklijke paleizen opgedragen.

2. Overige onderwerpen

Defensie (begroting X, artikel 2), uitgaven Groene Draeck

De Groene Draeck is in 1957 door de Nederlandse bevolking aan toenmalig kroonprinses Beatrix geschonken. De Staat gaf bij deze gelegenheid mede het onderhoud van de Groene Draeck als geschenk. De uitgaven voor het onderhoud aan de Groene Draeck betreffen met name personele uitgaven en worden daarom onder dit instrument begroot. Naar aanleiding van het second opinion onderzoek bij brief van 2 juni 2016 (Kamerstukken II 2015-2016, 34 300 X, nr. 110) en de motie Van der Burg (Kamerstukken II 2015-2016, 34 300 I, nr. 6) heeft de Minister-President, mede namens de minister van Defensie, gemeld dat het jaarlijkse onderhoudsbudget naar € 87.000 is bijgesteld. De uitvoering van het onderhoud blijft bij het Ministerie van Defensie zolang Prinses Beatrix gebruik maakt van de Groene Draeck. Daarbij is aangegeven dat de daadwerkelijke uitgaven over de jaren heen fluctueren. Gestuurd wordt op het niet overschrijden van het totale bedrag (€ 435.000 over een periode van vijf jaar (2016 t/m 2020), gemiddeld € 87.000 per jaar). Defensie maakt momenteel een inschatting van de kosten van het noodzakelijk onderhoud voor de nieuwe onderhoudsperiode (2021 t/m 2025). Ook nu wordt er, net als in 2016, een second opinion onderzoek uitgevoerd. De resultaten worden begin 2020 verwacht.

Onderhoud Groene Draeck 87 87 87 87 87

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (begroting XIV, artikel 12) subsidie Kroondomein Het Loo

Op de begroting van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit staat de subsidie voor Kroondomein Het Loo. Deze subsidie hangt niet samen met de uitoefening van het koningschap. De subsidie is verstrekt op basis van de Kaderwet EZ-subsidies, onder analoge toepassing van de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer Gelderland 2016. De subsidie bestaat grofweg uit 2 gedeelten. Een openstellingsbijdrage alleen voor die delen die het hele jaar door zijn opengesteld en een beheersubsidie voor die delen die conform het provinciale Natuurbeheerplan worden onderhouden. De beheersubsidie bestaat uit een bij een natuur- of bostype behorend subsidiebedrag.

Stichtingen

Op de website van het Koninklijk Huis is een overzicht van stichtingen opgenomen, waarin vermogensbestanddelen zijn ondergebracht die functioneel zijn voor het uitoefenen van het koningschap. 

Te denken valt aan de stichting Kroongoederen van het Huis Oranje-Nassau, waarin bijvoorbeeld de Gouden Koets is ondergebracht, en de stichting Koninklijke Geschenken, die de geschenken beheert welke aan de Koning zijn aangeboden bij bijvoorbeeld staatsbezoeken. Voor meer informatie over de stichtingen wordt verwezen naar de rubriek ‘Financiën Koninklijk Huis’ op www.koninklijkhuis.nl. In deze rubriek is informatie beschikbaar over diverse aan het Koninklijk Huis gerelateerde financiële onderwerpen, zoals de begroting van de Koning.


  1. __Kamerstukken II 2008-2009, 31 505 en gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2008, 535). ↩︎

  2. __Indien een lid van het Koninklijk Huis namens de Koning een (representatieve) verplichting uitvoert waartoe vervoerskosten moeten worden gemaakt, worden de kosten van dat vervoer gedragen door de Staat respectievelijk wordt door de Staat voor vervoer gezorgd. ↩︎

  3. __Dit betreft de inhuur van commerciële luchtvaartuigen. Ook kan gebruik worden gemaakt van reguliere lijnvluchten.↩︎