Personeel/Materieel Defensie (ongecorrigeerd stenogram)
Stenogram
Nummer: 2019D43892, datum: 2019-10-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2019-10-30 15:00: Personeel/Materieel Defensie (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Defensie
Preview document (š origineel)
Tweede Kamer, Personeel/Materieel Defensie
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Defensie heeft op 30 oktober 2019 overleg gevoerd met mevrouw Bijleveld-Schouten, minister van Defensie, en mevrouw Visser, staatssecretaris van Defensie, over:
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2020 (35300-X);
de brief van de minister van Defensie d.d. 22 oktober 2019 inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (35300-X, nr. 15);
de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 17 september 2019 inzake personeelsrapportage over midden 2019 (35300-X, nr. 4);
de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 22 oktober 2019 inzake beantwoording vragen commissie over de personeelsrapportage over midden 2019 (35300-X-16);
de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 31 oktober 2019 inzake rectificatie t.a.v. de personeelsrapportage midden 2019, het Jaarverslag Integriteit Defensie 2018 en het Rijksjaarverslag Defensie 2018 en stand van zaken van de projecten binnen het programma Militaire Gezondheidszorg 2020 (MGZ 2020) (35300-X, nr. 14);
de brief van de minister van Defensie d.d. 17 september 2019 inzake inzetbaarheidsrapportage eerste helft 2019 (34919, nr. 40);
de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 30 juli 2019 inzake arbeidsvoorwaardenakkoord sector Defensie (35000-X, nr. 149);
de brief van de minister van Defensie d.d. 18 juni 2019 inzake Jaarrapportage 2019 van de Visitatiecommissie Defensie en Veiligheid (34919, nr. 39);
de brief van de minister van Defensie d.d. 5 september 2019 inzake beantwoording vragen commissie over de Jaarrapportage 2019 Visitatiecommissie Defensie en Veiligheid (34919, nr. 41);
de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 30 augustus 2019 inzake reactie op verzoek commissie over een afschrift van de brief over onregelmatigheden aan de Koninklijke Militaire Academie (2019Z16168);
de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 12 juli 2019 inzake reactie op een brief van een voormalig medewerkster van de Defensie Materieel Organisatie (DMO) over werkomgeving binnen Defensie (2019Z15080);
de brief van de minister van Defensie d.d. 4 juli 2019 inzake reactie op de motie van het lid Bruins Slot c.s. over een ethisch en juridisch kader voor human enhancement (31125, nr. 105);
de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 17 september 2019 inzake Defensie Projectenoverzicht 2019 (27830, nr. 292);
de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 22 oktober 2019 inzake beantwoording vragen commissie over het Defensie Projectenoverzicht 2019 (27830, nr. 297);
de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 8 oktober 2019 inzake A-brief project Aanvulling Standard Missile 2 Block IIIA (27830, nr. 294);
de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 7 oktober 2019 inzake project Aanpak obsolescentie Cougarhelikopters (27830, nr. 293);
de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 26 september 2019 inzake project Vervanging Gulfstream IV (27830, nr. 291);
de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 16 september 2019 inzake behoeftestelling programma Wissellaadsystemen, trekker-opleggercombinaties en wielbergingsvoertuigen (27830, nr. 288);
de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 16 september 2019 inzake behoeftestelling project Vervanging drijvende brugslagcapaciteit (27830, nr. 287);
de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 15 augustus 2019 inzake verwervingsvoorbereiding (D-fase) van het project "Voertuig 12kN overig en Remote Controlled Weapon Station (RCWS)" (26396, nr. 115);
de brief van de minister van Defensie d.d. 3 september 2019 inzake opzet en vraagstelling beleidsdoorlichting COTS/MOTS-beleid (31516, nr. 29);
de brief van de minister van Defensie d.d. 22 augustus 2019 inzake veilig vernietigen van 60mm HE-mortiergranaten (35000-X, nr. 150);
de brief van de minister van Defensie d.d. 4 juli 2019 inzake voortgang gebruik elektronische stoormiddelen tegen drones (30806, nr. 49);
de brief van de minister van Defensie d.d. 21 mei 2019 inzake reactie op het verzoek van het lid Belhaj, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 26 maart 2019, over het bericht "Vrijgegeven nota Ministerie van Defensie: argumenten om Marineterrein aan te houden niet steekhoudend" (33763, nr. 150);
de brief van de minister van Defensie d.d. 15 mei 2019 inzake Jaarverslag 2018 Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch Gebied (35000-X, nr. 138);
de brief van de minister van Defensie d.d. 27 september 2019 inzake Defensie Energie en Omgeving Strategie 2019-2022 (2019Z18270);
de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 18 oktober 2019 inzake vliegtuigafreminstallatie (27830, nr. 296);
de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 8 oktober 2019 inzake bestelling negen additionele F-35 jachtvliegtuigen (26488, nr. 452);
de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 24 oktober 2019 inzake beantwoording vragen commissie over de bestelling van negen additionele F-35 jachtvliegtuigen (26488, nr. 453).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,
Aukje de Vries
De griffier van de vaste commissie voor Defensie,
De Lange
Voorzitter: Aukje de Vries
Griffier: Mittendorff
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Belhaj, Bosman, Diks, Karabulut, Kerstens, Slootweg en Aukje de Vries,
en mevrouw Bijleveld-Schouten, minister van Defensie, en mevrouw Visser, staatssecretaris van Defensie.
Aanvang 15.02 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag, welkom allemaal bij dit wetgevingsoverleg Personeel en
Materieel Defensie. Voordat wij beginnen, moet ik de commissieleden
toestemming vragen of de heer Slootweg het woord mag voeren in plaats
van de heer Van Helvert, die verhinderd is. Omdat de heer Slootweg geen
formeel lid van deze commissie is, moet daar toestemming voor verleend
worden. Ik zie vriendelijk knikkende mensen die dat prima vinden. Welkom
in deze commissie, meneer Slootweg.
De heer Kerstens zal later aansluiten. Hij is nu nog aanwezig bij de
plenaire behandeling van de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport.
Wij hebben spreektijden afgesproken waar ik de leden zo veel mogelijk
aan zal houden. Er kunnen moties worden ingediend, maar we hebben hierna
ook nog een plenaire begrotingsbehandeling. Wij hanteren vandaag de
begrotingsvolgorde voor de sprekers: we beginnen met de grootste
oppositiepartij, dan de grootste coalitiepartij, dan de op een na
grootste oppositiepartij enzovoort. Ik stel voor om voor de eerste
termijn maximaal drie interrupties toe te staan.
Mevrouw Karabulut (SP):
Gaat het om drie interrupties in de termijn van de Kamer en drie
interrupties in de termijn van de bewindspersonen?
De voorzitter:
Nee, in totaal.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik slik even.
De voorzitter:
Laten we bekijken hoever we daarmee komen. Ik verwacht dat het prima
lukt.
Het woord is aan mevrouw Diks van de fractie van GroenLinks.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. 85 straaljagers voor 4,5 miljard euro. Dat werd
de Kamer beloofd toen de Partij van de Arbeid schoorvoetend de VVD
bewilligde in het definitieve besluit om de JSF aan te schaffen.
Inmiddels zijn we een klein decennium verder en krijgen we voor dat geld
minder dan de helft van dat aantal vliegtuigen. Bovendien is inmiddels
duidelijk dat het vliegtuig met allerlei gebreken kampt. Zo schijnt de
stealth toch niet zo stealthy te zijn als we dachten, veroorzaakt het
boordkanon scheuren in platen en zijn er allerhande gebreken
geconstateerd, zozeer zelfs dat de Amerikaanse rekenkamer meermaals zijn
zorgen over de financiƫle perikelen rondom en de prestaties van de F-35
heeft geuit.
Het Nederlandse kabinet gaat echter blijmoedig voorwaarts en is van plan
nog eens negen extra toestellen te bestellen. Kosten van deze eerste
stap: 1 miljard incidenteel plus 97 miljoen per jaar exploitatiekosten.
Een enorm bedrag dat feitelijk nauwelijks iets zal veranderen aan de
inzetbaarheid van de straaljagers.
De heer Bosman (VVD):
Ik zat even diep te graven in mijn geheugen. Mevrouw Diks noemt allerlei
problemen. Ik ken een aantal vliegers die ermee vliegen. Waar komt de
informatie van mevrouw Diks zo expliciet vandaan?
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Bijvoorbeeld het GAO, de Amerikaanse rekenkamer, heeft meermaals
aangegeven dat er van alles met de F-35 aan de hand is. Er wordt
onderzoek naar gedaan. We hebben daar eerder schriftelijke vragen over
gesteld. Het ministerie heeft daarop geantwoord. Er zijn artikelen
verschenen over de kwaliteit en de prestaties. Ik meen dat Ko Colijn ā
ook niet de minste ā daar een heel uitgebreid artikel over heeft
geschreven. Ik vraag de minister en de staatssecretaris wat zij vinden
van de aanschaf van extra jachtvliegtuigen.
De heer Bosman (VVD):
Nee, mevrouw Diks vraagt niet gewoon wat de minister vindt van extra
aanschaf, mevrouw Diks zegt: het is een vreselijk toestel, het moet
opgelapt worden, het werkt niet, het functioneert niet. Dat vind ik
ongepast, want dat is niet zo. Als ik met vliegers praat die iedere dag
met dat apparaat vliegen, dan zijn ze zeer tevreden. Het is volgens hen
een enorme stap voorwaarts. Ze stappen er naar volle tevredenheid in,
zonder enig risico, want anders zouden ze niet gaan vliegen. Is mevrouw
Diks dat met mij eens?
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ik veronderstel ook helemaal niet dat het ding onveilig is. Dat zou er
nog bij moeten komen. Op het moment dat de Nederlandse Defensie het
toestaat dat Nederlandse vliegers in zo'n toestel gaan zitten, ga ik
ervan uit dat het in principe veilig is. Dat is iets anders dan dat het
vliegtuig eventueel meer gebreken zou kunnen vertonen dan aanvankelijk
is verwacht. Ook in de beantwoording van de schriftelijke vragen heeft
de staatssecretaris heel nadrukkelijk aangegeven dat een aantal van die
gebreken geconstateerd zijn en worden onderzocht. Daar wordt aan
gewerkt. Ik heb pas drie zinnen uitgesproken, maar ik vraag me af of
alle rapportages die over de JSF zijn gegeven, aanleiding zijn om te
zeggen: dit bevalt mij zo vreselijk goed, ik ga er nog negen bestellen.
Wij komen zo dadelijk met een voorstel om dat miljard anders te
besteden. Dat kunt u zich wel voorstellen.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Voorzitter. 1 miljard is een groot bedrag dat in onze beleving feitelijk
nauwelijks iets verandert aan de inzetbaarheid van deze straaljagers.
Het is voor ons een voorbeeld van hoe Defensie ondoordacht grote
bedragen investeert zonder dat daar de grondslag van een doorwrochte
visie op defensie onder ligt. Onduidelijk is wat strategische prioriteit
moet hebben en waarom.
Voorzitter. Wat GroenLinks betreft steken we nu niet 1 miljard extra in
straaljagers, maar beginnen we bij het begin: het Defensiepersoneel en
de verbetering van de arbeidsvoorwaarden. Met de nieuwe cao is een
eerste stap gezet, maar de grote opgave van de herziening van het
loongebouw komt er nog aan. Als je echt het personeel op ƩƩn zet, dan
moeten de lonen bij Defensie marktconform worden. De herziening van het
loongebouw zal overbruggingskosten met zich mee brengen. Deze
overbruggingskosten kunnen we prima betalen met een deel van het
incidentele geld dat het kabinet nu reserveert voor extra
straaljagers.
Sterker nog, we houden dan nog honderden miljoenen over en die wil
GroenLinks gebruiken voor een andere grote opgave, namelijk het versneld
wegwerken van de achterstanden in het onderhoud binnen de
vastgoedportefeuille en in het leefbaar, veilig en duurzaam maken van de
legeringen. Wat GroenLinks betreft maken we eerst een inventarisatie van
het vastgoed om te bezien welke van die 11.000 panden per se
noodzakelijk zijn en welke afgestoten zouden kunnen worden. Met dit
incidentele geld zijn allerlei verstandige opties mogelijk, bijvoorbeeld
het creƫren van een oplossing voor de voorgenomen verhuizing van de
marinierskazerne. Met incidenteel geld kunnen we immers zowel een
multipurpose kazerne in Vlissingen bouwen als een goede locatie regelen
voor het Korps Mariniers in het midden van het land. In de tweede
termijn kom ik met een motie op dit punt, maar ik zou graag alvast van
de staatssecretaris horen of zij niet ook inziet dat er momenteel wel
betere prioriteiten te verzinnen zijn dan de aanschaf van extra
F-35's.
Voorzitter. Het belang van het gebruik van veilige munitie kan niet
genoeg worden benadrukt. Ik vond het bijzonder pijnlijk voor de
nabestaanden om te moeten lezen dan de 60 mm-HE-granaten ā het type
waaraan twee van onze mensen in Mali zijn overleden ā op basis van nader
onderzoek nog meer gebreken hadden dan de OVV al had geconstateerd.
Vorig jaar steunde de volledige Kamer mijn motie om de veiligheid van
munitie beter te controleren door middel van typeclassificatie. Het
belang hiervan wordt door de nieuwe onthullingen over deze granaten nog
maar eens bevestigd. Kan de staatssecretaris aangeven of deze motie
inmiddels wordt uitgevoerd en dat het staand beleid is dat
typeclassificatie zo spoedig mogelijk plaatsvindt en dat, indien dit om
operationele redenen nog niet kan, veiligheidschecks die wƩl
plaatsvinden, ook formeel worden vastgelegd?
Een goede testcase lijkt het gebruik van de SM2-raket op schepen te
zijn. In de zomer van 2018 verbrandde zo'n raket bij de lancering,
terwijl deze zich nog grotendeels in de lanceerinstallatie bevond. Het
onderzoeksrapport naar dit incident is naar verwachting pas eind dit
jaar gereed. Kan de staatssecretaris me uitleggen waarom na genoemd
incident het oefenen met een SM2 niet kan wachten tot onderzoek en
typeclassificatie gereed zijn? Waarom nu alvast extra van deze raketten
kopen, ondanks dat we de uitkomsten van het rapport nog niet kennen?
GroenLinks wil dat de staatssecretaris pas een bestelling plaatst nadat
het onderzoek is afgerond en daaruit geen contra-indicaties voor de
verwerving blijken. Is de staatssecretaris daartoe bereid?
Voorzitter. Dan nog heel kort iets over de burnpits. Het is eigenlijk
een vraag direct aan de minister. Kan zij de Kamer uitleggen hoe het kan
dat de Kamer voor de zomer te horen kreeg dat het RIVM hiernaar
onderzoek zou gaan doen, terwijl ons achteraf pas bleek dat het RIVM
toen allang aan het ministerie had aangegeven dat men dit een
werkgeverszaak vond en van het onderzoek afzag. Graag een reactie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Bosman van de VVD.
De heer Bosman (VVD):
Voorzitter, dank. Vijf jaar geleden sprak ik voor het eerst over de Slag
om de Schelde bij het wetgevingsoverleg dat toen werd gehouden. Het is
een vergeten slag in de historie van Nederland. Toen was het nog een
kleine herdenking, maar wel een heel intense. Heel veel mensen kenden de
impact van de Slag om de Schelde niet. Ik deed dat ook niet, zal ik heel
eerlijk bekennen. Om maar eens een voorbeeld te noemen: ik woon in
Middelburg en ik woon in een waterhuis. Heel veel mensen denken dan
gelijk aan de watersnoodramp van 1953, maar mijn huis stond onder water
vanwege de bombardementen op de dijken in 1944. Het heeft anderhalf jaar
onder water gestaan.
Bij de Slag om Schelde in 1944 was het veroveren van een belangrijke
havenstad de topprioriteit met het oog op de lange aanvoerlijnen en met
de winter in het vooruitzicht. Het Britse Tweede Leger had de stad
Antwerpen met zijn havens intact in handen kunnen krijgen. De haven van
Antwerpen, de tweede haven van Europa, met 45 kilometer aan dokken en
kades, zou een ideale aanvoerhaven zijn voor de geallieerde
bevoorrading. Omdat de belangrijkste aanvoerlijnen nog steeds
terugliepen naar Normandiƫ, werd het openen van een route naar de
Antwerpse haven iedere dag belangrijker. De Duitsers beheersten echter
nog steeds de oevers van de Westerschelde, de zeearm waarmee Antwerpen
vanuit de Noordzee bereikbaar is. Het zou nodig zijn om beide zijden van
de toegangsweg in handen te krijgen. Het zou een van de zwaarste
operaties worden uit de Tweede Wereldoorlog. Aan het eind van het vijf
weken durende offensief had het winnende Canadese Eerste Leger 41.000
krijgsgevangenen gemaakt. Van dat Eerste Leger waren er echter wel
12.873 mensen gedood, gewond of vermist. De geallieerde opperbevelhebber
generaal Dwight D. Eisenhower zei: het einde van het nazidom kwam
duidelijk in zicht toen het eerste schip ongehinderd de Schelde
opvoer.
De recente herdenking van 75 jaar Slag om de Schelde, die onderdeel was
van het begin van de herdenking 75 jaar vrijheid was daarentegen groots.
In Terneuzen waren de koningen en koninginnen van Nederland en Belgiƫ
aanwezig, naast alle ambassadeurs van de betrokken landen. Er waren
vooral heel veel veteranen, zelfs nog veteranen van de Slag om de
Schelde. Het was goed om te zien dat deze dappere mannen en vrouwen de
eer kregen die ze verdienden. Er komt nu ook een film over de Slag om de
Schelde. Dat is een goed begin. Onze collega Tobias van Gent heeft een
heel mooi boek geschreven: de Slag om de Schelde. Het is een schitterend
en uitgebreid boek. Laten we hopen dat deze slag nooit meer als vergeten
slag zal worden benoemd, want wat deze mannen en vrouwen hebben gedaan,
moeten we blijven herdenken.
Ook de militair van vandaag wil ik niet vergeten. We zijn op
troepenbezoek geweest in Afghanistan bij de Train Advise Assist Command
North-eenheid en op het hoofdkwartier van Resolute Support in Kabul. We
hebben een goed beeld gekregen van hun werk en de mogelijkheden, maar
ook de onmogelijkheden waar ze mee te maken hebben. Het was ook
bijzonder om weer terug te zijn op mijn oude werkplek van dertien jaar
geleden. De mannen en vrouwen doen daar indrukwekkend werk. Ik wil hen
daarvoor bedanken. Ook de mannen en vrouwen van de krijgsmacht die
overal in de wereld actief zijn wil ik bedanken, of het nou Hurricane
Relief is op de Bahama's of onze enhanced Forward Presence in Litouwen,
om er maar een paar te noemen.
Het gaat om de mannen en de vrouwen van de krijgsmacht. Ik ben blij dat
het afgesloten arbeidsvoorwaardenakkoord perspectief biedt. Het biedt
ook perspectief voor de toekomst. Het geeft rust in de organisatie en
zorgt dat de focus komt te liggen op wat belangrijk is: de man of vrouw
in de organisatie die als militair waar ook ter wereld kan worden
uitgezonden. Defensie is wel bezig met de adaptieve krijgsmacht, een
andere manier van werken en een andere manier van contracten. Dat is
terecht, want het huidig flexibel personeelssysteem is allesbehalve
flexibel. Het is al vaker gezegd. Door het ophogen van de
pensioenleeftijd groeit het cohort ouderen sterk. Dat belemmert de
doorstroming van jongeren enorm. Dat laatste is vaak een oorzaak van een
van de uitstroomeffecten uit de organisatie. Er is te weinig
toekomstperspectief voor de jongeren. Het flexibel personeelssysteem
moet echt flexibel worden. Mensen moeten makkelijker uitstromen naar
banen buiten Defensie, maar ook weer makkelijk en eventueel tijdelijk
terug kunnen stromen in de krijgsmacht. Instroom moet eenvoudiger op
verschillende momenten mogelijk zijn, ook voor mensen boven de 28. Ik
heb weleens gezegd dat ik als 55-jarige misschien terug zou willen komen
als instructeur vliegen. Ik noem maar wat.
Ook vinden we het aanbieden van tijdelijke contracten een prima middel.
Ik ben zelf nog een oud-KVV'er, een kort verband vrijwilliger. Hoe ziet
de staatssecretaris dit?
Dank voor de uitgebreide stand van zaken ten aanzien van de reservisten.
Voor de VVD is de reservist een belangrijke schakel in die adaptieve
krijgsmacht. Het is goed te lezen dat er stappen worden gezet om te
komen tot een nieuw personeelssysteem. Ik zie proeftuinen en pilots.
Zijn bonden en medezeggenschap aangehaakt bij deze nieuwe werkvormen en
hoe zien zij die ontwikkeling?
De personele vulling is en blijft een punt van zorg en niet alleen bij
Defensie. Ook bij justitie, politie en brandweer zijn grote tekorten. Is
het een idee om jongeren een contract te geven waarbij ze met een
roulerend systeem bij verschillende onderdelen in het veiligheidsdomein
werken, bijvoorbeeld bij ieder onderdeel een jaar, of het nou brandweer,
politie of Defensie is. Als dit aansluitend is op middelbare scholen,
mbo of hbo, is het een kans om deze banen in een breed perspectief neer
te zetten. Onbekend maakt soms onbemind. Het zou mooi zijn als deze
jongelui in contact komen met deze banen. Hoe ziet de staatssecretaris
zoiets?
Ik heb ook al vaker gezegd dat het daarom van belang is dat opleidingen
binnen de krijgsmacht civiel gecertificeerd moeten zijn. Dat gaat goed,
maar het zou het beste zijn als het een-op-een aansluit. Op die manier
is er een wisselwerking tussen onderwijs en Defensie. Als we dat
koppelen aan het bedrijfsleven zijn er kansen te over. Een
win-winsituatie, zou ik zeggen.
Dank aan de minister voor het toezenden van het onderzoek naar de
verhouding van intern Defensieonderzoek en strafrechtelijk onderzoek.
Het is goed dat de discussie start over de wettelijke borging van de
rechten van de militair bij ongevallenonderzoeken. Het zal de minister
niet verbazen dat ik het met de uitkomst niet eens ben. Ten aanzien van
het onderzoek ben ik teleurgesteld dat het gaat om een questionnaire die
ook nog eens gericht is aan de juridische afdelingen. Waarom is het niet
gericht aan de veiligheidsorganisaties? En hoe gaat het met een
WOB-verzoek ten aanzien van ongevallenrapporten en -onderzoeken? Hoe
zijn die wettelijk afgeschermd? Ik ga me er nog verder in verdiepen en
laat de minister zeker nog weten hoe ik daar verder op in zal
gaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Een interruptie van mevrouw Karabulut.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ja, ik heb een vraag over het belang van het personeel en het grote
personeelsprobleem bij Defensie. Ik hoor de VVD allerlei lapmiddelen
noemen: tijdelijke contracten, meer militaire voorlichting op scholen.
Maar feit is wel dat er ook de komende jaren, blijkt uit de stukken, een
enorm tekort is. Mijn vraag aan de heer Bosman zou zijn: deelt u de
mening dat een doelstelling van 90% vulling, die al niet eens gehaald
wordt, op dit moment betekent dat er structurele permanente druk is op
het militaire personeel en dat er voor een oplossing van het probleem
hier absolute prioriteit aan gegeven zou moeten worden?
De heer Bosman (VVD):
Het zal u niet verbazen: mevrouw Karabulut en ik zijn het eens.
Natuurlijk moet er prioriteit aan gegeven worden, maar het betekent wel
dat je buiten Defensie moet bekijken wat daar de problematiek is. We
komen mensen tekort in de zorg, bij de brandweer, bij de politie, in het
onderwijs. Het is een breed probleem. Ik zeg ook niet zomaar dat we
jongeren op verschillende plekken in aanraking moeten laten komen met
zowel de politie als met de brandweer als met Justitie als met Defensie.
We moeten jongeren op al die verschillende plekken een kans bieden om te
kijken of ze waar dan ook een plek kunnen vinden. Het zal ook betekenen
dat je met andere contracten moet gaan werken waar mensen op hun 35ste
uitstromen en dan misschien weer terugkomen. Het is wel een essentieel
onderdeel van een nieuwe krijgsmacht. Het is dus geen lapmiddel. Het is
een fundamenteel andere kijk op de krijgsmacht van de toekomst, de
adaptieve krijgsmacht. Daar ben ik een groot voorstander van.
Reservisten en andere contracten zijn daarbij een essentieel onderdeel
van de krijgsmacht.
Mevrouw Karabulut (SP):
Een lang antwoord ā dank daarvoor ā waarin de heer Bosman eigenlijk
nogmaals bevestigt hoezeer hij het met mij eens is, namelijk dat het
permanente, structurele personeelstekort dat voortdurend drukt op de
zittende mensen iets is wat de komende jaren zal blijven. Mijn
vervolgvraag aan de heer Bosman zou zijn: deelt hij de mening dat het
streven niet 90% personele militaire vulling zou moeten zijn, maar 100%?
Zelfs dat is te laag, zou ik zeggen. En deelt hij de mening dat we hier
absolute prioriteit aan moeten geven en dat we bijvoorbeeld het
aanschaffen van nog meer, met name grote, materiele goederen, tijdelijk
on hold zetten? Anders zullen de bestaande problemen blijven en moet de
VVD noodgrepen doen voor een vreemdelingenlegioen of anderszins. Dan zal
die nieuwe organisatie en die werkende organisatie er niet komen. Dat
betekent dus structurele uitputting van de zittende mensen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wil wel even het verzoek doen dat zowel de interrupties
als de antwoorden beknopt moeten zijn. Iedereen kan naar elkaar wijzen,
maar ik denk dat we vooral naar onszelf moeten kijken en het kort moeten
houden.
De heer Bosman (VVD):
Maar er worden wel een heleboel dingen in de schoenen van de VVD
geschoven die ik toch even moet weerleggen. De VVD heeft nooit gepleit
voor een vreemdelingenleger. Sterker nog, wij zijn van mening dat we
Nederlanders in de krijgsmacht moeten hebben. Het is gewoon de
Nederlandse krijgsdienst. Er is een wettelijke verankering. Het zijn
Nederlanders in Nederlandse dienst. Waar dat verhaal vandaan komt, snap
ik niet. Mevrouw Karabulut zegt nu dat er een onderzoek is verricht,
maar dat is niet door mij gedaan. Ik heb dat nooit gezegd. De VVD zegt:
een Nederlands paspoort, dat is wettelijk verankerd. Dat de VVD dat
vindt, klopt dus niet. Dat de minister dat onderzoekt, is aan de
minister. Het gaat om het volgende. Misschien leg ik dan het verhaal van
de staatssecretaris uit. Die 90% is harde vulling. Die 10% wordt
gebruikt als flexibele vulling. Het is de essentie van die flexibele
schil, die zo heel hard nodig is, om op een andere manier die
krijgsmacht te vullen. Ik ben ontzettend blij dat mevrouw Karabulut zegt
dat er meer geld naar Defensie moet, want we moeten juist die mensen ook
meer salaris geven. Met dat laatste ben ik het ook eens. Dat zijn nieuwe
stappen in een cao-onderhandeling die ook nog gaat komen. Dus meer geld
voor Defensie: ik ben blij dat de SP dat steunt. Want die mensen
verdienen een goed salaris, ze doen goed werk, maar ze moeten op een
andere manier in de organisatie terechtkomen en in- en uitstromen. Daar
is die 10% voor. Dat geld moeten we goed besteden, en daar waar we
mogelijkheden zien om allerlei andere zaken te organiseren die dus extra
geld kosten, zullen we er geld voor moeten vinden.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bosman; gaat u verder met uw verhaal. U was nog niet
aan het einde van uw verhaal, toch?
