Verslag van een schriftelijk overleg over uitvoering toezeggingen en motie trustsector
Regels met betrekking tot het verlenen van trustdiensten en het toezicht daarop (Wet toezicht trustkantoren 2018)
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2019D33530, datum: 2019-09-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34910-24).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 34910 -24 Regels met betrekking tot het verlenen van trustdiensten en het toezicht daarop (Wet toezicht trustkantoren 2018) .
Onderdeel van zaak 2019Z16173:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2019-09-05 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-09-11 10:30: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2020-01-15 10:15: Financiële markten (Algemeen overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2020-01-16 13:35: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
34 910 Regels met betrekking tot het verlenen van trustdiensten en het toezicht daarop (Wet toezicht trustkantoren 2018)
Nr. 24 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 2 september 2019
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over zijn brief van 29 januari 2019 inzake uitvoering toezeggingen en motie trustsector (Kamerstuk 34 910, nr. 23) en de uitvoering van motie Omtzigt/Van Weyenberg (Kamerstuk 34 566, nr. 11).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 30 augustus 2019. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie,
Boon
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief van de Minister van Financiën. Zij vinden de uitspraken onder het kopje «Deskundigheid complianceofficer» uiterst onbevredigend.
Het punt dat de woordvoerder van de VVD-fractie tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel maakte, was het volgende. Trustkantoren worden op grond van de nieuwe Wet toezicht trustkantoren (Wtt) gedwongen een interne compliance officer aan te stellen. De rationale daarvan ontgaat de leden van de VVD-fractie. Externe compliance dienstverleners zijn doorgaans deskundiger en onafhankelijker dan interne. Dat geldt des te sterker bij kleine trustkantoren. De nieuwe bepaling in de Wtt lijkt ingegeven te zijn door één malafide, inmiddels niet meer bestaande dienstverlener, die vele trustkantoren bediende. Dat probleem is te ondervangen door het stellen van deskundigheidseisen aan de externe dienstverlener. De leden van de VVD-fractie lezen nu dat slechts gesproken is over de deskundigheid van de interne compliance officer. Dat gaat voorbij aan de strekking van de inbreng bij de wetsbehandeling. Deze leden vragen de Minister een wetswijziging op dit punt voor te bereiden en dat nog dit kalenderjaar in te dienen bij de Raad van State.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de uitvoering van de motie Omtzigt/Van Weyenberg1 over de trustsector. Deze leden merken op dat het dictum van de aangenomen motie over domicilieverlening luidt: «verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de mogelijkheden om domicilieverlening door de trustsector aan doorstroomvennootschappen en brievenbusmaatschappijen onmogelijk te maken en hierover binnen een halfjaar aan de Kamer te rapporteren».
Er had dus in maart een onderzoek moeten liggen naar de mogelijkheden om de domicilieverlening door de trustsector aan doorstroomvennootschappen en brievenbusmaatschappijen onmogelijk te maken.
De regering stelt nu voor om ergens in 2020 te rapporteren, meer dan anderhalf jaar na aanname van de motie. Dat is in de ogen van de CDA-fractie echt te laat. De discussie over belastingontwijking en de rol van de trustsector daarin is niet nieuw. Dan gaat het niet om administratieve dienstverlening door de trustsector, maar door die diensten die per definitie de substance in negatieve zin raken, zoals het verlenen van domicilie en bijvoorbeeld ook het leveren van bestuurders. Het onderzoek van de Parlementaire ondervragingscommissie Fiscale constructies heeft dat opnieuw bevestigd en aangegeven dat het problematisch is dat de sector geen verantwoordelijkheid draagt. Door domicilieverlening door de trustsector aan doorstroomvennootschappen en brievenbusmaatschappijen onmogelijk te maken, en daardoor bijvoorbeeld beboetbaar, wordt de sector wel medeverantwoordelijk en heeft zij belang bij een goede afweging wat een vennootschap is met reële activiteiten en wat slechts een doorstroomvennootschap is.
Daarom verzoeken de leden van de CDA-fractie de regering dan ook nu binnen drie maanden over de mogelijkheden te rapporteren en dan meteen een voorstel te doen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering d.d. 29 januari 2019 waarin zij terugkomt op de uitvoering van een motie en enkele toezeggingen met betrekking tot de trustsector. Deze leden hebben in dit verband vragen over de toezegging om te onderzoeken of een scheiding van bank- en trustdiensten de poortwachtersfunctie kan versterken en over het voorlopige antwoord van de regering inzake de uitvoering van de motie van de leden Omtzigt/Van Weyenberg2.
