Lijst van vragen en antwoorden over Digitale Agenda voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Investeren in Perspectief - Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2019D40029, datum: 2019-10-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34952-85).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (PVV)
- Mede ondertekenaar: E.A.M. Meijers, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 34952 -85 Investeren in Perspectief - Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland.
Onderdeel van zaak 2019Z19219:
- Indiener: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Voortouwcommissie: algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2019-10-29 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-10-31 13:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2021-01-13 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
34 952 Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 85 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 17 oktober 2019
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 3 juni 2019 inzake de Digitale Agenda voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Kamerstukken 34 952 en 26 643, nr. 65).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 9 oktober 2019. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
De Roon
De adjunct-griffier van de commissie,
Meijers
1
Wat beoogt het Digital Moonshot for Africa en op welke manier draagt Nederland hieraan bij, financieel of op andere wijze?
Antwoord
De Digital Economy Moonshot for Africa, gelanceerd tijdens de voorjaarsvergadering van de Wereldbank in april 2019, is een ambitieus vergezicht van de bank om de African Union Commission en nationale overheden te ondersteunen in hun digitale agenda. Door te investeren in (regionale) digitale infrastructuur beoogt de bank individuen, bedrijven en overheid op het Afrikaanse continent digitaal vaardig te maken en te verbinden, om zo optimaal de kansen van een digitaliserende economie te benutten.
Dit vergezicht vormt de basis voor een aantal actieplannen en coalities met bijvoorbeeld de EU, G7 en VN. Deze actieplannen zijn nog in ontwikkeling; derhalve draagt Nederland nog niet concreet bij aan de Moonshot.
Het Digital Development Partnership van de Wereldbank en een aantal donoren (zie antwoord vraag 15) spelen een faciliterende rol.
2
Hoe beschouwt u de inzet van Rwanda op het gebied van digitalisering en in hoeverre kunnen lessen worden getrokken uit de Rwandese ervaring voor het Nederlandse ontwikkelingsbeleid?
Antwoord
Rwanda is een interessant voorbeeld van een land dat de afgelopen jaren met visie het digitale ecosysteem heeft ontwikkeld. De nadruk ligt daarbij op de elektronische overheid. Rwanda is een goed voorbeeld van de positieve rol die een digitaal bewuste overheid kan spelen in een groeiende economie.
Het ICT-systeem is nog in een vroeg stadium van ontwikkeling en diensten zijn relatief duur, maar er is wel sprake van snelle vooruitgang. Het digitale Irembo-portaal van de Rwandese overheid biedt meer dan honderd overheidsdiensten aan via internet en telefoon. De samenwerking van de Rwandese overheid met de Carnegie Mellon Universiteit in het opzetten van een lokaal opleidingsinstituut voor ICT-talent is ook een goed voorbeeld van hoe de benodigde capaciteit voor een digitale transitie kan worden ontwikkeld.
Zoals in veel landen in ontwikkeling loopt de publieke sector in Rwanda voorop en biedt deze een basis waarop de private sector en consumenten verder kunnen bouwen. Het blijft echter één van de weinige landen in Afrika waar op zo’n gestructureerde wijze wordt gebouwd aan een digitale economie. Het biedt daarmee interessante lessen voor onze interventies, maar geen kant en klaar voorbeeld voor andere landen.
3
In hoeverre zijn de overheden van partnerlanden betrokken geweest bij het opstellen van deze digitale agenda? Welke prioriteiten hebben deze overheden en hoe denken zij dat donoren het beste kunnen bijdragen?
Antwoord
Overheden van partnerlanden zijn niet betrokken geweest bij het opstellen van de Digitale Agenda. Wel zijn de Nederlandse ambassades geconsulteerd bij de totstandkoming, om de inzet in algemene zin zo goed mogelijk aan te laten sluiten op land-specifieke prioriteiten. Bij implementatie van de agenda is voor ontwikkelingssamenwerking steeds het uitgangspunt dat activiteiten in de OS-landen vraag-gestuurd tot stand komen, goed aansluiten bij de lokale context en thema-specifiek zijn.
4
Welke financiële middelen denkt u nodig te zullen hebben voor het uitvoeren van de Digitale Agenda Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking?
Antwoord
Zoals gesteld in de Digitale Agenda voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (pagina zes), zal de agenda worden uitgevoerd binnen de bestaande financiële kaders van de BHOS-nota «Investeren in Perspectief». Er zijn dus geen extra middelen nodig.
5
Wat is de positie van de Nederlandse regering richting promotie van open source databases?
Antwoord
Het kabinet is positief over het gebruik van open source software, inclusief databases, omdat deze software goedkoper kan zijn dan closed source software, leveranciersafhankelijkheid kan verminderen, en daarmee potentieel van nut zijn voor een grotere groep van gebruikers. Uiteraard dienen databases van voldoende veiligheidsmaatregelen te zijn voorzien om de veiligheid van de gegevens te waarborgen, zeker waar het persoonsgegevens betreft.
6
Waarom wordt in de voorliggende agenda de motie van de leden Van Haga en Van Weerdenburg over gegevens over OS-projecten integraal publiceren (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 32) niet genoemd? Welke rol speelt de uitvoering hiervan in de digitale agenda van uw departement?
