[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2019D40503, datum: 2019-10-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van CuraƧao, en de Dominicaanse Republiek; Santo Domingo, 13 mei 2019 (2019D40499)

Preview document (šŸ”— origineel)


Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten
behoeve van CuraƧao, en de Dominicaanse Republiek; Santo Domingo, 13
mei 2019 (Trb.Ā 2019, 115)

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

Onderhandelingen tussen de luchtvaartautoriteiten van CuraƧao en de
Dominicaanse Republiek hebben geresulteerd in het Verdrag inzake
luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van
CuraƧao, en de Dominicaanse Republiek (hierna: het verdrag). Aanleiding
voor de onderhandelingen was de wens van de partijen om de
luchtvaartrelatie tussen CuraƧao en de Dominicaanse Republiek in een
verdrag te regelen om daarmee handel, toerisme en investeringen te
bevorderen. Het verdrag strekt ertoe de luchtvaartverbindingen tussen
CuraƧao en de Dominicaanse Republiek te regelen en valt vanwege de
liberale inhoud in de categorie ā€œOpen Skiesā€, waarin wordt voorzien
in een zo groot mogelijke operationele en commerciƫle vrijheid voor de
luchtvaartmaatschappijen. 

Het verdrag betreft verplichtingen tussen staten, maar bevat naar het
oordeel van de regering enkele een ieder verbindende bepalingen in de
zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan de door de
Dominicaanse Republiek aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks
rechten toekennen. Het betreft artikel 3, tweede lid (verlening van
exploitatievergunningen), artikel 3, derde lid (aanvangen exploitatie
van de overeengekomen diensten) en de te exploiteren routes als vervat
in bijlage I bij het verdrag. Verder worden aan de door respectieve
partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten
toegekend of plichten opgelegd, met name in de bepalingen over
commerciƫle activiteiten (artikel 5), gebruikersheffingen (artikel 6),
capaciteit (artikel 7), eerlijke concurrentie (artikel 8), prijzen
(artikel 9), douanerechten (artikel 10), belastingheffing (artikel 11),
overmaking van gelden (artikel 12), toepassing van wetten (artikel 13)
en goedkeuring van schemaā€™s (artikel 16). 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)

Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het verdrag voorkomende,
voor luchtvaartverdragen gebruikelijke, begrippen.

Artikel 2 (Verlening van rechten)

In artikel 2 worden de rechten aangegeven die in het kader van het
verdrag worden verleend, te weten het recht van overvlucht en technische
landing en de andere in het verdrag vastgelegde rechten. In het vierde
lid is bepaald dat vijfde en zesde vrijheidsrechten alleen kunnen worden
toegekend aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen na goedkeuring door
de luchtvaartautoriteiten van de partijen. Deze kunnen in uitvoerende
regelingen worden vastgelegd. In het vijfde lid is geregeld dat de door
de Dominicaanse Republiek aangewezen luchtvaartmaatschappijen niet het
recht hebben om de overeengekomen diensten uit te voeren tussen CuraƧao
en Nederland (inclusief Saba, Sint Eustatius en Bonaire), tussen
CuraƧao en Sint Maarten, en tussen CuraƧao en Aruba.

Artikel 3 (Aanwijzing en verlening van vergunningen) en artikel 4
(Intrekking van vergunningen)

Voor de exploitatie van de overeengekomen luchtdiensten wordt in artikel
3 de aanwijzing van een of meerdere luchtvaartmaatschappij(en) geregeld.
Ook wordt bepaald onder welke voorwaarden de benodigde
exploitatievergunningen worden verleend. Artikel 4 geeft de
luchtvaartautoriteiten van elke partij het recht om de aan de door de
andere partij aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) verstrekte
exploitatievergunningen te weigeren en, tijdelijk of permanent, in te
trekken, te schorsen of hieraan voorwaarden te verbinden.

