[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de stand van zaken tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie (Kamerstuk 28089-149)

Gezondheid en milieu

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2019D44282, datum: 2019-11-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 5

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D44282).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z19220:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2019D44282 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Milieu en Wonen over haar brieven met betrekking tot de «Stand van zaken tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie» (Kamerstuk 28 089, nr. 149), «Reactie op het verzoek van het lid Wassenberg, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 1 oktober 2019, over het storten van vervuilde grond in diepe natuurplassen (Kamerstuk 30 015, nr. 61) en «Reactie op de gewijzigde motie van het lid Ziengs c.s. over een taskforce voor de PFAS-problematiek (t.v.v. 35 300 XII, nr. 21)» (Kamerstuk 35 300 XII, nr. 57).

De vragen en opmerkingen zijn op 5 november 2019 aan de Minister voor Milieu en Wonen voorgelegd.

De voorzitter van de commissie,
Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie,
Schuurkamp

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inhoudsopgave Blz.
Inleiding 2
Stand van zake tijdelijk handelingskader PFAS 2
Verondiepen van plassen 7

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ten behoeve van het schriftelijk overleg PFAS-houdende grond en baggerspecie en het storten van vervuilde grond in diepe plassen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ten behoeve van het schriftelijk overleg.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavige brieven. Wel maken zij zich over meerdere consequenties voor de praktijk zorgen en hebben daarover vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van de brief en reacties van Minister op de aanpak van de PFAS-problematiek en het storten van vervuilde grond in diepe plassen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben de stukken gelezen en hebben enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het tijdelijke handelingskader voor hergebruik van PFAS- houdende grond en baggerspecie en hebben de volgende vragen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie danken de voormalige Staatssecretaris en huidige Minister voor haar brief over het storten van vervuilde grond in diepe natuurplassen. Deze leden vinden de gang van zaken zoals geportretteerd in de ZEMBLA-uitzending «Gokken met bagger» erg zorgwekkend en hebben hierover nog een aantal vragen.

De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de gang van zaken rond het tijdelijke handelingskader voor verontreinigingen met PFAS. Zij hebben enkele vragen en stellen voor het handelingskader tijdelijk te versoepelen.

Stand van zake tijdelijk handelingskader PFAS

Het is de leden van de VVD-fractie ter ore gekomen dat veel laboratoria in Nederland niet de capaciteit hebben de bodemmonsters op de aanwezigheid van poly- en perfluoralkylstoffen (hierna: PFAS) te testen, en dat een aanzienlijk deel van de monsters doorgestuurd wordt naar Zweden voor onderzoek. Pas nu worden Nederlandse laboratoria zo ingericht dat zij zelf dit onderzoek kunnen doen. Deze leden vragen of het klopt dat een deel van de Nederlandse laboratoria op dit moment het werk laat aan laboratoria in Zweden. Daarnaast vragen deze leden of er inmiddels door de laboratoria geïnvesteerd is in de benodigde apparatuur om het onderzoek zelf, in Nederland, te kunnen verrichten. Zo ja, wanneer kan redelijkerwijs verwacht worden dat onze eigen laboratoria beschikken over de onderzoekscapaciteit? En kan de behandeltijd zo verder verkort worden?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Minister aangeeft dat de deuren van de grondbanken in delen van het land gesloten blijven. Deze leden vragen of hier een oplossing voor in zicht is. Kan er bijvoorbeeld overgegaan worden tot een (tijdelijke) ontheffing van de huidige vergunningsvoorwaarden om PFAS-houdende grond alsnog op te kunnen slaan?

De leden van de VVD-fractie horen graag of het thermisch reinigen van grond ook afdoende zou kunnen zijn voor de PFAS-gerelateerde verontreiniging. Daarnaast vragen deze leden de Minister of er nieuwe gevallen bekend zijn waarbij men nog niet kan herleiden om wat voor stoffen het precies gaat, maar die mogelijk onder de PFAS-groep kunnen vallen.

De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister het met hen eens is dat de PFAS-norm desastreuze gevolgen heeft gehad voor de ondernemers in Nederland en dat de Minister direct en persoonlijk verantwoordelijk is voor alle ontslagen die dankzij deze wijziging zijn gevallen.