De heer Bosman (VVD):
Nee, zeker niet.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een interruptie van mevrouw Belhaj van
D66.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ja, meneer Bosman heeft geluk vandaag. Ik vond het eigenlijk wel een
interessant idee om jonge mensen kennis te laten maken met de
krijgsmacht, en wellicht inderdaad in een pool van verschillende
veiligheidsgerelateerde functies. Dus mijn steun heeft u hierin; dat is
positief, maar dan komt er natuurlijk meteen iets achteraan. En dat is
of u dan ook vindt dat we dan, als we zoiets gaan doen ā en misschien
kijken met een groep hoe dat dan uitpakt ā ook meteen goed zouden moeten
vragen waarom mensen niet voor Defensie zouden kiezen. Dat klinkt heel
onaardig, maar dat levert dan inderdaad relevante informatie op,
waardoor we wellicht iets moeten overwegen. Misschien is er specifiek
iets waardoor mensen niet bij Defensie zouden willen werken; ik kan het
me niet voorstellen, maar dat is dan iets wat erbij hoort. Want je gaat
óf door met het project, óf je besluit om de lessen die er geleerd zijn,
meteen mee te nemen in je huidige werving- en selectiebeleid. Wat vindt
de heer Bosman daarvan?
De heer Bosman (VVD):
Ja, maar het is een continu leerproces, denk ik. Ik ben een positief
mens, ingesteld op de kansen die we kunnen bieden aan jongelui op
verschillende manieren. Daarbij delen we volgens mij met z'n allen de
zorg over plekken die opgevuld moeten worden in de samenleving, waarbij
je jongeren op een eenvoudige manier een keuzemoment kunt geven, dat nog
niet vastligt. En daar wil ik me eerst op richten, voordat ik de
negatieve kant ga belichten.
Mevrouw Belhaj (D66):
Het gaat niet over iets negatiefs; het gaat over kennis kunnen opdoen.
Als je zo'n project start, heb je misschien mazzel en besluiten er 20 of
30 om inderdaad in de krijgsmacht te gaan werken, maar wellicht die
overige 70, als je er 100 hebt, niet. Het is zonde als je die dan laat
lopen, terwijl zij waardevolle informatie kunnen geven over waarom ze
uiteindelijk óf niet door de definitieve selectie heenkomen, of
besluiten: ik wil niet bij de krijgsmacht werken. Want de nieuwe
generatie heeft een andere manier van kijken naar de krijgsmacht, een
andere manier van kijken naar hoe ze willen werken, een andere manier
waarop ze werk- en privƩleven willen inrichten. Dus u zou toch moeten
willen dat je die kennis dan meeneemt, of wilt u alleen mooie sier maken
met een projectje om jongeren hiermee kennis te laten maken?
De heer Bosman (VVD):
Nee, en het ƩƩn sluit het ander niet uit, denk ik. Maar de focus moet
zijn: hoe brengen we mensen "in aanraking met"? Dat is de essentie.
Natuurlijk is daar bijvangst bij ten aanzien van waarom mensen dat niet
zouden willen, of kiezen voor een ander vak. Dus het ƩƩn sluit het ander
niet uit, laat ik het zo zeggen.
De voorzitter:
Dank u wel; gaat u verder met uw verhaal.
De heer Bosman (VVD):
Ten aanzien van het materieel ben ik blij dat we nu weer stevige
investeringen in defensiematerieel zien. De VVD houdt vast aan de
Defensie Industrie Strategie. Dat is een prima uitgangspunt voor
verwerving van materieel. Wat we in Nederland zelf kunnen bouwen, laten
we dat vooral doen. Wat de VVD betreft mogen we hier wel meer vaart
maken. De besluitvorming neemt veel tijd in beslag. Dat komt deels ook
door het Defensie Materieel Proces, dat we zelf hebben ingericht, maar
ook omdat we zaken wel heel erg in de markt aan het zetten zijn. Ik kan
me de aanbestedingsdiscussie niet voor de geest halen in bijvoorbeeld
het Franse parlement. En die besteden ook netjes aan, neem ik aan. Een
voorbeeld uit de praktijk is dat militairen antidronemiddelen nodig
hadden. De Nederlandse militairen waren samen met hun Franse collega's
op een operationele missie. De Franse collega's hadden de middelen
binnen een week, de Nederlanders na zes maanden. En dat in een
operationele situatie die vroeg om meer beveiliging. Dat verschil kan
toch niet bestaan, vraag ik de staatssecretaris. Ik ben er dus een groot
voorstander van om het voorbeeld van de Fransen te volgen. Of is de
staatssecretaris van mening dat de manier van aanbesteden van
militairmaterieelprojecten door de Franse overheid niet past bij de
Nederlandse manier van aanbesteden? Graag een toelichting van de
staatssecretaris.
Voorzitter. Er zijn ook zorgen over het Europees Defensiefonds. Hoe gaat
de toewijzing aan Nederlandse bedrijven in een Europees
Defensiefondsproject als ze geen onderdeel zijn van bijvoorbeeld de
PESCO, de permanente samenwerkingsovereenkomst? En welk risico lopen
Nederlandse bedrijven op uitsluiting van partnershipmogelijkheden met
buitenlandse bedrijven als gevolg van ons strenge militaire
exportbeleid? Over export gesproken, ik heb nog een aangehouden motie
ten aanzien van de uitsluiting van de defensie-industrie door minister
Kaag. Het kabinet had toegezegd vóór Prinsjesdag met een uitwerking te
komen. Tot op heden heb ik helaas nog geen bericht ontvangen. Wanneer
stoppen we met het discrimineren van de Nederlandse defensie-industrie
in het licht van het Europese level playing field? Graag een
toelichting.
Het is goed om te lezen dat het kabinet negen extra F-35's heeft
aangeschaft, helemaal nu er is te lezen dat de prijs van de F-35 aan het
dalen is. Dat opent perspectieven, zeker nu morgen de eerste F-35
permanent in Nederland gaat komen. Het is een stap in het vernieuwen van
het luchtwapen en een stap in de richting van een
fifth-generationluchtmacht. Ik hoop morgen bij dat historische moment te
zijn.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Karabulut van de SP.
Mevrouw Karabulut (SP):
De krijgsmacht wordt in het nieuw gestoken. De permanente oorlogsvoering
moet van dit kabinet doorgaan. Maar het blijft een groot probleem om
genoeg militairen te werven om de machines en de andere systemen te
bedienen. Zijn al die bewapeningsplannen wel uitvoerbaar? Er zijn te
weinig mensen die zich aanmelden. Het verbetert niet. De cao die er is,
om slechts ƩƩn instrument te noemen, is kennelijk veel te mager om
burgers zover te krijgen dat zij willen intekenen voor de krijgsmacht om
permanent oorlog te voeren in het hoogste geweldspectrum. De mensen die
al geworven zijn, haken af door een combinatie van slechte
arbeidsomstandigheden, te veel oorlogsinzet en te veel slecht nieuws
over Defensie. In paniek wordt door Defensie zelfs gelonkt naar een
vreemdelingenlegioen. Het aantal 18-jarigen zal blijvend afnemen. Zij
vormen de eerste kans voor de krijgsmacht om personeel te werven. De
spoeling wordt dunner, de druk wordt hoger om mensen te werven en de
druk op het Defensiepersoneel is groot. Miljardenprojecten voor grote
wapensystemen, zoals in het materieeloverzicht, zijn dan ook ongepast
onder deze condities. Ik stel de minister en de staatssecretaris voor om
meer uitstel of afstel te plannen voor de materieelplannen en om een nog
veel betere cao aan de bonden voor te leggen. Geld en goede sociale
arbeidsvoorzieningen zijn het minimum voor een aantrekkelijke werving.
Graag een reactie.
De SP-fractie wil 100% vulling voorwaardelijk maken voor verdere
bewapeningsplannen. Zet het personeel op ƩƩn. Het is ook pijnlijk om te
zien dat er voor Defensiemensen die ziek zijn geworden door werken met
burnpits of het giftige chroom-6, geen fatsoenlijke regelingen zijn
getroffen. Waarom gaan er wel miljarden naar grote wapensystemen voor
vuile oorlogen, maar gaat er niet meer naar mensen die ziek zijn
geworden door het werk bij Defensie? Mede naar aanleiding van ons bezoek
aan de mannen en vrouwen die door een besluit van de meerderheid van de
Tweede Kamer zijn uitgezonden naar Afghanistan als onderdeel van de
forever permanente oorlog aldaar, vragen wij ons af of het klopt dat de
mensen daar geen onbeperkte toegang hebben tot wifi. Is dat gemaximeerd
op ā¬100 per maand? Waarom is dat? Graag een reactie. En klopt het dat de
mensen van de KMar, die de politie trainen, voor exact hetzelfde werk in
Afghanistan fors minder betaald krijgen dan hun collega's van de
nationale politie, die daar ook trainen? Zij doen exact hetzelfde werk.
Klopt dat en hoe kan dat?
Voorzitter. Dan over de veteranen en met name de mensen die PTSS hebben
opgelopen. De SP-fractie wil dat er meer geld wordt besteed aan en meer
verantwoordelijkheid wordt genomen voor veteranen, zeker voor hen die
totaal vervreemd raken van Defensie en de hele maatschappij. De minister
zegt kennelijk dat er geen antwoord is voor zorgmijders. Op de
thuisbasis in Eefde wordt een aantal van de mensen die nergens
terechtkunnen, opgevangen. Zij reikt hun niet de hand. Ik wil haar
verzoeken om dat wel te doen en om hier meer middelen en prioriteit aan
te geven.
Dat brengt mij op de grote plannen voor verdergaande militarisering. De
regering heeft besloten negen extra F-35's aan te schaffen. Waarom nog
negen toestellen aanschaffen die 1 miljard en heel veel meer geld
kosten? De F-35 is peperduur, de verborgen kosten lopen op en de fameuze
stealthkwaliteiten worden inmiddels betwist. Kan de minister op die
risico's ingaan?
Voorzitter. Collega Bosman sprak er trots over: het grootste project dat
voor ons ligt, is de aanschaf van de moderne onderzeeboten. In de
afgelopen jaren is de discussie niet gegaan over de noodzaak van die
onderzeeƫrs. Er heeft zich een lobby georganiseerd voor een nationale
industriepolitiek. Werkgevers van Nederland en de bonden hebben zich
geschaard achter een bedrijf dat geen ervaring heeft met de ingewikkelde
bouw van onderzeeboten en ook nog justitie aan zijn broek heeft in een
onderzoek naar onoorbare zaken. Oud-minister Van Eekelen stelde in een
opinieartikel dat de kosten enorm zullen oplopen en dat er minstens tien
onderzeeboten zouden moeten worden gebouwd, maar wel bij meerdere
Europese werven. Ik zie aan alle kanten gekonkel en gelobby. Mijn partij
ziet liever al die miljarden geĆÆnvesteerd worden in onderwijzers. Geen
onderzeeƫrs, maar onderwijzers. Het kan echt. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Slootweg van het CDA.
De heer Slootweg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. We spreken vandaag over personeel en materieel
bij Defensie. Onze mannen en vrouwen in uniform, maar ook het
burgerpersoneel, zijn het goud van de Defensieorganisatie. Ze verdienen
erkenning en waardering voor het belangrijke werk dat ze verrichten ā
dag en nacht, zeven dagen per week, 365 dagen per jaar ā om ons land en
de wereld veiliger en beter te maken. Zij beschermen wat ons dierbaar
is. Ze doen dat met groot plichtsbesef, loyaal, professioneel, toegewijd
en gemotiveerd.
Maar het CDA begrijpt heel goed dat ze die erkenning en waardering lang
niet gevoeld hebben. Het vredesdividend voor de samenleving resulteerde
in bezuinigingen, reorganisatie en een jarenlange nullijn voor het
Defensiepersoneel. Het is nu het moment om dat vertrouwen te herstellen.
De Defensienota van het kabinet gaf nadrukkelijk aandacht aan het
personeel en de organisatie. Gelukkig kwam er deze zomer eindelijk een
arbeidsvoorwaardenakkoord. Het CDA is hier erg blij mee, want daarmee is
een noodzakelijke maar nog niet voldoende randvoorwaarde gerealiseerd om
mensen te werven, te binden, te boeien en te behouden.
Politiek en in de media was en is er terecht veel aandacht voor het
lerarentekort met 4.000 vacatures. Helaas is er nauwelijks aandacht voor
het veel grotere personeelstekort bij Defensie. Er zijn maar liefst
8.273 vacatures. Een op de vijf militaire functies is niet bezet.
Gevolg: toenemende werkdruk. Maar wonder boven wonder blijft het
ziekteverzuim onder militairen laag, veel lager dan in het bedrijfsleven
of bij andere overheden. Had ik het al gehad over loyaliteit en
toewijding?
De staatssecretaris verwacht slechts een heel lichte stijging van de
militaire vulling van 80,3% naar 80,5% en 81%, nog steeds ruim onder de
norm van 90%. De staatssecretaris kan helaas geen tijdsindicatie geven
van wanneer de 90% wordt behaald. Vertrekkend commandant
luitenant-generaal Beulen sprak de verwachting uit dat het zeker nog zes
tot zeven jaar zal duren voordat het personeelstekort bij Defensie
grotendeels is weggewerkt. Hier ligt een zeer grote uitdaging. Het is
cruciaal dat er voldoende nieuwe mensen blijven binnenstromen. Dat is
een fikse uitdaging in een economische hoogconjunctuur en met andere
veiligheidssectoren, zoals politie, die ook te maken hebben met
vergrijzing en ontgroening. Samenwerking is hier het credo.
Het CDA juicht het toe dat de werving meer regionaal belegd wordt. De
grootste opgave is meer mensen te laten kiezen voor een loopbaan bij
Defensie, maar het is ook een enorme opgave om personeel te behouden.
Uit de personeelsrapportage blijkt dat het gebrek aan
doorstromingsmogelijkheden en aan loopbaanperspectief de belangrijkste
reden is. Het is daarom mooi dat de doorstroming naar de bovenbouw nu
meer op gang komt. Het zat potdicht. Het CDA is blij dat Defensie in
overleg met de bonden zo snel mogelijk afscheid wil nemen van het
flexibel personeelssysteem. Het is goed dat gewerkt wordt aan een nieuw
en toekomstbestending personeelsmodel. Geef de commandant meer
bevoegdheden op het gebied van personeel. Daarbij hebben wij de vraag:
hoe staat het met de uitvoering van de motie-Bruins Slot op dit
punt?
De tweede meestgenoemde reden waarom mensen aangeven Defensie te
verlaten, is de wijze waarop de organisatie wordt bestuurd. Kan de
staatssecretaris aangeven of het personeel in de loop van de tijd meer
tevreden is over de wijze waarop de organisatie wordt bestuurd? Zo nee,
welke maatregelen worden er genomen om dat te bereiken? Dat hier nog
veel te verbeteren valt, horen we terug in de verhalen van onze leden
die werkzaam zijn bij Defensie. Een klein overzicht: blijvende onvrede
over de bureaucratie, centralisatie die te ver is doorgeschoten, een
gevoel van fysieke en sociale onveiligheid, onvoldoende voorraden, maar
ook zoiets als slechtwerkend wifi. Het lijkt bijna een zwartboek. Is de
staatssecretaris bereid om, in overleg met het personeel, een top tien
van dissatisfiers op te stellen? Natuurlijk moet er niet alleen een top
tien komen, maar moeten er ook maatregelen komen om deze om te zetten in
satisfiers. Het werken met lijstjes kan echt behulpzaam zijn. Zo vroeg
het CDA vorig jaar aan de staatssecretaris om een top tien van vieze
keukens op te stellen. Resultaat: de Johan Willem Frisokazerne in Assen
werd nummer ƩƩn en is ondertussen gesloten. De dissatisfier is weg, maar
wat is het perspectief? De staatssecretaris beloofde deze zomer nog een
noodkeuken, maar zoals we konden lezen, is er na een nadere inspectie in
de zomer van 2019 gebleken dat het huidige gebouw niet voldoet aan het
Bouwbesluit. Dit betekent dat de interim-keuken niet in dit gebouw kan
komen. Waarom is dit pas in de zomer, bij een nadere inspectie, aan het
licht gekomen, terwijl de noodkeuken er al had moeten staan?
Sommigen suggereren dat je meer personeel ook kunt bereiken door de
krijgsmacht open te stellen voor vreemdelingen. Dit wordt nu onderzocht.
Het CDA is klip-en-klaar hierover: wij zien hier niets in. Het is onze
krijgsmacht en die maakt onlosmakelijk onderdeel uit van onze
samenleving. Wanneer de krijgsmacht niet meer voorkomt uit en integraal
onderdeel uitmaakt van de samenleving, moet de kernvraag zijn of je nog
wel bereid bent om te staan voor je waarden.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik herken mij zeer in het verhaal van het CDA over de personele
tekorten. De vraag is wel op welke wijze het CDA denkt dit te kunnen
oplossen. Prima dat u ook niets ziet in een vreemdelingenlegioen. U
constateert tekorten, ook de tekorten in het onderwijs. Vindt het CDA
bijvoorbeeld dat er prioriteit gegeven zou moeten worden aan 100%
vulling en dat daarvoor alles mag wijken?
De heer Slootweg (CDA):
Ik denk dat zo'n vraag "moet alles daarvoor wijken?" nooit nuttig is,
omdat de onderliggende vraag dan is: moet je dan stoppen met investeren
in materieel? Ik denk dat voor veel personeel juist het omgaan met
materieel heel belangrijk is. Een aantal punten die aangegeven worden
waarom mensen weggaan, zijn doorstroommogelijkheden en hoe de
organisatie bestuurd wordt. Daar moeten we in eerste instantie echt een
aanvalsplan voor instellen. Dat lijkt mij belangrijker.
Mevrouw Karabulut (SP):
We zouden ook kunnen zeggen dat het zeker onderdeel is, maar dat het
slechts "een" onderdeel is van dit vreselijk grote probleem. Punt is dat
je in de vicieuze cirkel doorgaat, wanneer je de ruimte niet schept om
de druk weg te nemen en de organisatie op orde te brengen. Dat is een
onderdeel. Zou de CDA-fractie er voorstander van zijn dat we het extra
geld, dat miljard, en nog veel meer dat voor de NAVO is vrijgemaakt om
de negen extra JSF's aan te schaffen, gaan besteden aan het personeel en
dat daaraan prioriteit wordt gegeven? We kunnen zeggen: "We gaan een
aantal van die grote projecten die per definitie al vertraging oplopen
on hold zetten om ervoor te zorgen dat we de personele tekorten gaan
oplossen. Dat is waar we ons de komende jaren op gaan concentreren. We
laten ons niet meer opjagen door permanente oorlogen. We laten ons niet
opjagen door grote wapensystemen en industrieƫn die ons dat willen
verkopen. We gaan echt het personeel op ƩƩn zetten."
De heer Slootweg (CDA):
Dit wordt weer een soort schets van een of-of. Ik denk dat het heel
belangrijk is om op dit punt een en-enbeleid te voeren. Dat zie ik ook
gewoon in de Defensienota. Nogmaals ā ik herhaal mezelf ā een van de
redenen waarom jonge mensen het geweldig vinden om voor Defensie te
kiezen, is juist omdat ze een uitdaging vinden in de nieuwe
F-35's.
De voorzitter:
Dank u wel. Was u al klaar met uw betoog? Nee, volgens mij nog
niet.
De heer Slootweg (CDA):
Nee, ik wilde overgaan tot het punt materieel.
Ik wil daarbij een zestal punten behandelen: het vastgoed, de
operationele energiestrategie, de IT, de F-35's, de onderzeeboten en ten
slotte research and technology.
Allereerst het vastgoed. Het CDA heeft al jaren gewaarschuwd dat je een
hoge rekening krijgt als je onderhoud verwaarloost. Daarbij heb ik een
aantal vragen. Klopt het dat in het Strategisch Vastgoedplan staat dat
er op de lange termijn nog een dekking gevonden moet worden voor het
onderhoud? Klopt het ook dat er 700 miljoen vrijgemaakt is vanuit de
investeringen voor het materieel om het eerste deel van het Strategisch
Vastgoedplan te financieren? Klopt het voorts dat als gevolg hiervan
vervangingen van de LC-fregatten en de pantserhouwitser met
respectievelijk vijf en ƩƩn jaar zijn uitgesteld? Zoals wij het lezen,
is dit pas het eerste deel van de benodigde financiering van het
Strategisch Vastgoedplan. Klopt het dat voor de rest nog geen
financiering is gevonden?
Dan de onderuitputting. We zijn blij dat geld wat bedoeld is voor
Defensie, maar niet direct kan worden uitgegeven, behouden blijft voor
Defensie, voorbij deze kabinetsperiode zelfs. Zo wordt er in 2018 en
2019 maar liefst 1,5 miljard euro doorgeschoven naar latere jaren. Toch
vragen we ons af of we alle kosten al in beeld hebben. Laat ik een
voorbeeld noemen. Wij hebben de vraag gesteld of er geld is voor de
uitvoering van de Operationele Energiestrategie. Het antwoord: de omvang
van de kosten van de energiedoelstellingen worden momenteel door
Defensie in beeld gebracht. Dit stelt ons niet direct gerust. Kan mijn
fractie hierover wel gerustgesteld worden? Wij willen niet dat volgende
bewindslieden ineens investeringen of onderhoud moeten uitstellen om
gaten te dichten.
De voorzitter:
Meneer Slootweg, u heeft van uw acht minuten er bijna zevenenhalf
gebruikt. U moet ook nog uw tweede termijn doen, dus misschien kunt u
beknopt nog uw laatste punten maken.
De heer Slootweg (CDA):
Dan kies ik voor de F-35.
Mevrouw Belhaj (D66):
Als lid van de D66-fractie en initiatiefnemer van de initiatiefnota over
de energiestrategie ben ik natuurlijk heel nieuwsgierig naar wat meneer
Slootweg daarover nog meer te zeggen heeft. Dus ik wil hem verzoeken of
hij alsnog kan aangeven of hij wellicht dezelfde verbazing en bezwaren
had als ik. En kan hij ook aangeven waarom hij het belangrijk vindt dat
dit uiteindelijk wel een soort ambitieniveau heeft? Wellicht kan hij
hierover toch nog even uitwijden en zeggen waarom hij dit zo belangrijk
vindt.
De voorzitter:
Dit is ook een manier om iemand meer spreektijd te geven. De heer
Slootweg.
De heer Slootweg (CDA):
Dan zou ik geneigd zijn om inderdaad nog een aantal alinea's neer te
zetten. Het gaat mij echter om het volgende. Op het moment dat je zo'n
doelstelling neerzet, wil ik weten of de komende kosten die daarmee
gepaard gaan, gedekt zijn. Als wij het zo lezen, zien we dat in het
antwoord niet. Daarom stel ik de vraag over hoe dat wordt
opgebracht.
Mevrouw Belhaj (D66):
Dat vind ik een mooi antwoord.
De voorzitter:
Helemaal tevreden? Dan de F-35 als onderwerp voor de heer
Slootweg.
De heer Slootweg (CDA):
Donderdag komt de eerste F-35 naar Nederland. Het is verstandig dat er
negen extra bij komen. We hebben altijd al gezegd dat het aantal van 37
toestellen te laag was. Zelfs met negen extra toestellen nemen de
inzetdoelstellingen van de F-35 niet toe. Met een totaal van 46
toestellen kan de luchtmacht langere missies beter volhouden, met minder
personeelsdruk. Ook is de F-35 sneller inzetbaar bij een crisis. De NAVO
vraagt meer F-35's dan Nederland kan leveren. De staatssecretaris stelt:
met negen extra toestellen wordt de basis gelegd voor een derde squadron
F-35's. Klopt het dat de staatssecretaris als inzet heeft dat er meer
F-35's moeten komen om een volledig derde squadron te realiseren?
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Kerstens had gevraagd om als laatste het woord te
voeren, maar formeel is hij nu aan de beurt en daarna mevrouw Belhaj. Ik
kijk even naar mevrouw Belhaj. Ja? De heer Kerstens van de PvdA.
De heer Kerstens (PvdA):
Ja, het mag van mevrouw Belhaj. Dank u wel, voorzitter. Ik kwam wat
later binnen omdat ik ook tegelijkertijd de begroting van VWS aan het
bespreken ben. Ik heb maar vijf minuten spreektijd, dus ik beperk me tot
een aantal punten. De rest komt volgende week wel als we de begroting
bespreken.
Vorige week was ik met een aantal collega's in Afghanistan. In een land
waar elke dag door geweld tientallen slachtoffers vallen, betekent dat
een helm en een scherfvest, een gepantserde auto, soms vervoer per
helikopter, en persoonsbeveiliging voor een paar dagen. Voor de mannen
en vrouwen van onze krijgsmacht en de politie die we spraken in
Mazar-e-Sharif en Kabul duurt dat een stuk langer. Ze doen daar onder
veel gevaarlijke omstandigheden belangrijk werk om zo te zorgen dat
Afghanistan een land wordt met een toekomst voor alle inwoners en niet
langer een broeinest van terroristische organisaties. Het is
indrukwekkend om te zien hoe deze professionals hun werk doen en om naar
ze te luisteren en met ze te praten over doel en belang van missies, de
voortgang die wordt geboekt en de uitdagingen die er zijn. Diep respect
daarvoor.
Voorzitter. Uiteraard, zo kent u mij, heb ik in Afghanistan ook
gesproken met de mensen over het personeel op ƩƩn. Ook daar is
doorgedrongen dat na heel veel duwen en trekken uiteindelijk meer geld
is uitgetrokken voor een nieuw cao dan het kabinet eigenlijk van plan
was. In die zin is er sprake van een stap vooruit. Maar het werd opnieuw
duidelijk dat we er nog lang niet zijn. De achterdeur is zeker nog niet
dicht. Mensen vertrekken nog steeds massaal en Defensie heeft daar nog
geen antwoord op.
Voorzitter. Hoe kijkt de staatssecretaris naar de afspraken die zijzelf
in de nieuwe cao heeft gemaakt over de uitwerking van die cao, onder
meer als het gaat om het nieuwe functie- en beloningsgebouw? Ik heb zelf
meer dan genoeg cao's afgesloten om te weten dat de totstandkoming van
zo'n nieuw gebouw altijd bloed, zweet, tranen en extra geld kost. Dat
gaat deze keer echt niet anders zijn, zeker niet als een van de
doelstellingen is om van Defensie een aantrekkelijker werkgever te
maken. Staat de staatssecretaris ervoor in dat, als het gaat om de
aantrekkelijkheid van Defensie als werkgever, er een goed nieuw functie-
en beloningsgebouw komt? En dat daar voldoende geld voor is en dat we
binnenkort niet weer een paar stappen worden teruggeworpen in het zo
noodzakelijke herstel van vertrouwen, waarvoor die cao nu net een stap
in de goede richting was?
Ik heb al eens gewezen op het geld dat mogelijk terugkomt van het door
Defensie, op aandringen van de Kamer, ingediende bezwaar tegen heffing
van de RVU-boete. Dat moet wat mij betreft ten goede komen aan de mensen
van Defensie. Mijn motie daarover heb ik destijds op verzoek van de
staatssecretaris aangehouden. Maar hoe staat het met dat bezwaar? Ik
neig ernaar om die motie alsnog in stemming te brengen, als duidelijk
gebaar van Defensie naar haar mensen toe. Kijkt de staatssecretaris daar
op dit moment naar?