Antwoord
Het bij elkaar brengen van informatie over OS-projecten in één portaal is van groot belang. Naar aanleiding van genoemde motie is hierover recent een brief aan uw Kamer gezonden (Kamerstuk 35 300 XVII, nr. 4).
Zowel in de Digitale Agenda als in het streven naar het integraal en digitaal publiceren van gegevens over OS-projecten staat effectieve ontwikkelingssamenwerking centraal. Waar de genoemde motie is gericht op het waarborgen van de effectiviteit door (online) publicatie van resultaten en monitoring achteraf, focust de Digitale Agenda op de directe inzet van digitale technologieën om de BHOS-beleidsdoelstellingen zo effectief mogelijk te behalen. Denk daarbij aan het gebruikmaken van sociale media en andere databronnen om mensen in conflictgebieden beter te kunnen helpen. Daarnaast geeft de Digitale Agenda richting aan de wijze waarop Nederland kan anticiperen op digitalisering als belangrijke ontwikkeling in de internationale politieke en economische context.
7
Betrekt u op dit moment in Nederland gevestigde denktanks bij uitdagingen op het gebied van kunstmatige intelligentie? Zo ja, welke en hoe?
Antwoord
Eén van de pijlers van de Digitale Agenda voor BHOS betreft «nieuwe kennis»: het aantrekken van expertise en doorlopend vooruitkijken om de invloed van digitalisering op de doelen en uitdagingen binnen het BHOS-beleid te duiden. Deze kruisbestuiving vond plaats in de inceptiefase van de Agenda en zal ook de uitvoering van de Agenda voeden. Dit kan de vorm aannemen van onderzoek, advies of deelname aan expertbijeenkomsten.
Waar relevant betreft dit ook in Nederland gevestigde denktanks of andere kennisinstellingen gericht op kunstmatige intelligentie. Zo heeft het Instituut voor Informatierecht, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een studie verricht naar de mate waarin internationale handelsregels Europese normen en waarden bij het gebruik van kunstmatige intelligentie al borgen of kunnen borgen.
Kunstmatige intelligentie heeft niet alleen impact op het beleid met betrekking tot Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, maar ook op het bredere buitenlandbeleid. Daarom werkt Buitenlandse Zaken op dit thema onder andere samen met The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS).
8
Kunt u ingaan op het risico dat digitalisering het scheppen van laaggeschoolde banen in Afrikaanse landen via industrialisatie zal bemoeilijken? Hoe kan Nederland deze landen helpen om dit risico te verminderen?
Antwoord
Het recente Wereldbank-rapport The Future of Work in Africa1 stelt dat digitalisering in Afrikaanse economieën juist ook voor laagopgeleiden grote kansen kan bieden. Deze positieve effecten kunnen alleen worden behaald als er snel en voldoende wordt geïnvesteerd in kritieke randvoorwaarden, zoals onderwijs, ondernemerschap en productiviteitsverhoging van de informele sector. Ook zijn betere fysieke infrastructuur en internetdekking noodzakelijk, evenals een sociaal zekerheidsstelsel om ondernemerschap en transitie naar ander werk te stimuleren.
Nederland zet daarom actief in op de digitale vaardigheden van met name jongeren in Afrika, bijvoorbeeld via het programma Nexus Onderwijs en Werk voor Jongeren in de MENA-regio, de Sahel en de Hoorn van Afrika, maar ook via het Global Partnership for Education en Education Cannot Wait. Ook in het Human Capital Project van de Wereldbank zet Nederland in op digitalisering en de toekomst van werk, zodat ook de investeringen van de Wereldbank bijdragen aan kansen voor jongeren en lager opgeleiden op de banen van de 21ste eeuw.
9
Welke mogelijkheden ziet u om de bijdrage van digitalisering aan betere leefomstandigheden van kwetsbare groepen in ontwikkelingslanden te vergroten?
Antwoord
Digitalisering biedt bij uitstek kansen om meer mensen, waaronder kwetsbare groepen, te bereiken met belangrijke basisvoorzieningen. De Digitale Agenda pleit bijvoorbeeld voor het gebruik van internet om jongeren en vrouwen ook in conflictgebieden toegang te geven tot goed onderwijs. Zo zal worden geïnvesteerd in digitale vaardigheden, in het bijzonder van jongeren en vrouwen, om te borgen dat zij ook daadwerkelijk kunnen profiteren van digitalisering. Andere voorbeelden zijn het online beschikbaar stellen van betrouwbare informatie over gezondheidszorg en het gebruik van satellietdata om arme boeren in afgelegen gebieden toegang te geven tot accurate weersvoorspellingen.
De Digitale Agenda beoogt daarnaast juist de risico’s van digitalisering voor kwetsbare groepen te mitigeren, bijvoorbeeld door investeringen in de digitale veiligheid van mensenrechtenverdedigers en het pleiten voor verantwoord datagebruik door overheden en bedrijven.
10
Op welke manier bent u van plan om zich in te zetten voor meer investeringen in ICT-infrastructuur in ontwikkelingslanden?
