Reactie op verzoek De Groot, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 14 mei 2019 over de afname van biodiversiteit
Biodiversiteit
Brief regering
Nummer: 2019D39583, datum: 2019-10-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26407-130).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 26407 -130 Biodiversiteit.
Onderdeel van zaak 2019Z19001:
- Indiener: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2021-2024)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2019-10-09 14:45: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-10-30 11:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2021-09-29 11:15: Procedurevergadering LNV (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2021-10-27 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
26 407 Biodiversiteit
Nr. 130 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2019
Op 5 mei jl. verscheen het Global Assessment van het Intergovernmental Platform on Biodiversity and Ecosystem Services (IPBES). Het rapport kreeg veel aandacht in zowel politiek als media, vanwege de grondige en verregaande conclusies. De bevindingen maken duidelijk dat de achteruitgang van de biodiversiteit wereldwijd sneller gaat dan verwacht en leidt tot grote risico’s voor het menselijk welzijn. Het rapport beschrijft de achteruitgangondermeer toe aan niet-duurzame consumptie- en productiepatronen als onderliggende factor. Hoewel biodiversiteitsherstel nog steeds te bereiken is, wijst het rapport op de noodzaak tot een omslag in ons denken en handelen, met duurzame consumptie en productie voorop. Zonder deze omslag blijft het merendeel van de Sustainable Development Goals buiten bereik.
In de bijlage treft u de kabinetsappreciatie van het IPBES Global Assessment, waarmee ik samen met deze brief uitvoering geef aan een verzoek van uw Kamer in de regeling van werkzaamheden van dinsdag 14 mei 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 81, item 19). In de appreciatie is aangegeven welk proces is gevolgd om tot het rapport te komen en wat de belangrijkste conclusies zijn. Die conclusies raken ook dringende vraagstukken in Nederland rondom het beschermen van natuur, zoals het terugdringen van stikstofemissies en het tegengaan van klimaatverandering.
In deze brief geef ik daarom, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, aan wat er al gebeurt, maar vooral dat ik samen met provincies, andere departementen en andere partijen de komende jaren nationaal en internationaal een ambitieus natuurbeleid voorsta. Over de verdere internationale inzet zal uw Kamer in een separate brief worden geïnformeerd, waarbij mede de uitgebreidere inzet van het kabinet ter uitvoering van de motie van leden Jetten en De Groot (Kamerstuk 21 501–20, nr. 1440) zal worden beschreven.
In het nationale natuurbeleid staan verbreding en verbinding centraal, evenals het natuurpositief maken van andere sectoren. Daarbij teken ik wel aan dat we pas aan het begin staan van de door het IPBES-rapport bepleite maatschappelijke transitie naar een natuur-inclusieve samenleving.
Wat er nationaal al gebeurt
Binnen de diverse beleidsterreinen wordt nu al hard gewerkt aan het voorkomen van verlies aan biodiversiteit in Nederland. Op mijn eigen beleidsterrein gaat het daarbij onder meer om de volgende ontwikkelingen:
– De ingeslagen weg naar kringlooplandbouw, zoals omschreven in de LNV-visie «Waardevol en verbonden», draagt bij aan een vermindering van de negatieve effecten van de landbouw op natuur en milieu in binnen- en buitenland en daarmee op een verbetering van de biodiversiteit.
– Het verbinden van landbouw en natuur. Het realisatieplan van de LNV-visie «Op weg met nieuw perspectief», dat voor de zomer met uw Kamer is besproken (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 76) bevat diverse maatregelen die bijdragen aan het versterken van biodiversiteit. Ik noem hierbij samenwerkingsovereenkomsten tussen Staatsbosbeheer en boeren, waarbij enkele duizenden hectares vrijkomende pachtgronden worden ingezet om boeren te ondersteunen bij de omschakeling naar natuur inclusieve bedrijfsvoering, uitbreiding van bloemrijke akkerranden via de pilots van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het stimuleren van behoud en aanleg van landschapselementen, onder andere ter uitvoering van de gewijzigde motie van het lid De Groot (Kamerstuk 33 576, nr. 158). Het terugdringen van stikstofemissies staat in directe relatie met behoud en bevordering van kwetsbare biodiversiteit in de Nederlandse natuur. Voor het oplossen van dit vraagstuk op de lange en korte termijn loopt een separaat proces waarover u zeer spoedig wordt geïnformeerd.
