Antwoord op vragen van het lid Kerstens over het bericht ‘Meerjarig onderzoek naar functiedifferentiatie verpleegkundigen van start’
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2019D43991, datum: 2019-11-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20192020-621).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Onderdeel van zaak 2019Z18898:
- Gericht aan: B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
- Indiener: J.W.M. Kerstens, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
621
Vragen van het lid Kerstens (PvdA) aan de Minister voor Medische Zorg over het bericht «Meerjarig onderzoek naar functiedifferentiatie verpleegkundigen van start» (ingezonden 4 oktober 2019).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 5 november 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Meerjarig onderzoek naar functiedifferentiatie verpleegkundigen van start»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Hoe duidt u dit bericht tegen de achtergrond van het (in uw eigen woorden) «niet gaan vliegen» van het wetsvoorstel BIG-II, dat functie- en/of beroepsdifferentiatie van verpleegkundigen tot doel had alsook de door u aan de heer prof. dr. A.H.G. Rinnooy Kan gevraagde verkenning naar nut en noodzaak van functie- en/of beroepsdifferentiatie, die nog in volle gang is?2
Als u al voorstander bent van een onderzoek zoals genoemd in het bovenstaande artikel, had het dan niet meer voor de hand gelegen éérst een dergelijk onderzoek te doen en mogelijk daarná pas een wetsvoorstel voor te bereiden in plaats van andersom?
Antwoord 2 en 3
Dit onderzoek staat los van het wetsvoorstel BIG II en de verkenning die door de heer Rinnooy Kan is uitgevoerd. Dat dit onderzoek zou worden uitgevoerd is afgesproken binnen het Hoofdlijnenakkoord Medisch Specialistische Zorg 2019–2022. Dit Hoofdlijnenakkoord dateert al uit juni 2018. Al vele jaren lopen er bij ziekenhuizen en andere zorginstellingen initiatieven voor functiedifferentiatie. Daar worden vele ervaringen opgedaan, zowel wat betreft successen, als wat niet werkt. In de eigen organisaties wordt dit gemonitord en wordt geleerd van die ervaringen. Enig onderzoek op een overkoepelend niveau naar de resultaten was al gaande. Het huidige wetenschappelijke onderzoek van de NVZ, NFU, Erasmus Universiteit, Hogeschool Utrecht, Spaarne Gasthuis, Radboud UMC en het UMC Utrecht is een vervolg daarop en monitort over een langere termijn wat de resultaten zijn en zorgt ook dat successen en leerpunten verder worden gedeeld.
Het wetsvoorstel omtrent de regieverpleegkundige, aan welk voorstel een «langgekoesterde wens» van betrokken partijen ten grondslag lag, beoogde slechts een onderscheid tussen mbo- en hbo-verpleegkundigen in het BIG-register. Het onderzoek is dus complementair daaraan en behelst een ander doel, namelijk het doen van wetenschappelijk onderzoek naar de kosten en kwaliteitseffecten van functiedifferentiatie, waarbij wordt geleerd van hoe functiedifferentiatie in de zorgpraktijk wordt vormgegeven. Hierbij wordt aangesloten bij reeds door het veld ingezette initiatieven voor functiedifferentiatie en professionaliseringsprogramma’s.
Vraag 4
Kunt u zich voorstellen wat het juist nú aankondigen van het onderhavige onderzoek doet met het vertrouwen van de beroepsgroep verpleegkundigen? Snapt u dat veel verpleegkundigen het idee hebben met een kluitje in het riet gestuurd te zijn met de aangekondigde «pas op de plaats» terwijl naar hun gevoel «de trein doordendert»?
Antwoord 4
Dat een dergelijk onderzoek zou plaats gaan vinden is reeds gemeld in mijn kamerbrief van 4 juni 2018 (Kamerstuk 29 248, nr. 311). Het onderzoek kan werkgevers en werknemers ondersteunen in een ontwikkeltraject en is helpend bij het delen van ervaringen en best practices. Daarbij merk ik graag op dat in het onderzoek zowel naar de mbo-, inservice-, als hbo-opgeleide verpleegkundigen wordt gekeken.
Vraag 5
Heeft u het idee dat acties als deze behulpzaam zijn bij het behouden van mensen voor de zorg?
Antwoord 5
De voorkeuren van verpleegkundigen voor de invulling van hun beroep op de verschillende opleidingsniveaus (mbo/inservice/hbo/master) en het verbeteren van loopbaanmogelijkheden zijn nadrukkelijk onderdeel van het onderzoek. Deze kennis wordt gebruikt om interventies op en initiatieven voor de verdere beroepsontwikkeling vorm te geven (bijv. een vernieuwd en aantrekkelijk functiegebouw voor verpleegkundigen waarmee binden, boeien en behouden bereikt kan worden).
Vraag 6
Wat gaat u doen om het vertrouwen van verpleegkundigen terug te winnen? Bent u bijvoorbeeld bereid extra geld uit te trekken voor betere arbeidsvoorwaarden of daadwerkelijk iets te doen aan de regel- en werkdruk van de mensen die in de zorg werken?
Antwoord 6
Jaarlijks zijn extra middelen beschikbaar voor stijgende loonkosten en prijzen. Dit jaar gaat dit om 1,7 miljard euro voor de hele zorg. Hoe zich dit vertaalt in concrete loonstijging, wordt door sociale partners afgesproken in cao’s. Voor verschillende branches, zoals de GGZ, VVT en Jeugdzorg hebben de partijen inmiddels afspraken gemaakt.
Met het actieprogramma Werken in de Zorg zetten we stevig in om voldoende medewerkers aan te trekken voor de zorg, en belangrijker nog, om ze te behouden. Dit doen we met een regionale aanpak, gesteund met 420 miljoen euro voor scholing van nieuwe medewerkers. We informeren uw Kamer regelmatig over de maatregelen uit het actieprogramma en de voortgang3.
Vraag 7
Wat vindt u van de timing van dit bericht, ook tegen de achtergrond van het maar voortdurende conflict over een fatsoenlijke cao voor ziekenhuismedewerkers? Zou u een en ander als handig kwalificeren?
Antwoord 7
Zoals aangegeven is al een jaar bekend dat dit onderzoek zal worden uitgevoerd.
Vraag 8
Bent u bereid bij eventuele onderzoeken, zoals hier aan de orde zijn, verpleegkundigen zèlf een stem te geven, nu het tenslotte om hùn beroep gaat?
Antwoord 8
Het onderzoek wordt uitgevoerd door een onderzoeksgroep die grotendeels bestaat uit verpleegkundigen. Daarbij geldt dat verpleegkundigen nadrukkelijk in het onderzoek worden betrokken zoals uit voorgaande antwoorden blijkt.