Antwoord
Nederland ondersteunt de totstandkoming van private en publieke infrastructuur in ontwikkelingslanden. Zo voert RVO in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een aantal programma’s uit gericht op de financiering van publieke infrastructuur. Ook via FMO stelt Nederland middelen ter beschikken voor de uitvoering van infrastructuurprogramma’s. Voor beide geldt dat ICT-projecten onderdeel kunnen uitmaken van de investeringsportefeuille. Bij FMO is dat momenteel al het geval. Daarnaast zet Nederland zich via multilaterale kanalen in voor het belang van investering in de opbouw van digitale ecosystemen.
11
Hoe beziet u het risico dat banen in de digitale economie vooral in grote steden zullen ontstaan en zo de kloof tussen stad en platteland kan vergroten? Hoe bent u van plan met dat risico om te gaan?
Antwoord
Het risico dat digitalisering bijdraagt aan een toename van ongelijkheid is reëel. Bestaande ongelijkheid langs de assen van bijvoorbeeld gender of woonplaats kan worden vergroot wanneer mensen onvoldoende digitale vaardigheden ontwikkelen, of geen toegang hebben tot digitale middelen. Daarom is inclusie een kernelement van de inzet van de Digitale Agenda voor BHOS (zie antwoord vraag 12), met bijzondere aandacht voor digitale vaardigheden van jongeren en vrouwen, ook op het platteland (zie antwoord vraag 8 en 20).
Bij gelijke vaardigheden en toegang bieden digitale technologieën juist bij uitstek kansen om geografische afstanden, zoals tussen stad en platteland, te overbruggen. Zo kunnen boeren op het platteland via applicaties kennisnemen van marktprijzen in de stad en hun productie of verkoop daarop aanpassen. Ook kan e-commerce bijdragen aan een grotere afzetmarkt voor producten op het platteland.
Nederland investeert in deze kansen, bijvoorbeeld via het Challenge Fund for Youth Employment (zie antwoord vraag 24) en de United Nations Commission on Trade and Development (UNCTAD, zie antwoord vraag 39).
12
Op welke manier bent u van plan om het gebruik van mobiel internet door Afrikaanse vrouwen te verhogen?
Antwoord
Nederland zet zich internationaal in voor gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes als dwarsdoorsnijdend thema in alle onderdelen van het BHOS-beleid, dus ook in de Digitale Agenda. Dit betekent dat bij de ontwikkeling en uitvoering van de interventies met een belangrijke digitaliserings-component, vrouwen en meisjes steeds een specifieke doelgroep zullen zijn. Het beoogde resultaat is dan dat juist deze doelgroep sterker verbonden zal zijn, onder andere via mobiel internet, en vaardiger en veiliger kan opereren in een snel digitaliserende wereld.
13
Is er in de digitale agenda voor ontwikkelingssamenwerking nog ruimte voor ondersteuning van economische ontwikkeling van de digitale sector in ontwikkelingsladen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Nederland bevordert met het BHOS-beleid een goed ondernemingsklimaat en verantwoord ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden. Met de Nederlandse inzet op private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden wordt ook de ontwikkeling van de digitale sector ondersteund, naast de daar relevante andere sectoren.
Het UNCTAD Digital Economy Report 2019 stelt dat waarde-realisatie van de digitale economie niet alleen een sterkere digitale sector vereist, maar juist bredere inspanningen, om zo ondernemingen in alle sectoren, zoals toerisme en landbouw, in staat te stellen voordeel te halen uit digitale technologieën. Bedrijven die investeren in ICT zijn over het algemeen productiever, concurrerender en winstgevender.
14
Welke nieuwe interventies stelt u concreet voor onder het kopje «Nieuwe interventies»?
Antwoord
In de Digitale Agenda is voor ieder thema een aantal concrete punten van inzet geformuleerd. Een deel van die inzet betreft het voornemen om via bredere programma’s, zoals het Challenge Fund for Youth Employment, het Orange Corners Innovatiefonds en het nieuwe beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld, ook interventies met specifieke digitale componenten te financieren. Daarnaast zijn voor een aantal thema’s de voornemens voor nieuwe interventies al nader gespecificeerd, zoals het gebruik van satellietdata voor voedselzekerheid, de WaPOR-database voor watermanagement en voorspellende algoritmen voor het verbeterd anticiperen op irreguliere migratiestromen. Ook wordt een aantal bestaande programma’s geïntensiveerd in het kader van de Digitale Agenda, zoals het Water Peace and Security Partnership en het Digital Defenders Partnership.
15
Wat houdt het Digital Development Partnership in en op welke concrete wijze bent u van plan zich daarbij aan te sluiten?
Antwoord
Het Digital Development Partnership (DDP) is een geïnstitutionaliseerde samenwerking tussen een aantal donoren (onder andere het Verenigd Koninkrijk, Finland, Denemarken, Japan en Zuid-Korea en Microsoft en GSM Alliance) en de Digital Global Practice van de Wereldbank. Het is een belangrijk platform voor digitale innovatie en financiering voor ontwikkeling. Het brengt publieke en private partners samen om steun aan ontwikkelingslanden voor het ontwikkelen en uitvoeren van digitale ontwikkelingsstrategieën vorm te geven en te versnellen.