De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister bereid is om niet tot na 1 december 2019 te wachten met het wijzigen van de veel te lage PFAS-norm, maar deze per direct te verruimen.

De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister, ter legitimering van haar beleid, één voorbeeld kan geven van een persoon in Nederland die dankzij de ruimere PFAS-norm ziek of onwel is geworden. Waar blijken die «onaanvaardbare risico’s» die de Minister ziet nu eigenlijk uit?

De leden van de CDA-fractie hebben er in september jl. al voor gepleit om het onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna: RIVM) te versnellen en de normen tussentijds aan te passen. Zij zijn daarom verheugd dat de Minister eindelijk bereid is om dit te doen.

De leden van de CDA-fractie vragen of de aangekondigde verruiming van de PFAS-norm zowel voor de toepassing landbouw en natuur als waterwingebieden, oppervlaktewater en onder grondwaterniveau gaat gelden. Zo nee, waarom niet?

De leden van de CDA-fractie vragen of straks, als de norm is aangepast, alsnog sprake is van een tijdelijke norm. In hoeverre voorziet de Minister, net zoals deze leden, problemen dat grondbanken, ondanks de herziene norm, alsnog geen grond aannemen omdat ze bang zijn dat zij de aangenomen grond niet meer weg krijgen? Wat gaat de Minister doen om ervoor te zorgen dat straks projecten die stilliggen vanwege grond met PFAS wel weer grond af kunnen voeren? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat op korte termijn weer kan worden gesproken over een «praktisch werkbare situatie»?

De leden van de CDA-fractie willen graag weten hoeveel gemeenten en andere bevoegde gezagen hun gegevens over de bodemkwaliteit aangeleverd hebben bij het RIVM. Hoeveel van de achtergrondwaarden zijn dus inmiddels bekend, willen deze leden graag weten. Wanneer verwacht de Minister dat alle gemeenten hun bodemkwaliteitskaart op orde hebben? Hoeveel gemeenten zijn bezig met het zelf opstellen van een PFAS-norm? Welke norm wordt daar veelal bij gekozen? Op welke manier kan de Minister gemeenten hierbij ondersteunen?

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de Minister bezig is de wateren die onder verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat vallen door te lichten op de aanwezigheid van PFAS. Welke gevolgen heeft dit voor het aanpassen van de grens van 0,1 microgram per kilogram droge stof?

De leden van de CDA-fractie constateren dat ook steeds meer particulieren last hebben van de PFAS-normen, bijvoorbeeld door verbouwingswerkzaamheden of het aanleggen van de tuin. Moet deze grond voldoen aan de PFAS-norm van 0,1 microgram per kilogram droge stof of van 3-7-3? Deze leden vinden het onwenselijk als particulieren voor alle grond die ze af willen voeren een grondmonster moeten nemen om de PFAS-waarde te bepalen. In hoeverre is dit van toepassing en is de Minister bereid om dit aan te passen?

De leden van de CDA-fractie willen tevens weten hoe de Minister het onderzoek van Cumela duidt waaruit blijkt dat tuinaarde die particulieren bij tuincentra/bouwmarkten kunnen kopen PFAS-gehaltes heeft die 5 tot 7 keer hoger liggen dan de nu gehanteerde grens van 0,1 microgram per kilogram droge stof.

De leden van de CDA-fractie vernemen graag hoeveel laboratoria er intussen beschikbaar zijn om PFAS-analyses te doen. En wat is de huidige doorlooptijd?

De leden van de CDA-fractie vernemen graag hoeveel werkconferenties, met welke partijen en over welke projecten er de afgelopen tijd al zijn georganiseerd. Wat zijn de eerste uitkomsten van deze werkconferenties? Vinden er de komende tijd meer werkconferenties plaats?

De leden van de CDA-fractie willen graag weten waarom de Minister aan een definitief handelingskader werkt, terwijl er slechts behoefte is aan duidelijke achtergrondwaarden en hergebruiksnormen (met andere woorden een norm voor Aw-2000, klasse A, klasse B, klasse Wonen, klasse Industrie en Interventiewaarden) voor PFAS.