Artikel 5 (Commerciƫle activiteiten)

Artikel 5 biedt de aangewezen luchtvaartmaatschappijen het recht om
kantoren, zowel offline als online, te vestigen op het grondgebied van
de andere partij voor het op de markt brengen en de verkoop van
luchtdiensten. Het tweede lid bepaalt dat de aangewezen
luchtvaartmaatschappij(en) het recht heeft (hebben) gespecialiseerd
personeel te zenden naar en te doen verblijven op het grondgebied van de
andere partij, in overeenstemming met de betreffende wetten en
voorschriften van de andere partij. Op grond van het vijfde lid heeft
elke aangewezen luchtvaartmaatschappij het recht om op het grondgebied
van de andere partij zelf haar gronddiensten te verrichten
(ā€œself-handlingā€), of, naar haar keuze, de gronddiensten volledig of
gedeeltelijk te laten verrichten door een agent van een concurrent. Het
zevende lid bevat bepalingen over commerciƫle samenwerkingsregelingen
waaronder code-sharing. 

Artikel 6 (Gebruikersheffingen)

In artikel 6 is overeengekomen dat de gebruikersheffingen niet hoger
mogen zijn dan die worden opgelegd aan de eigen
luchtvaartmaatschappij(en) voor vergelijkbare internationale
luchtdiensten en dat de gebruikersheffingen rechtvaardig, redelijk en
niet discriminatoir moeten zijn. 

Artikel 7 (Capaciteit)

Artikel 7 bepaalt dat het aanbod van luchtdiensten wordt bepaald op
basis van commerciƫle marktoverwegingen en dat er in beginsel geen
eenzijdige beperkingen opgelegd mogen worden ten aanzien van de omvang
van het verkeer, de capaciteit of de frequentie van de luchtdiensten of
van het type luchtvaartuig.

Artikel 8 (Eerlijke concurrentie) 

Artikel 8 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op een
eerlijke en gelijke wijze moeten concurreren bij de exploitatie van de
in het verdrag overeengekomen luchtdiensten. 

Artikel 9 (Prijzen)

Artikel 9 bepaalt onder welke voorwaarden de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen de prijzen zelfstandig kunnen vaststellen en
onder welke voorwaarden zij kunnen interveniƫren.

Artikel 10 (Douanerechten)

Dit artikel bepaalt dat luchtvaartuigen van de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen die op de internationale routes onder het
verdrag opereren, alsmede brandstof, smeermiddelen, technische
verbruiksvoorraden, reserveonderdelen, normale uitrustingsstukken en
proviand, op basis van wederkerigheid, zijn vrijgesteld zijn van
importbeperkingen, douanerechten, accijnzen, inspectiekosten en andere
nationale rechten en heffingen die elk van de partijen, voor zover dat
is toegestaan door haar nationale wetgeving, kan verlenen aan de
aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere partij op voorwaarde
dat de normale uitrustingsstukken, voorraden brandstof en smeermiddelen
en proviand slechts worden uitgeleden met toestemming van de
douaneautoriteiten die kunnen verlangen dat ze onder toezicht worden
geplaatst totdat zij weer worden uitgevoerd of overeenkomstig de
douanevoorschriften een andere bestemming hebben gekregen. 

Artikel 11 (Belastingheffing)

Artikel 11 bepaalt dat bij kwesties op het gebied van belastingheffing
de partijen gehouden zijn aan hun nationale wetgeving, tenzij een
verdrag inzake het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot
het inkomen en het vermogen tussen partijen anders bepaalt. 

Artikel 12 (Overmaking van gelden)

Op grond van artikel 12 hebben de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
het recht om inkomsten uit de verkoop van luchtdiensten en daarmee
samenhangende activiteiten om te wisselen en naar hun land over te
maken.

