Verslag van een schriftelijk overleg over het BNC-fiche inzake Governanceraamwerk begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen (BICC)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2019D44285, datum: 2019-11-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22112-2836).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M. Schukkink, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -2836 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.
Onderdeel van zaak 2019Z21263:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2019-11-06 10:15: Eurogroep/Ecofinraad (Algemeen overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2019-11-07 14:20: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-11-20 15:30: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2019-11-27 14:00: Aansluitend aan de beëdiging: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2836 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 6 november 2019
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 27 september 2019 over het Fiche: Governanceraamwerk begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen (BICC) (Kamerstuk 22 112, nr. 2825).
De vragen en opmerkingen zijn op 30 oktober 2019 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 6 november 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Anne Mulder
Adjunct-griffier van de commissie,
Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche over het governanceraamwerk voor het begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen (BICC). De leden hebben daarover nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Eurogroep overeenstemming heeft bereikt over een aantal kenmerken van het BICC. Het voorstel heeft alleen betrekking op de governance van het BICC. Waarom is alleen de governance vastgelegd in de voorliggende verordening? Leidt het opsplitsen van de onderdelen tot een salamitactiek? Wat is het krachtenveld rond deze voorstellen? Hoe gaat worden voorkomen dat door het opdelen in onderdelen, te veel wordt ingeleverd per onderdeel? Is de Minister het met de VVD-fractie eens dat er alleen sprake kan zijn van overeenstemming, indien over alle elementen overstemming bestaat? Zo nee, waarom niet? Over welke onderdelen moet nog overeenstemming worden bereikt?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Eurogroep nog overeenstemming moet bereiken over de verdeelsleutel voor het toekennen van middelen. Hoe gaat deze er precies uitzien? Welke voorstellen liggen er op tafel, dan wel worden er besproken met betrekking tot de verdeelsleutel? Wat betekent dit voor Nederland? Wat is het krachtenveld op het punt van de verdeelsleutel?
De leden van de VVD-fractie lezen dat lidstaten zelf kunnen besluiten of ze een pakket van hervormingen en investeringen willen indienen en hoe ze die vormgeven. Deze leden vragen wat er met middelen die volgens de verdeelsleutel beschikbaar zijn voor een land, maar waarvoor de plannen voor de besteding niet worden of zijn goedgekeurd. In hoeverre blijven deze middelen dan voor de desbetreffende landen beschikbaar, of worden ze herverdeeld?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een minimaal nationaal medefinancieringspercentage zal worden vastgesteld en dat hiervan kan worden afgeweken bij «ernstige economische neergang». Wat betekent dit? Wie stelt dit vast? Hoe wordt ervoor gezorgd dat dit niet te veel politieke interpretatieruimte oplevert? Is er al bekend welk percentage dit wordt? Welke voorstellen liggen op tafel, dan wel worden besproken? Op welke manier kan dit percentage worden aangepast? Welke mogelijke effecten worden beoogd met het aanpassen van het percentage? Wat is het krachtenveld op dit punt?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet positief staat ten opzichte van de meeste elementen in dit voorstel. Ten opzichte van welke onderwerpen staat het kabinet niet dan wel minder positief, en om welke reden? De leden van de VVD-fractie lezen dat de meeste lidstaten waarschijnlijk positief tegenover de uitwerking van de reeds overeengekomen afspraak staan. Kan uiteengezet worden welke landen waarschijnlijk positief, dan wel waarschijnlijk negatief tegenover de uitwerking staan en op welke punten?
De leden van de VVD-fractie hebben uit de media vernomen dat na de laatste vergadering van de Ecofin/Eurogroep de Minister steeds enthousiaster raakt over het BICC. Wat is de reden dat de Minister steeds enthousiaster wordt?
De leden van de VVD-fractie vragen op het klopt dat er wordt gedacht aan een omvang van 17 miljard euro voor een periode van 7 jaar voor de 19 eurolanden. Welke afspraken zijn daarover gemaakt? Hoe past dit binnen de Europese meerjarenbegroting (het meerjarig financieel kader; MFK) van 2021–2027, gezien het feit dat deze nog niet is vastgesteld?
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of het klopt dat elk euroland minimaal 70% moet kunnen gebruiken van wat het zelf heeft ingelegd. Waarom is het niet 80%, 90% of 100%? Waarop is dit percentage gebaseerd, dan wel waarom is voor dit percentage gekozen? Wat gebeurt er met de overige 30%? Hoe wordt voorkomen dat er een transfer gaat plaatsvinden? Klopt het dat dit geld ook bedoeld is voor het omscholen van werklozen? Hoe past dit in de oorspronkelijke doelstelling?
De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat er verplicht 25% nationale cofinanciering moet komen voor middelen uit het BICC. Waarop is dit percentage gebaseerd, dan wel waarom is voor dit percentage gekozen? Waarom kan bij ernstige economische tegenwind worden besloten het percentage van 25% cofinanciering te halveren? Wie kan daarover een besluit nemen? Welke afspraken zijn er gemaakt over de definitie van «ernstige economische tegenwind»?
Wat zijn de afspraken over de voorwaarden waaronder een beroep kan worden gedaan op het BICC, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
In het Financieele Dagblad (FD) van 10 oktober 2019 lezen de leden van de VVD-fractie dat de landen er nog steeds niet uit zijn of het BICC alleen moet worden betaald uit de reguliere EU-begroting, of dat de lidstaten daarbovenop extra moeten bijdragen. Uitgangspunt van Nederland was dat het BICC onder het MFK zou moeten vallen. Wat is daar nu concreet over afgesproken? Welke discussiepunten zijn er nog? En hoe ziet het krachtenveld er daar uit? Hoe verlopen de gesprekken over het MFK? Kan de Minister een doorkijkje geven over deze gesprekken? Zijn er tijdens deze gesprekken al dingen gezegd over het BICC? Zijn er al landen die standpunten hebben ingenomen? Wat is het standpunt van de Nederlandse regering over de maximale hoogte van het BICC binnen het MFK?
In het FD lezen de leden van de VVD-fractie ook dat het mogelijk wordt om extra belastinggeld in het BICC te storten boven op de naar verwachting 17 miljard euro vanuit de reguliere begroting. Wat wordt er bedoeld met belastinggeld? Zijn dat eigen middelen? De VVD-fractie is daar namelijk geen voorstander van. Of gaat het hier om vrijwillige bijdragen van landen? En is hierop dan ook het percentage van 70% op van toepassing dat landen daar zelf gebruik van kunnen maken?
De leden van de VVD-fractie zouden het op prijs stellen, indien de beantwoording van dit schriftelijk overleg tijdig beschikbaar is voor het eerstvolgende algemeen overleg Ecofin/Eurogroep op 6 november 2019.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het Fiche «Governanceraamwerk begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen».
