Verslag van de Raad Algemene Zaken van 16 september 2019.
Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Brief regering
Nummer: 2019D36851, datum: 2019-09-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-02-2047).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-2047 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .
Onderdeel van zaak 2019Z17677:
- Indiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- 2019-09-25 13:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-09-26 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2019-10-08 20:30: Raad Algemene Zaken dd 15 oktober 2019 (Algemeen overleg), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2019-10-16 14:10: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2047 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 september 2019
Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Algemene Zaken van 16 september 2019.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
VERSLAG RAAD ALGEMENE ZAKEN VAN 16 SEPTEMBER 2019
Meerjarig Financieel Kader (MFK)
Het Finse voorzitterschap schetste het onderhandelingsproces om voor het einde van het jaar overeenstemming te bereiken, conform de conclusies van de Europese Raad (ER) in juni jl.1. Op basis van de door de lidstaten geuite prioriteiten zal het voorzitterschap werken aan een discussienotitie voor de Europese Raad in oktober. Daarna zal het een aangepaste versie van het MFK-onderhandelingsdocument presenteren, waarin voor het eerst ook budgettaire elementen worden ingevuld. Na de publicatie van de notitie en het onderhandelingsdocument zal het kabinet de Kamer zo snel mogelijk een inhoudelijke appreciatie geven van de voorstellen. Verder zal het voorzitterschap zich inspannen om zo veel mogelijk voortgang te bereiken op de sectorale voorstellen, zowel binnen de Raad als in de trilogen met het Europees Parlement.
Commissaris Oettinger herhaalde zijn oproep om spoedig tot besluiten te komen. Een groot aantal lidstaten erkende het belang hiervan, hoewel enkele lidstaten ook waarschuwden voor overhaaste besluitvorming. De Commissie pleitte tevens voor de invoering van nieuwe eigen middelen om de EU-begroting te financieren, zoals opgenomen in het Commissievoorstel (afdracht ETS, heffing niet-gerecycled plastic verpakkingsmateriaal en afdracht CCCTB). In de discussie toonde een aantal lidstaten openheid om deze voorstellen verder te bespreken. Anderen, waaronder Nederland, stelden zich juist terughoudend op (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1379: Appreciatie van het voorstel voor het Eigen Middelenbesluit). Met een groep gelijkgezinde lidstaten pleitte Nederland voor substantiële besparingen op het Commissievoorstel voor het MFK. Dit is volgens het kabinet nodig om te voorkomen dat de afdrachten stijgen vanwege Brexit en om ruimte te maken voor nieuwe prioriteiten. Het kabinet maakt zich hard voor een gemoderniseerde en financieel houdbare EU-begroting, die op basis van een eerlijke verdeling van de lasten wordt gefinancierd.
Voorbereiding Europese Raad 17–18 oktober 2019
Tevens is de ontwerpagenda voor de Europese Raad van 17-18 oktober besproken. Op de agenda staat vooralsnog een gedachtewisseling over het Meerjarig Financieel Kader en een bespreking over de uitvoering van de Strategische Agenda. Een aantal lidstaten wees op de ontwikkelingen rond het uittreden van het Verenigd Koninkrijk, die van invloed kunnen zijn op de agenda van de Europese Raad.
Betreft het MFK wees een groot aantal lidstaten op het belang van voortgang in de komende periode, met oog op besluitvorming dit jaar. T.a.v. de komende institutionele cyclus wees de Commissie op het belang van beleidscontinuïteit en coherentie tussen de uitgaande en inkomende Commissie. Daarbij is het van belang om te komen tot adequate interinstitutionele programmering voor de komende jaren op de beleidsprioriteiten, conform de Strategische Agenda.
Een aantal lidstaten kon zich vinden in het voorstel van een lidstaat om klimaat te agenderen voor de ER van oktober, na de conferentie van de VN van 23 september en ter voorbereiding van de COP in Santiago in december. Hierbij werd verwezen naar de overeenkomst van 24 lidstaten van juni 2019, om voor het eind van 2019 te komen tot overeenstemming over het bereiken van koolstofneutraliteit in 2050, en het voornemen van de nieuwe Commissie om binnen 100 dagen een New Green Deal te presenteren. Het is aan de voorzitter van de ER om te besluiten over het moment waarop dit onderwerp wordt geagendeerd.
Uitbreiding
Een brede groep lidstaten gaf aan belang te hechten aan positieve besluiten over het openen van toetredingsonderhandelingen met Noord-Macedonië en Albanië door de Raad Algemene Zaken van 15 oktober.