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering tijdens het plenaire debat over de Wet toezicht trustkantoren 2018 had toegezegd te onderzoeken of een scheiding van bank- en trustdiensten de poortwachtersfunctie kan versterken en de samenloop van onwenselijke belangen kan voorkomen. In de voornoemde brief lezen deze leden dat de regering met De Nederlandsche Bank (DNB) tot de conclusie is gekomen dat de combinatie van het verlenen van bank- en trustdiensten niet of nauwelijks een risico op belangenverstrengeling bij het verrichten van onafhankelijk cliëntenonderzoek oplevert. De leden van de D66-fractie vernemen in de brief niets over de poortwachtersfunctie. Deze leden zijn van mening dat een bank en trustkantoor beide een poortwachtersfunctie vervullen. Wordt die functie door dezelfde partij vervuld, dan is er eenvoudigweg één poortwachter minder. Uit het recente witwasschandaal bij ING blijkt eens te meer dat een extra slot op de deur geen overbodige luxe is. Thans komt de combinatie van bank- en trustdiensten in Nederland nog weinig voor. Het is, mede gelet op de opkomst van FinTech, echter aannemelijk dat dit in de toekomst zal veranderen. Heeft de regering expliciet bekeken of een scheiding van bank- en trustdiensten de gehele poortwachtersfunctie zou kunnen versterken? Zo nee, is de regering alsnog bereid dit te doen?
De leden van de D66-fractie hebben tevens een vraag over het voorlopige antwoord van de regering betreffende de uitvoering van de motie van de leden Omtzigt en Van Weyenberg3, die verzoekt om onderzoek te doen naar de mogelijkheden om domicilieverlening door de trustsector aan doorstroomvennootschappen en brievenbusmaatschappijen onmogelijk te maken en hierover binnen een half jaar aan de Kamer te rapporteren. Deze leden lezen dat de Minister dit onderzoek wil betrekken bij de eerste rapportage over de Wet toezicht trustkantoren 2018. Wanneer wordt deze rapportage naar de Kamer gezonden? In hoeverre verwacht de regering dat de aanbieding van de genoemde trustdiensten een ander karakter zal hebben dan voor implementatie van deze wet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de brief van de Minister over de uitvoering van de moties naar aanleiding van de Wet toezicht trustkantoren 2018. Zij hebben nog enkele vragen aan de Minister over zijn brief.
De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister aangeeft de wenselijkheid van het verlenen van bank- en trustdiensten aan dezelfde cliënt onderzocht te hebben, en concludeert dat hij op dit moment geen grote risico’s ziet voor het combineren van deze twee diensten. Graag wijzen deze leden de Minister op het nieuws van deze week, waarbij opnieuw grote Europese banken betrokken blijken te zijn in het witwassen van Russische miljarden, zonder een werkend controlemechanisme te hebben gehad op de oorsprong van dit geld. Onlangs werd bekend dat ook ING betrokken zou zijn, de bank die onlangs de grootste schikking uit de Nederlandse geschiedenis moest betalen vanwege het op grote schaal faciliteren van witwassen van illegaal geld. Hoe kan de Minister in dit licht stellen dat het bieden van bank- en trustdiensten aan dezelfde cliënt geen gevaar voor belangenverstrengeling oplevert?
Wat adviseert Holland Queastor met betrekking tot het verlenen van bank- en trustdiensten aan dezelfde cliënt, vragen de leden van de SP-fractie.
De aanvullende eisen ten aanzien van de deskundigheid van de compliance officer hebben in de visie van de leden van de SP-fractie een hoog kosmetisch gehalte. In een eerdere rapportage stelde DNB dat de inherent hogere integriteitsrisico’s onvoldoende worden beheerst, niet alleen omdat de wet onvoldoende wordt nageleefd, maar ook omdat deze wet alleen naar de letter ervan «mechanisch wordt toegepast». In hoeverre denkt de Minister, in dit licht, dat de aanvullende eisen aan de sector niet op dezelfde manier mechanisch zullen worden toegepast? Deelt de Minister de mening van de leden van de SP-fractie dat er meer effectieve manieren zijn om de doorstroom van illegaal geld via de trustsector tegen te gaan?