– Ondersteuning van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel. Ik omarm dit initiatief vanuit de samenleving dat de brede zorg over de biodiversiteits-problematiek deelt en adresseert, en ondersteun het onder meer via samenwerking op de biodiversiteitsmonitoren voor veehouderij en akkerbouw.
– De vergroening van het Nationaal Strategisch Plan (NSP). Voor Nederland wordt de vergroening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) vormgegeven in het NSP ten behoeve van biodiversiteit, klimaat en landschap.
– Het Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland, waar ik samenwerk met provincies, gemeenten en waterschappen aan het gebiedsgericht verbeteren van biodiversiteit gecombineerd met andere opgaven.
– Het benutten van de synergie tussen klimaatadaptatie en biodiversiteit. Ik zet in op maatregelen waarbij we gelijktijdig het verlies aan biodiversiteit verminderen en bijdragen aan klimaatmitigatie of -adaptatie, onder meer via het Klimaatakkoord, de Nationale Adaptatie Strategie en het actieprogramma klimaatbestendige natuur.
– De uitbreiding en de versterking van het Natuurnetwerk Nederland door provincies. Dit blijft voor het kabinet een prioriteit, omdat het perspectief geeft aan (kwetsbare) biodiversiteit via grotere en robuustere leefgebieden.
– Nederland is initiatiefnemer van het Amsterdam Declaration Partnership voor duurzame handelsketens ter voorkoming van ontbossing, dat zowel internationale als nationale inzet vraagt.
– Ondersteuning van de Werkgroep Biodiversiteit onder het Platform Duurzame Financiering van De Nederlandse Bank. Deze werkgroep richt zich internationaal op de ontwikkeling van instrumenten en methoden voor zero deforestation-ambities van financiële instellingen. De nationale focus werkt aan het financieren van een positieve impact op biodiversiteit (in samenwerking met Deltaplan Biodiversiteitsherstel) door ontwikkeling van verdienmodellen en bijdragen aan monitoring.
– Inzet op verhoogde waardering en opschaling van initiatieven van bedrijven om hun negatieve impact op biodiversiteit beter inzichtelijk te maken en deze impact vervolgens via hun activiteiten te verminderen of zelfs ten positieve te veranderen. In de onlangs verstuurde brief over het programma Natuurlijk Ondernemen bent u geïnformeerd over de inzet biodiversiteit voor het bedrijfsleven tastbaarder te maken (Kamerstuk 33 576, nr. 166).
Veel van de resultaten van deze acties zijn pas over langere tijd zichtbaar. Wel is bekend dat met de uitvoering van de huidige beleidsafspraken, zoals de voltooiing van het Natuur Netwerk Nederland, 65% van het doelbereik voor de Vogel- en Habitatrichtlijn kan worden behaald in 2027, inclusief verbetering van omgevingscondities als water- en milieukwaliteit (Planbureau voor de Leefomgeving, Lerende evaluatie natuurpact, 2017). In het vervolg van deze brief kom ik terug op specifieke doelen voor biodiversiteit en hoe deze in te vullen.
Het IPBES-rapport maakt echter voornamelijk duidelijk dat er, ondanks de inspanningen, mondiaal nog niet genoeg gebeurt om een rijke biodiversiteit ook voor toekomstige generaties te behouden. De zesde Nationale Rapportage van het Koninkrijk der Nederlanden aan het Biodiversiteitsverdrag (Kamerstuk 26 407, nr. 128) stelt dat ook Nederland niet genoeg doet om aan de doelstellingen van het verdrag te voldoen en biodiversiteit te waarborgen.
Toch kunnen we het tij nog keren. Met gerichte en gecoördineerde inzet kan de benodigde omslag worden bereikt om de teruggang in biodiversiteit om te buigen naar herstel. In die aanpak moeten we steeds het verbinden van de biodiversiteitsopgave met andere opgaven centraal zetten. Zo komt ook het bereiken van een groot aantal duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) dichterbij. Nederland zet zich daar op nationaal, Europees en internationaal niveau voor in.