Dan de veteraneninloophuizen. Ik heb daarvoor eerder al aandacht
gevraagd. Net zoals de Veteranenombudsman dat heeft gedaan, heb ik om
actie gevraagd om het voortbestaan ervan te garanderen. Die
veteraneninloophuizen of ontmoetingscentra ā ik heb er inmiddels aardig
wat van binnen gezien ā zijn ontzettend belangrijk: laagdrempelig, een
plek om onder elkaar te zijn, met mensen die je begrijpen en een plek
die je op weg helpt als je hulp nodig hebt. Maar ze staan onder druk. Ik
heb er geen vertrouwen in dat gemeenten dat allemaal gaan oppakken. Ze
kunnen de eindjes nu al nauwelijks aan elkaar knopen. Dat gaat volgens
mij echt niet lukken voor de deadline van 1 januari. Daarom denk ik dat
ik ook de motie, die ik hierover eerder indiende en op verzoek van de
minister aanhield, alsnog ga indienen. Eigenlijk ga ik ervan uit dat die
motie dan het oordeel Kamer van de minister zal krijgen, nu ook zij vast
niet wil dat onze veteranen in de kou komen te staan. En dat dreigt wel
te gebeuren.
Voorzitter. Een paar weken terug kwam de Veteranenombudsman met de
resultaten van zijn onderzoek naar het Militair InvaliditeitsPensioen.
Die resultaten waren best wel schokkend, om maar eens een term te
gebruiken die Kamerleden ā zo las ik ā wel vaker in de mond nemen.
Veteranen moeten onaanvaardbaar lang wachten op een beslissing, bijna
altijd en bijna allemaal. Daardoor ontstaan geregeld psychische en
financiƫle problemen. Bovendien is er vaak sprake van een te veel aan
bureaucratie en een te weinig aan duidelijkheid en ā dat kan er nog wel
bij ā de veteraan wordt onvoldoende geĆÆnformeerd over de voortgang van
zijn aanvraag. Ik kan daar eigenlijk met mijn verstand niet goed bij.
Hoe vaak hebben we het hier al niet met elkaar over gehad? Wij, maar ook
de Veteranenombudsman. En dan ligt er nu een ronduit vernietigend
rapport. Dat is mijn kwalificatie. Minister, u moet dit echt oplossen,
desnoods met een generaal pardon voor lopende aanvragen, want dit kan
echt niet blijven voortduren.
Ten slotte, voorzitter. Ik beperk me vandaag tot het kopje personeel. De
minister is ā dat bedoel ik als compliment ā goed in het voor elkaar
boksen van extra geld voor Defensie. Maar al dat extra geld vertaalt
zich nog niet altijd in echte verbeteringen. Die zijn echter wel echt
nodig, ook op het terrein van de personele invulling. Ik viel net in een
debatje daarover tussen twee collega's. Die blijft ook komend jaar rond
de 80% schommelen. Dat is nog lang niet de beoogde 90%, laat staan 100%.
Wanneer zitten we, om te beginnen, op die 90%? Hoe gaan we dat bereiken?
Wat is het stappenplan daarnaartoe? Zou de minister of de
staatssecretaris ons daarin kunnen meenemen?
Dat is het voor nu, voorzitter. Dan heb ik nog een beetje tijd voor mijn
tweede termijn over.
De voorzitter:
U bent al over de vijf minuten heen. Maar goed, we gaan straks wel even
kijken. Dan is het woord aan mevrouw Belhaj van D66.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter, dank. We komen van ver. Een krijgsmacht die 30 jaar lang
meer heeft moeten doen met steeds minder, is toe aan herstel. Daar is
door dit kabinet hard op ingezet. In 2020 gaat Defensie dan ook door met
het herstellen en moderniseren van de krijgsmacht. Dat betekent dat in
het komend jaar 3 miljard meer te besteden is dan tijdens het dieptepunt
in 2014. Die investeringen zijn hard nodig om de basis op orde te
brengen en niet alleen voor achterstallig onderhoud en nieuw materieel,
maar vooral ook voor het allerbelangrijkste wat Defensie rijk is: het
personeel. Ik wil dan ook beginnen met het laatstgenoemde: het personeel
bij Defensie. Met het sluiten van het cao-akkoord is dit jaar een
langverwachte wens van het personeel en D66 in vervulling gegaan.
Investeringen in onze mensen zijn niet alleen hard nodig, maar
reflecteren ook de oprechte erkenning en waardering voor het bijzondere
en veeleisende werk dat onze vrouwen en mannen bij de krijgsmacht
doen.
Voorzitter. De erkenning en waardering houden niet op wanneer onze
militairen de dienst uitgaan. D66 neemt de zorgplicht die de overheid
heeft jegens oudgedienden hoog op. Het doet dan ook pijn als ik lees dat
tientallen veteranen met psychische nood dakloos op straat leven, zoals
recent in de Volkskrant is gepubliceerd. Dit is wat D66 betreft
onverteerbaar. Een overheid die mensen de rug toekeert die met gevaar
voor eigen leven hebben gediend voor vrede en veiligheid. Mijn vraag aan
de minister is dan ook of zij het met mij eens is dat het absoluut
onaanvaardbaar is. In het verlengde van de motie en de toezegging aan de
heer Kerstens was ik recent in het nog op te richten inloophuis in
Tilburg, dat door een grote mooie financiering door diverse partijen tot
stand moet gaan komen. Ook in de verhalen daar hoorde ik dat men zei:
het zou zo fijn zijn als de hulpverleners, de maatschappelijk werkers of
de psychische hulpverleners naar zo'n plek toe kunnen gaan en wellicht
informeel kunnen toetsen of mensen niet lekker in hun vel zitten en
uiteindelijk besluiten om niet naar Doorn te gaan. Mijn vraag is of de
minister haar mening eens wil aangeven wat zij hiervan vindt, in het
verlengde van wat de heer Kerstens verzoekt.
Voorzitter. Wat D66 betreft loopt Defensie voorop als een werkgever van
de toekomst. Modern werkgeverschap vraagt echter meer dan alleen mooie
arbeidsvoorwaarden op papier. Dit is namelijk hard nodig. Zoals een
aantal collega's al aangaven zijn momenteel bij Defensie 8.273 vacante
functies. Dit zijn slechts de vacante functies die gepubliceerd zijn. De
daadwerkelijke aantallen liggen dus veel hoger. Is de staatssecretaris
het met mij eens dat het tijd wordt om de noodklok te luiden? Meer dan
8.000 vacante functies op een personeelsbestand van nog geen 40.000
militairen vind ik niet alleen schrikbarend hoog, maar ook een groot
risico voor de gereedheid en de inzetbaarheid van onze krijgsmacht.
Bovendien geeft ook nog eens 17% van het personeel te kennen
gesolliciteerd te hebben op een baan buiten Defensie. Ik zou graag een
reactie willen van de staatssecretaris die meer is dan de dingen die ze
reeds naar de Kamer heeft toegestuurd.
Voorzitter. Ik heb eerder gepleit voor de verruiming van de leeftijd bij
sollicitatie. Bij veel vacatures staat er netjes 28 jaar en 4 maanden of
28 jaar en 6 maanden. Deze motie is Kamerbreed gesteund en dateert
alweer van ruim een jaar terug. Deze motie is terecht gesteund, omdat
mensen nu eenmaal anders in het leven staan. Sommigen studeren langer,
werken langen en we leven ook langer. Die trend zal ook in de toekomst
doorzetten. Mijn vraag is waarom de staatssecretaris dit nog niet
oppakt. Waarom kan ik nog niet bij een vacature zien: u bent 36 jaar en
evengoed van harte welkom. Hoe kan het bestaan dat die
leeftijdsdiscriminatie in feite nog steeds bestaat? Als er intussen wel
iets is veranderd en ik iets gemist heb, dan hoor ik dat ook
graag.
Voorzitter. Modern werkgeverschap vraagt ook om een proactief
personeelsbeleid dat bij de tijd is. Ik heb dan ook eerder aandacht
gevraagd voor diversiteit en inclusie bij de krijgsmacht. Het is echt te
treurig voor woorden dat in een land waar een op de vijf een biculturele
achtergrond heeft ruim 85% bij Defensie voornamelijk wit en man is. Er
is niks mis met wit en man zijn, vooral als ik hier in de zaal kijk. Dit
is anno 2019 toch niet uit te leggen? Dan bedoel ik niet dat je wit en
man bent, maar dat de krijgsmacht zo traag een afspiegeling wordt van de
samenleving. Mijn vraag is: wat zijn, naast het plan dat al gestuurd is
door de staatssecretaris, nou precies die doelstellingen? Anders blijf
ik dit herhalen, blijven we ook met elkaar lachen, maar verandert er
ondertussen niets. Ik ben er echt vanuit mijn diepste van overtuigd dat
het een heel slecht signaal is om anno 2019 geen afspiegeling te hebben
van je samenleving, want dat zegt ook iets over het draagvlak dat er is
in de samenleving voor de krijgsmacht.
Voorzitter. Dan kom ik bij het materieel bij Defensie. Hier wordt enorm
veel geld in geĆÆnvesteerd. Zo worden er bijvoorbeeld negen extra F-35's
aangeschaft in het kader van het nationaal plan. Hiervoor is een
standaard risicoreservering van 10% gereserveerd. In afwachting van
nieuwe berekeningen en nieuwe risico-inschattingen van TNO is de
risicoreservering voor de aanschaf van de extra negen vliegtuigen hoger
dan 10%. Kan de staatssecretaris aangeven of dit klopt en zo ja, waarom
dit zo is? In de beantwoording van de feitelijke vragen zegt de
staatssecretaris dat dit kan omdat het investeringsbudget dat resteert
bij de aanschaf van de negen toestellen ook is toebedeeld aan de
risicoreservering. Eigenlijk is er dus meer risicoreservering toebedeeld
dan die 10%. Wellicht kan de staatssecretaris dat verder toelichten. Ik
kan dat niet helemaal uitleggen, vooral niet als je die 10% op een
logische wijze hebt vastgesteld. Ik zou dus ook graag een uitleg willen.
Als het hoger is dan die 10%, betekent dat dus dat er ergens financiƫle
ruimte is. Als die er is, zou ik dan ook willen weten wanneer die
vrijkomt en wat het idee erachter is.
Voorzitter. Het mag duidelijk zijn dat wat D66 betreft echt werk gemaakt
moet worden van een Europese defensiesamenwerking en het liefst een
krijgsmacht. Het wordt tijd dat Europa geopolitiek volwassen wordt en
verantwoordelijkheid neemt voor haar eigen veiligheid. Dit kan Europa
niet zonder een eigen Europese krijgsmacht. Dit betekent bijvoorbeeld
ook dat de krijgsmachten van verschillende lidstaten moeten kunnen
oefenen. Zo heb ik vorig jaar een motie ingediend, onder andere met de
heer Bosman, voor een Europees oefenterrein. Ik hoor graag van de
minister of de staatssecretaris hoe het hiermee staat en wanneer het
oefenterrein eventueel gereed is. Dat vraag ik vooral in het kader van
de plannen om hier in Nederland eventueel oefenterreinen uit te breiden.
Het lijkt me handig om het geld slim en efficiƫnt te gebruiken.
De voorzitter:
Voor u verdergaat: ik zag een interruptie van de heer Bosman.
De heer Bosman (VVD):
Een Europese krijgsmacht. Ik heb maar ƩƩn vraag. Wie heeft het
oppergezag over de Europese krijgsmacht?
Mevrouw Belhaj (D66):
Dit debatje heb ik al eerder gehad met de heer Bosman. Zoals ik heb
aangegeven, hebben wij in onze Grondwet duidelijk staan wat de taken
zijn van de Nederlandse krijgsmacht. Als de Kamer bereid is om volwassen
aan te kijken tegen een Europese krijgsmacht, dan betekent dat dat je
gedelegeerd in de Europese Unie besluit dat je gezamenlijk Europese
missies kunt doen. Zoals ik heb aangegeven moet het kabinet dit
voorleggen in een artikel 100-procedure in de Tweede Kamer. Wanneer
iedereen ermee heeft ingestemd en heeft gezegd dat er een Europese
missie komt, besluit men daar verder over in Brussel. Dan gaat men er
daar ook over praten en dan wordt er besloten tot uitzending. U heeft
deze vraag al vaker aan mij gesteld. U heeft die vraag eigenlijk nog
nooit gesteld als het gaat over de civiele missies die we op dit moment
doen. Daar zijn ook allerlei risico's aan verbonden.
De heer Bosman (VVD):
Het gaat mij niet om de risico's. Het gaat mij om de vraag wie er
uiteindelijk verantwoordelijk is voor het uitzenden van Nederlandse
troepen. Wie heeft het oppergezag? Hier wordt toch via een omweg door
mevrouw Belhaj aangegeven dat Nederland in principe het oppergezag is
ten aanzien van het uitzenden van de troepen. De toestemming blijft in
Nederland. Die verantwoordelijkheid blijft hier, artikel 100. Het is dus
een Nederlandse verantwoordelijkheid. Een Europees leger is dus een
synoniem voor wat we de rest van de tijd altijd al doen. Of we nou met
de NAVO, met de VN of met de EU worden uitgezonden, het gebeurt via een
artikel 100-procedure in Nederland. Wat is er anders in het verhaal van
mevrouw Belhaj?
Mevrouw Belhaj (D66):
Op dit moment doen we alleen civiele missies vanuit de Europese Unie. Ik
ben tegemoetgekomen aan al die rechtse types die zeiden dat wij dan niet
meer over onze eigen militairen gaan. Toen dacht ik op een gegeven
moment: als dat nou een probleem is voor veel mensen, moeten we
misschien gewoon besluiten om dat een artikel 100-procedure te laten
zijn? Dat is dan ook precies wat ik heb voorgesteld om mensen als u, die
heel angstig zijn voor wat er gebeurt als ze er zelf niet meer over
kunnen praten, tegemoet te komen. Het kabinet doet het voorstel. U heeft
er overigens als parlementslid uiteindelijk helemaal niets over te
zeggen. Als een kabinet besluit dat te doen, dan doet het dat. Als u het
zo belangrijk vindt om er als Kamer over te gaan, zie ik graag
voorstellen tegemoet waarin u er zelf over gaat, zoals dat in het Duitse
parlement gaat. Op die manier heb ik geprobeerd mensen tegemoet te
komen. Je bespreekt het hier. Vervolgens gaat de minister op stap. Dan
wordt er een beslissing genomen en vervolgens wordt er besloten om over
te gaan tot een missie. Je hoeft dus niet bang te zijn. Dat is al
geadresseerd, zodat u ook uw invloed kunt blijven behouden.
De heer Bosman (VVD):
Ik werd erop aangesproken dat ik angstig zou zijn, maar het heeft niets
met angst of met bang zijn te maken, maar gewoon met de pure belegging
van de verantwoordelijkheid. Ik ben nergens bang voor. Het enige waar ik
bang voor ben, is de onduidelijkheid van D66, waarbij we niet weten waar
het oppergezag ligt. Iedere keer draait mevrouw Belhaj daar gigantisch
omheen, want er komt geen duidelijk antwoord.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik draai er helemaal niet omheen. Ik leg het nu twee keer uit. Je kunt
niet alleen bang zijn, maar ook lichtelijk doof zijn. Dit is zoals ik
het heb voorgesteld. Ik heb het lef gehad om daar een invulling aan te
geven. Is het perfect? Nee, het is niet perfect, maar ik heb ook niet
een batterij van 1.000 ambtenaren die dit tot in detail kunnen
uitwerken. Maar ik heb dit voorgelegd, met alle hulp en ondersteuning
van mensen die kennis van zaken hebben. Ik vind het echt een beetje
gezeur worden. Ik ga u gewoon nog een keer de initiatiefnota geven
waarin duidelijk staat hoe u uw invloed kunt behouden. Verder denk ik
dat het verstandig is om bezig te zijn met alle grote conflicten die op
dit moment in de wereld spelen en waarbij we allemaal vinden dat we niet
afhankelijk moeten zijn van de Amerikanen. Ondertussen maken we onszelf
als Europa gewoon belachelijk, omdat we op geen enkele wijze in staat
zijn om gevolg te geven aan de grootse woorden over vrijheid en vrede,
die we met elkaar zo belangrijk vinden. Voorzitter, dus ā¦
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder met uw betoog, want u hebt nog anderhalve
minuut.
Mevrouw Belhaj (D66):
Perfect. Dus toen ik samen met de heer Bosman een heel mooie motie
indiende om toe te werken naar die Europese krijgsmacht ā daar was ik
gebleven ā was het nog leuk.
Ik was gebleven bij de Defensie Energie en Omgeving Strategie. Het is
hartstikke goed dat die gepubliceerd is en geüpdatet is en dat de
nulmeting er in 2020 komt. Wel viel mij op dat er in de Defensie Energie
en Omgeving Strategie geen woord wordt gerept over de doelstellingen
voor 2030, dit in tegenstelling tot de beantwoording van de feitelijke
vragen, waarin de staatssecretaris aangeeft de streefdoelen voor 2030
uit de operationele energiestrategie niet los te laten. Ik zou nog een
keer van de staatssecretaris willen horen hoe het zit, want u mag best
weten dat ik diep teleurgesteld was over het feit dat ik dit niet terug
kon zien.
Voorzitter. Dan heb ik nog een aantal losse onderwerpen, maar niet
minder relevant. Laat ik beginnen met de verhuizing van de marinekazerne
naar Vlissingen. Mijn vraag is: hoeveel mariniers moeten er nog
vertrekken voordat de staatssecretaris de knoop doorhakt? Waar wachten
wij nu eigenlijk op?
Hetzelfde geldt voor het marineterrein in Amsterdam. Ik ben een beetje
kwijt waar we zijn gebleven. Ineens riep iemand ā sorry, de minister ā
dat de marine daar moest blijven. Maar ik ben het nu kwijt. Ik weet ook
niet wat de financiƫle consequenties zijn. Ik zou op dit punt graag een
reactie van de staatssecretaris willen.
Dan een onderwerp waar ik al vaker naar heb gevraagd, de EDA-norm van
2%. Ik kan die niet goed terugvinden in de begroting. Ik zou graag
willen dat de minister bereid is om in het vervolg de uitgaven specifiek
te oormerken als R&D.
Ik twijfel over de tijd die ik nog heb, dus ik blijf gewoon doorpraten.
Ik heb namelijk nog een kleine vraag over de vliegbasis De Peel. Kan de
staatssecretaris ingaan op de laatste stand van zaken? Kan zij ook
zeggen of zij een gedegen ADC-toets in een MER centraal wil stellen en
of zij daarmee ook een eventuele saldering meeneemt?
Voorzitter, ik denk dat ik daarmee door mijn tijd heen ben.
De voorzitter:
Voor zowel de eerste als de tweede termijn. Maar goed, wij moeten zo
meteen maar even kijken hoe wij dat oplossen.
De bewindspersonen hebben aangegeven dat zij ongeveer een kwartier nodig
hebben voor het voorbereiden van de beantwoording. Ik schors de
vergadering derhalve tot 16.20 uur.
De vergadering wordt van 16.03 uur tot 16.20 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister.
Minister Bijleveld-Schouten:
Dank u wel, voorzitter. Ook dank ik de leden van de Kamer voor hun
inbreng.
Het is allemaal de voorbereiding op wat we, zoals een aantal van uw
leden zei, volgende week aan de hand hebben, namelijk de behandeling van
onze begroting. Het is goed om te melden dat we de beleidsagenda als
titel "Stappen vooruit" hebben gegeven. Maar een aantal van de leden van
uw Kamer zei wel, en daar zijn we het helemaal mee eens: we komen van
ver. Dat hebben de staatssecretaris en ik ons van begin af aan
gerealiseerd. Wij hebben zo ook onze Defensienota geschreven: het
volledige herstel van de organisatie kost tijd.
De staatssecretaris zal ongetwijfeld ingaan op de vragen die over de
vulling en het percentage zijn gesteld, maar 100% gevuld is een
organisatie nooit, zo zeg ik maar even, welke organisatie dan ook. Ik
denk de Tweede Kamer ook niet, als ik er zo naar kijk. In die zin moet u
niet zo naar de percentages kijken.
Wij werken aan een betere vulling; daar doen we van alles voor. Wij
werken aan herstel. Wij hebben van begin af aan geprobeerd aan te geven
dat het belangrijk is dat we langjarig door blijven investeren in
Defensie, dat we ons focussen op de toekomst en dat herstel in brede zin
ook jaren gaat duren. Wij hebben een aantal prioriteiten gesteld in onze
Defensienota en in onze begroting en we zullen daar volgende week
ongetwijfeld verder met elkaar over spreken. Het gaat om repareren,
actualiseren en uiteindelijk moderniseren.
Dat sluit aan bij de vraag die we ook bij de herijking van de
Defensienota meenemen: hoe kijken we naar de toekomst? Daar hebben we
gewoon veel tijd voor nodig. Ik denk dat het goed is dat we ons dat
allemaal realiseren. We hebben ons van begin af aan voorgenomen om alles
wat we tegenkomen te inventariseren en klaar te leggen, en nu in eerste
instantie uit te voeren wat we zelf hebben opgeschreven en wat we hebben
beloofd in het regeerakkoord. Daar zetten we stappen in. Toen de leden
van uw Kamer in Afghanistan met mensen spraken, zeiden deze dat ze ook
ervaren dat er daadwerkelijk stappen worden gezet, ook elders in de
organisatie.
Dat geldt voor de cao's, waar de staatssecretaris straks zeker verder
over zal spreken, maar ook voor het personeelsbeleid en het materiaal.
Personeel en materieel gaan wat mij betreft ook altijd samen, want aan
alleen personeel zonder materieel heb je niks. Het is terecht dat de
heer Slootweg en de heer Bosman dat aangaven. Dat moet altijd samengaan
en samen oplopen. Zo kijken wij daar dus naar. We kijken daar met de
voeten op de grond naar, zoals we steeds hebben gezegd. We doen dat stap
voor stap, maar het is goed om te zien dat we stappen vooruitgaan.
Voorzitter. Dan ga ik ...
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Het is wel uw laatste interruptie. Ik kijk ook even naar de tijd.
Misschien dat we kunnen afspreken dat ieder een extra interruptie
krijgt. Mevrouw Belhaj ... Excuus, mevrouw Karabulut.
Mevrouw Karabulut (SP):
We zijn allebei links.
De minister zegt: het gaat allemaal hand in hand, materieel en
personeel. Natuurlijk is dat zo. Alleen, we weten allemaal dat er een
kaalslag is gepleegd, dat de huidige inzet door moet gaan en dat er
tegelijkertijd grote wapenaankopen gepland staan die op zichzelf alweer
vertraging hebben opgelopen, maar die niet noodzakelijk zijn voor het
functioneren op dit moment en de komende jaren van het personeel. Als de
minister heel eerlijk is, kan zij mij dan vertellen waarom er niet
gestreefd zou kunnen worden naar 100% personele vulling en waarom we
niet even pas op de plaats zouden kunnen maken om echt prioriteit te
geven aan het personeel en de personele vulling, zodat die op orde komt?
Dan kunnen we repareren waar er in de afgelopen jaren is ingeteerd op de
organisatie en waar er grote gaten zijn geslagen.
Minister Bijleveld-Schouten:
Ik heb aan het begin gezegd dat wij stap voor stap aan het verbeteren
zijn op alle terreinen. Daarom hebben wij de tekst van onze
beleidsagenda ook zo geschreven. Naar mijn vaste en volle overtuiging
gaan personeel en materieel samen. Dat kan niet anders. Dat moet gelijk
opgaan. Er moet nieuwe kleding zijn en er moeten goede helmen zijn. Ook
moeten er goede wapensystemen zijn, want een piloot zonder goed
vliegtuig is ook niks. Het hoort dus hand in hand te gaan.
Ik kom op de keuzes die wij maken, want u kwam op het punt: waar staat u
dan? Kijk naar de huidige investeringen in de F-35. Ik ben het inderdaad
zeer eens met degenen die hebben gezegd dat het hartstikke mooi is dat
vanaf morgen de eerste echt op Nederlandse bodem staat. Daar zullen we
uitgebreid aandacht aan besteden. Maar we hebben in ons NAVO-plan, waar
we ook in plenaire zin uitgebreid met elkaar over gesproken hebben, in
het licht van de capaciteiten die de NAVO van ons vraagt, gekozen voor
dingen waar wij goed in zijn als Nederlandse krijgsmacht. Ons doel is om
te komen tot 15 extra F-35's. Dat is ƩƩn van de capaciteiten, die aan
Nederland zijn gevraagd, net als special forces, cyber en
informatiegestuurd optreden en vuurkracht op land. Wij kunnen niet
gelijk in alles investeren.
De heer Kerstens complimenteerde mij nog met het extra geld dat we in de
Voorjaarsnota bij elkaar hebben gehaald. Dat geld is er om te kunnen
investeren in de capaciteiten uit het NAVO-plan, maar ook om te
investeren in personeel, want dat hebben we erbij gefinancierd. Dat is
hand in hand gegaan. Dat moet ook hand in hand gaan. Ik heb nog niet zo
lang geleden de Hannie van Leeuwen-lezing gehouden voor politieke
jongerenorganisaties. Hannie van Leeuwen is vorig jaar overleden en ik
kan het eigenlijk niet beter formuleren dan zij het deed: onze mannen en
vrouwen ā in haar tijd zij ze nog "onze jongens" ā bij Defensie hebben
de beste spullen nodig. Dat is mijn oprechte overtuiging, en ook de
overtuiging van de mensen die gewoon in het veld werken. Als u ze dat
vraagt, zullen ze dat ook zeggen.
Mevrouw Karabulut (SP):
Maar het gaat dus niet hand in hand. De minister, dit kabinet, is
inderdaad bezig met te voldoen aan de normen die de NAVO, de Amerikanen,
van ons eisen. De NAVO an sich is in crisis. De NAVO-partners spelen met
onze veiligheid. Onze Defensieorganisatie, de mannen en vrouwen die daar
werken en die inderdaad de beste pakken en materieel nodig hebben,
moeten de hoogste prioriteit krijgen en hebben veel investeringen nodig.
De vliegtuigen en boten zijn er, en er zou helemaal niks mis mee zijn
als een aantal grote projecten op z'n minst een aantal jaren zouden
worden uitgesteld. De minister zegt: het gaat hand in hand, we doen het
allebei. Nee, de 90% vulling wordt niet eens gehaald, en allerlei
projecten lopen sowieso al vertraging op. Het gaat niet hand in hand.
Dus nogmaals mijn vraag: is de minister op z'n minst bereid om de
doelstelling 100% te maken, en ons dan duidelijk te maken wanneer dat
gehaald zal worden en op welke manier dat gehaald zal worden, waarbij ze
de suggestie kan meenemen dat niet de NAVO prioriteit moet krijgen maar
het personeel? Als dat dan betekent dat we een aantal missies moeten
stilleggen, dan doen we dat ...
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, ik geef u een extra interruptie voor straks, maar dan
wil ik wel graag dat de interrupties beknopt zijn, net als dat de
antwoorden van de bewindspersonen zo beknopt mogelijk moeten zijn.