Nederland is sinds dit jaar aangesloten bij de Cyber-Security Window van het Digital Development Partnership en daarnaast wordt de mogelijkheid onderzocht om een aantal (andere) onderwerpen binnen DDP, gerelateerd aan de Digital Economy Moonshot for Africa, te ondersteunen.
16
Op welke manier geeft de Digital for Development Coalition invulling aan de doelstellingen van uw digitale agenda?
Antwoord
De Europese Commissie is een grote speler op het gebied van ontwikkelingssamenwerking in het algemeen en digitalisering voor ontwikkeling (D4D) in het bijzonder. De EU Digital for Development Coalition is een gecombineerd Europees-Afrikaans platform van stakeholders (overheden en overheidsdiensten, private sector, ngo’s) dat het politieke belang van digitalisering voor ontwikkeling bij de Europese Commissie benadrukt en bijdraagt aan de uitvoering van het Europese digitalisering voor ontwikkelingsbeleid. Deelname door Nederland draagt langs deze beide sporen bij aan realisatie van de inzet in de Digitale Agenda.
Zo heeft Nederland deelgenomen aan een multistakeholder bijeenkomst met de Commissie om de inzet op D4D af te stemmen en kennis over initiatieven uit te wisselen, is een brief aan de EC mede ondertekend waarin ondertekenaars het belang benadrukken van verankering van D4D in het nieuwe meerjarig financieel kader en is Nederland nu in overleg met coalitieleden, onder andere België en Duitsland, om meer gezamenlijk op te trekken in de uitvoering van de Digitale Agenda via oprichting van een zogenaamde EU D4D-Hub. Dit laatste is nog in een pril stadium van ontwikkeling.
17
Wat zijn de voordelen van het aansluiten bij de International Development Innovation Alliance (IDIA)?
Antwoord
IDIA is een internationaal donorplatform waarin vijftien organisaties actief zijn die zich bezighouden met innovatie in de ontwikkelingscontext. IDIA voorziet in de behoefte om op het gebied van innovatie voor ontwikkeling een platform te hebben voor internationale donorcoördinatie, leren en ontwikkelen en beleidsbeïnvloeding. Daarnaast heeft IDIA drie werkgroepen die relevant zijn voor het werk van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en waarin het ministerie is vertegenwoordigd: 1) kunstmatige intelligentie en ontwikkeling, 2) gender en innovatie en 3) ontwikkelen van een pijplijn voor schaalbare nieuwe projecten.
18
Bent u van plan zich in te zetten voor digitale vaardigheden van leerkrachten in ontwikkelingslanden?
Antwoord
Digitale vaardigheden van leerkrachten zijn van belang voor moderne, kwalitatief goede onderwijsprogramma’s. Via het Global Partnership for Education en de International Finance Facility for Education (vanaf 2020) steunt Nederland de verbetering van nationale onderwijsprogramma’s in ontwikkelingslanden. Daarbij wordt ook ingezet op digitale vaardigheden als onderdeel van het curriculum en als capaciteit van de leerkrachten.
19
Bent u van plan zich in te zetten voor digitale vaardigheden van andere ambtenaren in ontwikkelingslanden?
Antwoord
Het ontwikkelen van digitale vaardigheden van ambtenaren in ontwikkelingslanden is geen doelstelling van de Digitale Agenda. Daar waar digitale vaardigheden van ambtenaren noodzakelijk zijn voor realisatie van de BHOS-doelstellingen, kan de ontwikkeling van deze vaardigheden wel deel uitmaken van specifieke thematische programma’s. Voorbeelden hiervan zijn activiteiten gericht op vergroting van de cyber-veiligheid van overheden, handel, capaciteitsopbouw van leerkrachten en het leveren van diensten voor agrarische ondernemers door consortia van nationale meteorologische diensten.
20
Op welke concrete wijze spelen het Global Partnership for Education en Education Cannot Wait in op digitale uitdagingen en ontwikkelingen?
Antwoord
Het Global Partnership for Education (GPE) zet zich in voor de verbetering van nationale onderwijsprogramma’s. Om het aanbod van zogenoemde «21st century skills» te verbeteren, voert het GPE nationale beoordelingen uit. De uitkomsten daarvan vormen de basis voor nationale onderwijssectorplannen van het GPE. Ook werkt GPE samen met de Global Alliance to Monitor Learning (GAML) van UNESCO aan de ontwikkeling van internationale indicatoren om de kwaliteit van ICT-vaardigheden en digitale geletterdheid te meten (SDG4, indicator 4.4.1 en 4.4.2).
Education Cannot Wait (ECW) werkt veel samen met het GPE en neemt in een aantal landen de GPE-onderwijssectorplannen als basis voor zijn werk. In humanitaire contexten en noodsituaties kan dit echter niet altijd. ECW zet in op het verbeteren van investeringen in onderwijs in noodsituaties, onder andere door het verbeteren van data-verzameling, -analyse en rapportage. Zo is in Tsjaad mobiele technologie ingezet en zijn in Syrië specifieke instrumenten ontwikkeld om leer-uitkomsten te meten, waardoor leraren hun lessen konden aanpassen. In Ethiopië zijn scholen met vluchtelingenkinderen opgenomen in het nationale Education Management Information System. Ook werkt ECW in een strategisch partnerschap met Hewlett-Packard aan het inzetten van digitale onderwijsmiddelen.