De leden van de SP-fractie hebben vernomen dat de eerste rapportage over de effecten van de Wtt 2018 tot 2020 op zich laat wachten. Deze leden vragen de Minister of de Kamer, wanneer grove misstanden worden geconstateerd met betrekking tot de naleving ervan, wel wordt geïnformeerd. Kan de Minister dit toezeggen?
De leden van de SP-fractie betreuren het dat de motie Omtzigt/Van Weyenberg4, welke Kamerbreed is aangenomen, niet wordt uitgevoerd. Zij vragen de regering dit alsnog te doen. Kan de Minister hierop reageren?
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat het verdienmodel van de trustsector juist zit in het laten doorstromen van zoveel mogelijk financiële middelen door Nederland, en dat interne controle hierop afbreuk doet aan het verdienmodel. Hoe kan de Minister erop vertrouwen dat trustkantoren, wiens verdienmodel in belangrijke mate bestaat uit het opzetten van belastingbesparende constructies, hetgeen indruist tegen het maatschappelijk belang, op zichzelf toezicht kunnen houden, als dit lijnrecht ingaat tegen de belangen van de aandeelhouders van deze kantoren?
Nederland komt internationaal steeds meer onder druk te staan als belastingparadijs, merken de leden van de SP-fractie op. Deelt de Minister de mening van deze leden dat we deze reputatie niet moeten willen hebben, en bovendien schadelijk is voor andere delen van onze economie? Blijft de Minister, na al deze schandalen, van mening dat de trustsector iets wezenlijks toevoegt aan onze economie? Of er meer aan toevoegt, dan het er afbreuk aan doet?
Deelt de Minister de constatering van de leden van de SP-fractie dat zelfregulering van de sector tegen het verdienmodel van de sector in gaat? Deelt de Minister de constatering van de SP-fractie dat manieren om toezicht aan te scherpen vrij eenvoudig door de sector omzeild kunnen worden? Deelt de Minister de constatering van de leden van de SP-fractie dat het verscherpte toezicht op de trustkantoren, in de bovenstaande context hooguit cosmetisch zijn zolang de legitimiteit van hun verdienmodel niet ter discussie wordt gesteld in dit debat?
II Reactie van de Minister
Ik heb met belangstelling kennis genomen van de vragen en opmerkingen over mijn brief van 29 januari 2019 over een aantal moties en toezeggingen ten aanzien van het toezicht op de trustsector van de leden van de fracties van de VVD, het CDA, D66, en de SP. De vragen beantwoord ik hierna.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie kunnen zich niet vinden in de verplichting op grond van de nieuwe Wet toezicht trustkantoren 2018 (Wtt) om een interne compliance officer aan te stellen. Zij menen dat externe compliance dienstverleners doorgaans deskundiger en onafhankelijker zijn dan interne, zeker bij kleine trustkantoren. Een eventueel probleem van malafide dienstverleners zou opgevangen kunnen worden door het stellen van deskundigheidseisen aan de externe dienstverlener. Deze leden vragen een wetswijziging op dit punt voor te bereiden en dat nog dit kalenderjaar in te dienen bij de Raad van State.
De per 1 januari in werking getreden Wtt 2018 bevat een verbod voor trustkantoren om de compliancefunctie uit te besteden. Met het verbod wordt beoogd de invulling van de wettelijk verplichte compliancefunctie door trustkantoren te verbeteren. Die keuze sluit aan bij de bevindingen van de Parlementaire ondervragingscommissie Fiscale constructies en constateringen van DNB in het toezicht. In het verleden heeft DNB in haar toezicht gebreken geconstateerd in de invulling van de compliancefunctie. Die gebreken zagen op het ontbreken van verantwoordelijkheid bij het bestuur voor de compliancefunctie, het ontbreken van de continuïteit van de compliancefunctie en het ontbreken van de beschikbaarheid van de compliancefunctionaris. Aan de invulling van de compliancefunctie zijn met het Besluit toezicht trustkantoren 2018 (Btt 2018) aanvullende eisen gesteld om de continuïteit en de kwaliteit te waarborgen. Om te zorgen dat die verantwoordelijkheid en de adequate naleving van de wettelijke taken van de compliancefunctie is gewaarborgd, regelt het besluit dat de werkzaamheden schriftelijk worden vastgelegd, en dat de werkzaamheden zijn afgestemd op de aard van de activiteiten en de daaraan verbonden integriteitsrisico’s. Daarnaast is het nemen van de verantwoordelijkheid voor de compliancefunctie in de organisatie van belang zodat de compliance officer op elk moment het bestuur over zijn/haar bevindingen kan informeren. Het is van daarbij van belang dat de compliance functionaris over voldoende kennis van de processen en de verhoudingen binnen die organisatie beschikt.