Minister Bijleveld-Schouten:
Ik ben het hier totaal niet mee eens ā dat is dan het antwoord. 100%
vulling zal in geen enkele organisatie bestaan. Dat zullen we ook zeker
niet als doel neerzetten. Wat wij op dit moment ook moeten doen, is het
volgende. Wij doen het niet voor de NAVO, maar wij doen het omdat wij er
intrinsiek, zelf, van overtuigd zijn dat wij onszelf en het
bondgenootschap moeten kunnen verdedigen. U weet dat dat onze stelling
is, en daar hebben we capaciteiten voor nodig. We doen dat dus niet
zomaar omdat een ander daarom vraagt. Wij doen dat omdat wij er zelf van
overtuigd zijn dat we dat moeten doen. Ook kunnen wij als krijgsmacht
niet stil blijven staan, want u weet net zo goed als ik dat de dreiging
in de wereld verandert. Dat betekent dus dat wij naast repareren ā want
dat heb ik gezegd, als u heeft opgelet ā moeten actualiseren en
moderniseren, want dan staan onze mensen er het best voor. Dat doen wij
stap voor stap.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat met uw betoog, is er een interruptie van mevrouw
Diks.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ik had eigenlijk ook nog wel een interruptie op dit punt. De reden
waarom wij hier vandaag voorstellen om nou niet die negen extra
F-35-toestellen te kopen heeft alleszins te maken met de opmerkingen die
net ook door mevrouw Karabulut zijn gemaakt over het feit dat er
natuurlijk veel te weinig personeel is om dat allemaal te vullen. Ik
begrijp wel uw combinatie: mensen en materieel gaan min of meer samen
op. Maar dat geldt natuurlijk echt niet voor de F-35. Het gaat wel op
bij materieel als je nadenkt over de tekorten die er in algemene zin
zijn: vrachtwagens, raketten, die ik zelf heb genoemd, en noem alle
varianten maar op. Daarbij geldt het. Vooral ook het vastgoed van
Defensie is heel belangrijk. Mijn voorstel is ook dat je daar versneld
in gaat investeren. Ik denk dat dat echt belangrijk is. U zegt almaar:
ja, maar ik heb prioriteiten en de eerste prioriteit is dat het
personeel op ƩƩn staat. Maar we zien dus keer op keer dat u in alles
investeert, maar veel te weinig in personeel. Ik kan het echt niet
anders uitleggen.
Minister Bijleveld-Schouten:
Ik werp dat verre van mij. Overigens hebben wij nooit gezegd: "ik heb
personeel op ƩƩn". Dat is niet een term die van ons komt. Onze eerste
keuze als wij investeren ā dat zeg ik dan ook maar even hier ā bij de
Defensienota was: mensen, middelen, manieren. Daarin investeren we. Ik
heb zelf het voorwoord geschreven, dus ik weet precies wat daarin staat.
Ik heb dat eigenhandig geschreven, namelijk: "Mensen zijn het goud van
onze organisatie". Daarom kiezen wij, in afwijking tot wat misschien ook
gedacht was in ons bedrijf, voor mensen. Daaraan hebben wij een aantal
maatregelen gekoppeld. Dat hebben we ook uitgewerkt en daar zijn we mee
bezig. Het was nog maar op 26 maart 2018 dat we de Defensienota hebben
gepresenteerd. Daarna hadden we het geld op onze begroting staan en
daarna zijn we aan het uitwerken gegaan. De staatssecretaris zal er ook
op ingaan welke maatregelen wij uitgewerkt hebben.
Over die negen extra F-35's hebben we al met elkaar gedebatteerd, want
die zitten in het NAVO-plan. Daar zitten er vijftien in, maar dat is een
van de capaciteiten waarvan wij het volgende zeggen. In de combinatie
piloot-vliegtuig zijn wij goed: het is iets wat past bij de krijgsmacht
die wij willen zijn, het is informatiegestuurd werken, het is gericht
iets kunnen doen. Wij hebben ervoor gekozen om in die capaciteit te
investeren, naast de andere net door mij genoemde NAVO-capaciteiten. Dat
is het NAVO-plan dat wij hebben ingediend. Daarvoor hebben we nu een
eerste stap in de financiering gezet. We hebben niet alles kunnen doen.
Daarvan vond meneer Bosman dat dat jammer was, want hij wilde dat
sneller. Maar met het geld dat we nu extra binnen hebben gesleept bij de
Voorjaarsnota hebben we gekozen voor die negen F35's, voor special
forces, een deel informatiegestuurd en een groot deel personeel. Wij
vonden namelijk dat daar ook geld aan besteed zou moeten worden, iets
wat niet zo in ons NAVO-plan stond. Dus daarin hebben wij ook een eigen
keuze gemaakt.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Heel graag een reactie hierop. Ik word allengs ongeruster over die
herijkingsnota die u voor volgend jaar aan het schrijven bent. Je ziet
steeds meer dat allerhande krijgsmachtonderdelen eigen visies hebben
gepresenteerd. Ik neem aan dat ze dat om goede redenen hebben gedaan.
Vervolgens heeft u nu het plan bedacht om negen F-35's erbij te kopen.
Dan ben ik heel benieuwd wat u dan nog gaat presenteren in die
herijkingsvisie. Want het griezelige wat ik zie, is dat u eigenlijk al
uw geld al besteed hebt voordat u zelfs maar hebt bedacht om welke reden
u dat zou willen doen. Het hele probleem met dat NAVO-plan was
natuurlijk ook dat er helemaal geen doordachte visie op Defensie aan ten
grondslag lag. We gingen alleen maar botten naar de honden gooien, om
het maar even zo te noemen. Om de Amerikanen, de NAVO van ons lijf te
houden, hebben we allerlei varianten bedacht om ze tevreden te houden.
Maar daar lag helemaal geen gedachte van Defensie aan ten grondslag over
wat voor soort defensie een land als Nederland ā met zo'n lage vulling,
met zo vreselijk veel vacatures, met zo veel achterstanden die in de
loop van de komende jaren nog niet weggewerkt zijn ā dan eigenlijk zou
moeten hebben. Daarom hebt u ondertussen al 1 miljard uitgegeven.
Minister Bijleveld-Schouten:
Ik ben het hier echt volstrekt mee oneens. Ik zeg het maar zo hard als
ik het nu kan zeggen. Het NAVO-plan dat wij hebben ingeleverd is
onderbouwd. De 2% is de norm bij de NAVO, waaronder in 2014 ook onze
minister-president zijn handtekening heeft gezet. Wij zijn een
bondgenootschap. U weet dat wij vierde van onderen op de lijstjes staan.
Maar we hebben er met elkaar voor getekend. Dat is onderbouwd met
capaciteiten die er zouden moeten zijn om onszelf te kunnen verdedigen.
Wat hebben wij gedaan in het NAVO-plan? We hebben gekozen voor
capaciteiten waarvan wij denken dat we er voor de toekomst wat aan
hebben en waar wij goed in zijn, en waar onze mensen ook goed in zijn.
Wij zijn goed in informatiegestuurd optreden, wij zijn goed in de
combinatie piloot-vliegtuig. Dat was al zo bij de F-16 en dat zal bij de
F-35 ook zo blijven. Dus we hebben dat wel degelijk onderbouwd.
Dan de toekomst. In onze Defensienota staat al aangekondigd dat wij
halverwege de periode zullen herijken volgens de lange lijnen naar de
toekomst. Want wat wij gedaan hebben in onze Defensienota was aangeven
waar wij het geld aan besteden dat het kabinet nu heeft. We hebben er
daarbovenop gelukkig bij de Voorjaarsnota nog 3,5 miljard tot 2030 bij
gekregen, structureel 162 miljoen vanaf 2024, maar tot 2024 461 miljoen.
Dat is een stap bovenop de 5,5 miljard die wij hebben. Dat is alleen
maar om een begin te maken met de uitwerking van het NAVO-plan. Dat is
onderbouwd. In de herijking van de Defensienota willen wij de lange
lijnen naar de toekomst trekken en willen wij moderniseren.
Dat moet, omdat wij, zoals u eigenlijk allemaal hebt gezegd, van ver
komen en achterstanden moeten wegwerken maar tegelijkertijd moeten
actualiseren. Dat moet ook, omdat wij vandaag de dag staan tegenover een
heel andere dreiging. Die dreiging heeft u zelf ook gezien. En dan
moeten wij ook nog moderniseren naar de toekomst. Daarom hebben wij deze
capaciteit gekozen in ons NAVO-plan, omdat wij denken dat deze
capaciteiten er ook in de toekomst zullen staan. Dat is wel degelijk
onderbouwd, dus ik werp de kwalificatie van mevrouw Diks in dit geval
verre van mij.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder met uw betoog.
Minister Bijleveld-Schouten:
Ik had eigenlijk maar een hele korte algemene inleiding willen houden.
Dat waren die paar zinnen die ik sprak.
De voorzitter:
Dan gaat u verder met de beantwoording.
Minister Bijleveld-Schouten:
Laat ik gewoon beginnen met de beantwoording. Ik zal even zeggen welke
vragen ik zal beantwoorden, want dan weet de Kamer dat ook. Ik zal op de
burnpits ingaan, op de specifieke vraag van de heer Bosman over de CvO's
in relatie tot de strafrechtveteranen, EDF, MEA, wapenexport en de
EDA-norm. De rest zal de staatssecretaris voor haar rekening
nemen.
Er zijn verschillende vragen gesteld over de burnpits. Mevrouw Diks zei
het ook. Toen ik in juli in het interview dat ik daarover heb gegeven
zei dat het RIVM kandidaat was om de validatie voor dat onderzoek uit te
voeren, waren wij ook nog in gesprek met het RIVM. Enkele dagen later
heeft het RIVM aan ons laten weten dat zij dat onderzoek niet wilde
doen. Daarna zijn er nog tot eind juli gesprekken gevoerd met het RIVM
omdat wij dat nog wat nadrukkelijker wilden weten. Ik heb dat keurig aan
u gemeld in het AO Personeel op 11 september, want dat was de eerste
mogelijkheid die er was. Ik heb de tweets ook gelezen van de heer Van de
Nadort en het Dagblad van het Noorden. Ik heb op 11 september ook keurig
aan uw Kamer gemeld dat het niet het RIVM was dat het onderzoek ging
doen en dat we toen nog in gesprek waren om een ander daarvoor te
zoeken. Op dit moment is het Institute for Risk Assessment Sciences,
IRAS, van de Universiteit Utrecht de partij die dat zal gaan doen en de
validatie voor zijn rekening zal nemen. Omdat ik dat beloofd had, hebben
we een andere partij gezocht en ik heb u dat ook keurig laten weten. Ik
vind het ook heel erg van belang dat we dat doen, dus dat we die
validatie hebben van wat we zelf hebben onderzocht, omdat het
uiteindelijk belangrijk is dat we ook uit onafhankelijke bron weten hoe
het ervoor staat. Volgens mij verschil ik daarover niet van opvatting
met mevrouw Diks. Het IRAS is dus bereid om dat te doen. Ik heb net de
volledige naam in het Engels voor de voorzitter uitgesproken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was het wat betreft de burnpits?
Minister Bijleveld-Schouten:
Ja, dat was het wat betreft de burnpits.
De voorzitter:
Dan is er een interruptie van mevrouw Diks.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ik heb een heel specifieke vraag gesteld, en ook schriftelijke vragen,
over de burnpits. Uit het eerdere onderzoek, dat niet naar de Kamer is
gestuurd, bleek dat bij de burnpits het grote punt de
combinatietoxiciteit is. Laat u naar dat specifieke aspect onderzoek
doen? We hebben er niks aan als we alleen naar delen van toxische
stoffen onderzoek doen. Het gaat juist om het feit dat in die burnpits
Joost-mag-weten-wat-allemaal in ƩƩn keer tegelijk wordt verbrand en dat
daarbij allerhande giftige, schadelijke stoffen vrijkomen.
Minister Bijleveld-Schouten:
Er is gevraagd om een externe validatie van wat wij hebben gedaan, van
wat wij naar voren hebben gebracht. Dat is de eerste vraag die voorligt.
Ik heb uw vraag van destijds best goed gehoord, net als de schriftelijke
vragen. We zullen kijken of we daar nog wat meer over kunnen zeggen. We
valideren wat we zelf al hebben gezien. Die vraag kwam destijds uit het
debat met de Kamer. De opdrachtverstrekking vindt op dit moment op
schrift plaats. Ik zal kijken hoe we die vraag van mevrouw Diks een
goede plek kunnen geven daarin.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Heel graag. Dan krijg ik ook nog graag een korte brief over hoe en wat u
precies laat valideren, eerlijk gezegd. In het eerdere onderzoek is van
alles onderzocht. Met name de wijze van meten en monitoren is
onderzocht. Uiteindelijk is dat onderzoek niet naar de Kamer gestuurd,
met de aanname dat we er niet zo veel aan hebben omdat we de
combinatietoxiciteit niet kunnen meten. Van alle verschillende giftige
stoffen weten we nu voldoende, ook hoe we het moeten meten. Maar het
onderzoek zou niet naar de Kamer zijn gestuurd omdat er te weinig
informatie in zou zitten. Dat bericht wil ik niet een tweede keer
krijgen. Ik wil dus graag dat u de combinatietoxiciteit gaat
meenemen.
Minister Bijleveld-Schouten:
Op verzoek van de Kamer hebben wij een literatuurbeschouwing moeten
doen. Deze is uitgevoerd door ons eigen coƶrdinatiecentrum. Dat weet u;
die hebben we ook aan u doen toekomen. Het validatieonderzoek heeft tot
doel om de uitkomsten van die literatuurbeschouwing van het CEAG en de
meldingen van het meldpunt burnpits over gezondheidsklachten in zijn
geheel te toetsen. Zo hebben we het met elkaar afgesproken. Wij wilden
dat dit getoetst zou worden door onafhankelijke deskundigen, door
partijen die niet zoals het CEAG verbonden zijn aan het
ministerie.
Daarnaast was er de wens om de beschikbare internationale artikelen te
bekijken op methodologische waarden, en daarmee de wetenschappelijke
kwaliteit. Dat was ook een van de vragen. Ten behoeve van dat onderzoek
is de specifieke vraag geweest om te kijken naar de gezondheidsklachten
die kunnen ontstaan tijdens en na uitzending, of die mogelijk
veroorzaakt zijn door de blootstelling aan stoffen en milieu-invloeden
tijdens missies, meer specifiek bij burnpits. Het gaat dus om een
combinatie van die stoffen. Naast de blootstelling in een militaire
setting kan ook naar andere branches worden gekeken, ook naar een
civiele setting. Daar is mogelijk meer bekend over de gevolgen van
blootstelling aan specifieke stoffen die tijdens verbrandingsprocessen
vrijkomen. Ons verzoek is dus om niet alleen naar de wetenschappelijke
artikelen te kijken, zoals we destijds hadden beloofd, maar breder te
kijken naar de zogenoemde onderbouwende literatuur, en te kijken wat
daaruit komt. Ik denk dus dat datgene wat u aangeeft gewoon meegenomen
wordt. Het lijkt me niet goed om het van tevoren te doen, maar we zullen
u sowieso informeren over wat er uit het onderzoek komt. De combinatie
van toxiciteit waarnaar u vroeg, is een aandachtspunt waarnaar we
sowieso in combinatie met de inventarisatie van gevaarlijke stoffen aan
het kijken zijn.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
De Kamer mag er dus van uitgaan dat ook de combinatietoxiciteit
geadresseerd wordt in het onderzoek dat u nu gaat laten doen.
Minister Bijleveld-Schouten:
Wat we gaan doen, is wat ik net zei. De combinatie van toxiciteit is een
aandachtspunt waar we in combinatie met een andere inventarisatie van
gevaarlijke stoffen naar kijken, maar dat kan niet uit dit eerste
literatuuronderzoek worden gehaald. Dat moet dus uit nader onderzoek
komen, als ik het goed begrijp.
De voorzitter:
Gaat u verder met de beantwoording.
Minister Bijleveld-Schouten:
Dan was ik bij de veteranen, volgens mij. O nee, eerst de vraag van de
heer Bosman over de commissies van onderzoek in relatie tot het
strafrecht, de bescherming van ons personeel en interne onderzoeken. Die
vraag komt mij zeer herkenbaar voor. U vroeg of de
veiligheidsorganisatie daarbij betrokken was geweest. Ik herken wel wat
de heer Bosman zegt, kijkend naar de insteek die hij heeft gekozen. Ik
vind het goed dat de heer Bosman die discussie op z'n minst heeft
aangekaart. Dat heeft ons iets extra's gebracht. We kijken er sowieso
anders naar, ook naar hoe je met interne onderzoeken moet omgaan. Ik ben
oprecht van mening dat ik met het vergelijkend onderzoek dat wij aan de
Kamer hebben gezonden, voldaan heb aan mijn toezegging. Ik snap dat u
daar anders naar kunt kijken. In ieder geval heb ik aan mijn toezegging
voldaan. Ik zou nagaan wat er in andere landen gebeurde, en ook hoe de
verhouding is tussen intern onderzoek, onderzoek in de
Defensieorganisatie en strafrechtelijk onderzoek door het OM.
De kernvraag was hoe het in andere landen is geregeld. Tien landen zijn
bij dat onderzoek betrokken. Als ik ernaar kijk, geeft wat ik aan u heb
doen toekomen volgens mij een heel getrouw beeld. Je ziet dat er grote
vergelijkbaarheid is. In die zin denk ik dat aan het verzoek is voldaan.
U weegt het anders. Ik weeg het zo dat het lijkt dat wij het goed doen,
vergelijkbaar met andere landen. U zegt eigenlijk: ik wil daar nader
over nadenken. Ik weet dat u bij de vorige discussies die wij hierover
hadden, het idee had om een initiatiefvoorstel daarvoor te maken. Het is
uw goed recht als u dat wilt doen. Mijn weging wordt er niet anders om.
Dat hebt u ook begrepen. Ik heb, denk ik, gedaan wat u hebt gevraagd. U
moet zelf maar wegen wat u daarmee moet doen. Ik denk ook dat u dat gaat
doen.
Dan de veteranen. Daarover zijn een aantal vragen gesteld. De eerste die
er wat nadrukkelijker iets over zei, was mevrouw Karabulut. Zij sprak
over het veteraneninloophuis in Eefde, maar het gaat om Eelde. Ze zegt:
waarom doet u niets om zorgmijders te vinden? Ik heb al aangegeven dat u
daarbij onderscheid moet maken tussen bewuste en onbewuste zorgmijders.
Zodra iemand met een zorgbehoefte ook maar enigszins in beeld komt bij
Defensie, streven wij ernaar om die persoon op een heel laagdrempelige
manier door te geleiden naar hulp. Daar hebben we alles voor openstaan
bij het Veteranenloket. U bent er zelf volgens mij met de Kamer al eens
geweest: dat loket zorgt dat iedereen zorg krijgt. Dat gaat via het
LZV.
We zijn samen met partners aan het nadenken over hoe we de doelgroep
beter kunnen bereiken. Ik heb daarvoor, zoals ik begin september heb
gemeld, met de VNG een hele sessie gehouden, om te kijken hoe we niemand
kunnen missen, om nog proactiever te zijn dan gedacht. De sessie werd
voorgezeten door mevrouw Kriens, een van de directeuren van de VNG. Dat
is gelijk een antwoord op mevrouw Belhaj en de heer Kerstens. De
veteraneninloophuizen zijn er in verschillende vormen. U heeft drie
verschillende aangehaald: Eelde, Tilburg en de heer Kerstens sprak de
vorige keer over Arnhem. Verschillende vertegenwoordigers waren
aanwezig. Ze zijn op allerlei plekken anders ingericht. In eerste
instantie is dit type activiteit een gemeentelijke taak. Dat erkennen de
burgemeesters en wethouders, al naargelang aanwezig, ook. Onze
hulpverlening moet dus los worden gezien van de
veteranenontmoetingscentra en -inloophuizen.
Uit die sessie kwam ook dat voor het verlenen van professionele hulp de
ontmoetingscentra of inloophuizen ā hoe je ze ook wil noemen ā geen
noodzakelijke randvoorwaarde zijn. Daar hebben we het LZV voor. Uit een
heel recente evaluatie van de nuldelijnsondersteuning blijkt dat juist
hulp dicht bij de veteraan heel goed is. Dat heb ik geprobeerd toe te
lichten in verschillende Kamerbrieven. Nou zijn het wel waardevolle
voorzieningen. Dat punt halen zowel mevrouw Belhaj als de heer Kerstens
aan.
Mevrouw Belhaj had er een soortement van voorstel bij. Ze zei: kunnen uw
hulpverleners niet een soortement van spreekuurachtig iets houden in die
veteranenontmoetingscentra? U sloot zich aan bij de vraag van de heer
Kerstens. U zei dat het dan ook voor een deel te maken heeft met
financiering. Ik wil best eens kijken of dat nog beter kan en wat het
dan betekent. Ik beschouw het niet als onze taak. De Veteranenombudsman
was ook vertegenwoordigd bij dat gesprek en die heeft dat ook wel
gezien. Omdat de verschijningsvormen, ook van die inloophuizen, zo
verschillend zijn, zag hij wel dat het geen landelijke taak was om die
inloophuizen in stand te houden. Die moeten er ook in verschillende
vormen blijven. Sommige willen zelfs niet eens dat dat gebeurt, omdat ze
specifiek gericht maatwerk willen. Ik denk dus niet dat het onze taak is
om dit financieel te doen. Het is te divers. Dat is een gemeentelijke
taak. Ik wil wel kijken hoe we onze zorg er nog net wat beter kunnen
krijgen. Ik zal daar eens over nadenken en ik denk dat ik daar bij u op
terugkom in de debatten over de veteranennota.
De thuisbasis voor veteranen is het instituut in Eelde. Dat is een
instituut voor dag- en nachtopvang. Dat verloopt helemaal via de Wet
maatschappelijke ondersteuning. Het is echt niet onze taak om dat te
doen. De gemeenten hebben daar dus een belangrijke rol. Er is geen reden
om aan te nemen dat er heel veel mensen zijn die zorg willen en het niet
krijgen. Ik heb dat ook nog uitgezet. Ik zag mensen van het Leger des
Heils aangehaald. Die hadden zich op zich niet bij ons gemeld. Ik ga
daar wel actief mee praten, omdat ik het wel belangrijk vind om te
weten. Als mensen geen zorg krijgen, zijn het waarschijnlijk mensen die
bewust geen zorg van ons willen. De huizen zijn een particulier
initiatief. Onze zorg is bereikbaar via het LZV. Ik ben er vast van
overtuigd dat wij op dit moment een van de beste systemen van de wereld
hebben als het gaat om zorg voor veteranen. Ik geloof overigens dat daar
geen meningsverschil over is met de Kamer.
De heer Kerstens (PvdA):
Ik weet dat er veteranenontmoetingscentra in allerlei
verschijningsvormen zijn. Dat is deels ook de charme ervan. Ze zijn
natuurlijk erg lokaal verankerd. Ik vind ook dat gemeentes daar een rol
en een verantwoordelijkheid in hebben. Ik ben alleen wat somberder dan
de minister over de vraag of gemeentes overal waar zo'n
veteranenontmoetingscentrum is, zo'n inloopcentrum, die
verantwoordelijkheid ook gaan of kunnen nemen. Dat heeft onder andere te
maken met de lastige financiƫle positie waarin gemeentes verkeren. Daar
weet de minister vast ook van alles van, want die slaat ook weleens een
krant open. Moet ik de minister zo verstaan dat zij het ā vergeef me de
term ā toch voor haar rekening neemt dat de veteranenontmoetingscentra
gaan omvallen, omdat gemeentes het niet voor elkaar krijgen?
Minister Bijleveld-Schouten:
Als het een gemeentelijke taak is, dan is het een gemeentelijke taak.
Dat weet u net zo goed als ik. Ik heb u op 15 oktober in een Kamerbrief
over de veteraneninloophuizen geschreven dat ik juist die sessie met de
VNG heb georganiseerd om te bekijken wat we voor elkaar kunnen
betekenen. Wij kunnen een aantal dingen betekenen. Ik vind het idee van
mevrouw Belhaj bijvoorbeeld best creatief, om te kijken of dat ook nog
iets kan opleveren. Dat gaat uiteindelijk body krijgen. Maar sommige
inloophuizen zijn, zoals u weet, helemaal geen fysiek gebouw dat moet
worden gefinancierd. Dat is gewoon een cafƩ waar mensen bij elkaar
komen. Het zijn dus allerlei verschillende vormen. De gemeenten zien
nadrukkelijk het volgende. Daar willen we met elkaar een soort
handreiking doen. U kent ongetwijfeld de handreikingen die de VNG
heeft.
De heer Kerstens (PvdA):
O.
De voorzitter:
Ik wil de minister even haar verhaal laten afmaken. Ik wil ook de
minister vragen om wat beknopter te formuleren. Ik geloof dat we aan de
derde vraag toe zijn en we zijn inmiddels meer dan een halfuur verder.
Als de minister de vraag concreet beantwoordt, kan de heer Kerstens
daarna zijn vraag stellen.
Minister Bijleveld-Schouten:
We proberen met elkaar een brochure te maken waar die aspecten, namelijk
erkenning, waardering en zorg, in staan. Zo weten we wat er geregeld
moet worden. We hebben ook afgesproken dat in die brochure de werking
van het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen wordt uitgelegd. We zullen
alle gemeenteambtenaren aanschrijven die verantwoordelijk zijn voor de
Wmo. We zullen alle burgemeesters er via het Genootschap van
Burgemeesters bij betrekken. De eerste berichten daarover zijn in VNG
Magazine verschenen. Ik krijg dat blad als oud-gemeentebestuurder ook
nog altijd thuisgestuurd. Ik heb het zelf gelezen. 27 september stonden
daar de eerste aandachtspunten in en er stond dat de brochure komt. In
die zin vind ik dat we op de goede weg zijn en dat we stap voor stap
kijken naar wat er gebeurt, ieder vanuit zijn eigen taak, rol en
verantwoordelijkheid.
De heer Kerstens (PvdA):
Ik waardeer de inspanningen die plaatsvinden. Ik denk dat ze ook nodig
zijn, want vanzelf gaat het echt niet gebeuren vanuit gemeentes. Mij
gaat het om de veteraneninloophuizen die wƩl op een fysieke locatie
zitten en die nĆĆ©t gezegd hebben dat ze geen financiĆ«le steun hoeven als
de nood aan de man komt. Begrijp ik goed dat de minister van Defensie,
als al die inspanningen geen succes hebben in incidentele of meerdere
gevallen ā ik weet niet hoe vaak dit niet tot een succes gaat leiden ā
dan zegt: dat is dan jammer voor de veteranen die daar een thuis vinden,
maar van mij hoeven ze niks te verwachten?
Minister Bijleveld-Schouten:
Dat zeg ik niet, maar zo'n huis is niet de taak van de minister van
Defensie. Zo'n huis is een taak van de gemeente. Als ik een burgemeester
was, dan zou ik me dat aantrekken, maar ik ben nu geen burgemeester. Dat
is iets anders. Daar spreek ik ook met de burgemeesters over. Ik vind
dat we de taken, de rollen en de verantwoordelijkheden duidelijk moeten
houden. Mijn taak is dat er een goede zorg voor de veteranen is en dat
er goede erkenning en waardering is. Daar zal ik me te allen tijde voor
inzetten vanuit de verschillende taken en verantwoordelijkheden.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik heb een vraag op hetzelfde punt. Ik begrijp dat de minister zegt dat
ze ernaar wil kijken. "Kijken is altijd goed, maar handelen is nog
mooier", zeg ik altijd. Natuurlijk luister ik altijd naar de heer
Kerstens wanneer hij het daarover heeft gehad, maar ik was toevallig bij
zo'n fysieke locatie. Laatst met dat artikel in de Volkskrant dacht ik:
er is gewoon een groep waarbij je alles wel op orde hebt, maar die je
gewoon niet bereikt. Daar kunnen we met z'n allen niks aan doen, maar
over die groep gaat het eigenlijk. In informele gesprekken begreep ik
toen ook dat sommige mensen niks meer willen weten van Defensie, of het
nou wel of niet terecht is. Die mensen willen daar niks meer van weten.
De hulp die aangeboden wordt, willen ze in feite ook niet meer, terwijl
het wel de mensen zijn die het soms het hardste nodig hebben. Toen dacht
ik het volgende. U heeft geen extra budget. U wilt het met een gesloten
portemonnee doen. Er is bijvoorbeeld zo'n huis in Tilburg waar mensen
met veel liefde geld gedoneerd hebben om dat open te stellen. Het enige
wat ik vraag is of u bereid bent om op twee locaties, waaronder
bijvoorbeeld die van Tilburg, het personeel dat nu in Doorn zit ƩƩn keer
in de week, al is het twee uurtjes, even koffie te laten drinken. De
mensen die daar zitten, zijn vrijwilligers. Dat zijn geen professionele
hulpverleners. Dat kost u niks extra's. Of die mensen nou naar de mensen
thuis gaan of dat mensen naar die inloophuizen gaan, maakt niet uit. Dat
kunt u een jaartje proberen. Misschien kom je erachter dat je 20% van
die moeilijke groep bereikt. Dat is een enorme winst. Dat kost niemand
wat extra's en u krijgt een jaar de tijd om het aan te tonen.