21
Bent u van plan om naast het basisonderwijs ook in te zetten op digitale technologieën en vaardigheden in het middelbaar onderwijs?
Antwoord
Daar waar de door Nederland gesteunde programma’s zich richten op het onderwijsbeleid van en de implementatie door nationale overheden, omvat dat naast het basisonderwijs ook het middelbaar onderwijs, zowel algemeen als technisch. Zelfs het hoger onderwijs wordt dan gesteund, voor zover het bijvoorbeeld het opleiden van leraren betreft.
22
Hoe wordt bij de inzet rondom onderwijs en innovatie geborgd dat de lokale behoeften leidend zijn?
Antwoord
Bij de inzet op onderwijs zijn lokale behoeften het uitgangspunt. Via bijvoorbeeld het Global Partnership for Education worden land-specifieke plannen voor de versterking van lokale onderwijssystemen ondersteund. Deze plannen worden in de landen zelf geformuleerd en geven de lokale prioriteiten weer. De inzet op innovatie is gericht op het oplossen van lokale maatschappelijke uitdagingen. Via het Orange Corners Innovatiefonds worden jongeren ondersteund om een innovatief idee uit te bouwen tot een commercieel product of dienst. Zij kiezen zelf de uitdaging waaraan zij met hun onderneming bijdragen.
23
Is er ook sprake van onderwijsinzet op aanleren van programmeertalen als onderdeel van «digitale geletterdheid»?
27
Op welke digitale vaardigheden bent u van plan de nadruk te leggen in uw beleid, in het spectrum van basis ICT-vaardigheden tot programmeren en coderen?
Antwoord vraag 23 en 27
Digitale vaardigheden, zoals het veilig en kritisch werken met ICT-systemen en online informatie, zijn een belangrijk onderdeel van digitale geletterdheid. Het verwerven van vaardigheden in specifieke programmeertalen kan onderdeel vormen van beroepsonderwijs en -training. De lokale behoeften zijn daarbij steeds het uitgangspunt.
24
Op welke wijze zal het Challenge Fund Youth Employment bijdragen aan werkgelegenheid in de digitale economie?
Antwoord
Het Challenge Fund for Youth Employment financiert innovatieve oplossingen die jeugdwerkgelegenheid bevorderen. Digitalisering biedt in verschillende economische sectoren in de BHOS-focusregio’s kansen op werk en inkomen voor jonge mannen en vrouwen. Het is te verwachten dat het Challenge Fund voorstellen van initiatieven zal ontvangen die bijdragen aan werkgelegenheid in de digitale economie, zodra het fonds operationeel is (eind 2019).
25
Wat behelst de Solutions for Youth Employment Coalition (S4YE)?
Antwoord
De S4YE is een in 2015 gelanceerd partnerschap van publieke, private en maatschappelijke partijen met als doel om in 2030 het aantal jongeren dat werkt aanzienlijk te hebben vergroot. Het partnerschap pakt jongerenwerkgelegenheid aan door stimulering van leiderschap, het creëren van innovatieve oplossingen en opschaling voor impact. Daarbij wordt uitgegaan van een geïntegreerde aanpak van enerzijds onderwijs, training en matching van jongeren, en anderzijds het creëren van nieuwe banen en het verbeteren van de kwaliteit van bestaande banen. Eén van de aandachtsgebieden van het partnerschap is het stimuleren van digitale banen, met name voor jonge vrouwen.
26
Welke mogelijkheden heeft u in gedachten om te verkennen met betrekking tot het versterken van digitale vaardigheden van vrouwen en meisjes?
Antwoord
Met de Wereldbank en de Solutions for Youth Employment Coalition verkent Nederland momenteel mogelijkheden voor het versterken van digitale vaardigheden van met name vrouwen en meisjes. Hierbij ligt de nadruk op de verbinding tussen digitalisering en werkgelegenheid.
28
In welke landen is Geodata for Agriculture and Water (G4AW) actief?
Antwoord
Geodata for Agriculture and Water is actief in Angola, Bangladesh, Burundi, Cambodja, Ethiopië, Ghana, Indonesië, Kenia, Mali, Myanmar, Oeganda, Rwanda, Tanzania, Vietnam en Zuid-Afrika.
29
Op welke manier ondersteunt Nederland G4AW?
Antwoord
Geodata for Agriculture & Water is een volledig door Nederland opgezet en gesubsidieerd programma, uitgevoerd door het Netherlands Space Office (NSO) in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. G4AW-partnerschappen ontvangen een subsidie en leveren zelf een financiële bijdrage aan de ontwikkeling en levering van diensten aan met name kleine voedselproducenten. NSO begeleidt de projecten, verbindt organisaties en etaleert de aanpak van business development via publiek private samenwerking, zowel nationaal als internationaal.
