[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

35320 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake Wijziging van de verschillende wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met voornamelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 20..)

Wijziging van de verschillende wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met voornamelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 20..)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2019D42622, datum: 2019-10-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z20372:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


RAADNo.W05.19.0151/I 's-Gravenhage, 30 augustus 2019

...................................................................................

Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2019, no.2019001130, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de verschillende wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met voornamelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 20..), met memorie van toelichting.

Dit wetsvoorstel beoogt een vijftigtal wetten te wijzigen op de beleidsterreinen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Het betreft een zogenoemde verzamelwet en is de eerste in een beoogde cyclus van jaarlijkse verzamelwetten voor de wetgeving van OCW, met als doel de kwaliteit van de OCW-wetgeving systematisch te verhogen.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de in het wetsvoorstel voorgestelde uitzondering op verplichte lichamelijke opvoeding in het voortgezet onderwijs, en over een tweetal delegatiegrondslagen op het gebied van de studiefinanciering. In verband daarmee is aanpassing van het voorstel wenselijk.

1. Uitzondering op verplichte lichamelijke opvoeding

Artikel 25 van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) biedt de minister de mogelijkheid goed te keuren dat voor de bijzondere inrichting van het onderwijs aan een school wordt afgeweken van een beperkt en limitatief opgesomd aantal artikelen van de WVO. Voorgesteld wordt om ook artikel 6d WVO aan deze lijst toe te voegen.1 Artikel 6d WVO bevat de plicht voor zowel het openbaar als het bijzonder onderwijs om onderwijs te verzorgen in lichamelijke opvoeding. Het artikel bepaalt dat dit onderwijs gespreid over alle leerjaren moet worden gevolgd, maar stelt geen inhoudelijke eisen aan de inrichting van het onderwijs in lichamelijke opvoeding, met dien verstande dat het wel moet gaan om “praktische bewegingsactiviteiten”. Dit artikel vindt zijn oorsprong in een amendement van de Kamerleden Hamer en Mosterd, die daarmee zowel de inrichtingsvrijheid als de hoeveelheid onderwijstijd voor lichamelijke opvoeding wilden waarborgen.2

In het onderhavige wetsvoorstel wordt voorgesteld om de minister de mogelijkheid te geven om goed te keuren dat in het voortgezet onderwijs wordt afgeweken van de verplichting onderwijs in lichamelijke opvoeding te verzorgen. De reden achter deze algemene bevoegdheid is dat dit nodig en wenselijk zou zijn voor jonge toptalenten op het gebied van sport, dans of muziek op zogenoemde Loot- en DaMu-scholen.3 Momenteel worden ontheffingen voor deze leerlingen verleend op basis van specifieke beleidsregels,4 maar deze praktijk is zonder wettelijke grondslag.

De Afdeling merkt hierover het volgende op.

Voor jonge talenten op het gebied van sport en dans lijkt de voorgestelde bepaling niet noodzakelijk. Nu scholen vrij zijn in de inrichting van het bewegingsonderwijs, kan dit immers hoofdzakelijk gevuld worden met de sport of dans in kwestie. Met het aantal trainingsuren dat deze leerlingen in de regel maken, wordt bovendien ook ruimschoots aan de in artikel 6d WVO bedoelde urennormen voldaan.

“Voor muziekleerlingen is de verplichting voor onderwijs in lichamelijke opvoeding niet nodig vanwege het risico op blessures”, aldus de toelichting.5 Dit wordt niet nader toegelicht, terwijl voor toptalenten op het gebied van muziek een goede lichamelijke opvoeding evenzeer van belang is. Dat neemt niet weg dat de implicaties van bepaalde blessures juist voor deze groep aanzienlijk kunnen zijn. Het staat DaMu-scholen momenteel al vrij het onderwijs in lichamelijke opvoeding zo in te richten dat het risico op bepaalde blessures teruggebracht wordt tot een acceptabel niveau. Dat kan bijvoorbeeld door ervoor te kiezen bepaalde praktische bewegingsactiviteiten niet te laten uitvoeren. Op DaMu-scholen is daarbij voldoende expertise aanwezig om de inrichting van het onderwijs in de lichamelijke opvoeding aan te laten sluiten op de bijzondere behoefte van muziekleerlingen.

De voorgestelde wijziging van artikel 25 WVO creëert niet alleen voor de bovenbedoelde groep een uitzondering, maar opent tevens de mogelijkheid om voor een bredere groep leerlingen een uitzondering te maken. Gelet op het algemeen belang van lichamelijke opvoeding is het de vraag of dit wenselijk is.

De Afdeling adviseert het voorstel om artikel 6d op te nemen in de lijst van artikel 25 WVO te laten vervallen.

2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.


De vice-president van de Raad van State,

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W05.19.0151/I

  • In de voorgestelde wijzigingen van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (artikel XXXIII) alle voorstellen om door middel van afkortingen naar andere wetten te verwijzen schrappen (zie ook aanwijzing 3.9 en de toelichting bij aanwijzing 4.24, derde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar)).

  • In het tweede lid van de voorgestelde artikelen 6.9a van de Wet studiefinanciering 2000 (artikel XXX, onderdeel DD) en 4.9a Wet studiefinanciering BES (artikel XXXI, onderdeel G) na “kunnen” invoegen “over de aflossingen genoemd in het eerste lid” (zie ook Ar 2.23).


  1. Artikel XXVI, onderdeel E, van het wetsvoorstel.↩︎

  2. Kamerstukken II 2005/06, 30187, nr. 25.↩︎

  3. Memorie van toelichting, algemeen deel, paragraaf 2.2.↩︎

  4. Zie artikel 11-13 van de Beleidsregel verstrekking licentie Topsporttalentschool VO en artikel 11-13 van de Beleidsregel verstrekking DAMU-licentie VO.↩︎

  5. Memorie van toelichting, algemeen deel, paragraaf 2.2.↩︎