Minister Bijleveld-Schouten:
Ik had uw voorstel goed begrepen. Ik ken Tilburg ook. Ik wil daarnaar
gaan kijken, maar ik heb er op dit moment geen enkel overleg met iemand
over kunnen plegen. Ik zal dat doen. Wie weet kunnen we daar volgende
week al wat over zeggen. Ik had uw voorstel eigenlijk wel begrepen: je
wilt op de plek mensen neerzetten om te kijken of je mensen kunt
bereiken. U heeft het nu over twee plekken in het land. Het vraagstuk
van zorgmijders is een ontzettend ingewikkeld vraagstuk, net als het
vraagstuk van de daklozen. U heeft daar ongetwijfeld staatssecretaris
Blokhuis over gehoord. Ook daar zitten veel zorgmijders bij. Ik weet als
oud-gemeentebestuurder hoe ingewikkeld het is om mensen die geen zorg
willen aan zorg te krijgen. Soms kan het gewoon niet. We moeten ook met
elkaar realiseren dat niet alles wat u of wij misschien zouden willen
altijd kan, omdat het om zelfstandige mensen gaat die een zelfstandige
afweging mogen maken.
Dan had de heer Kerstens een vraag over het MIP, het Militair
InvaliditeitsPensioen. Het rapport van de Veteranenombudsman kwam, zoals
ik in een reactie had gezegd, in die zin niet als een verrassing, want
hij had dat natuurlijk aangegeven en ik wist wat we vorig jaar ook
hebben besproken. Hij heeft een aantal gevallen die mij bekend zijn
nader bekeken. Ik heb u al aangegeven dat we extra keuringsartsen hebben
ingezet. Daar zat het probleem. Overigens had Defensie, of het ABP, niet
als enige een tekort aan keuringsartsen. Per 1 januari 2020 zijn die
allemaal gevonden. Dan wordt er ook extra capaciteit ingezet. We werken
ook aan de meer structurele aanpassingen van die uitkering, het
voorzieningenstelsel zoals al in de Veteranennota staat. Een generaal
pardon is geen oplossing voor het wachttijdenprobleem. We hebben wel
gezegd dat er niemand in de problemen mag komen. Dat stond ook in de
aanbevelingen. We kijken wel naar verstrekkingen als iemand in de
problemen komt. Ik dacht dat dat geheel voldeed aan wat de heer Kerstens
had gevraagd. Ik ga natuurlijk nog formeel reageren op het rapport. Daar
hebben we nog tijd voor. Dan stuur ik dat keurig naar de Kamer en kunnen
we daar met elkaar verder over praten.
De heer Bosman stelde een vraag over het Europees Defensiefonds en de
niet-PESCO-landen. Het gaat eigenlijk om de toewijzing aan Nederlandse
bedrijven in een EDF-project als ze geen onderdeel zijn van een
PESCO-project. Dat is wat u vraagt. Ik vind het allebei verschrikkelijke
afkortingen. In beginsel is het in het Europees Defensiefonds aan de
industriepartijen om een consortium te vormen. Dan staat het hun zelf
vrij om te kijken met wie ze al dan niet samenwerken. Dat heeft dus niet
altijd iets te maken met de PESCO-projecten. Wij kijken zelf, als
Nederland of als Defensie, aan welke permanente structurele
samenwerkingsprojecten wij willen deelnemen. Bij het kijken naar waar we
aan mee willen doen, appreciƫren wij ook hoe dat in het Europees
Defensiefonds wordt meegewogen. Zo hebben we zelf een soort optimale
aansluiting tussen wat we zien aan mogelijkheden in het EDF en onze
belangen. Zo proberen we dat te doen. Dat kan niet altijd helemaal bij
elkaar gebracht worden, maar ik probeer dat wel zo veel mogelijk te
doen.
U had ook nog een vraag over uw aangehouden motie over de export, over
het uitsluiten van de defensie-industrie door minister Kaag. We zijn
hier hard mee aan het werk om te kijken of we daar tot oplossingen
kunnen komen. Dat doen we samen met Buitenlandse Zaken en Economische
Zaken. Het is echt behoorlijke ingewikkelde materie om dat voor elkaar
te krijgen. Mijn collega Kaag heeft hier net een brief over geschreven.
Ik weet niet of u die gezien heeft. Ik zal u daar anders nog even op
wijzen. Zij zal voor de begrotingsbehandeling van BH-OS, eind november,
daar iets over zeggen. Ik zal ervoor zorgen dat u in ieder geval
geattendeerd wordt op die brief.
De heer Bosman (VVD):
Ik heb geen interruptie over de motie. Die gaan we zien. De uitwerking
gaan we ook zien. De zorg is dat wij een strenger beleid hebben ten
aanzien van andere landen en dat de defensie-industrie daardoor
moeilijker een partner kan worden van andere partijen die een veel
soepeler exportbeleid hebben. Wanneer we dat doen, hebben we een veel
groter probleem. Ongeacht of we mee willen doen, zoeken andere partijen
ons niet op vanwege dat exportbeleid. Dat is mijn zorg. De minister zegt
dat het allemaal heel complex is. Nou, laten we het net zo complex maken
als de Fransen en de Duitsers. Volgens mij hebben we dan exact hetzelfde
systeem. Daar kunnen we prima bij aansluiten.
Minister Bijleveld-Schouten:
De verantwoordelijkheid voor dit beleid ligt bij collega Kaag, zoals u
ongetwijfeld zult weten. Wij herkennen van onze kant heel erg dat het
belangrijk is dat onze bedrijven in bredere zin een kans krijgen als het
gaat om de export. Wij hebben geen grote defensie-industrie. We hebben
niet voor niks samen met EZK een nota over defensie-industriestrategie
geschreven. U kunt ervan op aan dat we wat u zegt, meenemen in de
gesprekken met BH-OS. EZK doet dat ook.
Dan kom ik op het Europese oefenterrein en de Europese
defensiesamenwerking. Mevrouw Belhaj haalde dat naar voren. Zij bracht
dit als voorbeeld in. Zoals u weet hebben we nog niet zo lang geleden
over uw nota gesproken. Ik ben erg voor Europese defensiesamenwerking in
brede zin. Ik denk dat de samenwerking echt goed is. Ik kan tientallen
voorbeelden noemen van het goede samenwerken. We oefenen ook in elkaars
landen op elkaars terreinen. Denk aan de oefeningen die we nu doen in
Litouwen. U bent daar met de Kamer geweest. Of denk aan de
marineoefeningen in Engeland. Dat is gewoon regulier beleid. Er komen
allerlei landen bij elkaar en we kunnen ons dan meten. Het doel van die
motie, een Europees oefenterrein, is eigenlijk niet nodig, omdat
eigenlijk al onze terreinen in die zin openstaan om met elkaar op te
treden. Ik begrijp dus niet helemaal wat het op te lossen probleem zou
zijn. We hebben verschillende oefeningen. We gebruiken de terreinen
daarvoor. U weet dat we in Litouwen beter kunnen oefenen, doordat we
daar een groter terrein hebben. In de motie gaat het om een Europees
oefenterrein, als we het goed begrepen hebben. Als we het niet goed
begrepen hebben, horen we het wel. Je vastleggen op ƩƩn terrein beperkt
ons eerder dan dat het iets oplost, denken wij.
Dan kom ik bij de stand van zaken van het MEA. Er werd gevraagd hoe het
zit met het Marine Etablissement Amsterdam. Ik zal u zeker informeren
als we daar wat over kunnen zeggen. Ik houd mij keurig aan de aangenomen
motie dat wij op dit moment niets overdragen voor verdere ontwikkeling.
Wij zijn bezig met een gezamenlijke verkenning. De stuurgroep loopt
gewoon. We zijn in gesprek met elkaar, met het college van Amsterdam en
het Rijksvastgoedbedrijf. Ik zal u informeren zodra ik kan. Dat geldt
voor wat we daar gaan doen, hoe we het gaan doen ā we hebben natuurlijk
al een keer een afspraak gemaakt met Amsterdam ā en ook wat de
financiƫle consequenties zijn van de invulling die ons voor ogen staat.
Die sluit eigenlijk goed aan bij wat Amsterdam voor ogen heeft.
Mevrouw Belhaj had nog de vraag over de EDA-norm van 2%. Dat is geen
doel op zich als het gaat om de kenniskant. We hebben het als KPI
vermeld in de begroting. Op pagina 23 van de beleidsagenda hebben we dat
gemeld. Die heb ik hier niet bij me. De staatssecretaris heeft dat ook
niet. In 2019 was het percentage 1,8%. In 2020 wordt het 2,2%. We
investeren meer in investeringsprojecten. Daardoor fluctueert de norm.
We zullen u dat steeds laten zien als we rapporteren. Extra
defensieonderzoek doen we in cyber, in IGO, in slagkracht, in
kunstmatige intelligentie zoals u weet, in robotica, in 3D-printing en
in bio- en nanotechnologie. Ik zie dat het vraag 163 is bij de
begrotingsvraag.
De voorzitter:
Dat was het wat de minister betreft. Dan is het woord nu aan de
staatssecretaris.
Staatssecretaris Visser:
Dank u, voorzitter. Ik hou het rijtje aan van de Defensienota: mensen,
middelen en manieren. Er zijn allerlei verschillende vragen binnen die
thema's gesteld. Ik denk dat de minister net goed heeft aangegeven waar
we vandaan komen, waar we naartoe gaan en dat we nog vele stappen te
zetten hebben. Dat geldt zowel voor mensen als voor middelen als voor
manieren, want we moeten er eigenlijk op alle fronten voor zorgen dat we
stappen vooruit zetten.
Mevrouw Karabulut gaf aan dat we dan moeten investeren in de mensen. Ook
onze mensen willen gewoon de beste spullen. Die vinden het juist
geweldig als er nieuwe fregatten komen ā er is net een nieuwe F5 gekomen
ā of nieuwe voertuigen. Dan hebben ze gewoon weer goed spul waar ze weer
goed mee kunnen werken. Dat is ook wat onze mensen verdienen. We kunnen
niet zeggen dat het allemaal naar personeel moet. Zoals u weet zit de
helft van onze begroting in personele kosten, in salarissen en
pensioenen. Wij moeten steeds kiezen. We moeten prioriteiten stellen en
bekijken wat er gebeurt.
De heer Slootweg vroeg bijvoorbeeld of het klopte wat hij had gelezen
over die LCF-fregatten en de pantserhouwitsers. Ja, dat is namelijk ook
een keuze voor het personeel. Zoals de minister aangaf, is het enige wat
wij de afgelopen periode hebben gedaan, naast de Defensienota uitvoeren,
voorbereidingen treffen voor de toekomst. Bij het voorbereiden op de
toekomst, de komende vijftien jaar, hoort dat je weet waar je staat. Dat
is de reden waarom we het Strategisch Vastgoedplan hebben opgesteld.
Daarbij maken we de hele portefeuille van 11.000 gebouwen inzichtelijk.
Wat is de staat van het onderhoud en wat betekent dat dan als je ook nog
eens de verduurzamingsopgave ernaast legt? Wat is dan een reƫel
perspectief en wat zijn de gelden? Bouwvakkers kun je op dit moment
namelijk ook niet overal krijgen, kan ik u vertellen. Wij hebben ook
weer een keuze voor het personeel gemaakt. Dat zeg ik ook weer in de
richting van mevrouw Karabulut. We hebben gezegd dat we een deel van het
materiƫle budget inzetten voor een versnelling van het vastgoed. We
weten dat er nog veel meer is, maar we hebben het inzichtelijk gemaakt,
ook voor volgende kabinetten en volgende formaties. Als zij willen
investeren in Defensie, als ze meer willen investeren in voorraden om
niet meer te horen te krijgen dat bepaalde munitie er niet meer is en
mensen "pang pang!" moeten roepen tijdens een oefening, moet je die
munitievoorraden vullen. Dan moet je wel weten wat je voor hoofdtaak ƩƩn
nodig hebt. We zijn de komende vijftien jaar alle munitievoorraden voor
hoofdtaaktwee aan het bijvullen. Maar hoofdtaak ƩƩn moet nog. Het is
precies zoals u zegt: wij willen onze opvolgers niet opzadelen met de
afwezigheid van een blik op wat er nodig is. We willen juist bij die
overdracht helder hebben wat de zaken zijn waarin geĆÆnvesteerd zou
moeten worden. Maar er zal continu een prioritering in moeten worden
gemaakt. Ik denk dat het belangrijk is dat de Kamer zich dat realiseert.
We moeten continu de afwegingen met elkaar maken wat er prioriteit
heeft. Er zullen altijd keuzes gemaakt moeten worden.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Diks voor een interruptie.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
We hebben het vandaag niet over het Strategisch Vastgoedplan. Dat ben ik
in die zin helemaal met mezelf eens. Maar het doet er wel toe. U gaf net
aan dat Defensie momenteel 11.000 panden in bezit heeft en dus ook in
beheer en onderhoud. Ik hoor u nog niet zeggen of u ook bij die 11.000
panden gekeken heeft of al die panden noodzakelijk zijn. Ik kon het ook
niet zo gauw terugvinden in het Strategisch Vastgoedplan. We gaan toch
niet als een blind paard al die 11.000 in beheer en onderhoud houden,
alleen maar omdat we ze hebben? Een deel van die panden zou misschien
ook gewoon afgestoten kunnen worden. Er kan misschien gesloopt worden.
Dat levert allemaal geld op.
Staatssecretaris Visser:
Daar gaan we absoluut naar kijken. Dat hebben we ook al in 2010-2011
gedaan. Toen lag er een heel grote bezuinigingsopgave. Ik weet dat hier
vele discussies met de Kamer zijn gevoerd, juist gericht op de
afstoting. We groeien nu. U gaf het zelf aan. De investeringen in deze
Defensiebegroting, ook nu weer met de Voorjaarsnota, zorgen ervoor dat
je extra personeel nodig hebt. Dat personeel moet wel een veilig
legeringsgebouw hebben. De behoefte aan gebouwen zal eerlijk gezegd niet
zozeer afnemen. De vraag zal waarschijnlijk toenemen. Maar ik ben het
met u eens. Dat hoort bij het Strategisch Vastgoedplan. We hebben het nu
in de gebieden onderzocht. Vervolgens moeten we per gebouw doorvertalen
wat het dan betekent. Dan moet je dus echt per gebouw kijken of en wat.
Soms zal het absoluut lonen om bepaalde gebouwen compleet te slopen en
nog maar ƩƩn gebouw ergens anders neer te zetten. Daar kijken we naar.
Dat doen we bijvoorbeeld ook als we het luchtruim herzien en dus ook de
militaire vliegvelden. Dat hoort ook bij dit soort verkenningen. We
bekijken hoe we het beter kunnen organiseren, met minder overlast voor
de omgeving en met optimale oefengebieden voor Defensie. Zo zullen we
ook naar de vastgoedportefeuille gaan kijken. Ik heb in het Strategisch
Vastgoedplan een beeld gegeven van wat überhaupt de opgave is.
Vervolgens moet je het doorvertalen, niet alleen naar de gebieden zoals
nu in het Strategisch Vastgoedplan is gedaan, maar ook sec per gebouw.
Ik zal de laatste zijn die zal zeggen dat dat niet efficiƫnt moet
gebeuren. Alsjeblieft, zo snel mogelijk, efficiƫnt, want de opgave is te
groot.
De voorzitter:
Mevrouw Diks, er volgt ook nog een algemeen overleg over het
vastgoed.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Dat is waar, maar ik had nog niet zo veel geĆÆnterrumpeerd, meen ik. Ik
ben het met u eens, staatssecretaris. Ik vind het ook goed om te horen
dat er nog een verdiepingsslag komt op dat vastgoedplan. Het grote punt
is natuurlijk dat ik uit de eerste agenda een beetje afleidde dat u
doorgaat op het pad dat al bent ingegaan. We hebben net in een klein
debatje met minister Bijleveld al aangegeven dat er, althans in onze
beleving, voorlopig nog geen goede grondslag is voor de investeringen
die u doet. Het lastige is dat er steeds allerlei grote besluiten worden
genomen, terwijl de keuze hoe het nu verder met Defensie moet feitelijk
nog niet is gemaakt.
Staatssecretaris Visser:
De minister heeft daar net ook al van gezegd dat dat niet waar is. Ik
beaamde dat met mijn gezicht. De minister doet dat nu ook weer bij mij.
U mist de kern van de opmerking die we beiden zojuist hebben
gemaakt.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Namelijk?
De voorzitter:
Nee, nee, nee. Eerst even het antwoord van de staatssecretaris. Dan kunt
u er eventueel een extra interruptie aan wijden, maar dat is dan wel uw
laatste.
Staatssecretaris Visser:
Namelijk dat we zowel op mensen, middelen en manieren aan het kijken
zijn wat nu überhaupt de staat is. Dat brengen we in kaart om
vervolgens, juist ook voor u en de politiek, besluiten te kunnen nemen
over wat dan de juiste prioriteiten zijn. Ik heb gezegd dat dat vastgoed
is. Als je het hebt over goed werkgeverschap voor je mensen, moet je
zorgen dat je goede gebouwen hebt. Daarom hebben we gezegd dat we een
deel van de middelen vanuit de investeringen voor materieel alloceren om
het vastgoed te versnellen, omdat dat gewoon urgent is. Uiteraard kijken
we ook naar wat er niet nodig is. Dat zit juist in de revitalisering. Ik
gaf al aan dat we het geld maar ƩƩn keer kunnen uitgeven. We zouden
gekke Henkie zijn als we dat niet efficiƫnt zouden doen. Die opgave is
gewoon te groot. We hebben ook nog eens de verduurzamingsopgave. Die
hoort erbij. Die nemen we in ƩƩn keer mee. Het zou ook niet handig zijn
als we dat niet doen. Daarnaast hebben we ook gewoon onze veiligheid.
Wij hebben gewoon te voldoen aan bepaalde eisen, bijvoorbeeld als het
gaat om brandveiligheid. Die moeten we gewoon op orde brengen. Dat is
ook de reden waarom we daar versneld en extra geld in hebben
geĆÆnvesteerd. Het gaat bijvoorbeeld om wifi op de legeringsgebouwen. Ik
wil in algemene lijn deze zin afmaken, voorzitter. Dat zijn allemaal
dingen ten gunste van het personeel die uit materiƫle investeringen
komen, maar die noodzakelijk zijn voor het werkgeluk en voor goed
werkgeverschap.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Karabulut voor haar vierde
interruptie.
Mevrouw Karabulut (SP):
Wat voor dat geluk niet noodzakelijk is, zijn nog negen JSF-vliegtuigen
voor een miljard en nog veel meer. Daar wordt een blanco cheque voor
uitgeschreven. Dat is voor dat geluk de komende jaren niet noodzakelijk.
Niemand zegt dat de staatssecretaris niet moet investeren in kleding. We
hebben het niet over de legering. Dat is belangrijk. Het is een schande
wat er de afgelopen jaren is gebeurd. Daar zijn politiek
verantwoordelijken voor. Daar hebben we het niet over. Maar we hebben
het wel over de JSF. We hebben het wel over een paar miljard voor
marineboten. We hebben het wel over de structurele overbelasting ā ik
herhaal ā van het personeel. Ik zie, ondanks de mooie woorden, geen
begin van een oplossing voor het feit dat de mensen weglopen, dat de cao
tekortschiet, dat er allerlei discussies zijn gestart, van een
vreemdelingenlegioen tot een militaire dienstplicht. Ik zie het plan
niet.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, ik wil wel vragen of u het kort wilt houden.
Interrupties horen kort te zijn. Daar kan de staatssecretaris ook kort
op antwoorden.
Mevrouw Karabulut (SP):
Mijn vraag aan de staatssecretaris is de volgende. U zegt dat u geen pas
op de plaats wilt maken met een aantal van deze grote dure projecten in
het hoogste geweldsspectrum. Overigens worden er in de planning een
aantal projecten wel uitgesteld. U zegt ook in uw rapportages ...
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, of u moet naar een vraag toe of u moet een punt
zetten achter uw betoog. Dan kan de staatssecretaris reageren. U bent
bijna aan een tweede of derde termijn bezig.
Mevrouw Karabulut (SP):
De staatssecretaris zegt ook: de 90% vulling ga ik niet halen. U weet
hoe de druk op het personeel is. Dat staat in de rapportages. Dan is
mijn vraag aan de staatssecretaris: wat is dan wel uw plan?
Staatssecretaris Visser:
Mag ik daar zo in het kader van het personeel op ingaan? Deze vraag is
namelijk door vele mensen gesteld. Ik was bezig met mijn inleidende
tekst. Ik vind het bijzonder van mevrouw Karabulut dat zij in haar
eerste termijn aangeeft: joh, doe lekker niet die onderzeeboten; dan kan
het geld wel naar de onderwijzers. Wij hebben een marine die een taak
heeft in het kader van verdediging. Dat staat in de Grondwet. Dat hebben
wij hier ook met elkaar vastgesteld. Mevrouw Karabulut zegt dat we die
schepen daar niet voor nodig hebben, maar daar heeft de marine goede
wapensystemen voor nodig, of dat nou fregatten, onderzeeboten of wat dan
ook zijn. Ik vind het bijzonder dat mevrouw Karabulut hoog opgeeft ā dat
mag ā en aangeeft wat er allemaal niet goed is bij Defensie. De minister
en ik zijn de eersten om toe te geven wat er niet goed is. We laten ook
zien dat we dat stap voor stap proberen op te lossen. Maar er zal veel
meer nodig zijn, ook qua geld. Dat heeft de minister ook al een paar
keer benadrukt. Dat zijn allemaal eerste stappen. Dat vind ik het
bijzonder dat u zegt: dan haal ik dat geld daar weg. Dat is gewoon
noodzakelijk vanuit de Grondwet. Er is dreiging in de wereld. Onze
mensen hebben dat nodig om hun taak te kunnen doen. U wilt dat geld
overhevelen naar het onderwijs.
Ik ga verder met mijn betoog. Op het personeel en wat daarvoor nodig is,
zal ik zo meteen ingaan in het algemene verhaal.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Karabalut mag natuurlijk het tweede deel van de interruptie
gebruiken.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dit is natuurlijk je reinste onzin. We hebben, met alles wat moet
gebeuren, dit type schip, dat wordt gebruikt om in het hoogste
geweldsspectrum in allerlei vuile oorlogen mee te kunnen vechten, niet
nodig om ons eigen grondgebied te kunnen beschermen. Niemand zegt dat we
de marinetaak weg moeten halen. Wat ik wel constateer, is dat er
gekonkeld wordt en er gekozen wordt voor een bepaald schip zonder dat
daarover een goed inhoudelijk debat is gevoerd. Wat ik wel constateer,
is dat de noden, ook voor de veiligheid in de samenleving, elders
liggen. Ik denk dat het een goede keuze zou zijn om deze schepen niet
aan te schaffen en inderdaad te investeren in onderwijzers, maar ook in
de personele behoeften bij Defensie. De staatssecretaris maakt die keuze
niet. Prima, maar ik constateer dat er een structurele permanente druk
is op de Defensieorganisatie en dat het probleem op deze wijze de
komende jaren niet opgelost gaat worden.
Staatssecretaris Visser:
Defensie heeft grondwettelijke taken. Wij moeten in staat zijn om die
grondwettelijke taken uit te oefenen. Daar hebben wij alles voor nodig.
Daar hebben wij onze mensen en wapensystemen voor nodig. U bent het daar
niet mee eens. Dat mag. U heeft voor de zomer van 2017 met toenmalig
minister Hennis de A-brief over onderzeeboten behandeld met elkaar. Dat
proces hebben we met elkaar afgesproken. U zegt dat er geen inhoudelijke
discussie in deze Kamer is geweest, maar die heeft u met elkaar gevoerd.
U gaat er weer eentje voeren als ik met de B-brief naar u toe kom. Wij
volgen dus gewoon het proces zoals dat altijd met de Kamer wordt gevolgd
als het gaat om materieelverwerving. U heeft dat gesprek gevoerd.
Blijkbaar hebben andere collega's tegen toenmalig minister Hennis
gezegd: gaat u vooral door met de B-brief. Een Kamermeerderheid zei: wij
vinden het wapensysteem belangrijk en ga door met de uitwerking van de
taken, de hoeveelheid en de verwervingsstrategie.
De voorzitter:
De heer Slootweg wil ook interrumperen. Ik geloof dat de
staatssecretaris nog aan een inleiding bezig was, maar we zijn nu
volgens mij al met het derde blokje bezig.
De heer Slootweg (CDA):
De staatssecretaris heeft wel heel veel van mijn vragen beantwoord.
Daarvoor wil ik haar in eerste instantie erkentelijk zijn. Maar ik zit
nog wel met ƩƩn vraag. Dat de vervanging van de LCF-fregatten en
pantserhouwitsers is uitgesteld, is helder, klip-en-klaar, net als de
motivatie daarvoor. Ik begrijp dat. Mijn vraag is wel: wordt er gekeken
of dit uitstel geen gevolgen heeft? Zit daar echt een plan achter? Wordt
het constant getest? Op het moment dat je iets uitstelt, kan dat goed
lijken, maar wordt wel constant de vinger aan de pols gehouden of het
nog verantwoord is?
Staatssecretaris Visser:
Voorzitter, ik ga korte antwoorden geven: ja.
De voorzitter:
Dat is heel mooi. Dat is voldoende voor de heer Slootweg. Gaat u verder
met de beantwoording van de vragen nadat u de inleiding heeft
afgerond.
Staatssecretaris Visser:
Voorzitter. Dan ga ik direct over naar de beantwoording. Ik vond de heer
Slootweg een volleerd Defensiewoordvoerder in zijn eerste debat, niet
zijnde een lid van deze commissie. U heeft allemaal het belang van het
personeel aangegeven en ook allemaal uw zorgen uitgesproken over het
aantal vacante functies. Zoals u in de personeelsrapportage heeft kunnen
lezen, hebben we de afgelopen tien jaar altijd een hogere uitstroom dan
instroom gehad. Dit is dus niet van de laatste jaren. Het is een
constant gegeven. Wij zitten er alleen mee dat, doordat de organisatie
kan uitbreiden vanwege extra investeringen, het aantal vacante functies
toeneemt. Mevrouw Belhaj vroeg daarnaar. Het is uiteraard een zorg. We
hebben er eerder met elkaar over gesproken. Ik heb toen aangegeven dat
onze grootste opgave de modernisering is van alles wat te maken heeft
met ons personeel. Zoals we net ook al aangaven, geldt dat dus niet
alleen voor de modernisering van materieel. De grootste opgave ligt dus
bij alles wat te maken heeft met personeel.
We komen van ver. In dat kader zijn we in september officieel gestart
met proeftuinen. De heer Slootweg gaf er al een voorbeeld van. De
proeftuinen bestaan uit een aantal componenten. Het eerste is: de
medewerker centraal. We kijken wat de medewerker nodig heeft. Twee. We
zorgen dat we het dicht bij de operatie doen. De werving doen we dus ook
lokaal. Het voordeel daarvan is dat je een verankering hebt met de
maatschappij, of dat nou scholen of bedrijven zijn. Het gaat om de
directe omgeving. Zo kunnen we maatwerk gaan bieden richting ons
personeel, zodat je het in ƩƩn keer op een goede manier kunt doen. Je
kunt dan ook regionaal vraag en aanbod gerichter op elkaar afstemmen.