Extra inzet op het terrein van natuur en landbouw
Binnen mijn ministerie gaat het daarbij om de verbinding landbouw en natuur, als integraal onderdeel van de LNV-visie en het bijbehorende Realisatieplan, en de directe bescherming van kwetsbare natuur. Daarbij ga ik naast bovenstaande lopende acties extra inzet plegen op:
– Een nieuwe Natuurambitie. Samen met provincies heb ik gewerkt aan een nieuwe ambitie om de afname van biodiversiteit in Nederland om te buigen naar herstel. Deze ambitie is gepresenteerd op de Natuurtop van 2 oktober jl. De boodschap luidt: we gaan volle kracht vooruit met de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland, maar dat is niet genoeg om te komen tot biodiversiteitsherstel. We gaan ons daarom richten op het natuurpositief maken van andere domeinen (landbouw, energietransitie, woningbouwopgave, etc.). Op de Natuurtop zijn economische sectoren en maatschappelijke organisaties uitgenodigd om samen met het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en provincies invulling te geven aan een bijbehorend uitvoeringsprogramma voor de periode 2020–2030 en is daar tevens een begin mee gemaakt.
– De samenwerking met het Deltaplan Biodiversiteitsherstel. Als officieel publiek partner van het Deltaplan ga ik vanaf 2020 een meerjarig partnerschap aan om samen biodiversiteitsherstel in Nederland te realiseren.
– Geïntegreerde gewasbescherming als aanpak die gebruik maakt van diverse methoden om ziekten, plagen en onkruiden te beheersen en te bestrijden. Daarbij wordt de inzet van gewasbeschermingsmiddelen zo veel mogelijk voorkomen door het toepassen van preventie, niet chemische maatregelen, biologische bestrijders en teel technische maatregelen. Waar gewasbeschermingsmiddelen nodig zijn hebben laag-risicomiddelen de voorkeur en worden emissiebeperkende technieken ingezet om de uitstoot naar het milieu te verminderen.
– Een nieuwe bossenstrategie voor het behoud en herstel van bossen in Nederland. Ook zal aandacht besteed worden aan het belang van bossen voor internationaal biodiversiteit, mede in het kader van de motie van de leden Bouali en De Groot (Kamerstuk 26 485, nr. 299). We zullen u hierover separaat informeren voor het eind van het jaar.
– Aanvullende maatregelen rondom Natura2000-gebieden ten behoeve van vermindering stikstofbelasting. Hierover wordt uw Kamer in een aparte brief geïnformeerd.
– Gericht beleid op het in samenhang met elkaar versterken van biodiversiteit en klimaat, via onder meer koolstofvastlegging (planten bomen, hoge landschapselementen etc.) zoals vastgelegd in het Klimaatakkoord (onderdeel Landbouw en Landgebruik), onder meer door het opstellen van een Rijksregeling voor de aanleg van landschapselementen in aanloop naar het nieuwe GLB.
– Ondersteuning van het Platform Biodiversity Accounting Financials (PBAF) als een interessante groep financiële koplopers die de ambitie heeft om een netto positieve impact te hebben op biodiversiteit met al hun investeringen. In september wordt door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) een rapport uitgebracht over hoe positieve impact op biodiversiteit te meten als financiële instelling. In aansluiting hierop zal gekeken worden naar (het ontwikkelen van) nieuwe, voor biodiversiteit positieve investeringsmogelijkheden.
– Een koraal actieplan met daarin opgenomen acties die het koraal in Caribisch Nederland beschermen en herstellen, zoals door het verbeteren van de waterkwaliteit.
– Natuurinclusiviteit in het groene onderwijs, bijvoorbeeld via de dit jaar afgesloten Green Deal Natuurinclusieve Landbouw in het Groene Onderwijs.
– Een betere biodiversiteitsmeting in De Monitor Brede Welvaart van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De transitie in ons sociaal economische systeem, waar het IPBES-rapport over spreekt, is gebaat bij een goed ontworpen brede welvaartsmonitor, die mede bepalend is bij het ontwerpen van nieuw beleid. Naast een betere meting van biodiversiteit wordt er gewerkt aan een verkenning hoe de Monitor beter gebruikt kan worden in het beleid.
Rijksbrede aanpak en het interbestuurlijk programma Versterken Biodiversiteit
Biodiversiteit in Nederland wordt echter door meer beïnvloed dan alleen landbouw-, visserij- of natuurbeleid. Ook op andere beleidsterreinen zijn activiteiten mogelijk en deels al gestart, waaronder dat van de Ministeries van (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Financiën (FIN), Infrastructuur en Waterstaat (IenW), Justitie en Veiligheid (JenV.), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Economische Zaken en Klimaat (EZK):
– Naast energie en circulariteit kan biodiversiteit nog een sterkere uitwerking krijgen in duurzaamheidsopgave van infrastructuurnetwerk (IenW), in navolging van de Green Deal Infranatuur waarbij bijvoorbeeld werd gekeken naar zaken als bermbeheer en vergroening van bedrijventerreinen.