Naar aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.
Allereerst willen de leden van de PVV-fractie weten welke lidstaten voorstander zijn van een intergouvernementele overeenkomst (IGA) waarmee eurolanden additionele bijdragen kunnen leveren aan het instrument, boven op de financiering uit de reguliere middelen van de EU-begroting. Daarnaast willen de leden van de PVV-fractie weten welke lidstaten hebben aangegeven dat een eventuele IGA alleen op vrijwillige basis tot stand kan komen.
Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat afgesproken is dat de discussie over de noodzaak, inhoud, modaliteiten en omvang van een IGA voor aanvullende middelen door zal gaan in ambtelijke voorportalen van de Eurogroep. Hierbij is de deelname aan zo’n IGA vrijwillig. De leden van de PVV-fractie willen weten waarom hiervoor gekozen is. Wordt hiermee de deur op een kier gezet voor het introduceren van nieuwe eigen middelen?
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie om een gedetailleerde toelichting van de «enabling clause». Waarom wordt deze clausule überhaupt toegevoegd? Kan de Minister met zekerheid vaststellen dat deze «enabling clause» nooit zal leiden tot een verplichting om daadwerkelijk aanvullende bijdragen aan het instrument te leveren?
Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat afgesproken is dat lidstaten 25% van de kosten van hun hervormings- en investeringsplannen die financiering uit het BICC ontvangen zelf moeten financieren. Echter, een lidstaat mag verzoeken dit percentage te halveren als er sprake is van «ernstige economische omstandigheden». De leden van de PVV-fractie vragen waarom deze Minister hiermee akkoord gaat, mede gelet op het feit dat hij eerst van mening was dat de drempel voor het verlagen van de nationale cofinanciering voldoende hoog moet zijn.
Daarnaast willen de leden van de PVV-fractie weten wanneer een lidstaat zich volgens de Minister in «ernstige economische omstandigheden» verkeert. Hoeveel jaar moet er sprake zijn van een krimp van het reële bruto binnenlands product? Hoeveel jaar moet er sprake zijn van een gecumuleerd productieverlies tijdens een langdurige periode van zeer lage economische groei ten opzichte van het potentieel en hoe hoog moet het productieverlies minimaal in totaal zijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche over het governanceraamwerk voor het begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen (BICC). De hoogte van het BICC moet in context van MFK worden bepaald, deze moet unaniem worden vastgesteld door de Europese Raad, zo merken deze leden op. Deze leden vragen de Minister of hij verwacht dat het MFK wordt vastgesteld voordat duidelijk is of er een Brexit gaat plaatsvinden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of hij de mening deelt dat wanneer de Brexit plaatsvindt dit een significante stijging van de bijdrage van Nederland en andere nettobetalers aan het MFK zal betekenen, zeker gezien het feit dat kortingen worden ingetrokken. Deze leden vragen de Minister of de koppeling van het BICC aan het MFK zo niet de ondergang van het BICC kan betekenen. Heeft de Minister in het geval van een significante stijging van de Nederlandse afdracht de mogelijkheid om het BICC binnen het kader van het MFK te plaatsen, maar buiten de het Eigen Middelen Besluit?
De leden van de CDA-fractie steunen deze koppeling of opname in het MFK van het BICC, maar deze leden vragen de Minister of dit noodzakelijk is om de MFK-governance van toepassing te laten zijn op het BICC. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of hij er voorstander van is indien het BICC onder de MFK-governance gaat vallen om de discussie te starten of er aan het niet opvolgen van aanbevelingen uit het Europees Semester ook eventuele sancties dienen te gaan hangen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om het actuele tijdpad van de totstandkoming en implementatie van het BICC te schetsen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het fiche Governanceraamwerk begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen – BICC. De leden van de D66-fractie hebben naar aanleiding van het fiche nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie lezen dat naast het governanceraamwerk de andere kenmerken van het begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen (BICC) nog niet voldoende uitonderhandeld zijn. Voornoemde leden zien een belangrijke rol weggelegd voor het BICC om te investeren in een hoogtechnologische en financieel-economisch stabiele Eurozone. Gelet op de snelle en onvoorspelbare ontwikkelingen in landen als de Verenigde Staten of China zijn forse investeringen broodnodig. Hoe is de Minister van plan het onderhandelingstempo te versnellen? Kan de Minister aangeven waarop onderhandelingen omtrent de andere kenmerken stuklopen? Kan de Minister de Kamer een blauwdruk toezenden van het BICC met de inzet van Nederland op de nog resterende kenmerken (i.e. financiering, verdeelsleutel en regels medefinanciering)? Wanneer verwacht de Minister dat alle kenmerken van het BICC uitonderhandeld zullen zijn? Kan de Minister uitleggen waarom er pas vanaf 2018 serieus over het BICC wordt gepraat, terwijl de behoefte voor meer convergentie en concurrentievermogen al sinds de conceptualisering van de euro bekend is?
De leden van de D66-fractie hebben begrepen dat het BICC waarschijnlijk binnen het MFK zal komen te vallen en ongeveer 3 miljard euro tot zijn beschikking zal hebben. Voornoemde leden zijn van mening dat een dergelijke omvang op zichzelf tekortschiet om te kwalificeren als een serieuze poging tot convergentie en verbetering van het concurrentievermogen in de eurozone. Hoe groot schat de Minister de ideale omvang van het BICC? Is de Minister het met de D66-fractie eens dat Nederland, gelet op onder andere de grote Europese exportafhankelijkheid van de Nederlandse economie en onze gezamenlijke munt, op de (middel)lange termijn juist erg veel baat heeft bij een groter BICC? Is de Minister bereid in de toekomst het budget onder voorwaarden te vergroten, en zo ja, welke voorwaarden zouden dit dan zijn?
De leden van de D66-fractie hebben begrepen dat de Nederlandse inzet bij het MFK zich onder meer richt op bezuinigingen op het cohesiebeleid om budget voor het BICC vrij te maken. Kan de Minister uitleggen hoe het cohesiebeleid zich verhoudt qua criteria en Europese toegevoegde waarde tot het BICC? Ziet de Minister enige overlap in de doeleinden? Kan de Minister uiteenzetten hoe hij voorziet dat de beoogde positieve effecten van het BICC niet teniet worden gedaan door een aftakeling van het cohesiebeleid?