De leden van de CDA-fractie vragen welke mogelijkheden er nu al zijn om PFAS-houdende grond te reinigen. Welke mogelijkheden ziet de Minister om de grond te reinigen met een PFAS-etende bacterie? Hoe kan de Minister dit soort ontwikkelingen stimuleren?

De leden van de CDA-fractie willen graag weten wat de stand van zaken van het brononderzoek is waarin er meer duidelijkheid moet komen over waar PFAS in onze leefomgeving vandaan komt.

De leden van de D66-fractie zijn blij met de aanpak van de Minister om een tijdelijk handelingskader op te stellen voor PFAS-houdende grond en baggerspecie en de opdracht aan het RIVM om een breder en beter beeld van de aanwezigheid van PFAS en risico’s daarvan in Nederland te creëren. Deze leden delen de zorgen van de Minister over de aanwezigheid en risico’s die PFAS-stoffen met zich meebrengen voor milieu en volksgezondheid, mede naar aanleiding van eerdere problemen zoals bij Chemours. De reacties van de Minister op het storten van vervuilde grond in diepe plassen en op de gewijzigde motie van het lid Ziengs c.s. over een taskforce voor de PFAS-problematiek (Kamerstuk 35 300 XII, nr. 57) roepen nog een aantal vragen op. Deze leden lezen in de reactie op de motie van het lid Ziengs c.s. (Kamerstuk 35 300 XII, nr. 21) dat er volgens de Minister ruimte is om de tijdelijke norm van 0,1 microgram per kilogram droge stof voor wonen en industrie te versoepelen naar de zogenaamde «3-7-3»-norm. Kan de Minister toelichten wat deze «3-7-3»-norm voor de praktijk betekent? Waarom kan er voor de bouw- en industriegrond een dergelijke norm gehanteerd worden? Kan de Minister toelichten hoe deze versoepeling zich verhoudt tot het gehanteerde voorzorgsprincipe, zoals genoemd in de Kamerbrief (Kamerstuk 28 089, nr. 149) van 9 oktober jl.?

De leden van de D66-fractie lezen dat het RIVM uiterlijk per 1 december a.s. een advies kan uitbrengen over de hoogte van de tijdelijke achtergrondwaarde van PFAS in bodem. De Minister geeft daarbij aan deze dan zo snel mogelijk vast te stellen. Kan de Minister aangeven wanneer een definitieve achtergrondwaarde voor de bodem en ook voor het water wordt vastgesteld? Op welke wijze vindt er nu een verstevigde bronaanpak plaats? Kan de Minister een doorkijk geven wat voor haar leidende principes zijn in het vaststellen van een nieuwe tijdelijke achtergrondwaarde? Wat is de rol van de gemeenten, waterschappen en provincies? Wat kunnen zij doen om snel duidelijkheid te verschaffen? Hoe worden lokale overheden hierin door het Rijk ondersteund?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat vervuiling van bodem, lucht en water met PFAS nu eindelijk serieus de aandacht heeft. Voorkoming van besmetting en vervuiling van de leefomgeving met schadelijke stoffen is altijd belangrijk, maar in het geval van persistente en bio-accumulerende stoffen is de noodzaak om verspreiding te voorkomen extra groot. Immers, eenmaal in het milieu is het bijzonder moeilijk, zo niet onmogelijk, om de bodem weer schoon te maken. Wat deze leden betreft zijn zeer strenge emissienormen en spoedig toewerken naar zero-emissie, daarvoor een belangrijke eerste stap. Anders blijft het dweilen met de kraan open. Inventarisatie van de bestaande besmetting van de bodem en inventarisatie van alle routes van nieuwe secundaire besmettingen via producten en afval, is een tweede stap. Het tijdelijke handelingskader en de stappen naar het definitieve handelingskader geven hiervoor een goede richting aan.