– In de ontwerpNOVI wordt met een integrale verstedelijkingsstrategie ingezet op een verdichting die gepaard gaat met kwaliteitsverbetering en vergroening van de steden. Dit draagt ook bij aan een versterking van de biodiversiteit in de steden. Deze verstedelijkingsstrategie wordt uitgewerkt in het interbestuurlijk programma Verstedelijking en Wonen dat hierin is aangekondigd (BZK).
– Als uitwerking van de NOVI wordt landschappelijke kwaliteit meer centraal gezet in de gebiedsgerichte aanpak van transities en ruimtelijke opgaven. Landschappelijke kwaliteiten en -structuren zijn belangrijke dragers voor biodiversiteit en vice versa. Meer aandacht voor landschap kan daarmee ook een impuls geven aan biodiversiteits-, klimaat- en ruimtelijke opgave. Via het programma Ons Landschap wordt dit onder regie van BZK verder uitgewerkt. In de beleidsbrief Landschap die later dit jaar aan de Kamer wordt gezonden wordt u over de aanpak geïnformeerd (BZK).
– Ten algemene is meer aandacht voor biodiversiteit in zoete en zoute watersystemen nodig. Hier lopen diverse trajecten. Via de Programmatische Aanpak Grote Wateren werken we toe naar ecologisch gezonde, toekomstbestendige grote wateren en waterkwaliteit waarin hoogwaardige natuur goed samengaat met een krachtige economie. Door via grote systeemingrepen en passend (economisch) gebruik en beheer de leefomgeving van de grote wateren te verbeteren, zal ook de biodiversiteit worden vergroot (IenW, LNV).
– Natuur is één van de aspecten die kan worden meegenomen bij diverse waterprogramma’s zoals Integraal Riviermanagement (IenW, LNV)
– Natuur als thema uitwerken in een natuurinclusief Nationaal Waterprogramma 2022–2027 (IenW, LNV, BZK).
– Het programma Circulaire Economie werpt de komende jaren zijn vruchten af. Als we grondstoffen langer in de economie behouden, door o.a. efficiëntere productie en recycling, dan betekent dat een kleiner negatief effect op de biodiversiteit door ruimtebeslag, CO2-uitstoot en andere vormen van milieuvervuiling (IenW).
– De Nationale Wetenschapsagenda (NWA) bevat meerdere routes met kennisvragen over biodiversiteit, waaronder de route «Duurzame productie van gezond en veilig voedsel» en de route «Kwaliteit van de omgeving».1 In de NWA-financieringsronde 2018 is het onderzoeksvoorstel «Self Defense: Mimicking natural deterrent strategies in plants using adhesive spheres and volatiles» (€ 1,4 mln.) gehonoreerd. Kortweg: natuurlijke alternatieven voor chemische pesticiden.2 Daarnaast zijn er relevante NWA-calls in samenwerking met andere departementen: de call «Ecologie en Noordzee» (met EZK en LNV) sluit op 24 oktober 20193 en er wordt samen met LNV gewerkt aan de call «Herstel Biodiversiteit»4 (OCW).
– Van 22 tot 25 oktober 2019 organiseren Naturalis Biodiversity Center en de Netherlands Biodiversity Information Facility (NLBIF) de internationale conferentie Biodiversity_Next.5 Hier komen internationale organisaties, wetenschappers en beleidsmakers samen voor de gezamenlijke opgaven en kansen rondom biodiversiteitsdata voor wetenschap en beleid (OCW).
– In afstemming met het Ministerie van JenV wordt onderzocht hoe het belang van biodiversiteit te borgen in Rijksbrede afwegingen tijdens het maken van beleid en wet- en regelgeving (LNV, JenV).
– Voor biodiversiteit zal de synergie worden verkend met trajecten op het gebied van inkoop en aanbesteding door overheden, zoals Maatschappelijk Verantwoord Inkopen, dat onder leiding staat van het Ministerie van IenW, en het Vervolgtraject Beter aanbesteden van het Ministerie van EZK (IenW, EZK).
Een gedeelte van de hierboven geformuleerde acties komt voort uit een direct overleg tussen vertegenwoordigers van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel en het Rijk over aanvullende Rijksbrede maatregelen voor biodiversiteit in de openbare ruimte. Met dit door het Ministerie van LNV geïnitieerde gesprek geef ik invulling aan de motie hierover van uw Kamer (Kamerstuk 26 407, nr. 118).