Naast beoogde verhoging van de voedselproductie en vergroting van de klimaatweerbaarheid van kleine boerenbedrijven, is een afgeleid doel andere actoren zoals overheden, donoren, bedrijven, investeerders, banken en verzekeraars te informeren en te inspireren om vergelijkbare innovaties en verdere opschaling te ondersteunen.
30
Moeten boeren betalen voor de diensten en informatie van G4AW?
Antwoord
Elk G4AW-partnerschap heeft als uitdaging een dienst te ontwikkelen die zelf financierbaar is nadat het project is afgelopen en de subsidie is gestopt. Directe betaling door boeren van adviesdiensten is onderzocht, maar blijkt in de meeste gevallen niet realistisch. Dit komt doordat consumenten van mobiele applicaties, waaronder ook boeren, gewend zijn informatie gratis te krijgen. Een oplossing hiervoor is een indirecte betaling, door de adviesdienst te koppelen aan een ander product zoals zaden of kunstmest. Aanvullend ontwikkelen de partnerschappen ook andere diensten die tegen betaling aan grotere bedrijven, ngo’s en eventueel overheden worden geleverd. Boeren betalen wel voor financiële diensten die via G4AW worden geleverd, zoals leningen en verzekeringen. In sommige landen verstrekt de nationale overheid een subsidie op de premiebetaling.
31
Op welke concrete manier gaat u de uitdagingen van digitalisering voor het maatschappelijk middenveld aanpakken?
Antwoord
Het maatschappelijk middenveld ondervindt zowel in positieve als negatieve zin uitdagingen van digitalisering. In positieve zin zal het nieuwe beleidskader voor de versterking van het maatschappelijk middenveld organisaties aanmoedigen in te spelen op digitalisering als kans en belangrijke factor in een veranderende economische, politieke en sociale context.
Nederland zet zich daarnaast ook in om de negatieve effecten van digitalisering te beperken. Zo versterkt het Digital Defenders Partnership de digitale veiligheid van maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers via mentoring, training en acute noodhulp. Bovendien is de Nederlandse inzet in multilaterale fora zoals de VN-Mensenrechtenraad er mede op gericht de vrijheid en veiligheid van het maatschappelijk middenveld ook online te beschermen. Ook de effecten van haatzaaien en desinformatie zijn een significante uitdaging voor het maatschappelijk middenveld. Het Nederlandse mensenrechtenbeleid zet daar actief op in (zie het antwoord op vraag 32).
32
Bent u van plan om aandacht te besteden aan de risico’s van haat zaaien en desinformatie in jonge democratieën, vooral rond verkiezingen? Zo ja, op welke manier?
Antwoord
Risico’s ten aanzien van het verspreiden van desinformatie en haatzaaien kunnen het beste worden gemitigeerd door samenlevingen met vrije, pluriforme en onafhankelijke media, waar vrijheid van meningsuiting, online en offline, zijn gewaarborgd. Deze thema’s zijn prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Een van de manieren waarop het kabinet zich hiervoor inzet, is door middel van de intensivering op het gebied van vrijheid van meningsuiting binnen het Mensenrechtenfonds.2
33
Hoe en met welk bedrag ondersteunt Nederland de Displacement Tracking Matrix (DTM)?
Antwoord
Nederland steunt de Displacement Tracking Matrix (DTM) van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) sinds 2016 met in totaal EUR 5,9 miljoen. Deze steun is met name gericht op de structurele versterking van DTM die noodzakelijk is vanwege de enorme toename van de verzamelde en opgevraagde data, verbetering van de land- en regio-overstijgende analyse van data en betere beschikbaarstelling van humanitaire DTM-data aan de bredere humanitaire gemeenschap. Nederland is voornemens DTM de komende jaren te blijven steunen.
34
Zijn er ook risico’s geïdentificeerd omtrent inzet «ondersteunen DTM bij het toegankelijk maken van informatie via digitale portals en het ontwikkelen van voorspellende analyses»?
Antwoord
Risicobeoordeling is een regulier onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van projecten. Risicobeheer van de in deze vraag bedoelde activiteiten is een taak van IOM zelf. Risico’s rondom toegang tot DTM-servers, correctheid van de gegevens op de digitale portals en interpretatie van voorspellende analyses, zijn door IOM geanalyseerd en voldoende afgedekt. Nederland volgt de wijze waarop IOM met deze risico’s omgaat en stelt deze waar nodig aan de orde in de beleidsdialoog met IOM.
De risicobeoordeling van IOM-projecten wordt gemaakt op grond van een vierjaarlijks opgestelde uitgebreide «scorecard», waarin het functioneren van IOM wordt geëvalueerd. De voor deze steun gebruikte scorecard geeft een positief oordeel over het functioneren van IOM.
35
Welke voorstellen heeft Nederland in het kader van de e-commerce onderhandelingen reeds gedaan en doet Nederland op dit moment?