De leden van de GroenLinks-fractie hopen dat de verplichte keuringen van te transporteren bodem en bagger en de inspanningen van het RIVM en lokale overheden snel een dekkend en voldoende gedetailleerd beeld van de achtergrondconcentratie en specifieke vervuilde locaties geven. Deze leden vragen de Minister om hierbij niet uitsluitend de toch al beschikbaar komende data te (laten) verzamelen, maar ook actief op zoek te gaan naar mogelijke bronnen, hotspots en witte vlekken op de kaart. Wanneer verwacht de Minister dat er een goed dekkend beeld is? Zal een eigen zoektocht naar witte vlekken en hotspots veel extra beslag leggen op de capaciteit van laboratoria?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd naar het lokale beleid op het gebied van PFAS en het werken met besmette grond. Deze leden zijn benieuwd wat er, voordat het tijdelijke handelingskader er was, gebruikelijk was en wat daarover bekend is. Bestaat er een inventarisatie van de hoeveelheden grond, concentraties PFAS en wat daarmee is gedaan? Zijn de lokale afspraken, regels en gebruiken strenger of minder streng? Is dat aanleiding tot zorg? Als er nieuw lokaal beleid wordt opgesteld, in hoeverre is het dan mogelijk dat dit afwijkt van het landelijke handelingskader, de rapportage-eisen of de gehanteerde normen en grenswaarden? Leidt dit niet weer tot een lappendeken aan lokale regels en het onnodig slepen met grond? Kunnen lokale gemeenten in een lokaal kader alleen hoger gaan zitten als de achtergrondwaarde al hoger is? En wat is hierbij de grens?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben begrepen dat de gemeente Haarlemmermeer al in 2013 vroeg om landelijke regels en normen. Waarom duurde het zo lang? Deze leden zijn benieuwd of bijvoorbeeld het lokale beleid van de gemeente Haarlemmermeer rond de vervuiling met PFAS bij Schiphol in lijn is met het landelijke beleid of dat er hierdoor bij nader inzien nieuwe problemen zijn ontstaan. Zijn hier dezelfde normen gebruikt? Wie doet op grond van welke regels (die nu wellicht gaan schuiven) onderzoek en wie handhaaft er?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat bij Schiphol de provincie, gemeente, Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en het Hoogheemraadschap van Rijnland zijn betrokken. Hoe zit dit in elkaar, ook als het gaat om veranderende regels, controle, democratie? Bij Schiphol ging het om 143 kilo grond die verontreinigd is met PFAS. Deze leden vinden dat erg veel. Is de vervuilde grond verplaatst naar een gebied met minder of meer vervuiling? Wat zijn de regels omtrent de «tijdelijke» opslag? Wat is het langetermijnperspectief van deze grond? Hoe verhoudt het verplaatsen en het tijdelijk opslaan zich tot het «stand-still»-principe? Wat gebeurt er over drie jaar met deze grond? Kan de Minister ingaan op dit voorbeeld? Kan de Minister aangeven welke andere historische besmettingen en vervuilingen mogelijk nader onderzoek behoeven of aangepakt moeten worden?

De leden van de GroenLinks-fractie willen graag weten of de regels van het tijdelijke handelingskader en straks het definitieve handelingskader voor alle stoffen uit de PFAS-groep gelden, of alleen voor perfluoroctaansulfonaat (PFOS), perfluoroctaanzuur (PFOA) en GenX. Kan de Minister ingaan op de vraag wat met (zwaar) verontreinigde grond gaat gebeuren? Deze leden zijn benieuwd wat de mogelijkheden en plannen zijn voor het schoonmaken van vervuilde grond. Vanaf welke concentratie is dit zinvol, mogelijk en nodig? Wat zijn hier de kansen voor? De gemeente Haarlemmermeer antwoordde op raadsvragen dat er geen (economisch) kosteneffectieve reinigingsmethoden waren. Betekent dit dat alle vervuilde grond elders wordt gestort? Hoe verhoudt zich dat tot het «stand-still»-principe voor dat gebied? Kan de Minister ingaan op wat in dit kader wel of niet economisch haalbaar wordt geacht? Is dat in relatie tot de waarde van de grond, het alternatief van het storten van vervuilde grond?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Minister in haar brieft schrijft over de knelpunten bij baggerspecie en het uitlogen van PFAS uit baggerspecie naar het water. Deze leden zijn benieuwd naar de mogelijke oplossing van vervuilde baggerspecie. Als deze niet kan worden hergebruikt en niet kan worden schoongemaakt, wat zijn dan de opties? De Minister sluit kennelijk niet uit dat in sommige diepe plassen er toch verondiept kan worden met baggerspecie. Hoe kan in dat geval voorkomen worden dat PFAS alsnog weer in het water terechtkomt?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Minister schrijft dat de taskforce zal bestaan uit personen vanuit overheid en bedrijfsleven. Deze leden vragen of hier ook mensen met een wetenschappelijke achtergrond, zoals het RIVM, bij zijn aangehaakt en, zo niet, of dat alsnog kan.