Met het oog op onderlinge afstemming en verbinding gaat het kabinet in overleg met provincies om een interbestuurlijk programma Versterken Biodiversiteit op te zetten. Beoogde deelnemers aan dit programma zijn bovengenoemde departementen, alsook het Ministerie van Buitenlandse Zaken, provincies en waar mogelijk andere overheden. De Nationale Uitvoeringsagenda die hoort bij de gezamenlijke natuurambitie van het Ministerie van LNV en provincies wordt opgenomen in het programma. Ook nemen we de acties die voortkomen uit het overleg tussen de ministeries en het Deltaplan Biodiversiteitsherstel mee. Het programma Versterken Biodiversiteit zal dit najaar van start gaan.
Als streefdoelen heeft het programma voor 2050 zowel een 100% doelbereik van de Vogel- en Habitatrichtlijn in Nederland, als een halvering van de ecologische voetafdruk. Voor de Vogel- en Habitatrichtlijn kijken we naar een door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) ontwikkeld model dat via milieu – en ruimtelijke condities uitspraken doet over het percentage soorten en habitats dat in goede staat verkeerd; het percentage doelbereik VHR. Met een ecologische voetafdruk wordt uitgedrukt hoe groot de belasting van consumptie op milieu en natuur wereldwijd is. Daarbij worden alle schakels van de productieketen meegerekend, van grondstof tot consumptie. De voetafdruk is samengesteld uit verschillende vormen van druk op natuur en milieu en is vertaald in virtueel landoppervlak. De Nederlandse voetafdruk is momenteel ca 6,8 ha per persoon. Om naast de Nederlandse biodiversiteit ook de impact op biodiversiteit elders mee te nemen heeft het programma als tweede streefdoel een halvering van deze voetafdruk in 2050.
Europese inzet voor mondiaal biodiversiteitsverdrag
Nederland streeft naar een ambitieus raamwerk voor het biodiversiteitsverdrag.
De bestaande CBD visie voor 2050 blijft hierbij ons streven: «living in harmony with nature». Voor de realisatie van deze visie en de mijlpalen (2030) er naar toe is het noodzakelijk inspirerende, meetbare en goed communiceerbare doelen te formuleren. Nederland zet in op het keren van biodiversiteitsverlies in biodiversiteitsherstel. Om het doelbereik van deze mijlpaal wereldwijd af te lezen wordt in internationaal verband onder andere gesproken over een percentage beschermd gebied of het aantal soorten dat uitsterft terugdringen op mondiaal niveau.
Naast de doelen is het noodzaak dat het gepaard gaat met een stevig evaluatie- en rapportagesysteem dat onderlinge resultaten vergelijkbaar maakt; (lokale) acties op waarde schat op hun bijdrage aan die doelstellingen; en het bindende karakter van de doelen versterkt. Binnen Europa neem ik het initiatief om te komen tot een groep van gelijkgestemde landen die samenwerkt aan concrete acties verbetering van de implementatie van het verdrag, zoals de integratie van de biodiversiteitsopgave in alle beleidssectoren.
Ook streef ik naar een grotere waardering voor bijdragen van maatschappelijke organisaties, bedrijven en financiële instellingen aan biodiversiteitsbehoud zowel nationaal als internationaal. In de Nederlandse situatie werk ik samen met IUCN Nederland om maatschappelijke bijdragen te stimuleren en onderling van elkaar te leren.
Ik zal u tussentijds informeren en met u in gesprek gaan over de voortgang op weg naar deze nieuwe wereldwijde natuurafspraken. Dat zal ik doen rond de voorbereiding van relevante Milieuraden van de Europese Unie. Naar verwachting is dit aan de orde bij de Milieuraden van oktober en december van dit jaar. Verder informeer ik u voorafgaand aan belangrijke VN-vergaderingen, zoals de tussentijdse vergadering van de CBD in mei 2020, de voorziene Nature Summit in New York in september 2020 en de uiteindelijke CBD COP zelf in november 2020.