Neem Leeuwarden, mevrouw Diks. Je moet weten hoe de arbeidsmarkt er daar
uitziet, kijken wie er in de komende vijftien jaar van de roc's komen,
met welk niveau, wat wij nodig hebben en wat wij in samenwerking al
kunnen doen. Dat testen we met de proeftuinen.
Ik geef een voorbeeld. We zijn gestart in Volkel, met 281 functies in
het functiegebied grondverdediging, van kapitein tot korporaal. Met de
medewerkers die er al werken, maken we ā we hebben daarvoor allemaal
mooie Engelse woorden ā een talent scan. Je kijkt dan naar de
competenties van mensen: wat kunnen ze verder ontwikkelen? Daar maak je
maatwerkafspraken over. Het klinkt heel logisch, maar zo hebben we het
nu niet ingeregeld, om aan te geven waarom die modernisering nodig is.
We bieden aan nieuwe medewerkers ook andere contractvormen aan. De heer
Bosman gaf daar een voorbeeld van en had er een interruptiedebat met
mevrouw Karabulut over. Onze mensen willen wat meer flexibiliteit,
bijvoorbeeld om even van militair naar burger te gaan, met de zekerheid
dat ze weer terug kunnen komen als militair. Anderen willen graag voor
Defensie werken omdat ze een bepaald specialisme hebben ā dat heet
horizontale instroom ā maar willen dat niet voor de rest van hun leven
doen. Zij willen dan bijvoorbeeld een contract voor vier jaar als ze 35
zijn.
Dat zijn allemaal aspecten die horen bij flexibele aanstellingsvormen en
flexibele contracten, juist omdat maatwerk echt nodig is. We hebben per
jaar 190.000 schoolverlaters. 48.000 daarvan hebben belangstelling voor
Defensie. Ongeveer 18.000 solliciteren. Vervolgens valt 75% af in de
keuring, in de leeftijd tussen 18 en 28. Onze wervingsvijver is dus vrij
klein. Wij moeten daarom de wervingsvijver vergroten, door te kijken of
we andere mensen kunnen werven, met bepaalde expertises. Dat betekent
een ander personeelsmodel. Dat betekent ook dat we speciale functies
gaan opengooien. Dat zijn allemaal dingen die we nu aan het testen zijn.
De proeftuinen gebruiken we voor dit soort aspecten, zodat we in het
voorjaar verder tot beleidsontwikkeling kunnen komen en daarvoor een
blauwdruk kunnen ontwikkelen, die we vervolgens medio volgend jaar, rond
de zomer of daarna, met de bonden bespreken. Vervolgens gaan we dat
implementeren. Daar hoort een blauwdruk bij voor een nieuwe
hr-organisatie. Die moet je ondersteunen.
Maar het gaat ook bijvoorbeeld gewoon om IT-systemen. Ik geef een
voorbeeld. Wij hebben IT-systemen die niet de competenties van mensen
kunnen bijhouden. Als je de medewerker centraal wil stellen en maatwerk
wil bieden, moet je systemen hebben waarmee je dat op een goede manier
kunt doen. Juist vanwege de behoefte van de Kamer om te kijken naar meer
flexibiliteit is dit cruciaal.
Het gaat ook om diversiteit, zeg ik tegen mevrouw Belhaj. De helft van
de populatie in Nederland, namelijk vrouwen, benutten we eigenlijk niet.
Er werd gesproken over voorstellen voor mensen met een niet-Nederlands
paspoort. Dan zeg ik: laten we eerst maar eens beginnen met het
potentieel in Nederland, door te kijken naar mensen met andere
achtergronden, maar ook naar vrouwen, naar andere leeftijden en naar
flexibiliteit in contractvormen. Ik denk dat dit cruciaal is om dit te
kunnen doen. Uiteraard is de cao die we hebben afgesloten daarbij
noodzakelijk. Ik heb van alle partijen daarvoor complimenten ontvangen.
Ik zie een vertegenwoordiger van een van de centrales in de zaal zitten.
Er is lang over gesproken. We zijn blij dat men eruit is gekomen en dat
er extra geld beschikbaar is gesteld.
Ik ga proberen om op de concrete vragen hierover in te gaan. Er is een
vraag gesteld over de 90%-vulling versus de 100%-vulling. Ik geloof dat
mevrouw Karabulut die vraag heeft gesteld. Wij willen 10% flexibiliteit,
omdat we het belangrijk vinden om mensen met een bepaalde expertise op
een later moment in te kunnen huren. We vinden reservisten bijvoorbeeld
ook belangrijk. Die flexibele schil van 10% is juist bedoeld voor onze
reservisten. Aan de ene kant haal je kennis en kunde naar binnen die je
niet vanzelf hebt op momenten dat je ze nodig hebt. Je creƫert ook
draagvlak in de maatschappij, niet alleen bij de reservist zelf, maar
ook bij de werkgever. Die krijgt zo connecties met Defensie, waardoor er
aan beide kanten een win-winsituatie is. Wij zullen dus nooit naar 100%
streven. Dat is een beleidsmatige keuze. Wij vinden het belangrijk om
flexibiliteit te hebben, voor reservisten, voor studenten die van het
Defensity College komen of voor stageplekken. Daar zit dus geen
mechanisme van verdringing in. Je wil de mensen kunnen inhuren die je op
dat moment wil inhuren, of reservisten die zich beschikbaar
stellen.
De heer Kerstens vroeg: wanneer komt u op die 90%? Ik heb net aangegeven
dat dit op de lange termijn zal zijn, in de zin dat we het niet gaan
redden op de manier zoals we het deden. Dat is de reden waarom ik iets
langer heb geschetst wat we doen voor een nieuw personeelsmodel. We
testen de aanpak nu concreet in de praktijk. We doen het in Volkel. We
doen het bij De Peel. We doen het in Oirschot. We doen het ook als het
gaat om ons medisch personeel, vooral de verpleegkundigen, omdat we zien
dat daar de behoefte het grootst is. We zijn dat nu concreet aan het
maken, om vervolgens de vertaalslag te kunnen maken. Alleen als we gaan
moderniseren, kunnen we een grote slag maken.
Daar hoort ook het voorbeeld van Volkel bij. De heer Bosman vroeg of ik
bereid ben om samen te werken met bijvoorbeeld de politie en in het
veiligheidsdomein. In Volkel geven we de nieuwe mensen die zich hiervoor
aanmelden niet een baangarantie bij Defensie, maar een werkgarantie. We
hebben contacten met DJI en het bedrijfsleven daar. Als iemand een
periode bij ons heeft gewerkt en wil blijven, kan dat bij Defensie als
aan de voorwaarden wordt voldaan. Maar we hebben ook afgesproken dat
iemand ervoor kan kiezen om aan de slag te gaan bij DJI of een bedrijf.
Daar hoort ook bij dat we met het roc de opleiding voor bewaken en
beveiligen heel specifiek gaan maken, zodat de mensen die bij ons werken
dan ook civiel gecertificeerd worden, om heel concreet op het punt van
de heer Bosman in te gaan.
De heer Kerstens (PvdA):
Ik sloeg aan op de opmerking van de staatssecretaris dat het een kwestie
van de lange termijn zal zijn voordat we op die 90% zitten. Dat is een
vrij vaag antwoord. Die 90% is er niet voor niets. Dat is een belangrijk
percentage. Ik heb vorige keer al gezegd dat we, als we niet uitkijken,
bij het herijken van onze visie eerder moeten gaan praten over wat we
nog kunnen in plaats van wat nodig is en wat we nog willen als
Nederlandse krijgsmacht. De staatssecretaris heeft net een heleboel
voorbeelden geschetst van op welke wijze het gebeurt, maar kan zij iets
specifieker zijn over wanneer ze denkt dat we op die 90% zitten en onze
mensen echt kunnen doen wat we hun in voorkomende gevallen wellicht
vragen?
Staatssecretaris Visser:
Ik realiseer me dat de term "lange termijn" leidt tot 30 jaar. Dat was
niet de intentie van mijn opmerking. Het zal een aantal jaren duren. De
vraag is ā maar dat is een discussie met elkaar ā of je voor alles aan
die 90% vasthoudt. Het kan best zo zijn dat je bij de adaptieve
krijgsmacht zegt: voor bepaalde functiegebieden kies ik voor iets
anders. Wij moeten daarnaar kijken. Dat hoort bij de discussie over de
Defensienota waarover wij een debat hebben gevoerd. Dit is een van de
grote aspecten daarin, evenals wat technologische ontwikkelingen kunnen
doen, zodat je die specialistische kennis, waarin Nederland sterk is,
kunt behouden. Die wil je zo up-to-date mogelijk houden, met eigen
personeel, maar ook in samenwerking met het bedrijfsleven en het
onderwijs. Ik kan niet zeggen: het is er in 2022. Maar ik heb aangegeven
dat alles erop gericht is om volgend jaar de besluitvorming rondom dit
nieuwe hr-model rond te krijgen. We moeten dat samen met de centrales
doen. Vervolgens moeten we het implementeren, met alle ondersteuning die
ik net aangaf. Het opzetten van een nieuwe hr-organisatie en nieuwe
ICT-systemen loopt tot 2023 zoals we het nu voor ons zien. Dat is het
perspectief waarmee we rekening moeten houden. Ik durf er geen uitspraak
over te doen of we dan op de 90% generiek voor heel Defensie zitten,
maar ik vind wel dat we verplicht zijn om het zo snel mogelijk te doen.
Ik denk wel aan dat soort termijnen.
De heer Kerstens (PvdA):
Het gaat hier om een doelstelling. Die worden meestal smart geformuleerd
en daar horen een aantal aspecten bij die de staatssecretaris nu nog
niet kan invullen. Ik heb twee vragen. Zou zij ons kunnen voorzien van
een soort pad dat zij voor ogen heeft, of we van 80% naar 82% gaan en
dan 85% moeten aantikken en dan richting of op de 90% zitten? Dat is de
eerste vraag. Dan de tweede vraag. De staatssecretaris zei: we moeten
het daarover hebben, onder andere over de vraag of we die 90% generiek
willen halen of dat je daar uitzonderingen op wilt maken. Kan de
staatssecretaris aangeven wanneer en in welk traject ze het daar met ons
over gaat hebben?
Staatssecretaris Visser:
Ik heb net aangegeven dat ik denk dat we straks dat generieke percentage
niet meer hebben. Daarom aarzel ik als ik antwoord moet geven op uw
vraag wanneer ik het bereikt denk te hebben. Ik denk dat ik ga
differentiƫren. Gezien de ontwikkeling van de arbeidsmarkt en de
combinatie met wat wij doen in het kader van de adaptieve krijgsmacht,
krijgen we daar volgens mij echt verschillen in. Voor sommige zeg je
misschien dat de norm van 90% hoger moet zijn. Ik wil daarnaar kijken en
ik wil voorstellen dat we de voorstellen koppelen aan zowel de
ontwikkeling van het hr-model, primair samen met de centrales, als aan
de ontwikkeling met de adaptieve krijgsmacht. Ik heb gezegd dat we in
het kader van de Defensienota vijftien jaar vooruit willen kijken met de
herijking daarvan. Daar hoort ook bij wat de rol van het personeel is.
Waar moeten we ons op richten, wat betekent dat en welke rol nemen
flexibiliteit en samenwerken met het bedrijfsleven en onderwijs in en
wat betekent dat voor je personeelsbestand? Ik zie het vooral daarin. Ik
denk dat dat het geijkte moment is. Uiteraard kan ik het beeld van de
aanpak, het nieuwe hr-model met het tijdpad daarbij, toesturen.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder met de beantwoording.
Staatssecretaris Visser:
Dan ga ik verder met het antwoord. Wat ook relevant is: wij kunnen heel
veel plannen, maar uiteraard hebben we ook te maken met de arbeidsmarkt.
Ik noemde net het voorbeeld van de zorg. We hebben te maken met heel
veel vacatures in de zorg en dat maakt het allemaal niet makkelijk. Die
externe factor kan ik in mijn eentje niet beĆÆnvloeden en u ook niet. Dat
is een externe factor die heel veel roet in het eten kan gooien. Ik kan
in ieder geval aangeven wat wij gaan doen.
Daarmee heb ik heel veel vragen rondom het nieuwe hr-model beantwoord:
wat de stappen zijn, hoe ik het zie en of ik me zorgen maak. Ik heb net
aangegeven dat dat zo is en dat ik het een opdracht aan ons vindt om die
modernisering te doen. Wij zullen dat in deze kabinetsperiode niet
volledig kunnen afronden, maar we moeten er in ieder geval voor zorgen
dat volgend jaar het fundament staat, zodat onze organisatie daar verder
aan kan werken.
De heer Bosman had vragen over de pilots en proeftuinen. Hij vraagt of
de centrales en de medezeggenschap zijn aangehaakt. Ja, die zijn
aangehaakt, juist om te informeren wat we aan het doen zijn en om te
kijken wat dat betekent. Daar gaat de discussie altijd over de zorgen
die er zijn over wat het voor het traject betekent. Daar spreken we
uiteraard met hen over.
Dan de vraag van de heer Slootweg over de team dissatisfiers. Dat hebben
we eerder gedaan en dat is de reden waarom bijvoorbeeld wifi op
belegeringsgebouwen een van de aspecten is die eruit is gekomen, om u
een beeld te geven van de inventarisatie die we hebben gedaan. Een ander
aspect dat materieel is, namelijk investeringen die echt ten goede komen
aan het personeel en waar iedereen blij mee is, is dat iedereen een
iPhone of Samsung of welk merk dan ook krijgt ā een telefoon in ieder
geval. Dat zijn aspecten die daarin zitten. We hebben dit ooit gedaan en
daaruit komen een aantal dingen zoals vastgoed en dergelijke. Dat komt
er nu aan. Zoals u weet, hebben we een interventieteam. We publiceren
alle meldingen online en dan ziet u over welke dingen men zich druk
maakt. Ik denk dat we daar een aantal thema's uit kunnen distilleren en
daar zijn we dan ook continu mee bezig.
Dan de vraag van mevrouw Belhaj over haar motie met de leeftijd. Ik heb
aangegeven hoe we dat in het nieuwe hr-model willen verwerken, zodat je
mensen op latere leeftijd, die nog helemaal niet bij Defensie hebben
gewerkt, ook nog voor je kunt laten werken. Nu leveren we daarin
maatwerk. Dit voorstel moet, zoals ik eerder heb gemeld, met de bonden
worden besloten. Dat ligt op tafel. Aan de andere kant kunnen er ook
bepaalde zorgen zijn: wat betekent het als iemand ouder wordt en welk
perspectief heeft iemand dan op de arbeidsmarkt? Daar zit de zorg en dat
gesprek voeren we. Ik kan dit niet eenzijdig doorvoeren. Hiervoor is
medewerking en instemming nodig.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik begrijp wat de staatssecretaris zegt, maar we praten hier al
tweeƫnhalf jaar over. Je hebt een startpunt, dan moet je beginnen, dan
ga je praten en nadenken en experimenteren, en op een gegeven moment
zijn we tweeƫnhalf jaar verder. Het is niet een gedeelte van de
portefeuille van de staatssecretaris waarbij je kunt zeggen: we hopen
dat we over tien jaar wat resultaten hebben bereikt. Elke dag dat je
geen resultaat bereikt, is een dag te veel en kom je een dag dichter bij
het moment waarop je je wettelijke taken niet meer kunt waarborgen.
Daarom hecht ik er zoveel waarde aan om in deze fase iets concreets te
horen. 28 jaar en 4 maanden! Ik heb het nu volgens mij al drie keer
gevraagd. Er is een motie aangenomen door de Kamer. Dat zegt wat. Ik
hoor de staatssecretaris elke keer zeggen dat zij in gesprek met de
vakbond moet. Ik weet niet hoe vaak zij koffie drinkt met mensen, maar
ik zou zeggen: u had een halfjaar geleden koffie met hen kunnen drinken.
U had mij een brief kunnen sturen en kunnen zeggen: de vakbond doet daar
moeilijk over. Ik denk dat u een kans mist doordat u de mensen die 30,
35 of 40 zijn en die topfit zijn ā we leven niet meer 30 jaar geleden ā
en die graag bij de krijgsmacht willen werken, nu mist.
Datzelfde geldt voor de diversiteit, want daar komt straks ook iets
over. Leeuwarden is fantastisch, maar Leeuwarden heeft nog geen 50%
diversiteit in zijn stad. Ik hoor dat de staatssecretaris regionaal gaat
zoeken. Dan denk ik: u bent weer bezig om in de klassieke pool te
vinden. De meneren Bosmans vindt u dan. Hartstikke leuke mensen, maar er
zitten andere mensen in andere steden, waar geen kazernes zijn. Met die
groep doet u natuurlijk ook experimenten, maar ik wil morgen van u dat
plan hebben en niet over anderhalf jaar. Niet "ik ga nog eens praten" en
"ik heb die nodig". Morgen!
De voorzitter:
Ik denk overigens dat in Leeuwarden ongeveer de helft vrouw is.
Staatssecretaris Visser:
U weet er meer van dan ik, voorzitter, en mevrouw Diks ook.
Ik snap de irritatie van mevrouw Belhaj, maar een van de centrales zit
hier in de zaal. We hebben met elkaar geregeld dat over bepaalde
rechtspositionele besluiten overeenstemming moet zijn met de centrales.
Daar kunt u van alles van vinden, maar dan moet u daar iets mee doen.
Het is belangrijk, maar het is ook een belangrijk gegeven dat we daaraan
vasthouden. Er zijn bepaalde zorgen. Daar wordt een gesprek over
gevoerd, aan die tafel. In de tussentijd zitten we niet stil. Juist voor
bijvoorbeeld cyber of doctoren leveren we maatwerk. We kijken naar wat
er wƩl kan. Ik heb net aangegeven wat we doen in het kader van de
proeftuinen, op alle fronten. U zegt dat ik morgen wat moet doen, maar
we zijn al bezig; gister en eergister ook al. Een generieke
leeftijdsverhoging vereist echt instemming van de centrales. Ze zitten
hier in de zaal en kunnen met u meeluisteren. Ze hebben uw oproep
waarschijnlijk gehoord. Ik heb het voorstel daar ook neergelegd.
Mevrouw Belhaj (D66):
Het is goed om te horen dat het voorstel er ligt. Wij hopen zo snel
mogelijk een reactie te krijgen. Ook als het antwoord van de vakbond nee
is, weten we dat. De vakbonden bereiken ook weleens politici, maar dan
weten we hoe het zit. Bij dezen dan de oproep of de vakbonden open
willen staan voor mensen van een hogere leeftijd en tegen
leeftijdsdiscriminatie willen gaan opstaan, omdat dit de krijgsmacht
belemmert om het werk goed te doen.
Staatssecretaris Visser:
Ik denk dat ze uw oproep hebben gehoord. Ik heb net uitgelegd wat de
bedoeling is van de proeftuinen met het hr-model, om juist mensen van
40, 45 weer aan Defensie te verbinden, ook als ze nooit bij Defensie
hebben gewerkt, om hun kennis en expertise te kunnen benutten. Volgens
mij zijn we dus juist heel concreet. Ik heb net genoemd om hoeveel
functies het concreet gaat in Volkel. Ik wil mevrouw Belhaj vooral
uitnodigen om daar kennis mee te maken. Wellicht is het iets voor de
Kamer om daarvan kennis te nemen.
De voorzitter:
Dat was het blokje over personeel?
Staatssecretaris Visser:
Ik zit te kijken. Mevrouw Belhaj had nog een vraag over diversiteit en
inclusiviteit. We hebben die discussie eerder met elkaar gehad. Ik heb
met de minister met routekaarten aangegeven wat wij op alle fronten doen
als het gaat om meer diversiteit en inclusiviteit. Dit vraagt wel echt
een lange adem. Mevrouw Belhaj zegt terecht dat je niet alleen daar moet
kijken waar kazernes zitten, maar ook waar bijvoorbeeld het grootste
potentieel van jongeren zit. Dat doen we uiteraard ook. We kijken of je
daarin zichtbaar kunt zijn. Maar onze kazernes zitten in andere gebieden
van Nederland dan in de G4, met uitzondering van het MEA. Dat is de
reden waarom het zo belangrijk is om ook in de hoofdstad zichtbaar te
blijven als Defensie, zodat je aan jongeren daar kan laten zien hoe
belangrijk Defensie is.
Wij delen de oproep van mevrouw Belhaj dat diversiteit juist ook voor
inclusiviteit essentieel is. Ik heb net al aangegeven dat er een
potentieel op de arbeidsmarkt is, met 50% vrouwen, dat we nu niet
aanraken. Ik heb in eerdere debatten al aangegeven dat 75% van de
vrouwen in Nederland nog steeds denkt dat Defensie alleen maar voor
mannen is. Voordat vrouwen überhaupt gaan solliciteren, moet je ze eerst
benaderen met wat we doen en wat ze allemaal bij Defensie kunnen doen.
Daar hebben we heel gerichte acties op, van Meidenvaardagen tot ladies
nights, om te laten zien dat Defensie een prachtige organisatie is. We
hebben afgelopen week een symposium gehad. De minister heeft daar een
boek over 75 jaar vrouwen bij Defensie uitgereikt aan vrouwen die bij
Defensie hebben gewerkt. Bij dat symposium ging het over dit soort
onderwerpen, om te kijken wat we met elkaar kunnen doen voor meer
diversiteit en hoe we niet alleen vrouwen maar ook andere groepen kunnen
bereiken. Maar daar zitten geen streefpercentages aan vast.
Volgens mij heb ik hiermee alle vragen over personeel gehad. Ik zie
mevrouw Karabulut gebaren dat dit niet zo is.
De voorzitter:
Misschien kan mevrouw Karabulut heel kort, in twee woorden, de vraag
aangeven.
Mevrouw Karabulut (SP):
Een van mijn vragen ging over de beschikbaarheid van wifi, naar
aanleiding van een troepenbezoek in Afghanistan. Er is een maximum van
ā¬100, wat volgens mij volstrekt onvoldoende is.
Ik had ook een vraag over het beloningsverschil tussen de mensen van de
KMar en de politie die precies hetzelfde werk doen, namelijk politie
trainen.
Staatssecretaris Visser:
Het klopt dat naar uitzendgebieden 3 gigabyte als downloadlimiet wordt
meegegeven. Dat komt neer op ongeveer ā¬100 per maand. We houden ook
aparte sessies met het thuisfront. Zoals ik net al heb aangegeven,
rollen we in Nederland wifi uit, zoals mevrouw Bruins Slot het zei: van
campingwifi naar hotelwifi naar thuiswifi. We kijken uiteraard ook wat
we nog kunnen verbeteren in de missiegebieden. We kijken continu of we
op wifigebied tot verbetering kunnen komen, maar ik ken niet de laatste
stand van zaken. Misschien kan ik er in de tweede termijn op
terugkomen.
Als het gaat om de verschillen tussen de KMar en de nationale politie,
weet ik niet welke regelingen de politie precies heeft en waarom daar
een verschil in zit. Zoals u weet, gaan we sowieso kijken naar alle
toelagen van Defensie. U heeft in de beantwoording van de feitelijke
vragen ook gezien dat we meer dan 120 toelagen hebben. Ik weet dat de
politie er veel minder heeft. We gaan kijken naar een vereenvoudiging en
modernisering. Ik weet niet waar het verschil precies in zit. Dat kan
met de rechtspositie en allerlei andere zaken te maken hebben. Daar zou
ik dus naar moeten kijken.
De heer Kerstens heeft nog een vraag gesteld, die ik vergeten was, over
de RVU-heffing. Dat is een zeer terechte vraag. Ik ben afhankelijk van
de belastinginspecteur, dus mijn verwachting kan ik niet hardmaken, maar
wij verwachten dat we voor het einde van het jaar een uitspraak krijgen.
Het is daar neergelegd en er zal een uitspraak over volgen. Ik kan niet
op de stoel van de belastinginspecteur zitten, maar dit is het beeld dat
ik u kan geven.
De heer Kerstens (PvdA):
Het leek wel een soort disclaimer toen de staatssecretaris zei: ik moet
wachten op de Belastingdienst. Zij hebben het natuurlijk ook druk. Hoe
staat de staatssecretaris tegenover de gedachte die in de aangehouden
motie zat? Daar was ze toen wel positief over. Alleen gaf ze aan dat ze
eigenlijk toch wel wil wachten op die uitspraak. Ik heb de motie net
weer even naar voren gebracht. Ik denk niet dat ik die zo ga indienen,
maar misschien volgende week. Ik maak me er zorgen over of dat allemaal
zo netjes gaat lukken met de nieuwe functie- en beloningsstructuur. U
gelooft het misschien niet, maar het laatste wat ik zou willen, is dat
er weer een heleboel gedoe ontstaat met vakbonden en de mensen van
Defensie over het maken van een afspraak. Ik dacht: als we van tevoren
kunnen laten zien dat we daar echt ons best voor gaan doen en als dat
bezwaar wordt gehonoreerd, dan is er wat geld beschikbaar en zou dat
misschien kunnen helpen om gedoe later te voorkomen.
Staatssecretaris Visser:
Volgens mij heb ik in het debat tegen de heer Kerstens gezegd: al het
extra geld dat voor Defensie beschikbaar komt, is altijd meer dan
welkom. Ik heb daarom aangegeven dat ik positief naar uw motie aan het
kijken was, maar ik heb ook aangegeven dat het echt aan de
belastinginspecteur is om hierover een uitspraak te doen. In de cao
hebben we afspraken gemaakt om naar het nieuwe functiegebouw en
loongebouw te kijken. Wij vinden het belangrijk om te kijken wat de
uitstroomredenen zijn. Ik gaf net al aan dat er meer dan 120 toelagen
zijn. U heeft die lijst gekregen in antwoord op de feitelijke vragen.
Dat zegt al iets. Hoe gaan we dat doen? Uiteraard geldt dat we, als we
het op een rijtje hebben, bekijken wat het financieel betekent. Maar dat
doen we natuurlijk in samenwerking met de bonden. In de cao staan
daarover al een aantal uitgangspunten geformuleerd. Binnen die
randvoorwaarden gaan we aan de slag.
Volgens mij heb ik dan de vragen over het personeel beantwoord. Ik heb
daar in de inleidende tekst ook al iets over gezegd. Ik wil graag
overgaan naar de discussie over het materieel. Mijn papieren raken nu
door elkaar. Straks vergeet ik een aantal vragen en dat is natuurlijk
niet de bedoeling, voorzitter.
De voorzitter:
We kijken of de Kamerleden goed opletten. Ze kunnen het dan in de tweede
termijn meenemen.
Staatssecretaris Visser:
Ja.
Voorzitter. In de eerste interrupties op mijn bijdrage hebben we het al
gehad over de aanschaf van de extra F-35's. U heeft met de minister een
debat gevoerd over het ingediende NAVO-plan. De minister is uitgebreid
ingegaan op de keuzes. De lijn in het NAVO-plan is zoals u weet:
sneller, beter, langer en krachtiger. Dat is ook de reden waarom is
gekozen voor extra F-35's. Het betekent niet dat we met die negen direct
de inzetdoelstellingen kunnen verruimen, maar het betekent wel dat we
sneller, langer en flexibeler onze taak kunnen uitoefenen. Ik heb
partijen tegen en voor de extra F-35's gehoord.
U heeft ook de andere prioriteiten in het NAVO-plan gezien en u heeft
het debat daarover met de minister gevoerd. Daarover heeft u uitspraken
kunnen doen. Naar aanleiding van dat debat over het NAVO-plan hebben wij
vervolgens het proces van de extra aanschaffen in gang gezet. Ik denk
dat het belangrijk is, zoals ik ook in de beantwoording heb aangegeven,
dat we juist ons werk langer, krachtiger en sneller kunnen doen. Dat is
het in het kader van de F-35.