De leden van de GroenLinks-fractie willen graag weten of Nederland nu voor alle (potentieel) zeer zorgwekkende stoffen ((p)ZZS) bodemnormen heeft. Of zijn er stoffen waarvan op termijn nieuwe normen of regels komen waar men nog onvoldoende op is voorbereid? Moeten er voor alle persistente ZZS die vergund worden geloosd of uitgestoten niet ook bodemnormen zijn, aangezien deze niet afbreken en in een gebied waar meerdere puntbronnen aanwezig zijn kunnen accumuleren. Ten slotte willen deze leden graag weten of alle grond die wordt geïmporteerd ook standaard wordt getest op PFAS. Kan de Minister aangeven hoe dit nu wordt gedaan en wat dit voor gevolgen heeft voor import, export en handhaving?

De leden van de SP-fractie constateren dat de Minister tijdens de begrotingsbehandeling van Infrastructuur en Waterstaat voor 2020 heeft aangegeven dat het tijdelijke handelingskader geldt tot het RIVM in de loop van 2020 zou komen met een definitief handelingskader. Toch is nog geen twee weken na de begrotingsbehandeling verklaard dat het RIVM sneller met een norm zou komen dan 1 december 2019. Kan de Minister uitleggen wat er in de tussentijd is gebeurd waardoor er sneller een nieuwe norm gesteld kan worden?

De leden van de SP-fractie vinden het belangrijk dat er snel weer woningen gebouwd kunnen worden en dat veel mensen hun baan behouden. Daarbij moeten gezondheid en het milieu centraal staan. Kan de Minister aangeven hoe dit gewaarborgd is bij het stellen van een nieuwe norm voor PFAS in grond en baggerspecie?

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan toelichten hoeveel projecten er stil zijn komen te liggen door het tijdelijke handelingskader voor PFAS en hoeveel banen dit heeft gekost?

De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de grote hoeveelheid aan PFAS, namelijk ruim 6000 soorten. Kan de Minister aangeven welke PFAS er actief in Nederland worden geloosd en welke er in het verleden zijn geloosd en zich nu onder andere in onze bodem bevinden?

De leden van de SP-fractie vinden het belangrijk dat er een bronaanpak wordt gehanteerd om lozingen van PFAS in ons milieu te stoppen. Welke stappen neemt de Minister daar momenteel voor? Zijn er bijvoorbeeld lopende trajecten voor het plaatsen van PFAS op de lijst met ZZS, zowel in nationaal als in Europees verband?

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan uitleggen hoe er wordt omgegaan met stapelingseffecten van PFAS onderling en van PFAS met andere stoffen in de bodem. Zorgen stapelingseffecten ook voor andere normen die gehanteerd worden?

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan toelichten of de norm die gesteld gaat worden overal geldig is of dat het op plekken waar de grond meer vervuild dan de gestelde norm, de hogere concentratie geldt als norm voor bijvoorbeeld grondverzet.

De leden van de SP-fractie vragen welke afspraken worden gemaakt met gemeenten en afvalverwerkers over bijvoorbeeld het in kaart brengen van de concentratie PFAS in de bodem en het innemen van grond en bagger waar PFAS in zijn aangetroffen.

De leden van de SGP-fractie geven aan dat in hun ogen een groot probleem ten aanzien van het tijdelijke handelingskader is dat het handelingskader abrupt is ingevoerd. Normaal gesproken werden niet-genormeerde stoffen gemeten bij puntbronnen en verdachte locaties. Nu moet alles gemeten worden, terwijl sprake is van zeer lichte diffuse verontreiniging. Waarom heeft de Minister niet tenminste gekozen voor een geleidelijke invoering en een realistische overgangstermijn?