Ik zal u tussentijds informeren en met u in gesprek gaan over de voortgang op weg naar deze nieuwe wereldwijde natuurafspraken. Dat zal ik doen rond de voorbereiding van relevante bijeenkomsten van de Raad van de Europese Unie zoals de Milieuraad in december. Verder informeer ik u voorafgaand aan belangrijke vergaderingen in VN-verband, zoals de tussentijdse vergadering van de CBD in februari en juli2020, de voorziene Nature Summit in New York tijdens de Algemene Vergadering in september 2020 en de uiteindelijke Conferentie van Partijen van de CBD in Kunming in november 2020. Over de motie van de leden Jetten en De Groot (Kamerstuk 21 501–20, nr. 1440) die ziet op het biodiversiteitsverdrag wordt uw Kamer zoals gezegd separaat geïnformeerd.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
BIJLAGE APPRECIATIE IPBES RAPPORT GLOBAL ASSESSMENT ON BIODIVERSITY AND ECOSYSTEM SERVICES
Proces
Bij vaststelling van het eerste werkprogramma van IPBES is besloten om een global assesment uit te voeren. De 132 landen die lid zijn van IPBES, waaronder Nederland, hebben gezamenlijk het scoping document vastgesteld, waarin de exacte vraagstelling aan de experts is opgenomen. Overheden en observanten hebben het verzoek gekregen om experts uit een breed scala aan beleidsvelden, alsmede houders van inheemse en lokale kennis te nomineren om het assement te schrijven. Het gekozen Multidisciplinair Expertpanel van IPBES heeft een keuze gemaakt uit de genomineerd experts. Het assesmentrapport is drie keer gereviewd, zowel door overheden als door andere kennishouders en belanghebbenden. Alle review commentaren zijn gewogen door een gekozen review panel. Deze weging is openbaar beschikbaar. Het volledige rapport is tijdens de 7e plenaire vergadering van IPBES geaccepteerd, en de Summary for Policymakers (SPB) is woord voor woord besproken en goedgekeurd.
Beoordeling
IPBES rapporten schrijven geen beleid voor, maar bieden wetenschappelijke inzichten over de status van biodiversiteit en ecosysteemdiensten, de consequenties van die status, en handelingsopties.
Het IPBES global assessment vormt – naast andere bronnen – belangrijke input voor de besluitvorming over het biodiversiteitsbeleid op zowel mondiaal, Europees als nationaal niveau. Nederland is lid van IPBES en heeft deel genomen aan het uitgebreide review proces. De SPM is goedgekeurd door alle IPBES lidstaten, waarmee zij er mee instemmen dat de SPM de juiste en meest relevante wetenschappelijke informatie weergeeft.
Tijdens de plenaire review van het eind rapport viel het op dat landen na lang debat uiteindelijk ook de hen onwelgevallige conclusies in het rapport hebben laten staan. Het onderliggende wetenschappelijk bewijs was erg hard, en de landen accepteerden niet van elkaar dat hard bewezen feiten niet opgenomen worden in de hoofdboodschappen. Een aantal landen heeft geprobeerd om teksten over benodigde verandering van productie en consumptie patronen te schrappen, maar dat is niet gelukt. Ook teksten over schadelijk effecten van houtkap en onduurzame bosbouw zijn na veel discussie overeind gebleven.
Bevindingen
Achteruitgang van natuur en de effecten daar van
IPBES concludeert dat natuur, en de bijdragen van de natuur aan de mens wereldwijd hard achteruitgaan, door menselijke oorzaak. Dat heeft effect op het welzijn van mensen, omdat niet alle diensten van de natuur volledig te vervangen zijn, en sommige onvervangbaar zijn.
Natuur is van belang voor mensen, bijvoorbeeld voor voorziening van voedsel en voer, energie, medicijnen en materialen. Natuur is essentieel voor het in stand houden van processen die zorgen voor schone lucht, zoet water, vruchtbare grond, verspreiding van zoet water, klimaatregulatie, bestuiving van gewassen en voorkoming van pesten en plagen en de reductie van de impact van natuurrampen. Natuur is ook van belang voor alle dimensies van de menselijke gezondheid en de niet materiele aspecten van welzijn, zoals inspiratie, leren en culturele identiteit.
Op dit moment sterven soorten sneller uit dan ooit. Naar schatting zijn één miljoen soorten de komende decennia met uitsterven bedreigd.
Oorzaken van achteruitgang
De belangrijkste oorzaken van het verlies van natuur zijn:
1. veranderingen in landgebruik zoals verandering van natuur in landbouwgrond.
2. directe exploitatie van soorten zoals visserij en houtkap.
3. klimaatverandering heeft nu al een groot negatief effect, dat effect zal nog veel groter worden in de toekomst.
4. vervuiling zoals luchtvervuiling en water vervuiling door pesticiden en vervuiling door plastics.