Antwoord
De e-commerce onderhandelingen zijn een exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie. Deze heeft namens de Europese lidstaten een voorstel voor de e-commerce onderhandelingen ingediend bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Nederland steunt dit voorstel. In dat voorstel zijn verschillende elementen opgenomen zoals een voorstel over het sluiten van elektronische contracten, consumentenbescherming, grensoverschrijdende datastromen, de bescherming van persoonsgegevens en privacy en een open toegang tot het internet. Daarnaast heeft de Europese Unie ook voorgesteld het reference paper over telecommunicatiediensten te herzien. Aanvullend daarop zal de Europese Unie mogelijk nog andere voorstellen doen, afhankelijk van het verloop van de e-commerce onderhandelingen.
36
Welke resultaten wil Nederland binnen de aanstaande e-commerce onderhandelingen in WTO-kader boeken op de handel in digitale diensten?
Antwoord
Nederland zet via de Europese Unie in op het zoveel mogelijk maken van afspraken in de e-commerce onderhandelingen in de WTO als voorgesteld in het voorstel dat de Europese Unie namens de lidstaten heeft ingediend. Nederland is zich er daarbij van bewust dat andere WTO-leden op uiteenlopende onderwerpen divergerende voorstellen hebben gedaan.
37
Op welke wijze bent u van plan de betrokkenheid van ontwikkelingslanden te vergroten bij internationale afspraken over datastromen?
Antwoord
Op dit moment onderzoekt Nederland met verschillende internationale partijen en ontwikkelingslanden de mogelijkheden om bereidheid van ontwikkelingslanden te vergroten om deel te nemen aan en te profiteren van e-commerce en de digitale economie.
38
Hoe moeten consumenten volgens u beschermd worden bij e-commerce? Hoe moeten zij hun rechten kunnen uitoefenen? Wat doet u om te garanderen dat handelaren juiste en betrouwbare informatie leveren? Welke afspraken wil Nederland hierover internationaal maken?
Antwoord
Nederland hecht er aan dat consumenten online met vertrouwen aankopen kunnen doen. Dit is een van de speerpunten in de Consumentenagenda die vorig jaar aan uw Kamer is verzonden.3 De belangrijkste prioriteiten zijn het creëren van een gelijk speelveld voor Nederlandse ondernemers, het borgen van productveiligheid en naleving van consumentenrechten (zoals transparantie en garantie).
Nederland steunt daarom het voorstel dat de Europese Unie in het kader van de onderhandelingen over e-commerce in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) heeft ingediend voor de bescherming van de rechten van consumenten. Dat voorstel heeft als doel dat WTO-leden maatregelen aannemen die consumenten beschermen tegen frauduleuze en misleidende commerciële praktijken wanneer deze elektronische transacties aangaan.
Het EU-voorstel houdt ook in dat WTO-leden maatregelen in overweging nemen die van handelaren vereisen dat ze in goed vertrouwen handelen en dat ze nauwkeurige informatie leveren over hun goederen of diensten en over hun contractuele voorwaarden. Ook gaat het om het aannemen van maatregelen die aan consumenten toegang tot rechtsmiddelen verlenen. Het EU-voorstel houdt ten slotte in dat WTO-leden het belang van samenwerking tussen hun consumentenbeschermingsorganisaties of andere relevante organisaties erkennen teneinde het online consumentenvertrouwen te verhogen.
39
Op welke concrete wijze bent u van plan om UNCTAD te ondersteunen en wat zijn de beoogde resultaten?
Antwoord
Op dit moment ondersteunt Nederland het werk van UNCTAD op het gebied van e-commerce en de digitale economie in het kader van het Strategische Partnerschap tussen Nederland en UNCTAD. Het partnerschap, dat zich daarnaast ook richt op de thema’s ondernemersklimaat en investeringen voor SDGs, loopt vier jaar (2018–2021) met een budget van USD 6 miljoen. Met de initiatieven eTrade for All en eTrade for Women worden ontwikkelingslanden ondersteund om de nodige capaciteit op te bouwen om deel te nemen aan en te profiteren van e-commerce, met specifieke aandacht voor vrouwen in digitale handel. Tijdens het beleidsoverleg tussen Nederland en UNCTAD later dit jaar zal de inzet voor digitale handel voor de komende jaren worden bepaald.
40
Zijn de risico’s in kaart gebracht van de inzet om Nederlandse start-ups and scale-ups te ondersteunen om internationaal «voet aan de grond» te krijgen? In hoeverre is mogelijke verdringing van lokale start-ups en scale-ups in ontwikkelingslanden hierin meegenomen?
Antwoord
Nederland zet bij de internationalisering van Nederlandse start- en scale-ups in op gevestigde markten waardoor mogelijke verdringing van lokale start- en scale-ups in ontwikkelingsmarkten niet aan de orde is. Via de Orange Corners ondersteunt Nederland lokale startups in ontwikkelingsmarkten om zich verder te ontwikkelen. Ook kunnen de Orange Corners een landingsplaats vormen voor Nederlandse startups, waarbij één Nederlandse en lokale startups gezamenlijk aan maatschappelijk uitdagingen kunnen werken.
41
Wanneer wordt de app «NL Exporteert» verwacht en welke diensten moet deze bieden?