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat projectvoorstellen voor het BICC in lijn dienen te zijn met de aanbevelingen volgend uit het Europees Semester. Gelet op de meerwaarde van macro-economische coördinatie in de eurozone zijn voornoemde leden enthousiast over deze koppeling, al blijft Nederland zelf ook soms nog in gebreke met betrekking tot de uitvoering van deze aanbevelingen. Hoe beoogt de Minister ervoor te zorgen dat het BICC geen afbreuk doet aan het Europees Semester, maar dat het juist versterkend werkt? Hoe ziet de Minister de Nederlandse voorbeeldrol bij het implementeren van de landenspecifieke aanbevelingen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het fiche aangaande het governanceraamwerk begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen (BICC). De leden van de SP-fractie wijzen dit instrument als redding van de eurozone af en geloven niet in het woordenspel dat geld voor competitie en convergentie geen stabiliserend effect zouden hebben. De insteek van deze vorm van transfers tussen eurolanden is om de eurozone «sterker» te maken, en de leden vragen de regering dat te bewijzen.
De leden van de SP-fractie vinden een koppeling tussen financieringsvoorstellen bij het Europees Semester en hervormingen ongewenst. De leden vinden dat de landenspecifieke aanbevelingen uitgaan van economische principes die klassiek neoliberaal zijn en er wordt onvoldoende rekening gehouden met andere maatschappelijke waarden. Zo heeft de Europese Commissie jarenlang geadviseerd aan Nederland om toch vooral de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) te ontmantelen en we zien nu de grote maatschappelijke gevolgen van bijvoorbeeld het sluiten van de verzorgingshuizen of het veel te hard afbouwen van de bedden in de GGZ.
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de abstractie van dit governanceraamwerk. De leden zien een herhaalde strategie waarin een tweedeling binnen de EU wordt opgelost door een governanceraamwerk. De leden merken op dat nog veel onduidelijk is en dat dit slechts een raamwerk blijkt te zijn. De leden achten het dan niet raadzaam dit raamwerkcompromis door te zetten. De leden kijken graag door een raamwerk zolang het ook dienst doet voor het doel waarvoor het geschapen is. Door nu het raamwerk al in een verordening vast te laten leggen, is het in een later stadium moeilijk om af te stappen van dit instrument. En het is heel wel mogelijk dat bij de concrete financiële invulling van het instrument, Nederland toch niet akkoord kan gaan. Hoe ziet de Minister dit? Hoe verhoudt de steun aan dit raamwerk zich tot de aangenomen motie-Leijten (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1611) die aangeeft dat, als niet aan de door Nederland gestelde voorwaarden wordt voldaan, Nederland voor een opt-out moet kiezen? De leden krijgen hier graag duidelijk antwoord op.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister wat de belangrijkste les was van de crisis. De leden vragen de Minister wat hij verstaat onder doelgerichte structurele hervormingen en investeringen teneinde de convergentie en innovatie te vergroten.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom het opzetten en uitbouwen van het BICC in deze verschillende fases verloopt. De leden vinden het getuigen van een salamitactiek om eerst te beslissen over een raamwerk en vervolgens over essentiële zaken als de verdeelsleutel en financiering.
De leden van de SP-fractie vragen waarom er bij een governanceraamwerk een koppeling moet worden gelegd tussen een jaarlijkse eurozoneaanbeveling bij het Europees Semester en strategische oriëntaties met betrekking tot de hervormings- en investeringsprioriteiten voor de eurozone als geheel. De leden vragen de Minister om een onderbouwing van deze koppeling, omdat onduidelijk is waar het governanceraamwerk nu toe dient. De leden verlangen van de Minister een duidelijke uitleg.
De leden van de SP-fractie vragen hetzelfde aangaande de koppeling tussen de jaarlijkse landenspecifieke aanbevelingen bij het Europees Semester en, voor eurozonelanden, de landenspecifieke richtsnoeren voor hervormings- en investeringsdoelstellingen. De leden zien weinig reden om deze koppeling te maken. De leden vragen de Minister om een duidelijke uitleg.
De leden van de SP-fractie vragen waarom er geen Impact Assessment Commissie is ingesteld. Hoe en wat wil de Europese Commissie precies vierjaarlijks gaan evalueren? Welke doelen moeten er concreet behaald worden met het BICC, wat de Minister, de Eurogroep en de Europese Commissie betreft? Denken zij hetzelfde over de te behalen doelen?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom Nederland zo positief is over het voorstel. De leden zien nog steeds een duidelijke stabiliserende rol van het BICC in dit governanceraamwerk. De leden vragen de Minister waarom hij enerzijds ageert tegen die stabiliserende rol van het BICC en anderzijds toch positief is over de inhoud. De leden willen weten waarom de Minister denkt met dit voorstel een transferunie tegen te gaan.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister hoe hij denkt dat dit voorstel tot convergentie gaat leiden. Is hij niet bang dat dit voorstel weer wordt aangepast zodra besloten is over financiering en de verdeelsleutel?
De leden van de SP-fractie willen geen begrotingsinstrument en vinden dit een schending van het Verdrag van Maastricht, waarin is afgesproken om geen landen binnen de eurozone te redden.
II Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche over het governanceraamwerk voor het begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen (BICC). De leden hebben daarover nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Eurogroep overeenstemming heeft bereikt over een aantal kenmerken van het BICC. Het voorstel heeft alleen betrekking op de governance van het BICC. Waarom is alleen de governance vastgelegd in de voorliggende verordening? Leidt het opsplitsen van de onderdelen tot een salamitactiek? Wat is het krachtenveld rond deze voorstellen? Hoe gaat worden voorkomen dat door het opdelen in onderdelen, te veel wordt ingeleverd per onderdeel? Is de Minister het met de VVD-fractie eens dat er alleen sprake kan zijn van overeenstemming, indien over alle elementen overstemming bestaat? Zo nee, waarom niet? Over welke onderdelen moet nog overeenstemming worden bereikt?