MH17
Nederland heeft het belang van het onderzoek van het Joint Investigation Team (JIT) inzake MH17 onderstreept. In het bijzonder is daarbij verwezen naar de recente gevangenenruil tussen de Russische Federatie en Oekraïne, waarbij een belangrijke persoon voor het strafrechtelijk onderzoek, dhr. Tsemach, is overgedragen aan de Russische Federatie. Volgend op deze ruil is door het OM, nog dezelfde dag, aan Rusland een verzoek tot voorlopige aanhouding van dhr. Tsemach gedaan. In lijn met de motie van de leden Van Dam en Sjoerdsma (kamerstuk 21 501-02, nr. 2044) en met verwijzing naar de conclusies van de Europese Raad van 20 juni jl. heeft Nederland herhaald hoe belangrijk het is dat de Europese Raad het belang van volledige medewerking aan het onderzoek van het JIT blijft onderstrepen en dat alle staten, waaronder Rusland, volledige medewerking verlenen aan het onderzoek van het JIT, overeenkomstig VN Resolutie 2166.
Versterking respect voor rechtsstatelijkheid in de Unie
Ter inleiding van het door zijn geïnitieerde openbare debat benadrukte het Voorzitterschap de verantwoordelijkheid van de Raad als het gaat om respect voor de rechtsstaat in de Unie, en verwees naar de notitie die vooraf was gedeeld met de lidstaten. Daarin werden drie vragen gesteld: 1) hoe kan de Raad gebruik maken van de door de Commissie voorgenomen toetsingscyclus voor de rechtsstaat; 2) zou de jaarlijkse rechtsstatelijkheidsdialoog in de RAZ moeten worden omgevormd naar een algemene discussie over de stand van zaken en de laatste ontwikkelingen inzake de rechtsstaat; 3) hoe ziet de Raad de rol van een peerreviewmechanisme rechtsstatelijkheid en de interactie met de toetsingscyclus als voorgenomen door de Commissie? 24 lidstaten intervenieerden in het debat. Nederland benadrukte dat alle lidstaten aangesproken moeten kunnen worden op het naleven van waarden als de rechtsstaat waaraan zij zich vrijelijk hebben gecommitteerd. De rechtsstaat is het fundament waarop het beginsel van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten is gebaseerd; erosie daarvan gaat ons allen daarom aan.
Ten aanzien van de drie gestelde vragen spraken de meeste lidstaten hun steun uit voor de toetsingscyclus, en wezen daarbij op het belang van gelijke behandeling van lidstaten, een behapbare werklast en het voorkomen van onnodige duplicatie met reeds bestaande instrumenten. Een aantal lidstaten benoemde het belang van het betrekken van externe experts. In lijn met de motie van de leden Paternotte en Omtzigt (kamerstuk 21 501-02, nr. 2043) en de toezegging gedaan in het Algemeen Overleg RAZ d.d. 10 september jl. onderstreepte Nederland dat laatste eveneens en noemde als voorbeeld de Venetië Commissie. Er bleek onder de lidstaten geen steun te bestaan voor een nieuw op te richten expertcomité, omdat dit tot duplicatie met bestaande instrumenten zal leiden. Nederland pleitte voor een brede inhoudelijke reikwijdte van de cyclus, inclusief democratie, grondrechten en corruptie, zoals ook de Commissie in haar recente mededeling aangeeft na te streven. Verder benadrukte Nederland dat ook de EU-instellingen zelf deze beginselen dienen te respecteren. Voor een verbreding naar toetsing van zowel de lidstaten alsook de EU-instellingen bleek bij de lidstaten en de Commissie geen draagvlak, mede vanwege het feit dat dit op juridische bezwaren lijkt te stuiten. Op de tweede vraag, over de invulling van de jaarlijkse rechtsstatelijkheidsdialoog, sprak Nederland zich samen met andere lidstaten uit voor het bespreken van de stand van zaken en ontwikkelingen ten aanzien van de rechtsstaat in de Unie op basis van het jaarlijks te verschijnen Commissierapport. Omtrent het peerreviewmechanisme gaf een aantal lidstaten, waaronder Nederland, aan dat het goed zou zijn synergie te creëren tussen de toetsingscyclus van de Commissie en het Belgisch-Duits voorstel. Een klein aantal lidstaten was van mening dat een peerreviewmechanisme buiten EU-kaders tot stand dient te komen. Momenteel spreken de lidstaten over verdere uitwerking van het Belgisch-Duits voorstel.
