Toezeggingen gedaan tijdens het Algemeen Overleg justitieketen BES van 14 februari 2019
Staatkundig proces Nederlandse Antillen
Brief regering
Nummer: 2019D32812, datum: 2019-08-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31568-214).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van kamerstukdossier 31568 -214 Staatkundig proces Nederlandse Antillen.
Onderdeel van zaak 2019Z15844:
- Indiener: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- 2019-09-04 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-09-12 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-02-19 13:00: Procedurevergadering commissie Koninkrijksrelaties (Procedurevergadering), vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- 2020-06-22 13:00: Rechtshandhaving (Notaoverleg), vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
31 568 Staatkundig proces Nederlandse Antillen
Nr. 214 BRIEF VAN MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 augustus 2019
Tijdens het Algemeen Overleg over de Justitieketen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 14 februari jl. (Kamerstuk 31 568, nr. 211), heb ik toegezegd uw Kamer nader te informeren over een aantal onderwerpen. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.
Korps Politie Caribisch Nederland (KPCN)
Sinds het ontstaan van het KPCN op 10 oktober 2010 is op diverse terreinen geïnvesteerd in het korps. De eerste jaren waren met name gericht op de werving van nieuw personeel, het opleiden van zittend personeel en de aanschaf van materieel. Dit alles gebaseerd op plannen die ten tijde van het zogenaamde 10-10-10 proces waren opgesteld. Onder mijn ambtsvoorganger is vervolgens een traject gestart voor de doorontwikkeling van KPCN. In de brief van 19 december 20161 ben ik o.m. ingegaan op dit proces en het rapport van de heer Bouman, de oud-KC van Politie, over de doorontwikkeling en inrichting van het korps. De strategische prioriteiten m.b.t. de doorontwikkeling die toen gesteld zijn omvatte de verdere versterking van de inrichting, de professionalisering van de bedrijfsvoering, de ambitie om te komen tot een innigere samenwerking met korpsen in de regio en een verdere versterking van de relatie met de Nederlandse Politie. Dit is de basis voor het nieuwe O&F rapport van Politie Caribisch Nederland.
In de afgelopen jaren heeft dat, naast de hieronder meer in detail te bespreken onderwerpen, geleid tot het inrichten van het Voorbereidend Technisch Overleg (VBTO) waarin medewerkers van mijn ministerie spreken met de bonden en de leiding van KPCN over politie specifieke zaken die in het Sector Overleg Caribisch Nederland (SOCN) aan de orde komen. Daarnaast zijn nieuwe uniformen, wapens en wapenstokken en portofoons aangeschaft en is een start gemaakt met het proces dat moet leiden tot de inrichting van de meldkamerfunctie op CN. E.e.a. conform het door de gezagsdragers geaccordeerde jaarplan KPCN.
Herinrichtingsplan KPCN
De Korpschef heeft een concept herinrichtingsplan opgesteld en met mij gedeeld. Hieronder deel ik met u de hoofdlijnen van dit plan, dat ik onderschrijf. Vaststelling zal door mij geschieden na ommekomst van de gebruikelijke, formele consultaties, alsmede besluitvorming in het Sector Overleg Caribisch Nederland (SOCN). Ik verwacht dit proces in de loop van dit jaar af te ronden, waarna implementatie van het, dan definitieve, plan kan plaatsvinden.
De context waarbinnen het KPCN zijn werk doet is sinds 10-10-10 veranderd en daarmee ook wat er van de politie wordt gevraagd. Zo is de bevolking op de eilanden met gemiddeld 20% toegenomen, is het aantal toeristen dat de eilanden jaarlijks bezoekt gestegen, is het geweld (en de criminaliteit) verhard en is het aandeel jonge daders toegenomen. Daardoor is niet alleen het werkaanbod van KPCN toegenomen, het is ook complexer geworden. Dit, in combinatie met voortschrijdend inzicht met betrekking tot een aantal weeffouten in het oorspronkelijke inrichtingsplan, leidt ertoe dat wijziging van het bestaande Inrichtingsplan met zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve impuls voor het KPCN noodzakelijk is. Bij de huidige bezetting staat de capaciteit dusdanig onder druk dat er (te) weinig ruimte is voor opleiding en ontwikkeling. Het inzetten hierop vergroot de kwaliteit van de medewerkers en daarmee hun mobiliteit en doorgroeimogelijkheden.