Deze aanvullende eisen komen de integriteitscultuur en de inbedding van compliance in de dagelijkse praktijk ten goede. Met de proportionaliteit voor de kleinere kantoren is rekening gehouden door te bepalen dat de omvang van de functie moet afgestemd worden op de aard en omvang van de werkzaamheden. Dit betekent dat een klein kantoor geen full-time compliance-officer hoeft te hebben, zolang er maar een vaste functie voor een aantal uur per week georganiseerd is.
Gelet op bovenvermelde redenen voor dit verbod op uitbesteding, de bestaande mogelijkheden om specifieke expertise in te huren en het feit dat de Wtt 2018 pas zeer recent in werking is getreden, ben ik niet voornemens een wetswijziging op dit punt voor te bereiden. Wel zal DNB rapporteren over de stand van zaken in de trustsector omdat ik het van belang vind dat ikzelf en uw Kamer van de effecten van de aangescherpte wetgeving op de hoogte blijven. In de brief over de aanpak van witwassen die de Minister van Justitie en Veiligheid en ik op 1 juli jl. naar uw Kamer stuurden5, is opgenomen dat DNB is gevraagd om eerder dan de ZBO-verantwoording te rapporteren over de eerste indrukken van de effecten van de aangescherpte wetgeving voor de trustsector en het toezicht. Er is gekozen voor vervroegde rapportage omdat het gaat om een sector die DNB en ons zorgen blijft baren. DNB gaat dit najaar een beeld geven van de eerste indrukken en van de effecten van de aangescherpte wetgeving voor de sector en het toezicht. Ik zal uw Kamer hierover informeren. Ook zal ik, zoals toegezegd in het plenaire debat over de Wtt richting de VVD-fractie, de werking van dit verbod expliciet meenemen in de evaluatie van de wet.6
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie kunnen zich niet vinden in het voorstel voor de uitvoering van de motie van de leden Omtzigt en Van Weyenberg7 over de trustsector, waarin de regering verzocht wordt onderzoek te doen naar de mogelijkheden om domicilieverlening door de trustsector aan doorstroomvennootschappen en brievenbusmaatschappijen onmogelijk te maken en hierover binnen een halfjaar aan de Kamer te rapporteren. De leden verzoeken de regering binnen drie maanden over de mogelijkheden te rapporteren en dan meteen een voorstel te doen.
In mijn reactie op de motie Omtzigt/Van Weyenberg heb ik aangegeven dat met het reguleren van de betreffende werkzaamheden, domicilieverlening samen met het verrichten van aanvullende diensten, is aangesloten bij de aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF) en de EU anti-witwasregelgeving. Alvorens een standpunt in te nemen over de wenselijkheid en haalbaarheid van op verbod van deze dienstverlening, vind ik het van belang om een goed beeld te vormen van de gevolgen van de recent in werking getreden Wtt 2018. Daar is meer tijd voor nodig, temeer omdat de aangekondigde maatregelen van de Staatssecretaris van Financiën op het gebied van belastingontwijking een effect kunnen hebben op de dienstverlening aan doorstroomvennootschappen en brievenbusmaatschappijen. Ook de Raad van State heeft in haar advies op de Wtt 2018 gewezen op de invloed van internationaal-fiscale ontwikkelingen op de trustdienstensector. Tot slot moet rekening worden gehouden met het feit dat het verbieden van de betreffende dienstverlening, ondernemingen er niet van kan weerhouden deze zelf te organiseren. Ondernemingen kunnen er immers voor kiezen om in plaats van gebruik te maken van een trustdienstverlener, zich op een eigen adres in Nederland te vestigen en zelf personeel in dienst te nemen om de betreffende diensten vorm te geven.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie vragen zich af wat de gevolgen van de combinatie van het verlenen van bank- en trustdiensten zijn voor het vervullen van de poortwachtersfunctie. Zij vragen zich af of er bij deze combinatie een poortwachter minder is. Ook vragen zij zich af of deze combinatie in de toekomst vaker voor gaat komen, mede vanwege de opkomst van fintech. Zij vragen of de regering expliciet heeft bekeken of een scheiding van bank- en trustdiensten de gehele poortwachtersfunctie zou kunnen versterken en zo niet, of de regering alsnog bereid is dit te doen.