Mevrouw Diks vroeg naar de voortgangsrapportage en sprak zorgen uit over
het GAO, de Amerikaanse rekenkamer. Ik heb met u nieuwe afspraken
gemaakt over de uitgangspunten voor de voortgangsrapportage F-35. Vorig
jaar was er kritiek dat we door de bomen het bos niet meer zagen, juist
vanwege alle details die erin zaten. Ik heb ook de ADR gevraagd of ik op
de goede wijze alle rekenkamerrapporten van de Amerikanen in de
voortgangsrapportage heb verwerkt. De ADR heeft aangegeven dat ze op een
goede manier zijn verwerkt. Ik deel wel de zorgen, zo staat dat ook in
de voortgangsrapportage, over de risico's die worden benoemd. Die zitten
aan de ene kant in de software en aan de andere kant in het onderhoud in
de zin van repareerbare onderdelen en de, met een mooi Engels woord,
sustainment om dat te doen. Daar zijn allerlei verbetermaatregelen voor
genomen. Dat is ook de reden dat het nog niet is opgelost en dat is ook
de reden waarom het GAO daar keer op keer op terugkomt. U zult ook zien
dat er keer op keer dingen zijn verbeterd. Het is goed dat de
Amerikaanse rekenkamer daar vrij stevige en scherpe rapporten over
schrijft, die ook openbaar zijn. Er wordt keer op keer op geacteerd.
Zoals u weet is het in ontwikkeling en het zal ook in ontwikkeling
blijven. Wij hebben nu geen aanleiding om aan te nemen dat de
doelstellingen die wij hebben, zoals initiƫle en volledige gereedheid,
met de F-35 niet worden gehaald.
De heer Bosman had een vraag over het verwervingsproces van de Fransen.
Die hebben sowieso een ander systeem als het gaat om de parlementaire
democratie, met een president met bepaalde bevoegdheden. Die gaan we
hier in ieder geval niet krijgen. Ik denk dat het goed is om ons te
realiseren ā dat is denk ik ook het samenspel met de Kamer ā dat als er
brieven zijn die geagendeerd moeten worden, we de gewone AO's inplannen.
Dat kan nooit een reden zijn om de verwerving niet sneller te krijgen.
We zijn ook in gesprek met uw Kamer om te kijken of we het DNP-proces
kunnen aanpassen om tot een versnelling te komen. Uiteraard hebben we in
de DIS, de Defensie Industrie Strategie, nadrukkelijk opgenomen dat we
op een aantal punten vinden dat we het zelf moeten ontwikkelen en dat we
ook sneller moeten kunnen gaan. Het sneller kunnen ontwikkelen is mij
uit het hart gegrepen, maar het Franse model zie ik niet zo snel in
Nederland van toepassing zijn.
In reactie op het voorbeeld met de drones zeg ik dat je, als je in een
missiegebied bent, kunt afwijken van de Europese aanbestedingsregels. Ik
ken de casus niet, maar het kan een hele andere reden hebben. Dat hoor
ik dan vast van de heer Bosman.
Over de onderzeeboot hebben we het gehad met mevrouw Karabulut. De heer
Slootweg gaf aan het aantal van 37 F-35's al te laag te vinden, dus zich
erachter te scharen en de Amerikaanse rekenkamer belangrijk te vinden.
Mevrouw Diks stelde voor om het geld voor die negen aan het vastgoed te
besteden. Daar hebben we het net in het debat met elkaar over
gehad.
Mevrouw Belhaj vroeg naar de risicoreservering van 10%. Ieder jaar laten
we TNO met een model onderzoeken of onze risicoreservering nog voldoende
is en of alle risico's voldoende zijn meegenomen. Voor de aanschaf van
deze negen hebben we het standaardrisicopercentage van 10% genomen. Voor
de zekerheid hebben we ook TNO ernaar laten kijken. Voorlopig laten we
de reservering nog in het F-35-budget staan, omdat we ze nog moeten
aanschaffen. Mevrouw Belhaj vroeg of er straks nog geld over is.
Misschien wel, als blijkt dat we die risicoreservering kunnen laten
vrijvallen. In principe laten we deze nu volledig voor de onvoorziene
tegenvallers binnen het budget staan totdat het project geen risico's
meer kent.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter?
De voorzitter:
U heeft vier interrupties gehad, dus ik wil u toch even verwijzen naar
uw tweede termijn. De staatssecretaris.
Staatssecretaris Visser:
Volgens mij zijn daarmee de vragen rondom materieel beantwoord. Oh,
SM-2? Uiteraard. Mevrouw Diks heeft gevraagd of wij op schema liggen met
de typenclassificatie. Dat liggen we, met uitzondering van een paar
munitiesoorten ā ik doe het even uit mijn hoofd ā wat te maken heeft met
het nog niet hebben ontvangen van informatie uit het desbetreffende
land. Het ligt niet aan onvoldoende capaciteit, maar aan het ontbreken
van de informatie. We werken conform uw motie, dus als we het niet
hebben, leggen we de werkwijze vast. Dat hebben we ook met de
SM-2-raketten gedaan. Met de SM-2-raketten is gekeken of het veilig kan.
Het onderzoek wordt inderdaad aan het einde van dit jaar afgerond. De
vraag is of er ooit een echte oorzaak gevonden gaat worden, maar in
principe is er nu waarschijnlijk nog maar ƩƩn potentiƫle oorzaak over,
die te maken heeft met corrosievorming. De fabrikant heeft een
instructie gegeven hoe je die kunt voorkomen en hoe je het veilig kunt
doen. Die instructie passen wij volledig toe en hebben wij vastgelegd,
conform de motie, om ervoor te zorgen dat we veilig kunnen schieten. U
vroeg waarom we ze dan aanschaffen. Het is eigenlijk wat u net zei. Dit
is de laatste keer dat ze te koop worden aangeboden en dat de fabrikant
ze produceert, want de fabrikant gaat over naar nieuwe raketten. Die
moet de ontwikkeling nemen. Als ik ze nu niet aanschaf, gaat uw opvolger
over tien jaar de desbetreffende minister of staatssecretaris
aanspreken: hoe kan het nou dat onze fregatten geen raketten meer hebben
en dat de voorraad op is? De voorraad moet gewoon worden aangevuld. Dat
is de reden dat deze raketten echt nodig zijn om onze fregatten het werk
te laten doen. Dit is de laatste keer dat we ze kunnen aanschaffen en de
voorraad moet op orde blijven.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Heel goed om te horen dat de motie conform wordt uitgevoerd. We hebben
toen ook heel nadrukkelijk gevraagd om het vast te leggen als een
typeclassificatie nog niet is afgerond en er toch operatietechnisch
materieel gebruikt moet worden. U geeft aan dat u dat doet. Het is heel
prima om dat te horen. Onze zorg zit bij het feit dat er al een incident
met deze raket is geweest en dit type raket toch momenteel in gebruik
is. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording, want die is
helder.
De voorzitter:
Dan kan de staatssecretaris verder met de beantwoording.
Staatssecretaris Visser:
De vragen gingen vooral over de F-35, en die zijn beantwoord. Ook de
andere vragen die een rol speelden, zijn zijdelings al aan de orde
gekomen, ook het vastgoedverhaal over de investering.
Dan ga ik naar de noodkeukens en de vraag van de heer Slootweg. Er is
een planning en dan ga je een inspectie doen en blijkt dat het
tegenvalt. Dat is in dit geval gebeurd. De bedoeling was om in het
najaar de interim-keuken gereed te hebben, maar bij de inspectie bleek
dat het niet kon binnen het bestaande gebouw dat we voor ogen hadden.
Vandaar dat het helaas is opgeschoven. Soms heb je pech en soms valt het
mee. In dit geval hebben we pech gehad. Uiteraard werken we eraan ā ik
kom er ook op terug in reactie op de schriftelijke vragen van de heer
Slootweg ā om het zo spoedig mogelijk wel voor elkaar te krijgen.
De heer Slootweg (CDA):
Lukt het de staatssecretaris om een tijdpad te schetsen?
Staatssecretaris Visser:
Dit jaar in ieder geval niet. Ik kom er in tweede termijn op terug om te
voorkomen dat ik u een tijdpad geef en u later weer moet teleurstellen.
Ik vind dat we daar goed naar moeten kijken.
Mevrouw Belhaj sprak over de Operationele Energie Strategie en de brief
die ik samen met de minister heb gestuurd. Wij hebben heel praktisch
gedacht door een zinsnede op te nemen dat de eerder genoemde
doelstellingen overeind blijven en dat we u daarmee de duidelijkheid
hebben gegeven. We hebben dus niet de gehele tekst overgenomen in de
brief. Maar om het nogmaals te bevestigen: die doelstellingen blijven
bestaan. Mocht daar onduidelijkheid over zijn, dan hoop ik dat die bij
dezen is weggenomen.
Mevrouw Belhaj en de heer Slootweg stelden vragen over het vastgoed. Wij
moeten dat nu gaan concretiseren en dat zal budgettaire consequenties
hebben. Daarin zullen weer keuzes gemaakt moeten worden. Hiervoor geldt
ook weer dat we stap voor stap gaan kijken wat er kan. Ik heb u
aangegeven wat wij moeten doen als het gaat om water en om bodem. Wij
hebben ook het Klimaatakkoord en we kijken samen met het
Rijksvastgoedbedrijf naar de verduurzaming van het vastgoed en wat
daarvoor nodig is. Daar wordt aan gewerkt en wij komen, zoals toegezegd,
met de concrete invulling daarvan naar u toe.
Mevrouw Belhaj had een vraag over vliegbasis De Peel. Ik heb toevallig
vandaag voor het eerst een vergadering mogen bijwonen van de Commissie
Overleg en Voorlichting Milieu die is opgericht, dus met de bestuurders
en de inwoners. Ook om naar u aan te geven dat we in de afgelopen zomer
samen met de gemeente heel veel bewonersbijeenkomsten hebben
georganiseerd om tekst en uitleg te geven. Er zijn 515 zienswijzen
ingediend. Die gaan wij beoordelen en die zullen binnen de COVM worden
besproken. We zijn ook bezig om te kijken naar het toepassen van de
ADC-toets, samen met een milieueffectrapportage, want die hoort bij een
ADC-toets en anders krijg je de ADC-toets niet rond. We zitten volledig
in het traject om te komen tot een luchthavenbesluit. In combinatie met
alle discussies rondom de PAS hoef ik u niet te vertellen dat dit overal
enige consequentie heeft. Daar kom ik bij u op terug.
Mevrouw Belhaj (D66):
Dat was niet helemaal mijn vraag. Mijn vraag was of de staatssecretaris
kan toezeggen dat zij die gedegen ADC-toets in de MER centraal zal
stellen en daarbij ook een eventuele saldering zal meenemen.
Staatssecretaris Visser:
Dat zijn twee verschillende dingen. De MER is een onderbouwing ten
behoeve van de ADC-toets. De ADC-toets is een procedure die je start en
daarvoor heb je een milieueffectrapportage nodig. Die
milieueffectrapportage moet je gewoon doen en als die niet goed is, word
je gewoon teruggefloten, al dan niet bij de Raad van State als het gaat
om dit soort luchtvaarbesluiten. Dat doen we dus. Hoe we gaan salderen,
extern of intern, zal een afweging zijn binnen de verdere uitwerking.
Dat hoort daarbij en daarover kan ik nu geen uitspraak doen. We moeten
eerst weten wat de opgave is en vervolgens wat die betekent.
Mevrouw Belhaj stelde een vraag over MARKAZ. Ik wilde net zeggen dat ik
de gedeputeerde uit Zeeland in de zaal zag zitten, maar hij is nu weg.
Die vond het te lang duren, denk ik. Zoals eerder met u gedeeld is,
delen wij die zorg. Mevrouw Diks heeft er ook meerdere malen naar
gevraagd. Het is belangrijk om dat te blijven monitoren. U heeft om een
brief daarover gevraagd, ook in relatie met de PAS. Dat was ook uw
vraag: wat betekent MARKAZ en de PAS en wat zijn de consequenties? Ik
kom daar nog bij u op terug. En uiteraard ook conform uw opdracht rond
de besluitvorming samen met de TRMC. We zijn daarvoor nog bezig met de
vraag wat de "fit for purpose"-kazerne in Vlissingen betekent. Dus wij
komen in een brief terug op de stand van zaken rond de TRMC en de
uitstroomcijfers, samen met de consequenties van de PAS, voor zover die
er zijn, want ik heb al eerder aangegeven dat ik denk dat iedereen in
Nederland daarmee bezig is.
De heer Bosman (VVD):
De staatssecretaris sprak over de gedeputeerde, maar ook de burgemeester
van Vlissingen zat in de zaal. Er is vanavond een Zeeuws diner en daarom
moesten zij helaas eerder weg. Ik dacht: laat ik dat even melden, want
het was geen ongeĆÆnteresseerdheid.
De voorzitter:
Nee, mevrouw Diks, ik verwijs u echt naar de tweede termijn. Ik denk dat
we zo gaan uitlopen in de tijd.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Het kan ook heel kort, want mijn vraag is: wanneer komt die update dan?
Volgens mij hebben we ook weleens met elkaar afgesproken dat die er voor
de begrotingsbehandeling zou zijn.
De voorzitter:
Wanneer komt de update? Dat is de vraag, staatssecretaris.
Staatssecretaris Visser:
Ik ga proberen deze voor de begrotingsbehandeling te sturen. Het kan ook
op de dag zelf dus, voordat de behandeling begint. Ik ga het proberen,
voorzitter.
Naar aanleiding van de vraag van de heer Slootweg over de keuken in
Assen krijg ik net het bericht binnen dat dat in de tweede helft van
2020 zal zijn. Maar daar wordt in de beantwoording van de schriftelijke
vragen ook nog op teruggekomen.
Volgens mij heb ik dan de vragen beantwoord.
De voorzitter:
Dank u wel.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
We zijn toe aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. De heer
Slootweg, mevrouw Belhaj en de heer Kerstens hebben nog nul minuten
over, maar ik zal de hand over mijn hart strijken en ze nog maximaal een
minuutje erbij geven. Dat is wel inclusief het voorlezen van de moties.
Ik begin met mevrouw Diks, die nog maximaal tweeƫnhalve minuut
heeft.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Voorzitter. Ik zal eens kijken of ik dat weet vol te krijgen.
De voorzitter:
Dat hoeft niet, hoor. Dit is geen uitnodiging om de tijd vol te
praten.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ik bedank de bewindslieden uiteraard voor de beantwoording in eerste
termijn. Er is al veel aan de orde geweest en volgende week spreken we
elkaar weer, waarschijnlijk over een aantal van dezelfde onderwerpen. In
de richting van de staatssecretaris ben ik natuurlijk in het bijzonder
benieuwd naar de brief over de MARKAZ, die ten spoedigste deze kant op
zal komen. Dat begrijpt u. Nog even over de F-35 en het NAVO-plan
waaraan beide bewindslieden steeds refereren. We zijn het gewoon niet
eens over de invulling van dat plan. Daar kunnen we het nog een hele
tijd over hebben, maar dat kan misschien beter op een andere plek. Ik
vind het wel heel ingewikkeld dat in dat plan bij de vijf prioriteiten
het personeel niet is genoemd. Ik hoor de staatssecretaris commentaar
geven. Als de minister steeds zegt dat materieel en mensen bij elkaar
horen, dan had ik verwacht dat dat ook in het NAVO-plan tot uitdrukking
zou komen. De manier waarop het kabinet investeert in de mensen van
Defensie is niet de manier waarop GroenLinks dat voor zich ziet. Ik kom
zo met een motie waarin we heel nadrukkelijk vragen om eerst je grootste
kapitaal te gaan organiseren, namelijk het personeel bij Defensie. Dat
vind ik daaraan heel teleurstellend.
We hebben net in eerste termijn ook even gesproken over de burnpits. De
minister wil wel kijken naar de combinatietoxiciteit, maar ik vind het
belangrijk dat we die echt gaan onderzoeken en dat de Kamer daarover
informatie krijgt. Ik hoor nog graag van de minister wanneer die
informatie naar de Kamer komt. Dan heb ik nog een motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat met de verwerving van negen additionele F-35
toestellen een bedrag van 1.016 miljard euro incidenteel en 97 miljoen
euro structureel gemoeid is;
overwegende dat het concurrerend maken van de lonen van het
Defensiepersoneel en het leefbaar en veilig maken van de
vastgoedportefeuille van Defensie prioriteit zouden moeten krijgen boven
het verwerven van extra gevechtsvliegtuigen;
overwegende dat het tevens onduidelijk is of tijdig voldoende
Defensiepersoneel kan worden geworven voor de operationele inzet en het
onderhoud van deze extra gevechtsvliegtuigen;
verzoekt de regering af te zien van het voornemen om negen extra F-35
gevechtsvliegtuigen aan te schaffen, en het daarmee vrijkomende budget
te investeren in de herziening en overbruggingskosten van het
loongebouw, het verhogen van de lonen van het Defensiepersoneel en het
versneld renoveren en verduurzamen van Defensievastgoed,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diks en Karabulut. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 8 (35300-X).
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Bosman van de VVD.
De heer Bosman (VVD):
Voorzitter, dank. Ook dank voor alle antwoorden. We zijn het soms niet
helemaal eens, maar de antwoorden waren in ieder geval helder en to the
point. Belangrijk om te constateren dat Defensie vooral voor onze eigen
veiligheid is. De nationale veiligheid en de internationale veiligheid,
hier en in het hele Koninkrijk, dus ook in ons Caribisch gebied. We zijn
naĆÆef als we denken dat het allemaal wel mee zal vallen. Er zijn volgens
mij afgelopen week tien Russische onderzeeboten de Atlantische Oceaan
opgetrokken. Dat is vast geen vakantiereisje. Mij is ook verteld dat de
beste opponent van een onderzeeboot een andere onderzeeboot is. Dus ik
hoop dat de minister en de staatssecretaris vaart maken, letterlijk en
figuurlijk, met de aanschaf van onderzeeboten.
Ten aanzien van Europa: natuurlijk moeten we samenwerken. Daar zijn
goede voorbeelden van. Maar als Europa het alleen zou doen, zou het nog
veel duurder worden. De Europese Rekenkamer heeft berekend dat er dan
honderden miljarden bij moeten, als we zelfstandig voor onze eigen
veiligheid zouden optreden. De VVD koestert daarom de samenwerking
binnen de NAVO, die nog steeds de hoeksteen is van onze veiligheid. Daar
moeten op inzetten en onze verantwoordelijkheid in nemen.
Ten aanzien van het EU-leger toch nog even heel kort: de VVD blijft bij
het oppergezag van de Nederlandse regering. Dat staat namelijk pertinent
in de Grondwet, daar houden wij aan vast. Ik vind het ook een prima
oplossing, dus wat dat betreft is er geen verschil tussen een VN-inzet,
een NAVO-inzet of een EU-inzet.
Ten aanzien van de drones: natuurlijk mag je afwijken van de regels,
maar waarom gebeurt dat niet? Het mag wel, maar kennelijk doen we het
niet. Waar zit dan het nee in de organisatie om het niet te doen? De
Fransen hebben kennelijk toch een iets ander systeem. Zij zeggen eerder
ja, tenzij. En in Nederland zitten we met een nee, mits. Dat is de
vraag. Volgens mij is dat de essentie van verwerving in het Nederlandse
systeem. Dat is mijn laatste vraag aan de staatssecretaris. Dank u wel,
voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Karabulut van de SP.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Wij hebben een zorgplicht voor veteranen. Een deel van de
veteraren komt niet goed terecht en valt uit, en/of komt terecht bij
voorzieningen die niet of onvoldoende gesteund worden door de minister.
Daarom de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gedurende tientallen jaren tienduizenden militairen
voor Nederland hebben gediend in tal van verschillende buitenlandse
missies;
constaterende dat een aanzienlijke minderheid van deze veteranen zwaar
psychisch is beschadigd en vervreemd van Defensie en zelfs de gehele
maatschappij;
constaterende dat Defensie een zorgplicht heeft voor al deze veteranen,
ook voor hen die uit beeld blijven;
voorts constaterende dat decentralisering van het veteranenbeleid het
voordeel van divers maatwerk oplevert in afzonderlijke gemeenten, maar
dat gemeenten niet allemaal in staat zijn financieel aan de behoeften te
voldoen;
verzoekt de regering het veteranenwerk van alle decentrale overheden en
alle behandelinstellingen voor veteranen met PTSS voldoende financiƫle
ondersteuning te bieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut en Kerstens. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 9 (35300-X).
Mevrouw Karabulut (SP):
Dat gezegd hebbende en over mensen op missie gesproken, hoor ik graag
van de staatssecretaris dat zij gaat regelen dat mensen onbeperkt
toegang hebben, ook wanneer ze uitgezonden zijn in Afghanistan. Dat is
een soort eerste levensbehoefte, al helemaal wanneer je op missie bent.
Het lijkt me dat dat vrij simpel geregeld kan worden. Ik hoor ook op
welke wijze het beloningsverschil tussen politie- en KMar-mensen wordt
opgeheven, omdat exact hetzelfde werk wordt gedaan.
Voorzitter, een aantal slotopmerkingen. Geen onderzeeƫrs, maar
onderwijzers. Dat is niet slechts een leuze, maar dat is de keuze
waarvoor we staan. We komen nog uitgebreid te spreken over de strategie,
over de vraag of de NAVO op dit moment voor ons een oplossing is en of
de Nederlandse regering überhaupt een eigen strategie heeft of achter de
NAVO en/of de VS aanloopt. Daar komen we allemaal nog over te spreken.
Maar dat deze boten op deze wijze niet noodzakelijk zijn voor onze
veiligheid is voor mij duidelijk, en ook dat we dat geld op een andere
wijze in veiligheid en sociale veiligheid kunnen investeren. Als
laatste: we zijn het oneens en komen daar nog verder over te spreken dat
op dit moment beetje bij beetje en alles tegelijk de druk die er ligt op
het personeel van Defensie opgelost zal worden. Ik vind de beantwoording
volstrekt onvoldoende en onbevredigend en ik zal daar uiteraard volgende
week bij de behandeling van de begroting van Defensie nog op terugkomen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Slootweg van het CDA.
De heer Slootweg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Anders dan mevrouw Karabulut denk ik wel dat ik
vandaag klip-en-klare antwoorden heb gekregen. Daarvoor ben ik de
minister en de staatssecretaris ook dankbaar. Ik begrijp dat het op een
heel aantal punten op dit moment nog te vroeg is om een heel beeld te
krijgen. Ik denk wel dat het belangrijk is, als het gaat om vastgoed en
vervangingsinvesteringen, dat we ten slotte weten wat in de toekomende
periode het financiƫle plaatje zal zijn om dat goed te doen en ook wat
het afwegingskader is, en ook hoe flexibel je dat neerzet. Ik weet niet
of dat al te schetsen is. Misschien komt dat nog bij de begroting. Maar
mijn vraag is wanneer we ongeveer een overzicht kunnen krijgen wat ook
in de komende periode nog de kosten zijn om die vervangingsinvesteringen
in het onderhoud te kunnen doen.
Ten slotte zou ik willen eindigen met het punt rond personeel, waar ik
net ben begonnen. Ik heb daarbij aangegeven dat ik het heel belangrijk
vind dat er een soort cultuurverandering plaats gaat vinden, want dat is
een van de redenen waarom mensen eigenlijk te weinig tevreden zijn. Mijn
collega stelde vanuit Singapore dat we er maar moeilijk in slagen in
Nederland om ook vrouwen te interesseren voor de krijgsmacht. Als dat
meer lukt, ben je als organisatie toch wat meer gesetteld in die
samenleving. Kunnen we op dit punt wat leren van de Scandinavische
landen? Daar wilde ik het bij laten, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Kerstens van de PvdA.
De heer Kerstens (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Omwille van de tijd heb ik een motie van mevrouw
Karabulut mee ondertekend. Dan gaat mevrouw Belhaj straks ook nog een
motie voorlezen waaronder mijn naam staat. Dat scheelt mij allemaal
tijd.
Ik heb aangegeven dat met de cao een belangrijke stap is gezet in het
herstel van het vertrouwen van de mensen in de organisatie, maar dat we
er nog niet zijn. Ik spreek best wel veel dertigers van Defensie die er
toch serieus over nadenken om te vertrekken of die die keuze al gemaakt
hebben. Dus die achterdeur staat nog steeds open. Ik zie het tijdpad en
de acties om te komen tot de gewenste vulling, zoals de staatssecretaris
aangaf, graag tegemoet. We gaan het daarover nog uitgebreid hebben. Ik
denk nog even iets langer na over het al dan niet opnieuw indienen van
die motie over de RVU-boete. Want het zou natuurlijk verschrikkelijk
jammer zijn als de staatssecretaris zich ineens genoodzaakt voelt om
haar appreciatie te doen omslaan in iets anders. Maar ik kom daar denk
ik volgende week nog wel op terug, als we met elkaar de begroting van
Defensie bespreken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Belhaj van D66.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Er is veel gezegd, maar ik ben blij dat we volgende week nog
een begroting hebben, zodat we nog veel meer kunnen spreken over
Defensie. Want het is wel gebleken dat er veel te bespreken is. Ik heb
twee moties. Over een motie heb ik in mijn eerste termijn niet
uitgeweid, vanwege tijdgebrek. Maar dat is wel iets wat D66 al sinds
2015 door middel van een toezegging aan de orde wil brengen, en dat gaat
eigenlijk om te kijken in welke mate het mogelijk is om alternatieve
financieringsvormen voor materieelprojecten te realiseren. Daarom deze
motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering een nieuw concept uit te werken van een nog te
starten materieelproject, waarbij alternatieve financiering het
uitgangspunt is, en de Kamer te informeren over de voor- en nadelen in
relatie tot de huidige financieringswerkwijze,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Belhaj. Naar mij blijkt, wordt de
indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 10 (35300-X).
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. De tweede motie naar aanleiding van het gesprek over de
inloophuizen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de Veteranenwet de bijzondere zorg die veteranen en
hun relaties in verband met de inzet als militair nodig hebben, moet
worden gewaarborgd;
verzoekt de regering te onderzoeken of het mogelijk is om in twee
veteranenontmoetingscentra professionele hulpverlening (sociaal en
psychologisch) te bieden voor veteranen, en een jaar later hierover naar
de Kamer de rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Belhaj, Kerstens, Karabulut en
Diks. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 11 (35300-X).
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Ik wil afsluiten met de opmerking dat ik vorige week mee
mocht naar het troepenbezoek in Afghanistan, wat veel indruk op mij
heeft gemaakt. Ik mag al drieƫnhalf jaar Defensiewoordvoerder zijn, maar
het in de ogen kijken van de mensen heeft veel indruk gemaakt. Dat heb
ik overgebracht naar mijn fractie en iedere andere D66'er die het maar
wil horen. Dus ik sluit af met het feit dat ik trots ben op de wijze
waarop zij elke dag hun werk weer doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de minister.
Minister Bijleveld-Schouten:
Voorzitter. Ik wil allereerst zeggen dat we volgende week natuurlijk
verder praten bij de begrotingsbehandeling, waarbij een aantal
onderwerpen zeker terug zal komen. Wij doen dat graag. Voor ons is
belangrijk dat we steeds stappen zetten qua verbetering. Dat hebben we
ook aangegeven in de Defensienota. Daar werken we hard aan, of het nu op
het personele vlak of op het investeringsvlak is. Wij merken bij onze
werkbezoeken en in onze gesprekken, net zoals u, dat mensen dat deels
zien en dat dat nodig is, omdat het allemaal mensen zijn die
uiteindelijk met passie voor de grondwettelijke taak van Defensie
werken. Uiteindelijk doen ze dat vaak met gevaar voor eigen leven. Dat
moeten we ons dagelijks realiseren.