Antwoord
De app NL Exporteert bestaat al en is een wegwijzer voor ondernemers op buitenlandse markten. De app bevat per land informatie over do’s & dont’s van de lokale cultuur, macro-economische kerngegevens, wet- en regelgeving, zakelijke kansen en marktrapporten, nieuws over evenementen en de contactgegevens van de Nederlandse vertegenwoordiging.
Dit najaar wordt de app verder ontwikkeld en interactiever gemaakt zodat de informatie nog meer is toegespitst op de gebruiker.
42
Kunt u voorbeelden geven van Nederlandse inspanningen om overheden in ontwikkelingslanden te ondersteunen op het gebied van wet- en regelgeving rond digitale thema’s?
Antwoord
Het accent van Nederlandse inspanningen op dit terrein ligt op de domeinen cyberveiligheid, handel en belastingen.
Wetgeving op het gebied van cyberveiligheid in ontwikkelingslanden is vaak onvoldoende om de vitale infrastructuur te beschermen, of juist buitenproportioneel restrictief jegens online content. Omdat Nederland gebaat is bij een hoog niveau van cyberveiligheid wereldwijd, draagt Nederland bij aan de cyberveiligheid van ontwikkelingslanden. Via het Global Forum on Cyber Expertise worden landen ondersteund bij het uitvoeren van een assessment en het treffen van de nodige maatregelen (zie ook antwoord op vraag 44). In samenwerking met de ngo Global Partners Digital worden landen in ontwikkelingslanden gesteund om cyber security-wetgeving op te stellen die in lijn is met internationale mensenrechten, zoals privacy en vrijheid van meningsuiting.
Op het gebied van handel scheppen digitale technologieën nieuwe mogelijkheden voor bedrijven in ontwikkelingslanden door betere toegang tot nieuwe markten. Soms is daarvoor nieuwe of aangepaste wet- en regelgeving nodig. Nederland ondersteunt overheden daarbij via verschillende multilaterale initiatieven, waaronder het Umbrella Fund for Trade dat overheden helpt de huidige stand van zaken rondom digitale handel in kaart te brengen en mogelijke aanpassing van wet- en regelgeving voorstelt.
Nederland draagt op deze en andere thema’s ook bij aan normatieve kaders voor wet- en regelgeving via multilaterale fora, zoals bijvoorbeeld. aan onderhandelingen in de Mensenrechtenraad en de Wereld Handelsorganisatie, welke ook effect hebben op wet- en regelgeving van ontwikkelingslanden.
43
Op welke wijze bent u van plan om regeringen van ontwikkelingslanden te ondersteunen op het gebied van e-governance?
Antwoord
Nederland zal vooral via multilaterale kanalen bijdragen aan de capaciteit van ontwikkelingslanden op het gebied van e-governance. Zo financiert Nederland het WaPOR-programma van de FAO, dat een publiek toegankelijke database heeft ontwikkeld op basis van satellietdata waarmee waterproductiviteit kan worden gemonitord. Omdat de database gratis en publiek toegankelijk is, kunnen overheden er relatief gemakkelijk gebruik van maken om hun beleid te verbeteren en corrigeren waar nodig.
Nederland is medefinancier van het Global Tax Program van het IMF en de Wereldbank, dat overheden van ontwikkelingslanden helpt om digitale middelen in te zetten voor belastingheffing. Via de regionale organisatie Trade Mark East Africa steunt Nederland het gebruik van digitalisering om zaken rondom in- en export efficiënter te maken voor inspectiediensten en de private sector, maar ook om fraude en corruptie tegen te gaan.
Daarnaast werkt Nederland samen met Estland, dat zijn eigen successen op het gebied van e-governance gebruikt om de capaciteit van ontwikkelingslanden op dit gebied te versterken.
44
Welke resultaten zijn sinds 2015 bereikt door het Global Forum on Cyber Expertise?
Antwoord
Het GFCE heeft inmiddels meer dan honderd leden en partners, bestaande uit zowel staten, internationale organisaties en ngo’s als het bedrijfsleven. Tijdens de Global Conference on Cyber Space (GCCS) 2017 in India is het GFCE «Delhi Communique on a global agenda for cyber capacity building» overeengekomen. Hiermee is het GFCE internationaal een richtinggevende rol gaan spelen op gebied van cyber capaciteitsopbouw. Tijdens de GFCE Annual Meeting 2018 in Singapore is overeenstemming bereikt over actieplannen voor vijf prioriteiten uit de Global Agenda, namelijk cyber security-beleid en strategie, cyber incident management en bescherming van kritieke infrastructuur, cybercrime, cyber security-cultuur en vaardigheden en cyber security-standaarden, welke nu worden geïmplementeerd.
Concrete voorbeelden hiervan zijn de ondersteuning van Tunesië en Sierra Leone bij het ontwikkelen van een Nationale Cyber Security Strategie. Ook is het GFCE verder geïnternationaliseerd door lancering van regionale GFCE-hubs in onder andere Washington, India en Singapore. Verder is de academische poot van het GFCE versterkt door de vorming van een mondiaal netwerk van kennisinstellingen actief op het terrein van cyber capaciteitsopbouw.