Zoals ik in mijn brief van 29 januari jl. heb geconcludeerd, zie ik, en DNB met mij, op dit moment geen grote risico’s in het combineren van bank- en trustdiensten.8 Bank- en trustdiensten betreffen van elkaar losstaande diensten. Om de integriteit van het financiële stelsel te waarborgen moeten aanbieders van deze diensten voldoen aan de wettelijke verplichtingen die op het aanbieden van deze diensten van toepassing zijn. In het geval van het verlenen van een bankdienst gaat het om de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), en bij het verlenen van een trustdienst om de Wtt 2018. De onderneming dient bij het verlenen van die diensten afzonderlijk als poortwachter op te treden, zodat er bij een combinatie van het leveren van bank- en trustdiensten geen poortwachter minder is. Momenteel zijn er op de Nederlandse markt twee partijen actief die een combinatie van bank- en trustdiensten mogen leveren. Er zijn mij op dit moment geen signalen bekend dat fintech gaat leiden tot een toename in de combinatie van het verlenen van bank- en trustdiensten.
De leden van de D66-fractie vragen daarnaast wanneer de eerste rapportage over de Wet toezicht trustkantoren 2018 aan de TK wordt gezonden en of de regering verwacht dat de aanbieding van de trustdiensten waarop de motie van de leden Omtzigt en Van Weyenberg betrekking heeft een ander karakter zal hebben dan voor implementatie van deze wet?
In de eerdergenoemde brief over het plan van aanpak van witwassen die de Minister van Justitie en Veiligheid en ik op 1 juli jl. naar uw Kamer stuurden, is opgenomen dat DNB is gevraagd om eerder dan de ZBO-verantwoording te rapporteren over de eerste indrukken van de effecten van de aangescherpte wetgeving voor de trustsector en het toezicht. DNB gaat dit najaar een beeld geven van de eerste indrukken van de effecten van de aangescherpte wetgeving voor de sector en het toezicht.
In die rapportage zal onder meer aandacht worden besteed aan de ontwikkeling van de activiteiten van trustkantoren sinds de inwerkingtreding van de Wtt 2018, waaronder ook de in de motie van de leden Omtzigt en Van Weyenberg genoemde trustdiensten, te weten domicilieverlening samen met het verrichten van aanvullende diensten
Het algemene beeld van de trustsector is dat de daling van het aantal trustkantoren doorzet. Daarnaast kunnen de aangekondigde maatregelen van de Staatssecretaris van Financiën op het gebied van de aanscherping van substance-eisen, het invoeren van een conditionele bronbelasting op rente en royalty’s en de aanpassing van belastingverdragen via het goedkeuringswetsvoorstel multilateraal verdrag (de MLI) ervoor zorgen dat Nederland minder aantrekkelijk wordt voor sommige diensten die door de trustsector worden verleend.9
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie vragen zich af hoe de Minister kan stellen dat het bieden van bank- en trustdiensten aan dezelfde cliënt geen gevaar voor belangenverstrengeling oplevert.
In de Wtt 2018 is een scheiding geïntroduceerd voor het verlenen van trustdiensten en het verstrekken van belastingadvies. Deze scheiding moet het risico op belangenverstrengeling wegnemen. Het is immers de vraag of een fiscale structuur kritisch kan worden beoordeeld op bijvoorbeeld maatschappelijke betamelijkheid, als die structuur is geadviseerd door hetzelfde trustkantoor. Ook speelt mee dat bij het verlenen van belastingadvies minder hoge eisen worden gesteld aan het cliëntenonderzoek dan bij trustdienstverlening. Dit brengt het risico mee dat bij de uitvoering van een eigen belastingadvies in het kader van de daaropvolgende trustdienstverlening, geen onafhankelijk cliëntenonderzoek zou plaatsvinden dat voldoet aan de scherpere eisen van de Wtt 2018.