5. Introductie van invasieve exoten, waardoor lokale soorten verdwijnen.
Achterliggende oorzaken van deze veranderingen zijn de bevolkingsgroei en de groei van de globale economie en de wereldhandel, en daardoor een toegenomen vraag naar energie en materialen. Daarbij speelt een rol dat de afgelopen decennia in toenemende mate de productie en consumptie ruimtelijk van elkaar ontkoppeld zijn. Daarmee zijn ook de baten en lasten van consumptie van elkaar losgekoppeld en oneerlijk verdeeld over de wereld en tussen verschillende sociale groepen. Door deze toegenomen sociale en materiele ongelijkheid is het risico op sociale instabiliteit en conflicten gestegen.
Economische prikkels leiden eerder tot meer economische activiteit en tot milieuschade dan tot behoud en herstel van de natuurlijke systemen die we nodig hebben. Het beter meewegen van de waarden van natuur en ecosystemen in ons economische systeem lijdt aantoonbaar tot gezondere economische, ecologische en sociale systemen.
Natuur gedijt wereldwijd beter als het beheerd wordt door lokale groepen en inheemse bevolking. Helaas komt dat wereldwijd steeds minder voor en daarmee verdwijnt veel relevante kennis.
Behalen van duurzaamheidsdoelen
Door de achteruitgang van natuur zullen met de huidige gang van zaken de Aichi Biodiversiteitsdoelen en de Sustainable Development Goals niet gehaald worden. Alleen een transitie van economische, sociale, politieke en technologische factoren zal ons in staat stellen de wereldwijde duurzaamheidsdoelen voor 2030 en verder te behalen. Dat wil zeggen dat er een fundamentele systeem brede reorganisatie nodig is inclusief een paradigma verandering, en een verschuiving van de waarden en doelen die we nastreven. Als dat niet gebeurt zullen ook de klimaatdoelen moeilijker te bereiken zijn.
In scenario’s waarbij een laag tot gemiddelde populatiegroei bereikt wordt, en een transitie in productie en consumptie van energie, voedsel, voer water, en natuurvriendelijke klimaat adaptatie en mitigatie bereikt worden lijken ons beter in staat stellen duurzame doelen te bereiken.
Beleidsopties
Het is mogelijk om natuur te behouden, herstellen en duurzaam te gebruiken, waarmee gelijktijdig ook andere duurzaamheidsdoelen bereikt worden. Daartoe is het nodig om gezamenlijk en met urgentie toe te gaan werken naar een transitie. Zo’n transitie zal stuiten op tegenstand van diegenen met gevestigde belangen in de huidige situatie. Deze oppositie kan echter overwonnen worden door het brede publieke belang. Als deze obstakels overwonnen zijn, kunnen belangrijke instrumenten worden ingezet om de publieke en private sector te verduurzamen op lokaal, nationaal en globaal niveau. De belangrijkste instrumenten zijn: nieuwe raamwerken voor private investeringen en innovatie, ondersteuning van acties van lokale groeperingen en inheemse bevolking, adaptieve beheersmaatregelen, integrale planning en strategische beleidsmixen,
Vijf belangrijke hefbomen kunnen helpen om zo’n transitie te bewerkstellingen:
1. Ontwikkelen van nieuwe prikkels die duurzaamheid bevorderen en het verwijderen van perverse prikkels
2. Hervormen van gesegmenteerd besluitvorming en het bevorderen van integratie tussen sectoren
3. Voorzorgsmaatregelen nemen in regelgeving, om te voorkomen dat instituten en bedrijven schade toedoen aan natuur, en monitoren of de maatregelen werken
4. Zorgen voor veerkrachtige sociale en economische systemen die om kunnen gaan met onzekerheden en complexiteit
5. Versterken van milieu wet- en regelgeving
Het voeden van alle mensen en het behoud en duurzaam gebruik van natuur vullen elkaar aan. Beide doelen kunnen worden bereikt door duurzame landbouw, aquacultuur en veehouderij, het behoud van inheemse soorten en van genetische variëteit, door het behoud van habitats en door ecosysteemherstel. Voor het bereiken van duurzame visserij en behoud van marine ecosystemen is coördinatie nodig tussen belanghebbenden op alle niveaus over het gebruik van de open oceaan. Ook is een gecoördineerd mix van interventies op land, in zoetwater en op zee nodig.
