Antwoord op vragen van het lid Futselaar over de uitspraken van vicepremier Hugo de Jonge tijdens de jaaropening van Hogeschool Rotterdam
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2019D39435, datum: 2019-10-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20192020-293).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van zaak 2019Z16620:
- Gericht aan: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Indiener: F.W. Futselaar, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
293
Vragen van het lid Futselaar (SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de uitspraken van vicepremier Hugo de Jonge tijdens de jaaropening van Hogeschool Rotterdam (ingezonden 6 september 2019).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 8 oktober 2019).
Vraag 1
Deelt u de mening van de vicepremier dat studenten met een meer dwingende hand verleid moeten worden tot een andere studiekeuze?1 Kunt u dit toelichten?
Antwoord 1
De vicepremier sprak tijdens de jaaropening van Hogeschool Rotterdam over de grote tekorten op de arbeidsmarkt in de sectoren techniek, onderwijs en zorg en vindt dat het onderwijs hier met het bedrijfsleven en maatschappelijke partners beter op dient in te spelen.
Dat sluit aan op het uitgangspunt van dit kabinet dat de aansluiting van het onderwijs op de behoeften van de arbeidsmarkt, maatschappij en wetenschap van groot belang is. Het is daarbij belangrijk dat leerlingen en studenten de vrijheid hebben zelf een bewuste studiekeuze te maken. Het onderwijs dient hen daarbij te ondersteunen en te stimuleren zich breed te oriënteren. Eigen interesses en capaciteiten zijn in je studiekeuze een belangrijke overweging, net als hoe je na je studie terecht komt op de arbeidsmarkt. Het kabinet zet daarom in op goede loopbaanoriëntatie en -begeleiding in het vo en mbo en een ruim aanbod van objectieve en betrouwbare studiekeuze-informatie, met aandacht voor arbeidsmarktperspectieven.
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het advies van de commissie Van Rijn is het voor een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt belangrijk dat sectoren zelf reflecteren op hun eigen opleidingsaanbod, en de aansluiting op de arbeidsmarkt op opleidingsniveau.
Voor het mbo geldt dat instellingen zich dienen te houden aan de zorgplicht arbeidsmarktperspectief en een opleiding alleen aanbieden als er voldoende arbeidsmarktperspectief voor is. De Commissie Macrodoelmatigheid MBO (CMMBO) toetst dit naar aanleiding van signalen en adviseert mij over eventueel ingrijpen. Daarnaast hebben het onderwijs en het bedrijfsleven binnen de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)
een werkwijze ontwikkeld waarbij wordt gesignaleerd bij welke opleidingen er eventueel problemen zijn met de aansluiting op de arbeidsmarkt en welke stappen er gezet moeten worden om dit te verbeteren. Dit kan bijvoorbeeld een inhoudelijke aanpassing zijn van een opleiding of een reductie in studentenaantallen.
Voor het hoger onderwijs heb ik de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) gevraagd om analyses te maken van de macrodoelmatigheid van het bestaande opleidingsaanbod.2 Als de CDHO knelpunten vindt in de macrodoelmatigheid van het huidige opleidingsaanbod, zal ik de sector vragen om daarmee aan de slag te gaan. In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek zal ik verder ingaan op de aansluiting van het onderwijs op de behoeften van de arbeidsmarkt, maatschappij en wetenschap.
Vraag 2
Sprak de vicepremier tijdens de jaaropening namens het kabinet? Zo niet, namens wie dan wel?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Hoe vallen de uitspraken van de vicepremier te rijmen met de uitspraken van de Minister-President, die op Lowlands zei dat je een studie moet kiezen die je interessant vindt?3
Antwoord 3
Zoals bij vraag 1 aangegeven, zijn zowel de intrinsieke motivatie als arbeidsmarktperspectieven belangrijk voor leerlingen en studenten om te laten meewegen in hun studiekeuze. Het één sluit het ander niet uit. Tenslotte zijn er vaak meerdere studies die kunnen aansluiten bij de interesse van de student, waarvan de arbeidsmarktperspectieven kunnen verschillen. Goede studiekeuze-informatie daarover is essentieel.
Vraag 4
Sprak de Minister-President op Lowlands namens het kabinet? Zo niet, namens wie dan wel?
Antwoord 4
Ja.
Vraag 5
Op welke wijze zouden studenten «met meer dwingende hand» verleid moeten worden een andere studie te kiezen?
Antwoord 5
Zie antwoord op vraag 1.
Vraag 6
Bent u van plan de keuzevrijheid van studenten te gaan beperken door bijvoorbeeld numerus fixi of andere maatregelen in te voeren om studenten met meer dwingende hand te gaan verleiden?
Antwoord 6
Zie antwoord op vraag 1.