[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Ontwikkeling warmtetransportnet Zuid-Holland

Duurzame ontwikkeling en beleid

Brief regering

Nummer: 2019D34703, datum: 2019-09-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30196-676).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 30196 -676 Duurzame ontwikkeling en beleid.

Onderdeel van zaak 2019Z16754:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 676 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 september 2019

De transitie naar een klimaatneutrale energiehuishouding in 2050 omvat onder meer de verduurzaming van de warmtevoorziening. In het Klimaatakkoord zijn hierover diverse afspraken vastgelegd, waaronder het vaststellen van een warmtetransitievisie door alle gemeenten in 2021. In de provincie Zuid-Holland ligt er de unieke kans om met de aanleg van een grootschalig warmtetransportnet concrete stappen te zetten in de verduurzaming van de regio en naar minder gebruik van Groningergas. Met deze «warmterotonde» wordt onder meer restwarmte uit het Rotterdams havengebied getransporteerd naar woningen, bedrijven en de glastuinbouw in diverse gemeenten. Bij een volledige uitrol kan het warmtesysteem voorzien in een warmtelevering van ongeveer 40 PJ rond 2030. Dat levert in potentie een vraagreductie op van ruim 1 miljard Nm3 laagcalorisch gas en leidt tot 2–3 Mton/jaar CO2-besparing.

Vanwege de klimaatdoelen in de industrie, landbouw en gebouwde omgeving acht ik de realisatie van een regionaal warmtetransportnet in Zuid-Holland gewenst. Daarom heb ik besloten tot een actieve betrokkenheid van het Rijk om de ontwikkeling van deze infrastructuur in gang te zetten. In het kader van de verdeling van de middelen van de klimaatenvelop 20191 is reeds een bedrag van € 15 miljoen gereserveerd voor de nadere uitwerking. De afgelopen maanden heb ik met o.a. de provincie Zuid-Holland, de gemeente Rotterdam, Gasunie, Havenbedrijf Rotterdam, Eneco en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) onderzocht op welke wijze het transportnet in fasen gerealiseerd kan worden. Hierbij is kritisch gekeken naar de financiering en betaalbaarheid en naar de bijdrage van een dergelijk groot project aan de duurzaamheid en de leveringszekerheid van de warmtevoorziening. Doel van de Rijksinzet is de totstandkoming van het warmtetransportnet op een integrale en maatschappelijk optimale wijze en tegen efficiënte kosten. Daartoe worden de volgende stappen gezet:

Gasunie krijgt de opdracht om de eerste fase van de beoogde transportinfrastructuur verder te ontwikkelen, met als perspectief de realisatie van gereguleerd, onafhankelijk warmtetransportbeheer en een transportnet waarop meerdere duurzame warmtebronnen kunnen aansluiten. De uitgangspunten van deze taak worden in de Warmtewet 2.0 vastgelegd.

Om de eerste fase van het regionale warmtetransportnet te kunnen realiseren, zijn Gasunie en Eneco de overdracht van het Eneco-initiatief «Leiding door het midden» (LdM) overeengekomen. Dit betreft de aanleg van een transportleiding van Rotterdam naar Den Haag en omgeving. Gasunie zal bovendien in Rotterdam de leiding «Vondelingenplaat» (VP) ontwikkelen om uitkoppeling van restwarmte mogelijk te maken.

Duidelijkheid over de vraagontwikkeling is van groot belang voor het project. Samen met de provincie Zuid-Holland ga ik in gesprek met de gemeenten in de regio om voldoende garanties voor warmte-afname te organiseren. De gezamenlijke inzet zal in belangrijke mate bepalen hoe de LdM/VP transportleidingen uiteindelijk worden aangelegd. De definitieve investeringsbeslissing voor LdM/VP is medio 2020 voorzien, met een beoogde start van levering van warmte vanaf 2023.

Betrokken partijen werken, onder regie van het Rijk en de provincie Zuid-Holland, aan de integrale ontwikkeling van het warmtetransportnet. Hierbij wordt gekeken naar de mogelijkheden voor systeemoptimalisaties en ontwikkeling van de verschillende afzetgebieden in de regio Zuid-Holland.

Een regionaal warmtetransportnet in Zuid-Holland

In Zuid-Holland is het inzetten van collectieve warmte in veel gebieden een kostenefficiënte optie om te verduurzamen in vergelijking met andere alternatieven voor aardgas. Dat komt door de kenmerken van de gebouwde omgeving (veel dichtbebouwd, stedelijk gebied), de beschikbaarheid van hernieuwbare warmtebronnen en restwarmte en de aanwezigheid van warmtenetten in een aantal steden. Warmtenetten op hogere temperatuur (70–100°C) bieden in steden een duurzaam alternatief voor met name bestaande woningen en gebouwen. Voor nieuw te ontwikkelen woongebieden zijn lage temperatuur warmtenetten kansrijker. Een helder perspectief op toekomstig aanbod van duurzame warmte helpt gemeenten in hun plannen voor het realiseren van aardgasvrije wijken.