Klimaatmitigatie op basis van natuurlijke systemen kan bijdragen aan 37% van de benodigde klimaatmitigatie om onder de 2 graden opwarming te blijven. Dat heeft ook positieve effecten op biodiversiteit, Echter grootschalige bioenergieplantages hebben negatieve effecten op de biodiversiteit, en bedreigen tevens de voedsel en waterzekerheid en kunnen tot sociale conflicten leiden.
Natuurlijke oplossingen kunnen helpen om de duurzame ontwikkelingsdoelen te bereiken in steden. Het gaat dan om het ontwikkelen van groen infrastructuren en natuurlijke waterlichamen, stadslandbouw en daktuinen. Dit draagt ook bij aan het verminderen van overstromingsrisico’s, temperatuurregulering, schonere lucht en schoner water en menselijke gezondheid.
Een hoofdbestanddeel voor een duurzame traject is de verandering van globale financiële en economische systemen, waarbij afgebogen zou moeten worden van het huidige paradigma van economische groei. Op die manier kan ongelijkheid verminderen, overconsumptie en afval gereduceerd worden, en kan het lange afstands- milieueffect van economische activiteiten aangepakt worden.
Zo’n verandering kan bevorderd worden door een mix van beleid en instrumenten zoals programma’s voor het ontwikkelen van nieuwe stimuli, certificering en prestatienormen. Ook internationale consistentie in belastingsystemen, gesteund door multilaterale overeenkomsten en meer milieumonitoring en evaluatie zal daarbij helpen. Handelovereenkomsten en derivatenhandel zouden zodanig hervormd kunnen worden dat natuurschade voorkomen wordt, al is het onzeker of zo’n verschuiving goed geïmplementeerd kan worden.
Ook is een verschuiving nodig waarbij we voorbij standaard economische indicatoren zoals Bruto Nationaal Product gaan kijken, zodat meer holistische langetermijnvisies op economie en levenskwaliteit beter meegewogen worden. Instrumenten daarbij zijn een brede welvaartsmeting, natural capital acounting en degrowth modellen.
Het IPBES rapport toont overtuigend aan dat het urgent is om actie te nemen. De geconstateerd beleidsopties hebben betrekking op vele beleidsterreinen en knellen soms met gevestigde belangen. De transitie die volgens het proces nodig is zal alleen bereikt kunnen worden als het gevoel voor urgentie breed gedeeld wordt.
Toelichting één miljoen bedreigde soorten
In de media is discussie ontstaan over de schatting dat één miljoen soorten met uitsterven bedreigd is, terwijl op de IUCN rode lijst slechts 28.000 met uitsterven bedreigde soorten voorkomen. De IPBES schatting is een zeer zorgvuldige en voorzichtige extrapolatie. Lang niet alle soorten op de aarde zijn bekend. Onder de taxonomische groepen waarvan we wél de meeste soorten kenen is bekend dat ongeveer 25% met uitsterven bedreigd is. Alleen voor insecten geldt een lager percentage, en dat is relevant omdat ongeveer 75% van de soorten insecten zijn. De meest voorzichtige schattingen wijzen er op dat 10% van de insectensoorten met uitsterven bedreigd is. Er zijn 1,7 miljoen dier en plantsoorten bekend, en er bestaan schattingen van het totaal aantal soorten. IPBES heeft een laag gemiddelde schatting van het aantal soorten gebruikt, van 8,1 miljoen soorten, waarvan 5,5 miljoen soorten insecten (75%). Er is dus uitgerekend dat 10% van 550 miljoen soorten insecten, dat is 550.000 soorten insecten met uitsterven bedreigd is, en 25% van 2,6 miljoen andere soorten, dat is 625.000 andere soorten met uitsterven bedreigd zijn. Vanwege de grote mate van onzekerheid is de schatting van het totaal aantal met uitsterven bedreigde soorten naar beneden afgerond naar 1 miljoen soorten. IUCN geeft aan dat de IUCN data op de juiste manier gebruikt zijn en onderstreept de juistheid van de gebruikte methode voor extrapolatie.
https://wetenschapsagenda.nl/routes/↩︎
https://www.nwo.nl/onderzoek-en-resultaten/onderzoeksprojecten/i/88/33688.html↩︎
https://www.nwo.nl/financiering/onze-financieringsinstrumenten/nwa/nationale-wetenschapsagenda---thematisch-programma---thema-ecologie--noordzee/nationale-wetenschapsagenda---thematisch-programma---thema-ecologie--noordzee.html↩︎
Kamerstuk 29 338, nr. 207↩︎
https://biodiversitynext.org/↩︎