De leden van de SGP-fractie vragen of de veronderstelling juist is dat in Duitsland eerst onderzoek wordt gedaan naar diffuse verontreiniging, dat vooralsnog alleen puntbronnen en verdachte locaties op basis van het voorzorgsbeginsel en de detectiegrens aangepakt worden en dat overig grondverzet in de tijdelijke overgangssituatie tot aangepaste normstelling op basis van onderzoek niet als verdacht aangemerkt wordt. Waarom is in Nederland niet voor deze lijn gekozen?

De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat meer dan 80% van het vrijkomende volume aan grond en baggerspecie toegepast werd in natuur- en landbouwgebieden en/of onder grond- en oppervlaktewater. Daarvoor geldt nu de detectielimiet <0,1 microgram per kilogram droge stof. Daar is nauwelijks aan te voldoen, omdat in meer dan 80% van de grondmonsters te hoge PFAS-concentraties aangetroffen worden. Deze situatie is niet werkbaar en zorgt voor grote problemen, waarbij zelfs het voortbestaan van bedrijven in het geding is. Deze leden hebben daarom enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een nadere inschatting van de omvang van de toepassing van grond en baggerspecie op landbouw- en natuurbodems en bodems met wonen- en industriegrond, respectievelijk onder grond- en oppervlaktewater.

De leden van de SGP-fractie horen graag of de Minister bereid is te kiezen voor een tijdelijke verhoging van de genoemde limiet, bijvoorbeeld naar 0,3 of 1,0 microgram per kilogram droge stof en bijstelling op basis van het RIVM-onderzoek.

De leden van de SGP-fractie lezen dat het RIVM uiterlijk per 1 december a.s. een advies zal geven over de hoogte van de tijdelijke landelijke achtergrondwaarde voor (landbouw)bodems en dat de Minister deze dan zo snel mogelijk zal vaststellen. Hoeveel tijd denkt de Minister nodig te hebben voor de genoemde vaststelling, zo vragen deze leden. Hooguit een week? Deze leden willen de urgentie graag benadrukken.

De leden van de SGP-fractie vragen of de veronderstelling dat de aangekondigde verruiming op basis van tijdelijke achtergrondwaarden zich richt op toepassing op landbodems, juist is. Erkent de Minister dat voor het overgrote deel van de vrijkomende baggerspecie geen reële verwerkingsmogelijkheden zijn? Komt de Minister op korte termijn ook met een tijdelijke oplossing voor toepassingen onder grond- en oppervlaktewater? Deze leden vinden het van groot belang dat ook baggerwerken en waterbouwprojecten voortgezet kunnen worden.

Verondiepen van plassen

De leden van de VVD-fractie constateren dat voor het verondiepen van plassen in Nederland een periode van 10 jaar staat. In de praktijk blijkt dat Nederland zelf niet over voldoende grond en baggerspecie beschikt om dergelijke projecten binnen een termijn van 10 jaar af te ronden. Daaruit vloeit voort dat grond en baggerspecie ingevoerd worden vanuit het buitenland. Deze leden vragen de Minister of er niet overgegaan kan worden op een verlenging van die periode van 10 jaar voor het verondiepen van plassen. Zo kan gebiedseigen grond afgestort worden en zijn we niet genoodzaakt grond uit het buitenland te importeren om aan de voorwaarde van 10 jaar te voldoen.

De leden van de VVD-fractie vragen met betrekken tot de steekproefsgewijze controles in het veld of er al onregelmatigheden bekend zijn geworden bij het doen van deze steekproeven. Om hoeveel gevallen gaat het hier? En hoe verhoudt dit aantal zich tot het totaal aantal aangemelde vrachten?

De leden van de CDA-fractie willen weten wat de reden is dat het milieuhygiënische toetsingskader voor diepe plassen pas in 2021 wordt vernieuwd? Wat is de bedoeling dat hierin veranderd wordt? En wat is het verschil met dit toetsingskader en de handreiking verondiepen diepe plassen?