Over de vormgeving van het BICC zijn in de Eurogroep van 13 juni en 9 oktober afspraken gemaakt, welke zijn vastgelegd in twee term sheets. De elementen van het BICC zijn hierin in samenhang opgenomen. U bent hierover geïnformeerd in de verslag van de Eurogroep van 13 juni en 9 oktober1. Deze afspraken worden nu uitgewerkt in twee EU-verordeningen. Een van de gemaakte afspraken is dat de strategische sturing van het BICC door de Eurotop en de Eurogroep zal plaatsvinden, in aansluiting op het al bestaande Europees Semester. Dat Europees Semester bestaat onder meer uit jaarlijkse aanbevelingen voor het economische beleid in de eurozone en voor individuele lidstaten. Een separate verordening voor een governanceraamwerk regelt dat deze aanbevelingen worden aangevuld met hervormings- en investeringsprioriteiten voor het BICC. Deze zullen voor de lidstaten het uitgangspunt vormen voor het indienen van hervormings- en investeringsplannen in het kader van het BICC. De kenmerken en werking van het BICC zelf worden vastgelegd door middel van een aanpassing van het Commissievoorstel voor een verordening voor een hervormingsondersteuningsprogramma. Daarbij wordt de Reform Delivery Tool omgevormd in het BICC. De inhoud van beide verordeningen wordt gelijktijdig en in onderlinge samenhang behandeld in Raadsverband. De Raadspositie ten aanzien van het aangepaste Commissievoorstel voor een hervormingsondersteuningsprogramma en het Commissievoorstel voor een governanceraamwerk voor het BICC zal naar verwachting in december worden afgerond. Op basis van die Raadspositie vinden begin volgend jaar de trilogen plaats met het Europees Parlement, dat het recht van medebeslissing heeft.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Eurogroep nog overeenstemming moet bereiken over de verdeelsleutel voor het toekennen van middelen. Hoe gaat deze er precies uitzien? Welke voorstellen liggen er op tafel, dan wel worden er besproken met betrekking tot de verdeelsleutel? Wat betekent dit voor Nederland? Wat is het krachtenveld op het punt van de verdeelsleutel?
De Eurogroep van 9 oktober heeft overeenstemming bereikt over de verdeelsleutel. De middelen die vooraf aan de lidstaten worden toegewezen (minimaal 80% van het totaal) zullen worden verdeeld op basis van een combinatie van bevolkingsomvang en het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking. Daarbij wordt een ondergrens van 70% gehanteerd voor de ontvangsten uit het BICC ten opzichte van de bijdrage die een lidstaat levert aan de EU-begroting. Van de middelen die worden toegewezen aan lidstaten kan Nederland derhalve aanspraak maken op tenminste 70% van wat Nederland op basis van de BNI-sleutel aan de EU-begroting afdraagt. Maximaal 20% van de middelen zal flexibel worden verdeeld onder lidstaten voor bijzonder ambitieuze pakketten van hervormingen en investeringen, gelet op de prioriteiten van de eurozone.
De leden van de VVD-fractie lezen dat lidstaten zelf kunnen besluiten of ze een pakket van hervormingen en investeringen willen indienen en hoe ze die vormgeven. Deze leden vragen wat er met middelen die volgens de verdeelsleutel beschikbaar zijn voor een land, maar waarvoor de plannen voor de besteding niet worden of zijn goedgekeurd. In hoeverre blijven deze middelen dan voor de desbetreffende landen beschikbaar, of worden ze herverdeeld?
Lidstaten kunnen gedurende de looptijd van het programma aanspraak maken op hun maximale financiële bijdrage vanuit de EU-begroting, ook als plannen in een eerder stadium niet zijn goedgekeurd. Indien middelen niet worden uitgegeven door het ontbreken van voldoende goedgekeurde plannen vallen deze vrij binnen de EU-begroting, conform de regels van het financieel reglement van de EU.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een minimaal nationaal medefinancieringspercentage zal worden vastgesteld en dat hiervan kan worden afgeweken bij «ernstige economische neergang». Wat betekent dit? Wie stelt dit vast? Hoe wordt ervoor gezorgd dat dit niet te veel politieke interpretatieruimte oplevert? Is er al bekend welk percentage dit wordt? Welke voorstellen liggen op tafel, dan wel worden besproken? Op welke manier kan dit percentage worden aangepast? Welke mogelijke effecten worden beoogd met het aanpassen van het percentage? Wat is het krachtenveld op dit punt?
Tijdens de Eurogroep van 9 oktober is afgesproken dat lidstaten 25% van de kosten van hun hervormings- en investeringsplannen die financiering uit het BICC ontvangen zelf moeten betalen. Een lidstaat kan verzoeken dit percentage te halveren als er sprake is van ernstige economische omstandigheden. Doel van deze verlaging is om het beslag van de nationale cofinanciering op de nationale begroting te beperken als sprake is van ernstige economische omstandigheden en er voor te zorgen dat de voorgestelde hervormings- en investeringsprojecten door kunnen gaan. De Commissie heeft in het voorstel voor het governanceraamwerk van het voorgesteld dat zij een aanbeveling zal doen voor het vaststellen van het bestaan van de ernstige economische omstandigheden, die door de Raad kan worden aangenomen. Lidstaten hebben in de Eurogroep van 9 oktober afgesproken om de bestaande definitie voor ernstige economische omstandigheden uit het Stabiliteits- en Groeipact te hanteren. Daarbij moet er sprake zijn van krimp van het reële bruto binnenlands product op jaarbasis, of van een gecumuleerd productieverlies tijdens een langdurige periode van zeer lage economische groei ten opzichte van het potentieel.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet positief staat ten opzichte van de meeste elementen in dit voorstel. Ten opzichte van welke onderwerpen staat het kabinet niet dan wel minder positief, en om welke reden? De leden van de VVD-fractie lezen dat de meeste lidstaten waarschijnlijk positief tegenover de uitwerking van de reeds overeengekomen afspraak staan. Kan uiteengezet worden welke landen waarschijnlijk positief, dan wel waarschijnlijk negatief tegenover de uitwerking staan en op welke punten?
Zoals aangegeven in het BNC-fiche over het Commissievoorstel voor een governanceraamwerk was het kabinet minder positief over het feit dat het Commissievoorstel vooruit liep op de procedure voor aanpassing van het medefinancieringspercentage, waarover ten tijde van het schrijven van het BNC-fiche nog overeenstemming moest worden bereikt in de Eurogroep2. Deze overeenstemming is inmiddels bereikt (zie het antwoord op de vorige vraag) en de conceptverordening voor een governanceraamwerk zal hierop afgestemd worden. Bij de bespreking van het governanceraamwerk bleek het grootste bezwaarpunt van veel lidstaten de voorgestelde landspecifieke richtsnoeren voor het BICC te zijn. Deze zouden zorgen voor vertraging bij het opstellen van plannen voor het BICC en – als gevolg daarvan – een slechte aansluiting op het nationale begrotingsproces. Tijdens de Eurogroep van 9 oktober is daarom afgesproken dat de Commissie de landspecifieke aanbevelingen van het Europees Semester uit het voorafgaande jaar zal gebruiken bij het beoordelen van plannen. Dit zal worden verwerkt in de conceptverordening voor het governanceraamwerk.
De leden van de VVD-fractie hebben uit de media vernomen dat na de laatste vergadering van de Ecofin/Eurogroep de Minister steeds enthousiaster raakt over het BICC. Wat is de reden dat de Minister steeds enthousiaster wordt?