Het directe effect van het verbod is dat het niet meer mogelijk is voor trustkantoren (en anderen binnen dezelfde groep) om eerst te adviseren over de opzet van een fiscaal gunstige structuur en vervolgens deze structuur op te zetten en te beheren. De scheiding van deze activiteiten waarborgt een onafhankelijke afweging van de integriteitrisico’s en mogelijke beheersmaatregelen bij het verlenen van trustdiensten.
Met een bankdienst wordt een specifiek product afgenomen, zoals een krediet of bankrekening; de dienst leidt niet tot een advies voor een trustdienst en biedt ook geen basis voor een trustdienst. Omdat het van elkaar losstaande diensten betreft, is het risico op belangenverstrengeling bij het verrichten van onafhankelijk cliëntenonderzoek niet of nauwelijks aanwezig. Zoals opgenomen in de beantwoording van de vragen van de D66-fractie, zijn er op de Nederlandse markt twee partijen actief die een combinatie van bank- en trustdiensten mogen leveren en zie ik, en DNB met mij, op dit moment geen grote risico’s in het combineren van bank- en trustdiensten.
De leden van de SP-fractie vragen daarnaast wat Holland Quaestor adviseert met betrekking tot het verlenen van bank- en trustdiensten aan dezelfde cliënt.
Holland Quaestor heeft laten weten dat een bank en een trustkantoor beide onderworpen zijn aan strenge regulering. Deze regulering strekt er, onder andere, toe dat de omgang met integriteitsrisico’s een verantwoordelijkheid is van het bestuur van elk van de instellingen afzonderlijk. Beide instellingen dienen, volledig onafhankelijk van elkaar, beleid op te stellen en te operationaliseren ten einde integriteitsrisico’s te beheersen. DNB ziet er op toe dat deze twee type instellingen ieder voor zich aan de wettelijke vereisten voldoen.
De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de Minister denkt dat de aanvullende eisen aan de deskundigheid van de compliance officer door de sector op een mechanische manier zullen worden toegepast. Ook vragen zij of de Minister de mening van de leden van de SP-fractie deelt dat er effectievere manieren zijn om de doorstroom van illegaal geld via de trustsector tegen te gaan.
Een van de belangrijkste doelstellingen van de Wtt 2018 is een verdergaande professionalisering en een meer intrinsieke benadering van integriteit door trustkantoren. Met dat doel gelden er sinds 1 januari jl. aangescherpte regels ten aanzien van de interne organisatie en compliancefunctie van trustkantoren. Deze komen voort uit constateringen die DNB in haar toezicht heeft gedaan en schrijven voor dat de complianceofficer beschikt over de nodige autoriteit, middelen, deskundigheid en toegang tot alle noodzakelijke informatie heeft om zijn taken onafhankelijk en effectief te kunnen uitoefenen. Meer specifiek is bepaald dat trustkantoren het aantal uren dat personen de compliancefunctie uitvoeren, afstemmen op het aantal cliënten van het trustkantoor, de aard van de activiteiten en de daaraan verbonden integriteitrisico’s. Ook wordt van trustkantoren verwacht te reflecteren op de maatschappelijke betamelijkheid van zijn dienstverlening. DNB ziet toe op de naleving van de verplichtingen en zal jaarlijks rapporteren over de stand van zaken in de trustsector. Hiermee zal ook duidelijk worden in hoeverre trustkantoren niet alleen handelen naar de letter, maar ook naar de geest van de wet.
Het systeem waarbij de integriteit van het financiële stelsel wordt beschermd door poortwachters, wordt internationaal gezien als het meest effectief en sluit ook aan bij de uitgangspunten in internationale en Europese regelgeving tegen witwassen en het financieren van terrorisme. Net als financiële instellingen, zijn trustkantoren bij uitstek in de gelegenheid om bijvoorbeeld voorafgaand en tijdens hun dienstverlening te onderzoeken of hun cliënten betrokken zijn bij niet-integer handelen en om ongebruikelijke transacties te herkennen en te melden bij de Financial Intelligence Unit.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of de Kamer, wanneer grove misstanden worden geconstateerd met betrekking tot de naleving van de Wtt, voorafgaand aan de eerste rapportage in 2020 kan worden geïnformeerd.