Op grond van de Rijkswet Politie CN is KPCN een zelfstandig politiekorps, van relatief beperkte omvang. Wat betreft capaciteit en materiaal is het ingericht op het uitvoeren van de basispolitietaken, met een noodzakelijkerwijs beperkte vorm van specialisatie. Dit Korps kan niet volledig zelfvoorzienend zijn. Die gedachte is in 2016 ook expliciet verlaten, wat er mede toe heeft geleid dat ik mij samen met mijn ambtgenoot verantwoordelijk voor de Koninkrijksrelaties versterkt inzet voor een betere samenwerking tussen de verschillende organisaties die verantwoordelijk zijn voor de rechtshandhaving in het Caribisch gebied van het Koninkrijk.
Alleen door goede regionale samenwerking met de politiekorpsen van de landen Aruba, Curaçao en St. Maarten, met het recherchesamenwerkingsteam, met de Caribische onderdelen van de Kustwacht en de Koninklijke Marechaussee en in het bijzonder in nauwe samenwerking met de Nederlandse Politie, kunnen de onvermijdelijke leemtes in de politiezorg in Caribisch Nederland, zoveel als mogelijk worden opgevangen.
Ook de bijzondere geografische positie van de drie eilanden ten opzichte van elkaar (de afstand tussen Saba en Statia enerzijds en Bonaire anderzijds is zo’n 800 km) vraagt aandacht van de organisatie van de politie. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat de politie op Saba en St. Eustatius in beginsel, 48 uur zelfstandig kan functioneren bij incidenten.
Een uitbreiding van de basispolitiezorg (BPZ) is nodig met het oog op het toegenomen werk. Verder geeft deze impuls ruimte om vanuit de generieke BPZ – samen met de bario-regisseurs (wijkagenten) – op een flexibele manier samen met de andere veiligheidspartners in Caribisch Nederland, een bijdrage te leveren aan prioritaire thema’s, en kunnen veel voorkomende criminaliteit zaken (VVC zaken) structureel beter door de BPZ worden opgepakt.
Dit zorgt er tevens voor dat er binnen de BPZ meer ruimte is om vanuit Bonaire bijstand te leveren op de overige eilanden. Daarbij moet de kwantitatieve impuls zorgen voor meer ruimte voor begeleiding en opleiding en daarmee ook de verdere vakbekwaamheid. Daarnaast wordt door deze manier van werken meer verbinding gemaakt tussen de afdelingen BPZ en Opsporing, hetgeen de mobiliteit tussen deze afdelingen ten goede komt.
Wat de bezetting van KPCN op Saba en Statia betreft is het uitgangspunt dat daar bij voorkeur allround medewerkers te werk worden gesteld. Op die manier kan invulling worden gegeven aan het uitgangspunt om bij incidenten 48 uur zelfstandig te kunnen functioneren.
Met het overdragen van de aanpak van VVC van de Opsporing naar de BPZ – bij gelijkblijvende sterkte van de Opsporing – wordt capaciteit vrijgespeeld voor de zwaardere vormen van criminaliteit. De aanpak daarvan wordt tevens versterkt met een kwalitatieve impuls door het aanstellen van een financieel rechercheur, een tactisch analist en een digitaal rechercheur. Tevens wordt de Forensische opsporing versterkt door de aanstelling van een Forensisch coördinator.
Een sterke extra kwalitatieve en kwantitatieve toename van de recherchecapaciteit wordt verkregen door het op termijn toevoegen van lokale Recherche Samenwerkingsteam (RST) capaciteit aan KPCN, conform de afspraken die hierover zijn gemaakt in het Justitieel Vierpartijenoverleg en vastgelegd in het protocol inzake gespecialiseerde recherchesamenwerking, ter versterking en intensivering van de recherchesamenwerking tussen de korpsen van Politie in het Caribisch gebied.
Door afspraken met de andere korpsen binnen het Koninkrijk wordt, ter wederzijdse ondersteuning, voorzien in de uitwisseling van bepaalde schaarse specialismen. Hiertoe worden in het College van Korpschef afspraken gemaakt.