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre onafhankelijkheid een criterium is voor het aanbesteden van een onderzoek, in dit geval naar de ecologische kwaliteit van een aantal diepe plassen in de uiterwaarden. Kan de Minister aangeven hoe dit zich verhoudt tot de oproep van de onderzoeksleider in de aflevering van ZEMBLA van 26 september 2019 dat alle lopende verondiepingsprojecten stopgezet moeten worden? Wat is de reden dat dit onderzoek alleen wordt gedaan naar diepe plassen in de uiterwaarden en niet naar andere diepe plassen?

De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister (Kamerstuk 30 015, nr. 61) over het storten van vervuilde grond in diepe plassen geen volledige reactie op de door ZEMBLA aangekaarte problemen in de uitzending «Gokken met bagger». Deze leden hebben nog de volgende vragen. Klopt het dat er de afgelopen jaren meer dan 100 miljoen kubieke meter aan vervuild slib is gestort in Nederlandse zandwinningsplassen en -putten? Zo nee, hoeveel is er dan gestort? Klopt het dat het storten van verontreinigde grond in plassen en zandwinputten in heel Europa niet is toegestaan, maar dat Nederland als uitzondering het storten van «licht verontreinigde» grond wel toestaat? Kan de Minister toelichten waarom dit wordt toegestaan in Nederland, en in andere landen niet. Kennen andere Europese landen geen uitzondering voor het gebruik van vervuilde grond, in het kader van «nuttige toepassing»? Hoe groot schat de Minister het risico dat het verdienmodel bij het verondiepen leidt tot het onnodig storten van vervuilde grond? En hoe kan dit risico worden verkleind? Kan de Minister nader uiteenzetten hoe de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en Rijkswaterstaat toezicht houden op het storten van vervuilde grond in Nederland, het baggeren en het gebruik van baggerspecie in infra- of bouwprojecten?

De leden van de D66-fractie constateren dat in de brief over verondiepen van plassen staat «tot het gewenste niveau». Wie bepaalt wat het gewenste niveau van verondiepen is? Op welke gronden wordt dit bepaald? In hoeverre is deze afweging financieel gemotiveerd?

De leden van de D66-fractie vragen of de Minister kan toelichten wat de rol van de decentrale overheden is in de handhaving en het controleren van het gebruik van bagger.

Klopt het dat de bevoegde inspectiedienst in Nederland een onvolledige administratie heeft als het gaat om bijvoorbeeld geïmporteerde vervuilde grond uit België en de Vlaamse overheid dit overzicht wel heeft? Zo ja, waarom is dit het geval? Klopt het dat de door Rijkswaterstaat geaccordeerde milieuhygiënische verklaringen in de meldingsdossiers niet transparant zijn over de herkomst van de vervuilde bagger en de kwaliteit van aangeleverde chemische analyses ook beperkt zijn? Zo nee, kan de Minister toelichten hoe zij de kwaliteit van de meldingsdossiers en milieuhygiënische verklaringen van het afgelopen jaar beschouwt als het gaat om het gebruik van grond en baggerspecie.

De leden van de D66-fractie vragen of het klopt dat op de duizenden transporten van afval, bagger- en bouwspecie maar acht controles per jaar plaatsvinden. Kan de Minister het antwoord toelichten? Wordt er volgens de Minister voldoende toezicht gehouden en worden er voldoende controles uitgevoerd op het transport en het storten van vervuilde grond en bagger? Hoe beoordeelt de Minister de handhaving en de administratie als het gaat om het transport en het storten van vervuilde grond en baggerspecie? Kan de Minister toelichten wat de consequenties zijn als de papieren voor het transport en het storten van vervuilde grond en bagger, zoals geschetst in de uitzending van ZEMBLA, incorrect zijn? Deelt de Minister de conclusie van de ecoloog Piet-Jan Westendorp dat de onderbouwing van het toestaan van het storten van licht verontreinigde grond in diepe plassen niet klopt; namelijk dat deze verondiepingen goed zijn voor flora en fauna? Zo nee, waarom niet?

De leden van de D66-fractie vragen hoe wenselijk de Minister het vindt dat er doorgegaan wordt met het verondiepen van plassen, terwijl er onderzoek loopt naar de schadelijkheid daarvan en er verschillende signalen zijn dat het storten van grond in diepe plassen leidt tot ecologische schade. Welke ruimte biedt het voorzorgsprincipe om per direct een nationaal verbod op het storten van «(licht) verontreinigde» grond en «verondiepen» te introduceren totdat de evaluatie is afgerond in 2021?