De Commissie wees tijdens het debat op het feit dat de bescherming van de rechtsstaat een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van de EU en de lidstaten. Een betere eerbiediging van de rechtsstaat vereist een verdieping van de jaarlijkse rechtsstatelijkheidsdialoog en een evaluatie van de stand van zaken van de rechtsstaat in de lidstaten door middel van de jaarlijkse toetsingscyclus. Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad in november op het onderwerp zal terugkomen in het kader van de evaluatie van de jaarlijkse rechtsstatelijkheidsdialoog in de RAZ.
Uniewaarden – Hoorzitting artikel 7(1) Hongarije
Voor de eerste maal hoorde de Raad Hongarije over het met redenen omklede voorstel dat het Europees Parlement in september vorig jaar aannam in het kader van artikel 7(1) VEU dat ziet op ernstige schending van de Uniewaarden. Hongarije werd in de gelegenheid gesteld reactie te geven op dit voorstel en ontkende dat er sprake was van een systematische bedreiging van de Uniewaarden. Hierna werd door tien lidstaten geïntervenieerd. Nederland stelde samen met een aantal gelijkgezinde lidstaten vragen aan Hongarije over onder meer de onafhankelijkheid van de rechtspraak, de academische vrijheid, de vrijheid van vereniging, mediavrijheid en corruptie. Hongarije heeft uitgebreid antwoord gegeven op de vragen, maar heeft daarmee de zorgen niet weg kunnen nemen. Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad zich met deze zaak zal blijven bezighouden. Mogelijk agendeert het Voorzitterschap later dit jaar een vervolghoorzitting over één of meerdere specifieke thema’s uit het met redenen omklede voorstel van het Europees Parlement. Nederland zal dit steunen.
AOB Rechtsstaat Polen
De Commissie gaf in het kader van de artikel 7(1)-procedure jegens Polen een korte stand van zaken over nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van de Poolse rechtsstaat. Daarbij kwam ook de betrokkenheid van de Poolse regering bij een lastercampagne tegen Poolse rechters aan de orde. Naar aanleiding hiervan nam de Poolse viceminister van Justitie ontslag. Er vond geen verdere inhoudelijke bespreking door de Raad plaats.
AOB Conferentie Helsinki
Het Voorzitterschap presenteerde zijn conclusies van de conferentie in Helsinki van 10-11 september jl. getiteld «How to Ensure the Resilience of our Societies in a Changing European Landscape – the Interaction between Democracy, the Rule of Law and Fundamental Rights»2. Nederland was op de conferentie op ambtelijk niveau vertegenwoordigd.
Overig
Gelijk speelveld in de Europese Unie voor de defensie-industrie (toezegging aan lid Bosman, VVD, tijdens AO RAZ d.d. 10 september jl.)
Nederland pleit in Europees verband consequent voor een open, competitieve defensiemarkt en onderstreept daarbij het belang van een gelijk speelveld (level playing field) waarin de Nederlandse industrie volwaardig kan participeren, zowel waar het zelfstandig producenten (Original Equipment Manufacturer) betreft als waar het gaat om toeleveranciers bij de ontwikkeling, productie en instandhouding van defensiematerieel. Hierbij geldt dat het kabinet van mening is dat het Europees Defensie Fonds (EDF), gezien de inrichting ervan, zal kunnen bijdragen aan een meer open en competitieve defensiemarkt. Tevens geldt dat in de missiebrief voor de nieuwe Commissaris voor Interne Markt het aanmoedigen van samenwerkingsprojecten met zoveel mogelijk grensoverschrijdende deelname van kleine en middelgrote ondernemingen, en het focussen op de vorming van een open en competitieve Europese defensiemarkt is opgenomen. Het kabinet ziet dit als een positieve ontwikkeling.
Het kabinet zal zich bij de uitwerking van het werkprogramma van het EDF in Europees verband blijven inzetten voor de selectie van projecten op basis van competitiviteit, en innovatief vermogen met een gebalanceerde aanpak ten aanzien van onderzoek en ontwikkeling. Om de Nederlandse belangen zo goed mogelijk te behartigen zal het kabinet voorts verschillende instrumenten inzetten, die ook genoemd zijn in de Defensie Industrie Strategie. Hierbij kan worden gedacht aan de Interdepartementale Coördinatiegroep Europese Defensiesamenwerking (ICG EDS) met Bijzonder Vertegenwoordiger Generaal buiten dienst Tom Middendorp, als ook aan het export bevorderende instrumentarium. Het kabinet ondersteunt waar mogelijk en nodig; het is aan de industrie en kennisinstellingen om de eigen marktkansen te identificeren in het EDF en zoveel mogelijk ondernemerschap te tonen. Tot slot worden de ontwikkelingen omtrent het nieuwe DG Defensie-industrie en ruimte, dat valt onder de Commissaris Interne Markt, scherp gevolgd.