Zoals aangegeven in het verslag van de Eurogroep van 9 oktober is Nederland tevreden met de overeengekomen kenmerken van het BICC. Het instrument wordt ingezet voor hervormingen en investeringen die bijdragen aan convergentie en concurrentievermogen. In lijn met het regeerakkoord is Nederland voorstander van het versterken van de koppeling tussen de EU-begroting en de uitvoering van structurele hervormingen. Het is een langgekoesterde wens van Nederland om de toegang tot EU-middelen meer afhankelijk te maken van hervormingen. Dit wordt in het BICC beter gerealiseerd dan in de cohesiemiddelen. Daarnaast gelden er strikte voorwaarden voordat lidstaten aanspraak kunnen maken op financiering vanuit het BICC. Zo moeten zij bij de Commissie voorstellen indienen voor pakketten van hervormingen en investeringen, gekoppeld aan hun Nationaal Hervormingsprogramma en in lijn met de strategische sturing door de Raad in eurozoneverband. Zo wordt het instrument ook ingebed in het Europees Semester. Verder moeten lidstaten zelf bijdragen aan de hervormingen en investeringen die met het instrument worden gefinancierd (cofinanciering) en kan Nederland ook zelf substantieel gebruik maken van de middelen.
De leden van de VVD-fractie vragen op het klopt dat er wordt gedacht aan een omvang van 17 miljard euro voor een periode van 7 jaar voor de 19 eurolanden. Welke afspraken zijn daarover gemaakt? Hoe past dit binnen de Europese meerjarenbegroting (het meerjarig financieel kader; MFK) van 2021–2027, gezien het feit dat deze nog niet is vastgesteld?
De omvang van het BICC staat nog niet vast. In de Eurogroep van 9 oktober is de afspraak bevestigd dat de omvang van het BICC zal worden bepaald in de context van het Meerjarig Financieel Kader (MFK). In de term sheet voor het BICC uit oktober is opgenomen dat het Fins EU-voorzitterschap het eurozonedeel van de door de Commissie voorgestelde Reform Delivery Tool als uitgangspunt zal nemen voor de omvang van het BICC in de onderhandelingen over het MFK. Dit komt overeen met een omvang van circa 17 miljard.
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of het klopt dat elk euroland minimaal 70% moet kunnen gebruiken van wat het zelf heeft ingelegd. Waarom is het niet 80%, 90% of 100%? Waarop is dit percentage gebaseerd, dan wel waarom is voor dit percentage gekozen? Wat gebeurt er met de overige 30%? Hoe wordt voorkomen dat er een transfer gaat plaatsvinden? Klopt het dat dit geld ook bedoeld is voor het omscholen van werklozen? Hoe past dit in de oorspronkelijke doelstelling?
Het BICC heeft – naast concurrentievermogen – als doel de convergentie binnen de eurozone te vergroten. De rechtsbasis voor de verordening die de werking van het BICC regelt is artikel 175 van het Verdrag betreffende de Werking van de EU, dat gericht is op cohesie. Daarom wordt het bij de verdeling van de middelen noodzakelijk geacht dat landen met een laag inkomen per hoofd van de bevolking relatief meer middelen uit het BICC kunnen ontvangen dan landen met een hoog inkomen per hoofd van de bevolking. Een aantal landen met een hoog inkomen per hoofd van de bevolking, waaronder Nederland, is van mening dat het versterken van concurrentiekracht via hervormingen en investeringen voor alle landen belangrijk is en drong daarom aan op voldoende middelen voor de landen met hoog inkomensniveau. Om die reden wordt een ondergrens van 70% gehanteerd voor de ontvangsten uit het BICC ten opzichte van de bijdrage die een lidstaat levert aan de EU-begroting. De middelen zijn bedoeld voor de ondersteuning van hervormings- en investeringspakketten die bijdragen aan convergentie en concurrentiekracht. Hervormingen en investeringen gericht op het verbeteren van het functioneren van de arbeidsmarkt kunnen daar vanzelfsprekend ook onder vallen, mits dit past bij de strategische sturing die door de eurolanden zal worden gegeven.
De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat er verplicht 25% nationale cofinanciering moet komen voor middelen uit het BICC. Waarop is dit percentage gebaseerd, dan wel waarom is voor dit percentage gekozen? Waarom kan bij ernstige economische tegenwind worden besloten het percentage van 25% cofinanciering te halveren? Wie kan daarover een besluit nemen? Welke afspraken zijn er gemaakt over de definitie van «ernstige economische tegenwind»?
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u graag naar het antwoord op uw vierde vraag.
Wat zijn de afspraken over de voorwaarden waaronder een beroep kan worden gedaan op het BICC, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Lidstaten die een beroep doen op het BICC moeten allereerst voldoen aan dezelfde eisen op gebied van macro-economische conditionaliteit die gelden voor het gebruik van cohesiemiddelen. Daarnaast moeten zij plannen indienen voor hervormings- en investeringspakketten die aan verschillende voorwaarden moeten voldoen. Het moet in de regel gaan om coherente pakketten op beleidsterreinen die aan elkaar gerelateerd zijn. Bovendien moeten de plannen aansluiten bij de strategische sturing door de eurolanden en bij de landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester. Ook moeten lidstaten de kosten van hervormingen en investeringen in kaart brengen. Lidstaten krijgen middelen pas daadwerkelijk uitgekeerd zodra mijlpalen op gebied van de voorgestelde hervormingen en investeringen zijn bereikt.
In het Financieele Dagblad (FD) van 10 oktober 2019 lezen de leden van de VVD-fractie dat de landen er nog steeds niet uit zijn of het BICC alleen moet worden betaald uit de reguliere EU-begroting, of dat de lidstaten daarbovenop extra moeten bijdragen. Uitgangspunt van Nederland was dat het BICC onder het MFK zou moeten vallen. Wat is daar nu concreet over afgesproken? Welke discussiepunten zijn er nog? En hoe ziet het krachtenveld er daar uit? Hoe verlopen de gesprekken over het MFK? Kan de Minister een doorkijkje geven over deze gesprekken? Zijn er tijdens deze gesprekken al dingen gezegd over het BICC? Zijn er al landen die standpunten hebben ingenomen? Wat is het standpunt van de Nederlandse regering over de maximale hoogte van het BICC binnen het MFK?