Door nauw samen te werken met ketenpartners in Caribisch Nederland kan KPCN daarnaast bijdragen aan een (meer) integrale aanpak van prioritaire handhaving-, en opsporing thema’s.
Binnen de afdeling Intake, Informatie en Operationele Ondersteuning (IIOO) wordt een kwantitatieve (extra fte) en kwalitatieve (introductie van een gegevensbeheerder) impuls gegeven aan de Infodesk en wordt, om de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) volwaardig mee te laten draaien in het multidisciplinair informatieplatform, de runnerscapaciteit kwantitatief op niveau gebracht en wordt een coördinerende functie bij de CIE geïntroduceerd. Daarbij is in 2019 gestart met de herinrichting van de meldkamerfunctie.
Ook wordt de Bedrijfsvoering verder geprofessionaliseerd om deze afdeling meer passend te maken bij de 24/7 taakstelling van KPCN.
Tot slot wijzigt de aansturing van het korps. Het MT van KPCN wordt teruggebracht van 6 naar 3 (Korpschef, plv Korpschef en Hoofd Bedrijfsvoering) dat zich richt op de strategische taken van het korps. De hoofden van de verschillende afdelingen zijn verantwoordelijk voor de tactische aansturing.
Met dit plan wordt weer een stap gezet in het verder professionaliseren en toekomstbestendig maken van de organisatie.
Salariëring medewerkers KPCN.
In het Algemeen Overleg van 14 februari jl. heeft u mij gevraagd u te informeren over de salariëring van de medewerkers van KPCN. Daarbij is het van belang te benadrukken dat de werkgever van medewerkers van de rijksoverheid in Caribisch Nederland (CN) de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK; in casu de Staatssecretaris van BZK) is. Ook de politie medewerkers zijn in dienst van de rijksoverheid in CN, maar ik ben als Minister van Justitie en Veiligheid Korpsbeheerder van KPCN.
Namens de Minister van BZK onderhandelt de directeur van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) in het Sector Overleg Caribisch Nederland (SOCN) met de bonden over de arbeidsvoorwaarden. Hieronder valt ook de hoogte van het salaris.
In het kader van een eerder CAO akkoord is afgesproken een benchmark onderzoek naar de salariëring van politiemedewerkers uit te voeren. Het door mij gevraagde rapport heb ik vorig jaar ontvangen. Daarin worden de resultaten weergegeven van het onderzoek naar de functies, inschaling en salarissen van KPCN medewerkers en de vergelijking hiervan met andere (commerciële) bedrijven in Caribisch Nederland en de politiekorpsen van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Europees Nederland.
Belangrijke conclusies uit het rapport zijn:
– de functies die gelden voor KPCN zijn goed vergelijkbaar met die van de politiekorpsen uit Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland.
– het bijbehorende schaalniveau is in hoge mate vergelijkbaar met dat van de andere politiekorpsen.
– er zijn verschillen in beloning tussen (executieve) medewerkers van KPCN en de organisaties waarmee is vergeleken.
Het verschil in salaris met commerciële functies in CN is beperkt (circa 7%). De verschillen met de andere korpsen in de regio zijn groter (oplopend van het verschil in startsalaris met het Korps Politie Curaçao van ongeveer 16%, tot 33% bij het Korps Politie Sint Maarten en 34% bij de Nederlandse Politie). Echter, in het rapport wordt geen vergelijking gemaakt op het gebied van ziektekostenverzekeringen, pensioenregelingen, belastingen en kosten van levensonderhoud. Kortom, het rapport is daarmee minder geschikt om tot een vergelijking van de salarissen met andere korpsen in het Koninkrijk te komen.
Onderwerpen als de ontwikkeling van de koopkracht, de economische ontwikkeling en algemeen welvaartsniveau zijn overigens zeer belangrijkere en actuele beleidsthema’s voor het Caribisch gebied. Voor zover die vraagstukken ook de politieagent van KPCN raken, en dat doen ze, is dat dus onderdeel van dit bredere traject. Ik verwijs hiervoor naar de voortgangsrapportage van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarover uw Kamer per brief op 27 juni jl.2 is geïnformeerd.