Het beoogde warmtetransportnet bestaat uit aan elkaar gekoppelde transportleidingen die distributienetten in o.a. gemeenten als Rotterdam, Den Haag, Delft en Leiden van warmte kunnen voorzien. Met de aanleg kan restwarmte uit het Rotterdams havencomplex nuttig worden aangewend voor de warmtevoorziening aan de gebouwde omgeving, bedrijven en glastuinbouw. Door de verschillende vraagprofielen van deze afnemers kan het net efficiënter gebruikt worden. Op dit warmtetransportsysteem kunnen meerdere warmteaanbieders en -bronnen aangesloten worden. Waar mogelijk wordt deze warmte aangevuld met lokaal te ontwikkelen hernieuwbare bronnen, zoals geothermie. De potentiële omvang van het warmtesysteem maakt de casus Zuid-Holland uniek en bepaalt het bredere maatschappelijk nut en noodzaak. Dat neemt uiteraard niet weg dat ook elders gekeken wordt op welke wijze de energietransitie versneld kan worden.

Onafhankelijk warmtetransportbeheer

De betrokkenheid van Gasunie is in eerste instantie gericht op de ontwikkeling van de LdM/VP leidingen, als belangrijke stap in de realisatie van het regionale warmtetransportnet. Als beoogd gereguleerd warmtetransportbedrijf ontwikkelt Gasunie tevens een lange termijn perspectief op het warmtetransportsysteem in Zuid-Holland. Onafhankelijk warmtetransportbeheer vormt de basis voor de governance-structuur. Deze taak omvat de aanleg en beheer van de transportleiding (inclusief onderhoud en uitbreiding), system operator (aansturing, bepaling inzet, coördinatie vraag en aanbod) en eigenaar van de infrastructuur. De warmtetransport-beheerder stelt op basis van transparante, objectieve en non-discriminatoire criteria producten en tarieven vast. In de Warmtewet 2.0 wordt deze taak nader geduid.2 Met de Europese Commissie zal ik in overleg treden om de voorgenomen wettelijk taak en financiering in overeenstemming te laten zijn met interne markt regels, waaronder staatsteun.

Toekomstgerichte investering

Het transportnet in Zuid-Holland wordt op de groei aangelegd om invulling te geven aan de ambities voor verduurzaming van de gebouwde omgeving en de glastuinbouw. Basisprincipe is dat de leidingen zichzelf over de gehele looptijd moet kunnen terugverdienen. De gewenste toekomstgerichte (over-)dimensionering betekent echter hogere kosten en grotere onzekerheid over uiteindelijke benutting van de transportcapaciteit. Met de huidige tarieven voor warmte leidt dit er toe dat deze eerste fase van het warmtetransportnet op dit moment niet zonder financiële steun vanuit de overheid tot stand kan komen. Naast de € 15 miljoen uit de klimaatenveloppe 2019 is daarom in de klimaatenveloppes voor de periode 2020–2030 € 75 miljoen gereserveerd ten behoeve van de benodigde investeringen.

Recente berichten over de problemen bij de aanleg van een warmtetransportleiding van Rotterdam naar Leiden en over de problemen bij een belangrijke warmteproducent (AEB) voor het Amsterdamse warmtenet laten zien dat het financieren en exploiteren van een warmtenet geen makkelijke zaken zijn. De gemeente Amsterdam en de gemeente Leiden onderhouden nauw contact met mijn ministerie om continuering van de warmtelevering op korte termijn zeker te stellen. Met het oog op de verduurzamingsopgave op de lange termijn vind ik dat de stappen die we nu zetten in het kader van het warmtetransportnet in Zuid-Holland verstandig zijn. Met de inzet van Gasunie als publieke warmtetransportbeheerder en de mogelijkheid om diverse bronnen aan te sluiten, worden mijns inziens de condities voor een robuust warmtesysteem gecreëerd, waarbij schaalgrootte bijdraagt aan de leveringszekerheid en betaalbaarheid van het systeem.

Beschikbaarheid en verduurzaming van warmtebronnen

Het transportnet in Zuid-Holland zal tot 2035 vooral gevoed worden met warmte die overblijft vanuit industriële processen. Dat is duurzaam hergebruik van energie zonder (additionele) uitstoot van CO2. De verwachting is dat er, ook met het verduurzamen van productieprocessen, op langere termijn voldoende restwarmte vrij komt in de Rotterdamse haven om te voldoen aan de vraag. Tegelijkertijd zullen steeds meer lokale duurzame bronnen beschikbaar komen en toegevoegd worden aan het warmtesysteem in de regio. Deze combinatie komt de duurzaamheid en de flexibiliteit van het systeem ten goede.

Vervolgstappen

Er is sprake van drie samenhangende vervolgstappen:

Ontwikkeling eerste fase transportinfrastructuur en operationele uitwerking LdM/VP (Gasunie)

Bestuurlijk traject ten behoeve van integrale ontwikkeling warmtetransportnet (EZK, provincie Z-H)

Uitwerking wettelijk kader in Warmtewet 2.0 (EZK)

Deze drie vervolgstappen werken toe naar een investeringsbeslissing medio 2020. Ik zal u over de voortgang informeren. Over de Warmtewet 2.0 ontvangt u in het najaar van 2019 de stand van zaken.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes


  1. Kamerstuk 32 813, nr. 221.↩︎

  2. In Warmtewet 2.0 zullen daarnaast de uitgangpunten voor de marktordening van lokale distributienetten worden uitgewerkt (zie Kamerstuk 30 196, nr. 616).↩︎