In de Eurogroep van 9 oktober jl. is de afspraak bevestigd dat de omvang van het BICC zal worden bepaald in de context van het Meerjarig Financieel Kader (MFK). Een aantal lidstaten, zoals Frankrijk, Duitsland, Italië en Spanje, is voorstander van een intergouvernementele overeenkomst (IGA) waarmee eurolanden additionele bijdragen kunnen leveren aan het instrument, bovenop de financiering uit de reguliere middelen van de EU-begroting. Deze groep lidstaten hecht er ook aan om deze IGA met alle eurozone landen gezamenlijk af te sluiten. Nederland is van mening dat het instrument gefinancierd dient te worden uit de reguliere middelen van de EU-begroting, onder het MFK-plafond, om de eenheid van de EU-begroting te bewaken. Voor Nederland is niet duidelijk wat een IGA precies oplost. Afgesproken is dat de discussie over de noodzaak, inhoud, modaliteiten en omvang van een door een aantal lidstaten gewenste IGA zal doorgaan in ambtelijke voorportalen van de Eurogroep. Deelname aan zo’n IGA is echter vrijwillig, zoals is bevestigd door de Juridische Dienst van de Raad (zie het bovengenoemde verslag van de Eurogroep van 9 oktober). Het finale besluit over een IGA en de omvang van het BICC zal in de context van de MFK-onderhandelingen worden genomen. Nederland zet daarbij in op het voorkomen van een stijging van de EU-afdrachten als gevolg van Brexit. Daarbij is het nodig te kijken naar alle posten in samenhang.
In het FD lezen de leden van de VVD-fractie ook dat het mogelijk wordt om extra belastinggeld in het BICC te storten boven op de naar verwachting 17 miljard euro vanuit de reguliere begroting. Wat wordt er bedoeld met belastinggeld? Zijn dat eigen middelen? De VVD-fractie is daar namelijk geen voorstander van. Of gaat het hier om vrijwillige bijdragen van landen? En is hierop dan ook het percentage van 70% op van toepassing dat landen daar zelf gebruik van kunnen maken?
Met het oog op een mogelijke toekomstige wens van lidstaten om aanvullende bijdragen aan het BICC te leveren, zal in de BICC-verordening die mogelijkheid gecreëerd worden. Deze enabling clause leidt niet tot een verplichting om ook daadwerkelijk aanvullende bijdragen aan het instrument te leveren. Deze enabling clause is bedoeld voor aanvullende bijdragen van lidstaten, en niet voor nieuwe eigen middelen van de EU. Deze middelen zullen ten goede komen van de lidstaten die de aanvullende bijdragen hebben geleverd.
De leden van de VVD-fractie zouden het op prijs stellen, indien de beantwoording van dit schriftelijk overleg tijdig beschikbaar is voor het eerstvolgende algemeen overleg Ecofin/Eurogroep op 6 november 2019.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het Fiche «Governanceraamwerk begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen». Naar aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.
Allereerst willen de leden van de PVV-fractie weten welke lidstaten voorstander zijn van een intergouvernementele overeenkomst (IGA) waarmee eurolanden additionele bijdragen kunnen leveren aan het instrument, boven op de financiering uit de reguliere middelen van de EU-begroting. Daarnaast willen de leden van de PVV-fractie weten welke lidstaten hebben aangegeven dat een eventuele IGA alleen op vrijwillige basis tot stand kan komen.
Een groep lidstaten, bestaand uit onder meer de vier grote eurozone landen, is voorstander van een IGA. Een groep kleinere landen, waaronder Nederland, heeft aangegeven dat een eventuele IGA alleen op vrijwillige basis tot stand kan komen. Voor Nederland is niet duidelijk wat een IGA precies oplost.
Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat afgesproken is dat de discussie over de noodzaak, inhoud, modaliteiten en omvang van een IGA voor aanvullende middelen door zal gaan in ambtelijke voorportalen van de Eurogroep. Hierbij is de deelname aan zo’n IGA vrijwillig. De leden van de PVV-fractie willen weten waarom hiervoor gekozen is. Wordt hiermee de deur op een kier gezet voor het introduceren van nieuwe eigen middelen?
De discussie over de noodzaak, inhoud, modaliteiten en omvang van een IGA voor aanvullende middelen zal doorgaan in ambtelijke voorportalen van de Eurogroep op verzoek van een grote groep lidstaten die voorstander is van een IGA. Zij willen graag dat duidelijk is hoe een IGA er uit zou kunnen zien en hopen dat uiteindelijk alle landen bereid zijn om er mee in te stemmen. De discussie over een IGA heeft betrekking op aanvullende middelen die lidstaten op eigen initiatief zouden leveren. Het idee van nieuwe eigen middelen van de EU als financieringsbron voor het BICC is niet meer ter sprake gekomen.
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie om een gedetailleerde toelichting van de «enabling clause». Waarom wordt deze clausule überhaupt toegevoegd? Kan de Minister met zekerheid vaststellen dat deze «enabling clause» nooit zal leiden tot een verplichting om daadwerkelijk aanvullende bijdragen aan het instrument te leveren?
De enabling clause zal worden opgenomen in de aangepaste verordening voor een hervormingsondersteuningsprogramma. Deze creëert de mogelijkheid om het BICC, naast de financiële enveloppe binnen het MFK, te financieren met aanvullende bijdragen van lidstaten. Deze enabling clause leidt niet tot een verplichting om ook daadwerkelijk aanvullende bijdragen aan het instrument te leveren. Van een verplichting om aanvullende bijdragen te leveren is pas sprake wanneer Nederland zelf besluit dat het die aanvullende bijdragen wil leveren en zich daartoe committeert middels een IGA.
Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat afgesproken is dat lidstaten 25% van de kosten van hun hervormings- en investeringsplannen die financiering uit het BICC ontvangen zelf moeten financieren. Echter, een lidstaat mag verzoeken dit percentage te halveren als er sprake is van «ernstige economische omstandigheden». De leden van de PVV-fractie vragen waarom deze Minister hiermee akkoord gaat, mede gelet op het feit dat hij eerst van mening was dat de drempel voor het verlagen van de nationale cofinanciering voldoende hoog moet zijn.
Nederland is tevreden met deze uitkomst, omdat ernstige economische omstandigheden zich niet vaak voordoen.
Daarnaast willen de leden van de PVV-fractie weten wanneer een lidstaat zich volgens de Minister in «ernstige economische omstandigheden» verkeert. Hoeveel jaar moet er sprake zijn van een krimp van het reële bruto binnenlands product? Hoeveel jaar moet er sprake zijn van een gecumuleerd productieverlies tijdens een langdurige periode van zeer lage economische groei ten opzichte van het potentieel en hoe hoog moet het productieverlies minimaal in totaal zijn?