Dan de invulling van het NAVO-plan; mevrouw Diks vroeg ernaar. Daar
hebben we natuurlijk over gesproken. Ik weet dat we daarover van mening
verschillen. Wij zijn er oprecht van overtuigd dat we hier stappen in
moeten zetten en dat de keuzes die we hebben gemaakt de juiste zijn, in
de zin van de onderbouwing. We hebben gekozen voor taken waaraan
Nederland echt invulling kan geven, en waarvan Europees en
internationaal wordt gezien dat wij daar goed in zijn. Ik heb hier het
NAVO-plan niet bij me, maar ik weet zeker dat er wel een zin over
personeel in staat. Zonder personeel is er immers geen capaciteit. Er
staat wel degelijk iets in, maar ik zal dat voor volgende week nog even
goed voor u opzoeken, mevrouw Diks. Ik weet het zeker. En we hebben er
ook in geĆÆnvesteerd. Meneer Kerstens zei het al: in de Voorjaarsnota
hebben we naast gelden voor het nationaal plan extra gelden geĆÆnvesteerd
in personeel, omdat dat nodig is.
Dan de vragen over toxiciteit. Het validatieonderzoek zoals we dat
hebben uitgezet, toetst de uitkomst van het onderzoek van het CEAG naar
de meldingen op de burnpits. Dat weet u, daar had ik het net al over.
Het gaat dan om de vraag of het CEAG het beeld dat uit de meldingen naar
voren komt juist heeft geĆÆnterpreteerd. Kortom, heeft het CEAG de juiste
methodes gebruikt, is de juiste literatuur geraadpleegd en is het
wetenschappelijk niveau gehaald? Allemaal van dat soort dingen. De
combinatie toxiciteit is voor ons zeker een belangrijk aandachtspunt,
maar dat wordt meegenomen in een nadere inventarisatie van gevaarlijke
stoffen. We volgen daarbij alle ontwikkelingen in de wetenschap en bij
de internationale partners. We kijken naar gezondheidsklachten en
proberen daaruit een patroon te destilleren. Dat patroon kan ons dan
leiden naar een oorzaak, in dit geval een of meerdere gevaarlijke
stoffen. Dat was wat u zei. De wetenschappelijke literatuur helpt ons
daarbij. Helaas leveren de nu bekende meldingen geen echt duidelijk
patroon op. Dat laten we ook nog valideren. Wat we natuurlijk niet meer
kunnen doen, en wat we ons allemaal wel realiseren, is op dit moment
nagaan wat er destijds precies is verbrand in de burnpits, om daarin
gericht te onderzoeken of een gevaarlijke stof of een combinatie daarvan
die specifieke klachten veroorzaken. Dat kan dus niet. Maar al die
andere dingen doen we. Maar het eerste onderzoek staat apart. In een
tweede onderzoek wordt die combinatie dan meegenomen. Daar zullen we u
ook over rapporteren.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Dan is mijn vraag natuurlijk wanneer we daar meer informatie over
krijgen. Want wij zitten er hier wat koud over te praten, maar de mensen
die hiermee geconfronteerd worden en dagelijks hiervan last hebben,
willen gewoon zo snel mogelijk antwoord.
Minister Bijleveld-Schouten:
Ik kan u dat op dit moment nog niet zeggen. Ik wil daar nog wel eens
naar kijken. U weet dat er nog begonnen moet worden. Ik ben het wel met
u eens dat we niet voor niets zijn begonnen met het meldpunt. Mensen die
zich gemeld hebben, zijn meteen doorverwezen naar zorg en krijgen ook
zorg. Sommigen hebben zich alleen uit voorzorg gemeld, maar er wordt
zorg verleend. We vinden het allemaal belangrijk dat dit zo snel
mogelijk gebeurt. Ik kan u dat nu niet precies zeggen en ik weet ook
niet of ik dat volgende week kan doen. Maar zodra ik daar iets over kan
zeggen, zal ik dat u doen toekomen.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Heel kort: ik kan me voorstellen dat je, als je nu zit te kijken, toch
weer ongerust wordt. De clou van deze onderzoeken is natuurlijk om juist
die ongerustheid weg te nemen en mensen te accommoderen. Dus die vraag
hebben we als Kamer aan u. Wilt u zo snel mogelijk proberen dat antwoord
te geven? Misschien kunt u daarover bij de begroting nog iets
zeggen.
De voorzitter:
Dat heeft de minister al aangegeven.
Minister Bijleveld-Schouten:
Inderdaad, ik heb dat net al gezegd. Ik zal kijken of dat kan. Zo niet,
dan zal dat op een later moment gebeuren. Maar ik zal er in ieder geval
iets over zeggen.
Ik denk dat de heer Bosman terecht aanhaalde dat de investeringen
uiteindelijk voor onze eigen veiligheid zijn. U begon uw eerste termijn
met 75 jaar bevrijding en de Slag om de Schelde. Ik weet dat u dat vorig
jaar ook deed, omdat u toen vroeg om een waardige herdenking en viering
daarvan. U was bang dat het deel herdenken en aandacht voor veteranen
zou worden vergeten. We hebben alles op alles gezet om die combinatie te
maken. Ik weet dat u dat mooi vond. Zelf vond ik het mooi dat het echt
gelukt was om uit alle betrokken landen veteranen daar te krijgen. Ik
heb daar mijn collega's nog op moeten aanspreken. Maar ik vond het heel
mooi dat dat gelukt is. Wij volgen nu een beetje het patroon van de
bevrijding. Gisteren was ik in Breda, waar de Polen terecht in het
zonnetje zijn gezet. Als je het hebt over een vergeten slag, is dat een
vergeten groep van bevrijders. In Driel, Market Garden, ging het meer
over generaal Sosabowski, maar hier zag je ook hoe belangrijk dat
uiteindelijk is, ook voor de Polen die dat destijds hebben gedaan en die
er ook waren. Zelf had ik die groep wat minder vergeten, omdat Goor,
mijn woonplaats, ook door Polen is bevrijd. Maar je ziet wel dat je daar
toch altijd weer even op gewezen moet worden. Dus in die zin is dat
mooi. Dat proberen we te doen in het volgen van de beweging door het
land. We proberen successievelijk steeds aanwezig te zijn, en als het
ons niet lukt, dan gaat de Commandant der Strijdkrachten. Ik denk dat u
daar een terecht punt aanhaalde. Voor ons is de NAVO de hoeksteen van
onze samenwerking. Dat weet u. Dat neemt niet weg dat ik vind dat we
Europees meer moeten doen, omdat we zelfstandig meer moeten investeren
in onze eigen Defensie.
Dan kom ik bij de motie van mevrouw Karabulut over de zorgplicht. Of
moet ik de moties aan het eind doen?
De voorzitter:
Nee hoor. Het is prima als u de moties die voor u zijn nu
beantwoordt.
Minister Bijleveld-Schouten:
De motie op stuk nr. 8 van mevrouw Diks en mevrouw Karabulut moet ik
ontraden. Ja, u zult het heel onwaarschijnlijk vinden. U weet dat we in
het NAVO-plan nadrukkelijk deze keuzes hebben gemaakt ā dat was ik even
vergeten te noemen ā en wij staan achter deze keuzes.
Mevrouw Karabulut heeft de motie op stuk nr. 9 over de zorgplicht
ingediend. We hebben een zorgplicht voor alle veteranen. Daar hebben we
het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen voor. Dat is naar mijn vaste
overtuiging een van de beste zorgsystemen van de wereld. Niet voor niets
wordt dat internationaal erkend. We proberen iedereen via het loket aan
de zorg te krijgen. In het dictum verzoekt u de regering om het
veteranenwerk van alle decentrale overheden en alle
behandelingsinstellingen voor veteranen met PTSS voldoende financiƫle
ondersteuning te bieden. Dat is niet onze taak. Wij hebben een taak via
het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen. Daar kan iedereen de zorg
krijgen. Daar moeten wij iedereen krijgen. Maar alle decentrale
overheden hebben hun eigen taak om in zaken te voorzien. Deze motie wil
ik dus ook ontraden.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut heeft nog een vraag.
Mevrouw Karabulut (SP):
Misschien kan mijn vraag de mening van de minister beĆÆnvloeden. De
discussie gaat er niet over dat het landelijk netwerk niet zou
functioneren. Het punt is ā dat heeft de minister eerder zelf ook erkend
ā dat er altijd een groep buiten valt. En dat levert spanningen op. Dat
kan lokaal zijn en dat kan op instellingsniveau zijn. Als we die groep
ook kunnen bedienen met deze aparte structuur, dan zou de minister daar
financieel of anderszins in bij kunnen springen. Dat is eigenlijk wat
deze motie vraagt. De discussie gaat niet over het landelijk
netwerk.
Minister Bijleveld-Schouten:
Ik zag wel dat u niet twijfelde aan het landelijk zorgsysteem. Dat
hoorde ik ook wel. Maar we moeten iedereen daarnaartoe krijgen, afgezien
van de mensen die zelf de zorg willen mijden. Dat kan ook niet bij
andere zorgsystemen. Maar de gemeenten hebben hier hun eigen taak in.
Daar heb ik ook met de VNG, met het Genootschap van Burgemeesters en
overigens ook met die inloophuizen en instellingen over gesproken. We
hebben bij elkaar gezeten en gezegd: iedereen heeft zijn eigen taak en
rol en ook zijn eigen financiƫle middelen. Wij zijn geen
subsidieverlener in dit geval voor dit soort faciliteiten. Wij proberen
elkaar te helpen door te zorgen voor goede verwijsfuncties et cetera. We
proberen een handreiking te maken om daarmee elkaar te helpen, zodat
iedereen zich er meer bewust van is dat iedereen via ons loket de goede
zorg kan krijgen. Maar dit gaat mij te ver. Het bieden van voldoende
financiƫle ondersteuning is echt niet onze taak en onze rol. Ik blijf
dus bij het oordeel ontraden.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karabulut.
Mevrouw Karabulut (SP):
Misschien kan de minister dan antwoorden hoe zij de zorgplicht wil
vervullen bij mensen die buiten het systeem zijn, omdat zij zich op geen
enkele wijze veilig voelen, en bijvoorbeeld in Eelde worden geholpen. In
Amsterdam is er een inloopvoorziening. Die wordt ook mede gefinancierd
door de gemeente. Maar er is een probleem met de openstelling en de
exploitatie. Het kan zijn dat een beroep wordt gedaan op de minister om
de voorziening in stand te kunnen houden. Op welke wijze wil de minister
deze problemen dan oplossen?
Minister Bijleveld-Schouten:
Over het voorbeeld in Amsterdam heb ik gesproken met Amsterdam. Die
voorziening is gefinancierd door de gemeente. Maar wij gaan geen huizen
in stand houden. Daar heb ik ook in antwoord op de heer Kerstens al iets
over gezegd. Dat is niet onze taak en rol, maar de taak van de gemeente.
Er kan soms wel subsidie voor activiteiten verleend worden. Maar dat
doen wij niet; daar geven wij geld voor aan het Veteraneninstituut. In
dit geval heb ik de gemeente Amsterdam daar ook naar verwezen. Via het
Veteraneninstituut zijn er subsidiemogelijkheden voor activiteiten. Zo
worden er ook subsidies voor activiteiten gegeven aan sommige
inloophuizen via het Veteraneninstituut. De subsidie is dus niet voor
het huis en niet voor de instandhouding daarvan, maar wel voor
activiteiten die er worden gehouden. Dat zijn mogelijkheden en daar
wordt ook gebruik van gemaakt. Sommige inloophuizen hebben via het
vfonds een subsidie. En zo zijn er meer mogelijkheden dan deze. Maar het
is echt een gemeentelijke taak om hiervoor te zorgen. Dat zeggen de
burgemeesters en de gemeentebesturen overigens ook. Veteranen zijn
gewoon inwoners van een gemeente, net als u en ik dat zijn. Gemeenten
moeten zorgen dat daar goede aandacht voor is. Daar ben ik met de
gemeentebesturen over in gesprek geweest en daar blijf ik over in
gesprek, om te bekijken of we daarin wat missen. Maar dat wij het moeten
gaan financieren missen we niet, want daar zijn andere mogelijkheden
voor.
Ik wil dan een bruggetje maken naar de motie op stuk nr. 11 van mevrouw
Belhaj c.s. Wat kan ik dan wel doen? Een van de mogelijkheden is om te
kijken of we op twee locaties professionele hulpverlening te geven.
Daardoor kom je misschien dichterbij. Dat is wel een mogelijkheid. We
kunnen kijken of we dichter bij de mensen kunnen komen die we nu niet
bereiken. Daarbij wil ik het oordeel dus aan de Kamer laten. Ik wil
weleens kijken of dat helpt, net zoals ik in een voor-vorig leven als
burgemeester ambtenaren met een laptop op pad stuurde om met behulp van
een laptop de zorg wel bij de mensen te krijgen. Dat is een taak voor
een normaal gemeentebestuur. Ik weet dat mevrouw Diks dit in een vorig
leven ook heeft gedaan. Gemeentebesturen moeten ervoor zorgen dat de
zorg die bij mensen moet komen, daar echt komt. Ik wil dus wel kijken of
dit helpt. Dus het oordeel over de motie op stuk nr. 11 wil ik aan de
Kamer laten.
De vragen van de heer Slootweg lagen merendeels op het terrein van de
staatssecretaris. Maar wat betreft het diversiteitsbeleid: we hebben met
elkaar vastgesteld dat we niet alleen bij vrouwen, maar ook bij
allochtonen nog een wereld kunnen winnen. We proberen echt wel te kijken
naar wat er internationaal gebeurt. Ik heb daar bijvoorbeeld weleens met
mijn collega's uit de Scandinavische landen over gesproken, omdat ze
daar interessante andere modellen hebben om meer te bereiken. Overigens
doen wij het internationaal gezien weer helemaal niet zo slecht. We
hebben laatst in EI2, het verband van het European Intervention
Initiative, ook eens bekeken hoe het met de aantallen zit. Nou wijken
onze aantallen vrouwen bijvoorbeeld helemaal niet zo af van wat er in
andere landen gebeurt. Maar we proberen met elkaar stappen te zetten om
die groep te bereiken.
Dit zeg ik in aanvulling op wat de staatssecretaris net zei. Ik ben daar
erg voor dat er meer vrouwen in geüniformeerde functies aan uitzendingen
meedoen. Daarom doen we ook mee aan het Elsie Initiative van de
Canadezen. Dat kunnen politiemensen zijn, maar dat kunnen vaak ook
militairen zijn. Als u in Afghanistan geweest bent, heeft u hopelijk ook
gezien hoe belangrijk het is dat er vrouwen in uniform rondlopen om
inlichtingen en informatie te krijgen en om aandacht te geven aan de
zorgen die er zijn. Daar proberen we met elkaar dus ook echt een stap in
te zetten. Het gaat stap voor stap, maar we komen echt steeds verder.
Daar is Nederland voor een deel ook een voortrekker in. We investeren er
ook echt veel geld in om dat voor elkaar te krijgen. Women in
peacekeeping is ook een van onze speerpunten daarbij.
Ik denk dat de rest van de vragen op het terrein van de staatssecretaris
ligt. Ik wil afsluiten met dat ook wij trots zijn op wat onze mannen en
vrouwen, niet alleen in Afghanistan, maar ook in Nederland dagdagelijks
doen. Dat zeg ik ook namens de staatssecretaris. Het is goed om ook te
zeggen dat we de afgelopen weken en vandaag ook bijstand verlenen in
Nederland. Daar zullen we volgende week ook nog verder over spreken. Dat
is weliswaar onder civiel gezag, maar het is onze derde taak. Daar
hebben we dagdagelijks best veel mensen voor paraat staan, maar het is
in de publiciteit vrij onbekend. Ook voor hen vind ik het dus van belang
dat wij hier zitten en ook op hen zijn wij allemaal trots. Het is ook
een kerntaak van Defensie.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Visser:
Dank u wel, voorzitter. Ik heb zo'n vermoeden dat we volgende week over
een aantal van deze onderwerpen, zoals de F-35, vast nog komen te
spreken, zoals mevrouw Diks ook al aangaf. Laten we daar dus volgende
week maar over spreken, ook over het thema vastgoed en alles wat u in
die motie hebt verwoord. Het zijn uw keuzes. Daar zullen we volgende
week vast ook weer over spreken.
Ik had nog een vraag openstaan van mevrouw Diks naar aanleiding van haar
motie over die typeclassificatie en de werkwijze. Dat zou ik nog even
checken en dat heb ik gedaan. We hebben eind dit jaar 290 dossiers met
betrekking tot de typeclassificatie afgerond. Dan blijven er nog 10
openstaan. Ik gaf aan dat dat afhankelijk is van de informatie. De
werkwijze waar u toe opriep hebben we daarin verwerkt. Dat zijn de
inspanningen die zijn gedaan. De minister had het net ook over de
misschien onzichtbare dingen die worden gedaan. In deze periode hebben
bijvoorbeeld de mensen van het Defensie Munitiebedrijf keihard gewerkt.
Die hebben er keihard aan getrokken om dit voor elkaar te krijgen. Die
verdienen complimenten. Ik zie u ook knikken, dus dat is goed om te
zeggen.
Dan kom ik bij de vraag van de heer Bosman. Hij noemde het
ja-mitsprincipe in Frankrijk en de ja-tenzij. Die casus die hij
beschreef ken ik niet. Ik hoor graag waar dat dan precies in zit. De
heer Slootweg vroeg ook naar aanleiding van een motie van mevrouw Bruins
Slot naar de bevoegdheden. Het personeel in Frankrijk had ook een aantal
dingen gedaan. Ik heb net geschetst dat we in het kader van het
personeelsmodel een regionale verbinding willen en dus ook de
bevoegdheden willen leggen bij de commandant, samen met de
personeelsorganisatie. We hebben ook de zelfstandige kleine aanschaf
gedaan. Commandanten mogen tot ā¬15.000 zelf een aantal zaken
aanschaffen. Dat bedrag was ā¬1.500. Maar dat geldt weer niet voor
wapensystemen. Ik ken de casus van de heer Bosman niet, maar misschien
zit het verschil daarin. Bij de introductie van wapensystemen geldt dat
we bewust een aantal veiligheidschecks doen, om te bekijken of we iets
direct kunnen kopen en toepassen. Ik had het daar net ook over de motie
van mevrouw Diks. Het klinkt altijd zo simpel, maar we hebben natuurlijk
niet voor niets een aantal veiligheidschecks, ook voor nieuwe
wapensystemen. Maar ik moet de casus zien. Ik hoor graag van de heer
Bosman waar het nu precies in zit.
Misschien kan ik ook nog tegen de heer Slootweg zeggen: een andere zaak
die we hebben toegevoegd, naast de zelfstandige kleine aanschaf voor een
aantal zaken, is het vastgoed. De commandanten kunnen nu ook tot ā¬15.000
een aantal dingen oppakken voor het vastgoed. Stap voor stap wordt de
motie uitgevoerd. De motie was Kamerbreed ondersteund, dus ik denk dat
het goed is om dat aan te geven.
De heer Slootweg vroeg naar het aandeel vrouwen. De minister ging daar
ook al op in. We kijken dus ook naar Scandinavische landen. We zien bij
de officieren een toename van het aantal vrouwen bij de aanmeldingen bij
de NLDA. We zien in de hogere rangen meer vrouwen toestromen. Ik ben in
Noorwegen op werkbezoek geweest, en wat we daar hebben geleerd, is dat
het werkt om dingen exclusief te maken. Dat zien we ook bij ons
Defensity College. We hebben maar 150 plekken per jaar, maar er melden
zich per jaar meer dan 1.500 mensen daarvoor aan. Daar zitten ook meer
vrouwen tussen. Op de een of andere manier triggert competitie dus, in
ieder geval in Scandinaviƫ. We moeten niet zeggen dat we het speciaal
willen maken, maar we moeten er meer onderdeel van zijn en er meer
competitie in brengen. Met het voorbeeld van het Defensity College zien
we dat we daar eigenlijk ook andere mensen mee trekken.
De minister zei het ook al dat we in gesprek zijn om te kijken hoe de
dingen die ik net beschreef voor het personeelsmodel helpen om ook dit
mogelijk te kunnen maken. Er is meer flexibiliteit. Als je een tijdje
niet de verplichting wil hebben om op uitzending te gaan en om op ieder
moment te kunnen worden opgeroepen, kun je dus even weggaan, buiten
Defensie, en dan kun je later weer terugkomen. Dat zijn allemaal dingen
die het makkelijker maken, zowel voor mannen als voor vrouwen, om dit te
kunnen doen. Dat zijn dus de lessons learned.
Dan zijn er nog een aantal dingen.
De voorzitter:
Er is in ieder geval nog de motie op stuk nr. 10.
Staatssecretaris Visser:
Ja. Maar ik heb ook nog even een toelichting. Mevrouw Diks reageerde
heel enthousiast op de brief over MARKAZ voor de begroting. Ik heb uw
verzoek gekregen om een update. Voor de zomer heb ik u de
uitstroomcijfers, de stand van zaken van het TRMC en de eventuele
consequenties van de PAS toegezegd. Ik zag uw enthousiasme, dus ik
dacht: om de verwachtingen te managen is het goed om nog even toe te
lichten wat er in die brief staat.
Voorzitter. Dan ga ik naar de moties. Het is waarschijnlijk vanwege de
tijd, maar het is toch jammer. Ik probeer te begrijpen wat mevrouw
Belhaj zegt. Ik ga de motie interpreteren en als mijn interpretatie niet
goed is, gaat mevrouw Belhaj vast reageren. Als het idee is dat we door
de financiering uit de markt te halen goedkoper af zijn, dan is dat niet
waar. Dat is niet zo. Als rijksoverheid kunnen we tegen de laagste rente
geld lenen. Het gaat ons niet helpen voor lagere financieringskosten.
Laat ik het daarop houden. We kunnen onder de meest gunstige voorwaarden
financieren. We kijken wel naar DBFMO. We kijken dus in samenwerking met
de markt hoe we dit kunnen gaan ontwikkelen. MARKAZ is daar bijvoorbeeld
een project van, zoals u weet. Maar ik zie mevrouw Belhaj al nee
schudden.
De voorzitter:
De bedoeling van de motie is blijkbaar iets anders. Mevrouw Belhaj, kort
graag.
Mevrouw Belhaj (D66):
Deze motie is gebaseerd op een toezegging uit 2015. Het gaat er niet
alleen om dat je goedkoper kunt lenen, maar dat je er überhaupt over
nadenkt in welke mate je private partijen en private investeerders, die
zelf het risico willen lopen, in bijvoorbeeld het Marinecluster laat
zeggen: ik wil een aantal schepen ontwikkelen, want ik weet dat Defensie
ze over tien jaar nodig heeft. Defensie zou ze bij wijze van spreken
kunnen leasen. Over het voordeel daarvan ga ik hier niet uitweiden, maar
die vraag heb ik nu een paar keer gesteld en steeds wordt er een beetje
naar me gekeken van "waar heeft ze het over?". Nou, hier heb ik het dus
over. Ik zou graag willen dat dit een keer uitgewerkt wordt. Wat zou er
gebeuren als je dit op die manier zou doen? Zijn we daar voor of tegen?
Wat zijn de nadelen ervan? Wat betekent het voor Defensie? Wat gebeurt
er als je het blijft doen zoals je het nu doet? Dat is wat ik graag wil
hebben, als sinds 2015. En daarom dacht ik: ik doe vandaag maar even een
motie, want dan gaat er bij iedereen een belletje rinkelen van " o ja,
dat ligt boven op de stapel bij het ministerie, want D66 vraagt er zo
vaak om".
De voorzitter:
Dat was niet direct het geval, maar nu waarschijnlijk wel.
Staatssecretaris Visser:
Dan vraag ik mevrouw Belhaj om haar motie even aan te houden. Want nu
snap ik de vraag en daar kan ik nu geen oordeel over geven. In het kader
van private partijen is het buitenmaterieel een goed voorbeeld. Recent
hebben we bij onze re-integratietrajecten binnen Europa een van de
grootste social impact bonds afgesloten met allemaal externe en Europese
financiering, om te bekijken hoe we mensen zo snel mogelijk kunnen laten
re-integreren naar een goede positie, het liefst binnen Defensie, maar
als dat nodig is buiten Defensie. Die social impact bond is een
voorbeeld waarbij we proberen te kijken naar de kennis en expertise van
de markt. Maar ik begrijp dat mevrouw Belhaj het heeft over materieel.
Mag ik haar vragen om deze motie even aan te houden? Dan zoek ik het
even uit.
Mevrouw Belhaj (D66):
Dat is prima, ik heb de tijd, al sinds 2015.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Belhaj stel ik voor haar motie (35300-X, nr. 10)
aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Visser:
Een laatste opmerking naar aanleiding van een vraag van mevrouw
Karabulut en de heer Kerstens. Zij zeiden dat ik had toegezegd dat ik
een ontwikkelpad zou schetsen voor die vulling van 90%. Ik heb gezegd
dat ik een ontwikkelpad zou schetsen voor het personeelsmodel, en dat
daar misschien uit zou komen dat we misschien wel tot differentiatie
over zullen gaan. Zo vertaal ik het dus even.
Mevrouw Karabulut had ook een vraag over de wifi. We kijken nu of we de
capaciteit kunnen vergroten in de uitzendgebieden. Dat heeft ook te
maken met het contract dat we hebben afgesloten. Het idee is om 80% van
het personeel gelijktijdig te kunnen laten facetimen. We gaan nooit naar
100% volledige wifi voor iedereen. Dat gaan we niet halen in
uitzendgebieden. We kijken ook of we de verbinding van satelliet naar
land kunnen verbeteren. We kijken nu naar de generieke mogelijkheden in
de legergebouwen, maar ook in de uitzendgebieden. Maar continu 100% wifi
voor iedereen in de uitzendgebieden gaan we niet redden.
Mevrouw Karabulut (SP):
Wanneer gaat dat kijken iets opleveren?
Staatssecretaris Visser:
Ik kijk even naast me, maar ik zie niemand naar me kijken.
De voorzitter:
Wanneer gaat het kijken iets opleveren?
Staatssecretaris Visser:
Zullen we daar bij de begrotingsbehandeling even op terugkomen?
Mevrouw Karabulut (SP):
Een briefje kan ook, voor de begrotingsbehandeling.
Staatssecretaris Visser:
Niemand reageert, dus ik kan nu even geen toezegging doen. Maar ik kom
erop terug.
De voorzitter:
Dan kom ik ook direct bij de toezeggingen. Ik zal deze maar als eerste
toezegging noteren aan mevrouw Karabulut:
Er wordt nog teruggekomen op de wifi in de uitzendgebieden.
Mevrouw Karabulut (SP):
En op de KMar.
De voorzitter:
En er wordt nog teruggekomen op de KMar.
Dat was ook een toezegging aan mevrouw Karabulut.
Ik ga direct verder met de overige toezeggingen die zijn gedaan,
tenminste, zoals wij die genoteerd hebben.
De minister informeert de Kamer nader over de invulling van de veteranenzorg.
Dat is een toezegging aan de heer Kerstens. Ik zie een vragende blik,
maar ja, het klopt.
Dan is er nog een toezegging aan mevrouw Belhaj:
De minister informeert de Kamer over de stand van zaken met betrekking tot het Marine Etablissement in Amsterdam, zodra het overleg met de gemeente Amsterdam dat toestaat.
Dan is er nog een toezegging aan de heer Kerstens:
De staatssecretaris zendt het hr-model, de te nemen stappen en het ontwikkelpad naar de Kamer.
We hadden hier ook nog de vulling van 90% bij staan, maar die is nu
weggehaald.
Aan mevrouw Diks is het volgende nog toegezegd:
De minister informeert de Kamer zo spoedig mogelijk over het onderzoek naar de combinatietoxiciteit van de burnpits.
Dat waren de toezeggingen die wij genoteerd hebben. Over de moties gaat aanstaande dinsdag gestemd worden. Dan sluit ik hierbij dit wetgevingsoverleg.
Sluiting 18.57 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 7 (2019-2020) van 30 oktober 2019 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |