Reactie op verzoek van het lid Van Brenk, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 26 juni 2019, over frictie tussen bouwers en Rijkswaterstaat
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2019
Brief regering
Nummer: 2019D33652, datum: 2019-09-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35000-XII-91).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 35000 XII-91 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2019.
Onderdeel van zaak 2019Z16214:
- Indiener: C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2019-09-10 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-09-11 12:00: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2019-10-02 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2019-11-25 00:00: Debat over frictie tussen bouwers en Rijkswaterstaat (Plenair debat (debat)), TK
- 2019-11-25 10:00: MIRT (Notaoverleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2019-11-28 14:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
35 000 XII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2019
Nr. 91 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 september 2019
Op verzoek van het lid Van Brenk (50+) tijdens het ordedebat van 26 juni 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 98, item 5), geef ik hierbij uw kamer een duiding van het NOS-bericht «Frictie bouwers en Rijkswaterstaat: verliezen, vertragingen en vechtcontracten» van 26 juni 2019.
Het onderzoek van Rijkswaterstaat naar de toekomstige opgave Rijkswaterstaat en de verbetermogelijkheden in de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW) sector dat met de brief1 van 11 juni aan uw kamer is aangeboden, vormt de aanleiding voor het bericht van de NOS.
Dit onderzoek concludeert dat een transitie in de sector nodig is om de volgende consequenties op lange termijn te voorkomen:
• Lage productiviteit, hoge faalkosten bij de markt: Een laag rendement bij bouwbedrijven maakt dat deze niet zullen investeren in innovatie en ontwikkeling. Op termijn zijn bedrijven financieel niet robuust genoeg om (grote) financiële tegenslagen te kunnen opvangen.
• Te weinig innovatief vermogen bij de markt om de ontwikkelopgaven op het gebied van digitalisering en verduurzaming te kunnen realiseren. Dat betekent op lange termijn dat er geen nieuwe functionaliteit wordt toegevoegd en de duurzaamheidsdoelen niet worden gehaald.
• Onvoldoende marktwerking voor grote complexe contracten: Een te kleine markt voor het uitvoeren van werken kan gevolgen hebben voor prijs en uitvoeringscapaciteit. Projecten worden dan duurder of kunnen bij gebrek aan geïnteresseerde marktpartijen niet worden uitgevoerd.
Het lid Van Brenk vroeg naar de consequenties van de marktdynamiek in de GWW-sector voor de lopende projecten. De directe consequenties voor individuele projecten zijn niet makkelijk te voorspellen. Er blijft altijd een kans dat vertraging in de voortgang optreedt, bijvoorbeeld als gevolg van discussies over verantwoordelijkheden, risico’s of over ontwerp of bouwfouten.
Om de risico’s voor vertragingen of kostenoverschrijdingen te beperken, wordt er in de planning en budget van projecten rekening gehouden met voorziene en onvoorziene risico’s. Bij dreigende tegenvallers worden beheersmaatregelen getroffen en wordt er eventueel versoberd. Over vertragingen en kostenoverschrijdingen wordt uw Kamer geïnformeerd.
Het lid Van Brenk vroeg tevens of de marktdynamiek effect heeft op het uitstellen van onderhoud en daarmee op de veiligheid.
Veiligheid staat voorop. Het uitstellen van onderhoud kan alleen als de veiligheid van de gebruikers niet in het geding is en als het risico tot die tijd op een andere wijze afdoende wordt beheerst, bijvoorbeeld door het uitvoeren van extra inspecties om het risico goed te monitoren of het nemen van andere (tijdelijke) maatregelen. Voorts is bij de instandhouding van infrastructuur een doelmatige inzet van middelen het uitgangspunt. Dit betekent dat onderhoud wordt gepleegd als dit noodzakelijk is, niet te laat maar vanuit oogpunt van doelmatigheid ook niet te vroeg. Rijkswaterstaat werkt daarbij risico gestuurd: er wordt bij het treffen van maatregelen een bewuste afweging gemaakt tussen inzet van middelen, de hinder voor het verkeer, het beheersen van risico’s en de samenhang met andere (regionale) projecten. Bij het inschakelen van de markt voor de uitvoering van onderhoud wordt ook de marktdynamiek in ogenschouw genomen.
In antwoord op het onderzoek werkt Rijkswaterstaat samen met de bouwsector, brancheorganisaties, grote en kleine marktpartijen, onderdelen van het eigen departement, het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat aan een plan van aanpak voor verbeteringen in de GWW sector. In dit plan is zowel aandacht voor korte termijn verbeteringen om de voorspelbaarheid en beheersbaarheid van complexe projecten te vergroten als voor structurele maatregelen om de productiviteit en het innovatieve vermogen van de GWW-sector te verhogen. Rond de jaarwisseling informeer ik u verder over de stand van zaken van het plan van aanpak.
De sector neemt zelf ook zijn verantwoordelijkheid en investeert in de eigen verbeteropgave. Alleen zo realiseren we de transitie naar een vitale, innovatieve, productieve en meer voorspelbare GWW sector.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Kamerstuk 35 000 XII, nr. 83↩︎