Het is wel juist dat er verschillen zijn tussen de salarissen van KPCN medewerkers die voor, respectievelijk na de harmonisatie van 2014 in dienst zijn getreden. Deze verschillen worden grotendeels verklaard door de invoering van één, geharmoniseerd, loongebouw in de sector Caribisch Nederland. Over deze harmonisering, in 2014, is een CAO akkoord met alle bonden gesloten. Daarbij is ook compensatie overeengekomen voor de voorziene, negatieve effecten van deze, noodzakelijke, harmonisering in de vorm van garantietreden voor ten tijde van de harmonisatie reeds zittend personeel. Deze harmonisatie had tot doel om niet langer gerechtvaardigde inkomensverschillen tussen ambtenaren onderling weg te werken en tevens concurrentie te voorkomen op de arbeidsmarkt van de Rijksdienst Caribisch Nederland. Het politie loongebouw zat aan de bovenkant van de oude loongebouwen op Caribisch Nederland, het loongebouw van bijvoorbeeld de brandweer waar ik ook de korpsbeheerder van ben, zat daarentegen weer aan de lage kant van die oude loongebouwen. Het nieuwe loongebouw was dus voor de ene een vooruitgang en voor de andere een teruggang.
Door aanvullende afspraken is geprobeerd het negatieve effect van de harmonisatie voor KPCN personeel te verminderen. Het in 2014 zittende personeel kent een uitgebreide garantieregeling waardoor de salarisverwachtingen gedurende hun hele loopbaan, voor de meeste, zittende, agenten nagenoeg hetzelfde kon blijven als voor die wijziging.
De pijn zit nu vooral bij het fors lagere aanvangssalaris van aspiranten ten opzichte van waarmee hun collega’s van voor de harmonisatie begonnen zijn. Dat verschil zet zich inderdaad gedurende hun hele loopbaan voort. Dat is het helaas onvermijdelijke effect van de harmonisatie bij medewerkers van politie. Als korpsbeheerder heb ik binnen de salarisafspraken ruimte gezocht om verder te verbeteren, zo starten medewerkers meteen vier salaristreden hoger dan eigenlijk de bedoeling zou zijn en houden ze dat voordeel bij hun volgende promoties na afronding van hun opleiding.
In de arbeidsvoorwaardenovereenkomst, die is afgesloten voor de periode 2018 tot en met 2020, is een loonsverhoging voorzien van 3,75%. Per 1 januari 2019 is daarnaast een loonsverhoging van 3,4% doorgevoerd omdat de verlaging van een werkgeversbelasting volledig ten goede is gekomen van de medewerkers van de rijksoverheid in CN. Tot en met 2020 betekent dit een loonsverhoging voor al het Rijksoverheidspersoneel in CN van 7,15%. Een deel van het verschil in het salaris tussen KPCN medewerkers en de andere politiekorpsen wordt hiermee ingelopen.
Medewerkers van mijn ministerie hebben met de leiding van KPCN en vertegenwoordigers van de Nederlandse Algemene Politiebond (NAPB) in het VBTO gesproken over mogelijke, andere (tussen-) oplossingen voor de in het rapport geconstateerde verschillen tussen KPCN medewerkers en medewerkers van andere politiekorpsen in de regio en in Nederland. Op dit moment worden deze – met steun van het arbeidsvoorwaardenoverleg van SOCN – in een paritaire werkgroep uitgewerkt. Deze oplossingsrichtingen gelden overigens ook voor ander personeel dan politie binnen RCN.
De verschillende oplossingsrichtingen worden in de tweede helft van 2019 gewogen, ook op budgettaire consequenties. Besluitvorming over de verschillende oplossingen in het SOCN is voorzien eind 2019.
Bezetting KPCN
In mijn brief van 14 juni 20183 gaf ik een toelichting op de bezetting van het korps en de uitstroom uit het korps op dat moment. Het beeld dat ik toen schetste, is onveranderd. De extra opgeleide klas Basis Politiezorg (BPZ) medewerkers is in 2019 ingestroomd in de organisatie. Hiermee is de afdeling BPZ op sterkte. Door het permanent op blijven leiden van nieuwe BPZ medewerkers blijft deze afdeling gevuld. Dit geeft ook de mogelijkheid tot doorstroom van de afdeling BPZ naar de afdeling opsporing, die reeds langere tijd niet volledig gevuld is. Hierover ben ik in gesprek met de korpschef en de Hoofdofficier van Justitie. Waar dat nodig is wordt, ter versterking van de afdeling opsporing, capaciteit uit de regio of Nederland betrokken.