Er moet één jaar sprake zijn van krimp van het reële bbp om van ernstige economische omstandigheden te kunnen spreken. Hoeveel jaar sprake moet zijn van gecumuleerd productieverlies en hoe hoog dat productieverlies minimaal moet zijn, is niet strikt omschreven. Hoe de Raad op basis van een voorstel van de Commissie zal vaststellen dat sprake is van ernstige economische omstandigheden wordt nader uitgewerkt in de twee EU-verordeningen die invulling zullen geven aan de gemaakte afspraken over het BICC.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche over het governanceraamwerk voor het begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen (BICC). De hoogte van het BICC moet in context van MFK worden bepaald, deze moet unaniem worden vastgesteld door de Europese Raad, zo merken deze leden op. Deze leden vragen de Minister of hij verwacht dat het MFK wordt vastgesteld voordat duidelijk is of er een Brexit gaat plaatsvinden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of hij de mening deelt dat wanneer de Brexit plaatsvindt dit een significante stijging van de bijdrage van Nederland en andere nettobetalers aan het MFK zal betekenen, zeker gezien het feit dat kortingen worden ingetrokken. Deze leden vragen de Minister of de koppeling van het BICC aan het MFK zo niet de ondergang van het BICC kan betekenen. Heeft de Minister in het geval van een significante stijging van de Nederlandse afdracht de mogelijkheid om het BICC binnen het kader van het MFK te plaatsen, maar buiten de het Eigen Middelen Besluit?
De inzet van het kabinet bij de MFK-onderhandelingen is om een stijging van de EU-afdrachten als gevolg van de Brexit te voorkomen. Om dit te bereiken pleit Nederland voor behoud van zowel de huidige omvang van het MFK als de kortingen die Nederland nu ontvangt. Nederland is van mening dat het instrument gefinancierd dient te worden uit de reguliere middelen van de EU-begroting, onder het MFK-plafond en het plafond uit het Eigen Middelen Besluit, om de eenheid van de EU-begroting te bewaken. De Europese Raad zal in december een eerste discussie voeren over de cijfers in de MFK-onderhandelingen. Een MFK-akkoord wordt niet verwacht voor 2020, waarbij voor Nederland geldt dat kwaliteit boven snelheid gaat.
De leden van de CDA-fractie steunen deze koppeling of opname in het MFK van het BICC, maar deze leden vragen de Minister of dit noodzakelijk is om de MFK-governance van toepassing te laten zijn op het BICC. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of hij er voorstander van is indien het BICC onder de MFK-governance gaat vallen om de discussie te starten of er aan het niet opvolgen van aanbevelingen uit het Europees Semester ook eventuele sancties dienen te gaan hangen.
In tegenstelling tot een sanctie, vormt het BICC een positieve prikkel vanuit het MFK om aanbevelingen uit het Europees Semester op te volgen. Lidstaten worden immers gevraagd hervormings- en investeringsplannen in te dienen die aansluiten bij die aanbevelingen, en krijgen na goedkeuring van die plannen en een juiste implementatie toegang tot middelen uit het BICC.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om het actuele tijdpad van de totstandkoming en implementatie van het BICC te schetsen.
De Raadspositie ten aanzien van het aangepaste Commissievoorstel voor een hervormingsondersteuningsprogramma en het Commissievoorstel voor een governanceraamwerk voor het BICC zal naar verwachting in december worden afgerond. Op basis van die Raadspositie vinden begin volgend jaar de trilogen plaats met het Europees Parlement, dat het recht van medebeslissing heeft. Deze zullen naar verwachting in de eerste helft van 2020 kunnen worden afgerond. De omvang van het BICC zal worden bepaald in de context van het MFK. Als alle wetgeving is vastgesteld door de Raad en het EP en de omvang duidelijk is, kan de implementatie van het BICC in 2021 beginnen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het fiche Governanceraamwerk begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen – BICC. De leden van de D66-fractie hebben naar aanleiding van het fiche nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie lezen dat naast het governanceraamwerk de andere kenmerken van het begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen (BICC) nog niet voldoende uitonderhandeld zijn. Voornoemde leden zien een belangrijke rol weggelegd voor het BICC om te investeren in een hoogtechnologische en financieel-economisch stabiele Eurozone. Gelet op de snelle en onvoorspelbare ontwikkelingen in landen als de Verenigde Staten of China zijn forse investeringen broodnodig. Hoe is de Minister van plan het onderhandelingstempo te versnellen? Kan de Minister aangeven waarop onderhandelingen omtrent de andere kenmerken stuklopen?
Ten tijde van het schrijven van het BNC-fiche over het governanceraamwerk waren nog niet alle kenmerken van het BICC uit onderhandeld. Inmiddels zijn in de Eurogroep van 9 oktober nadere afspraken gemaakt, welke zijn vastgelegd in een term sheet die een aanvulling vormt op de term sheet uit juni. De afspraken in deze term sheets worden uitgewerkt in twee EU-verordeningen. De Raadspositie ten aanzien van het aangepaste Commissievoorstel voor een hervormingsondersteuningsprogramma en het Commissievoorstel voor een governanceraamwerk voor het BICC zal naar verwachting in december worden afgerond. Op basis van die Raadspositie vinden begin volgend jaar de trilogen plaats met het Europees Parlement, dat het recht van medebeslissing heeft. Deze zullen naar verwachting in de eerste helft van 2020 kunnen worden afgerond. De omvang van het BICC zal worden bepaald in de context van het MFK. Als alle wetgeving door de Raad en het EP is vastgesteld en de omvang duidelijk is, kan de implementatie van het BICC in 2021 beginnen. Ook andere instrumenten binnen het MFK bieden ruimte voor meer investeringen in technologie en onderzoek. Het kabinet zet in op een modernisering van de Europese begroting, zodat deze meer gericht is op innovatie, onderzoek, klimaat en duurzaamheid.
Kan de Minister de Kamer een blauwdruk toezenden van het BICC met de inzet van Nederland op de nog resterende kenmerken (i.e. financiering, verdeelsleutel en regels medefinanciering)?
Een uitgebreid overzicht van de overeengekomen kenmerken is opgenomen in de hierbovengenoemde term sheets en aan uw Kamer toegezonden in de verslagen van de Eurogroep van 13 juni en 9 oktober3.
Wanneer verwacht de Minister dat alle kenmerken van het BICC uitonderhandeld zullen zijn?
Over de kenmerken van het BICC zijn in de Eurogroep afspraken gemaakt, welke zijn vastgelegd in term sheets. U bent hierover geïnformeerd in de verslag van de Eurogroep van 13 juni en 9 oktober4. Deze afspraken worden nu uitgewerkt in twee EU-verordeningen. De Raadspositie ten aanzien van het aangepaste Commissievoorstel voor een hervormingsondersteuningsprogramma en het Commissievoorstel voor een governanceraamwerk voor het BICC zal naar verwachting in december worden afgerond. Op basis van die Raadspositie vinden begin volgend jaar de trilogen plaats met het Europees Parlement, dat het recht van medebeslissing heeft. Deze zullen naar verwachting in de eerste helft van 2020 kunnen worden afgerond. De omvang van het BICC zal worden bepaald in de context van het MFK.