Artikel 13 (Toepassing van wetten)

In artikel 13 wordt bepaald dat het vliegen met en de exploitatie van de
luchtvaartuigen van de door de ene partij aangewezen
luchtvaartmaatschappij(en) dienen te voldoen aan wetten en voorschriften
van de andere partij ten aanzien van de binnenkomst op, het verblijf
binnen of het vertrek vanuit het grondgebied van deze partij. Dit geldt
ook voor passagiers, bemanning of vracht. 

Artikel 14 (Veiligheid) en artikel 15 (Beveiliging van de luchtvaart) 

In het eerste lid van artikel 14 wordt bepaald dat bewijzen van
luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en vergunningen uitgereikt of
geldig verklaard in overeenstemming met de wetten en regelgeving van de
ene partij, en die nog niet verlopen zijn, zullen worden erkend als
geldig door de andere partij, mits deze voldoen aan de minimale eisen
van het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake
de internationale burgerluchtvaart (Stb. 1947, 165 en Trb. 1959, 45)
(Verdrag van Chicago). Verder zijn in het tweede tot en met zevende lid
van artikel 14 de bepalingen over de luchtvaartveiligheid neergelegd en
in artikel 15 de bepalingen over de beveiliging van de luchtvaart. In
deze bepalingen zijn een procedure en een aanpak geregeld indien
CuraƧao of de Dominicaanse Republiek twijfels heeft over de wijze
waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard door de andere partij
wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij gerede twijfel kunnen consultaties
plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven, bieden het derde lid en het
vijfde lid van artikel 14 en het zevende lid van artikel 15 het recht om
de exploitatievergunning te schorsen of daarvan af te wijken
respectievelijk de mogelijkheid om de vluchtuitvoering door de
luchtvaartmaatschappijen van en naar elkaars grondgebied te weigeren, in
te trekken, te schorsen of voorwaarden op te leggen ten aanzien van de
exploitatievergunning. Verder wordt verwezen naar de door de
Internationale Organisatie voor de Burgerluchtvaart (hierna: ICAO)
vastgestelde veiligheids- en beveiligingsstandaarden, die voor zover van
toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen tussen CuraƧao en
de Dominicaanse Republiek in acht moeten worden genomen.

Artikel 16 (Goedkeuring van schemaā€™s)

De aangewezen luchtvaartmaatschappijen moeten ingevolge artikel 16,
voorafgaand aan de exploitatie van de overeengekomen luchtdiensten,
vluchtschemaā€™s en eventuele wijzigingen daarvan ter goedkeuring
indienen bij de luchtvaartautoriteiten van de andere partij. 

Artikel 17 (Statistieken)

Op grond van artikel 17 verstrekt de luchtvaartautoriteit van de ene
partij op verzoek van de luchtvaartautoriteit van de andere partij
periodieke of andere statistische gegevens. 



Artikelen 18-25 (Procedurele bepalingen)

De artikelen 18 tot en met 25 bevatten louter procedurele
standaardbepalingen, waaronder overleg (artikel 18), regeling van
geschillen (artikel 19), wijziging (artikel 20), multilaterale verdragen
(artikel 21), beƫindiging (artikel 22), registratie bij de ICAO
(artikel 23), territoriale toepassing (artikel 24) en inwerkingtreding
(artikel 25).

Bijlagen

De bijlagen vormen een integrerend onderdeel van het verdrag. Bijlage I
bij het verdrag bevat de routetabel die de overeengekomen diensten
specificeert voor de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide
partijen. In bijlage II is een regime voor de uitvoering van niet
geregelde vluchten en chartervluchten vastgelegd.

Bijlage I bij het verdrag, voor zover het de routetabel betreft, is aan
te merken als uitvoerend van aard. Verdragen tot wijziging van dit deel
van de bijlage behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de
Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire
goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot
goedkeuring terzake voorbehouden.

Koninkrijkspositie

Het verdrag zal ingevolge artikel 24 voor wat betreft het Koninkrijk der
Nederlanden, alleen voor CuraƧao gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

  PAGE   \* MERGEFORMAT  4