In antwoord op vragen van de VVD-fractie is aangegeven dat DNB is gevraagd om dit najaar een beeld te geven van de eerste indrukken van de effecten van de aangescherpte wetgeving voor de sector en het toezicht.
De leden van de SP-fractie vragen de regering de motie Omtzigt/Van Weyenberg alsnog uit te voeren.
Bij de beantwoording van de vragen van de CDA-fractie is aangegeven hoe uitvoering gegeven zal gaan worden aan deze motie.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister hun constatering deelt dat zelfregulering van de sector tegen hun verdienmodel in gaat en of de Minister er in dit licht op kan vertrouwen dat de sector op zichzelf toezicht kan houden, als dit lijnrecht ingaat tegen de belangen van de aandeelhouders van deze kantoren. Ook vragen zij of het toezicht niet gemakkelijk omzeild kan worden en of het verscherpte toezicht niet cosmetisch is zolang de legitimiteit van het verdienmodel niet ter discussie wordt gesteld.
De wettelijke vereisten aan trustkantoren zijn aanzienlijk aangescherpt sinds de inwerkingtreding van de Wtt 2018 en de bevoegdheden van DNB zijn uitgebreid. Bij de aanscherping van het wettelijk kader heeft meegespeeld dat zelfregulering in de sector onvoldoende van de grond is gekomen. Zoals ik ook in mijn agenda financiële sector10 heb aangegeven ga ik de ontwikkelingen in deze sector scherp in de gaten houden. Daarom heb ik DNB gevraagd om mij te informeren over de ontwikkelingen in de trustsector en het toezicht op de naleving van de nieuwe wetgeving. Dit najaar volgt een eerste rapportage. Als er geen sprake is van voldoende verbetering, onderzoek ik nadere maatregelen.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat Nederland internationaal niet de reputatie van belastingparadijs moet willen hebben en het bovendien schadelijk is voor andere delen van onze economie. Ook vragen zij of de Minister, na alle schandalen, van mening blijft dat de trustsector iets wezenlijks toevoegt aan onze economie of er meer aan toevoegt, dan het er afbreuk aan doet.
Ons internationaal georiënteerde fiscale stelsel is onbedoeld ook aantrekkelijk voor structuren waarmee belasting wordt ontweken. Ik ben het met de leden van de fractie van de SP eens dat dit schadelijk kan zijn op meerdere vlakken: voor de belastingmoraal, voor het internationale aanzien van Nederland en daarmee voor het investeringsklimaat. Vanzelfsprekend is dat ongewenst. De aanpak van belastingontwijking is daarom een speerpunt van dit kabinet.
Trustkantoren bieden diensten aan die particulieren of ondernemingen ook zelf zouden kunnen verrichten, maar die om economische redenen of anderszins aan trustkantoren worden uitbesteed. Onder de voorwaarde dat door de trustdienstverlener wordt voldaan aan de verplichtingen uit de Wtt 2018 vanwege de inherent hoge integriteitsrisico’s van trustdiensten, is het aan particulieren of ondernemingen zelf om te besluiten over het al dan niet uitbesteden van deze activiteiten. In het evaluatierapport Wet toezicht trustkantoren uit 201011 is berekend dat de trustsector – samen met andere financiële en juridische dienstverleners als fiscalisten en advocaten, een toegevoegde economische waarde van naar schatting € 1,5 miljard per jaar levert. Daarvan werd ongeveer € 1,0 miljard in de vorm van belastingen en € 0,5 miljard in de vorm van gelden betaald aan financiële professionals. Er zijn sindsdien geen cijfers bijgehouden over de toegevoegde economische waarde.
Kamerstuk 34 566, nr. 11.↩︎
Kamerstuk 34 566, nr. 11.↩︎
Kamerstuk 34 566, nr. 11.↩︎
Kamerstuk 34 566, nr. 11.↩︎
Brief van de Minister van Financiën en de Minister van Justitie en Veiligheid, 30 juni 2019↩︎
In artikel 69 van de Wtt is bepaald dat de Minister binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk zal zenden.↩︎
Kamerstuk 34 566, nr. 11.↩︎
Kamerstuk 34 910, nr. 23.↩︎
Kamerstuk 087, nr. 188.↩︎
Kamerstuk 32 013, nr. 200.↩︎
Kamerstuk 32 384, nr. 1.↩︎