De leden van de SP-fractie vragen of de norm voor PFAS-houdende grond en baggerspecie, die gebruikt wordt bij het verondiepen van plassen, ook aangepast wordt per 1 december 2019.

De leden van de SP-fractie vragen welke instantie toezicht houdt wanneer gemeenten besluiten af te wijken van de geldende norm voor PFAS-houdende grond voor het verondiepen van plassen en op welke wijze toezicht en handhaving plaatsvindt.

De leden van de SP-fractie merken op dat er nog een aantal onderzoeken lopen naar PFAS in de bodem waarvan de uitkomsten in de loop van 2020 zullen worden gepubliceerd. Hoe verstandig vindt de Minister het om in de tussentijd door te gaan met het verondiepen van plassen, terwijl ook verschillende natuurwetenschappers grote twijfels hebben bij de toegevoegde waarde van het verondiepen van plassen voor natuurontwikkeling.

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan uitleggen hoe onze buurlanden, Duitsland en België, omgaan met het verondiepen van plassen en welke regels zij toepassen om te voorkomen dat vervuilde grond massaal wordt geïmporteerd uit het buitenland, zoals dat nu gebeurt vanuit België naar Nederland.

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan toelichten hoeveel handhavingsacties zijn uitgevoerd op het gebied van import van vervuilde grond uit het buitenland in 2017, 2018 en 2019. Kan de Minister dit uitsplitsen in administratieve acties en fysieke acties en daarbij aangeven tot welk resultaat dit heeft geleid?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister waarom lopende projecten niet kunnen worden stopgezet. Is de Minister van mening dat het voor het milieu en de natuur het beste zou zijn om het verondiepen van diepe plassen direct stop te zetten? Zo nee, waarom niet?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de Minister aangeeft dat stopzetten van lopende projecten niet «zonder reden» kan. Deze leden vragen of de oproep van de onderzoeksleider in de aflevering van ZEMBLA van 26 september jl., die onderzoek doet naar de ecologische effecten van verondiepen, om direct te stoppen geen valide reden is om in te grijpen. Kan er, ter bescherming van de leefomgeving, teruggegrepen worden op generieke wetgeving, zoals bijvoorbeeld art. 21 van de Grondwet? Wat is er volgens de Minister nodig om het verondiepen stop te zetten? En mocht stopzetting onmogelijk blijken, ziet de Minister dan mogelijkheden om het verondiepen tijdelijk te onderbreken tot in ieder geval het nieuwe kader en de handhaving op orde zijn?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of het klopt dat risicogestuurd toezicht ertoe kan leiden dat toezicht en handhaving pas plaats gaan vinden als de onomkeerbare vervuiling al veroorzaakt is. Is de Minister bereid voor het toezicht in deze sector af te stappen van het risicogestuurd toezicht en een percentage vast te stellen van ladingen die gecontroleerd moeten worden? Kan zij aangeven of naar haar mening een bepaald percentage (en zo ja, welk percentage) van de schepen/vrachtwagens bemonsterd dient te worden?

Kan de Minister verder aangeven hoeveel extra fte er beschikbaar komt voor het toezicht op de bodemketen? En hoeveel is dat nu?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen verder wat de Minister verstaat onder «sporadisch» als ze stelt dat onder de aangescherpte wetgeving toegepaste grond en baggerspecie nog slechts «sporadisch» bodemvreemd materiaal mogen bevatten?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de Minister in haar recente brief over de importheffing voor afval lijkt aan te geven dat het onwenselijk wordt geacht dat Nederland structureel achterblijft met gestorte bodemassen als gevolg van het verbranden van afval uit andere landen. Kan de Minister aangeven waarom dat voor bodemassen onwenselijk zou zijn en voor vervuilde bagger of grond uit andere landen niet? Gaat de Minister maatregelen nemen om import uit het buitenland te ontmoedigen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen als laatste of er onderzoek is gedaan naar de in de ZEMBLA-uitzending geconstateerde overtredingen. Zo nee, waarom niet?