In 2018 hebben in totaal 8 medewerkers het korps verlaten. De redenen hiervoor waren, net als in de jaren daarvoor, divers: pensioen, het aflopen van een jaarcontract, strafontslag en privé omstandigheden. Vanzelfsprekend vindt, om verschillende redenen, uitstroom uit het korps plaats, maar de hoogte van de uitstroom en de redenen daarvoor zijn voor mij geen reden tot zorgen. Vanzelfsprekend wordt door medewerkers van mijn ministerie en de leiding van KPCN gesproken over het aantrekken van voldoende en gekwalificeerd personeel. Daarbij wordt in het bijzonder aandacht besteed aan het aantrekken van z.g. zij instromers. Ik zie dat als normaal onderdeel van de bedrijfsvoering.
Uitrusting van Buitengewoon agenten van politie
Mevrouw Diertens (D66) stelde een vraag over het feit dat de Buitengewoon agenten van politie (Bavpol) bij diensten zonder beschermende kleding rondlopen en met geen enkel wapen zijn uitgerust. Uit nader onderzoek van mijn ministerie en KPCN is gebleken dat er geen juridische belemmeringen bestaan voor diensten om persoonlijke beschermingsmiddelen zoals kogelvrije vesten aan te schaffen. Met betrekking tot het bezit/gebruik van geweldsmiddelen bij de uitvoering van Bavpol taken is de lijn dat hiermee terughoudend wordt omgegaan, het geweldsmonopolie ligt zoveel als mogelijk bij de politie.
Verbeterpunten rampenbestrijding en crisisbeheersing Caribisch Nederland
Met het oog op de verbetering van de rampenbestrijding en crisisbeheersing acht ik het van belang om de interactie tussen de crisispartners – in Europees en in Caribisch Nederland – te verduidelijken en versterken. Hiertoe richt een interdepartementale werkgroep4 zich, onder voorzitterschap van Justitie en Veiligheid, op de taken, rollen en verantwoordelijkheden van de afzonderlijke crisispartners en hun onderlinge verhoudingen. Ook worden de bestuurlijke en operationele processen, die tijdens een crisis spelen, in beeld gebracht. Vervolgens wordt de relatie tot de CAS-Landen en de internationale hulpverlening verduidelijkt. Aan de hand van de verschillende risicoprofielen van de openbare lichamen, zal tot slot worden ingegaan op de verschillende crisistypen in Caribisch Nederland.
De werkgroep richt zich tevens op de uitvoering van de overige verbeterpunten die door de Inspectie van Justitie5 en Veiligheid zijn genoemd in haar onderzoek naar de rampenbestrijding op de BES. De openbare lichamen worden nadrukkelijk betrokken bij de werkzaamheden van de werkgroep.
Zoals ik tijdens het AO van 14 februari jl. heb aangegeven, is de Rijksvertegenwoordiger met hulp van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond bezig met een actualisatie van het Coördinatieplan boven-eilandelijke rampen en crisisbeheersing Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Dit plan wordt naar verwachting dit najaar afgerond.
Tot slot meld ik u dat ik, naar aanleiding van eerdergenoemd AO, de gezaghebbers van de BES heb gevraagd input te leveren voor de evaluatie van de Wet Veiligheidsregio’s.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Kamerstuk 29 628, nr. 682.↩︎
Kamerstuk 35 000 IV, nr. 61.↩︎
Kamerstuk 31 568, nr. 201.↩︎
Vertegenwoordigers van de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, Buitenlandse Zaken, Infrastructuur en Waterstaat, Defensie, Volksgezondheid Welzijn en Sport, Economische Zaken en Klimaat, en van de waarnemend Rijkvertegenwoordiger BES zijn lid van de werkgroep.↩︎
Staatkundig proces Nederlandse Antillen; Kamerstuk 31 568, nr. 204.↩︎