Kan de Minister uitleggen waarom er pas vanaf 2018 serieus over het BICC wordt gepraat, terwijl de behoefte voor meer convergentie en concurrentievermogen al sinds de conceptualisering van de euro bekend is?
Sinds het ontstaan van de eurozone wordt er steeds meer gedaan om het economisch beleid van lidstaten te coördineren. Zo is in 2010 het Europees Semester in het leven geroepen, waarbinnen lidstaten hun beleid op elkaar afstemmen en elkaar aansporen tot het doorvoeren van structurele hervormingen. Het Europees Semester is gericht op gezonde overheidsfinanciën, het voorkomen van macro-economische onevenwichtigheden, structurele hervormingen, banengroei en economische groei, en investeringen. Het kabinet is daarnaast al langer voorstander van het versterken van de koppeling tussen de EU-begroting en de uitvoering van structurele hervormingen. Het Commissievoorstel voor een hervormingsondersteuningsprogramma van mei 2018 gaf mede de aanzet tot de gesprekken over het BICC.
De leden van de D66-fractie hebben begrepen dat het BICC waarschijnlijk binnen het MFK zal komen te vallen en ongeveer 3 miljard euro tot zijn beschikking zal hebben. Voornoemde leden zijn van mening dat een dergelijke omvang op zichzelf tekortschiet om te kwalificeren als een serieuze poging tot convergentie en verbetering van het concurrentievermogen in de eurozone. Hoe groot schat de Minister de ideale omvang van het BICC?
De omvang van het BICC staat nog niet vast. In de Eurogroep van 9 oktober is de afspraak bevestigd dat de omvang van het BICC zal worden bepaald in de context van het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK). In de term sheet voor het BICC uit oktober is opgenomen dat het Fins EU-voorzitterschap het eurozonedeel van de door de Commissie voorgestelde Reform Delivery Tool als uitgangspunt zal nemen voor de omvang van het BICC in de onderhandelingen over het MFK. Dit komt overeen met een omvang van 17 miljard.
Is de Minister het met de D66-fractie eens dat Nederland, gelet op onder andere de grote Europese exportafhankelijkheid van de Nederlandse economie en onze gezamenlijke munt, op de (middel)lange termijn juist erg veel baat heeft bij een groter BICC? Is de Minister bereid in de toekomst het budget onder voorwaarden te vergroten, en zo ja, welke voorwaarden zouden dit dan zijn?
De hele eurozone, en niet in de laatste plaats Nederland, heeft baat bij meer convergentie en concurrentievermogen. Het streven is hier met het BICC een positieve prikkel toe te geven door het vrijmaken van middelen voor hervormings- en investeringspakketten. Nederland is tevreden met de vormgeving van het BICC zoals die is overeengekomen in de Eurogroep. De omvang ervan zal in de context van het volgende MFK bepaald worden. Ik kan mij ook goed voorstellen dat als het BICC de verwachtingen waarmaakt, het budget ervoor in het daarop volgende MFK vergroot kan worden.
De leden van de D66-fractie hebben begrepen dat de Nederlandse inzet bij het MFK zich onder meer richt op bezuinigingen op het cohesiebeleid om budget voor het BICC vrij te maken. Kan de Minister uitleggen hoe het cohesiebeleid zich verhoudt qua criteria en Europese toegevoegde waarde tot het BICC? Ziet de Minister enige overlap in de doeleinden? Kan de Minister uiteenzetten hoe hij voorziet dat de beoogde positieve effecten van het BICC niet teniet worden gedaan door een aftakeling van het cohesiebeleid?
Zowel in het BICC als in het cohesiebeleid wordt een koppeling gelegd met hervormingen en het Europees Semester. Dit gebeurt echter op verschillende manieren. In het voorstel voor het cohesiebeleid voor de periode 2021–2027 moeten lidstaten in de programmering van hun middelen rekening houden met hun landspecifieke aanbevelingen. Dit gebeurt in principe aan het begin van de programmaperiode. Daarnaast is in de gedeeltelijke Raadspositie afgesproken dat lidstaten bij de programmering van 50% van hun middelen voor 2026 en 2027 rekening houden met de landspecifieke aanbevelingen uit 2024, waarmee voor die latere jaren dus rekenschap wordt gegeven van de dan geldende landspecifieke uitdagingen. Bij het BICC ontvangen lidstaten middelen met het oog op het bereiken van de hervormingen en investeringen zoals beschreven in hun hervormings- en investeringspakketten. Daarbij moeten ze niet alleen rekening houden met de landspecifieke aanbevelingen maar ook met de hervormings- en investeringsprioriteiten die voor de eurozone als geheel zullen worden geïdentificeerd. De toekenning van middelen uit het BICC vindt in enkele ronden plaats, waarbij lidstaten steeds rekening moeten houden met de laatste versie van de landspecifieke aanbevelingen en de hervormings- en investeringsprioriteiten die voor de eurozone zijn opgesteld. Uitkering van middelen vindt pas plaats als mijlpalen zijn bereikt.
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat projectvoorstellen voor het BICC in lijn dienen te zijn met de aanbevelingen volgend uit het Europees Semester. Gelet op de meerwaarde van macro-economische coördinatie in de eurozone zijn voornoemde leden enthousiast over deze koppeling, al blijft Nederland zelf ook soms nog in gebreke met betrekking tot de uitvoering van deze aanbevelingen. Hoe beoogt de Minister ervoor te zorgen dat het BICC geen afbreuk doet aan het Europees Semester, maar dat het juist versterkend werkt? Hoe ziet de Minister de Nederlandse voorbeeldrol bij het implementeren van de landenspecifieke aanbevelingen?
Het kabinet ziet het BICC als een positieve prikkel vanuit het MFK om aanbevelingen uit het Europees Semester op te volgen. Lidstaten, ook Nederland, worden immers gevraagd hervormings- en investeringsplannen in te dienen die aansluiten bij die aanbevelingen, en krijgen na goedkeuring van die plannen en een juiste implementatie toegang tot middelen uit het BICC.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het fiche aangaande het governanceraamwerk begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen (BICC).
De leden van de SP-fractie wijzen dit instrument als redding van de eurozone af en geloven niet in het woordenspel dat geld voor competitie en convergentie geen stabiliserend effect zouden hebben. De insteek van deze vorm van transfers tussen eurolanden is om de eurozone «sterker» te maken, en de leden vragen de regering dat te bewijzen.
De leden van de SP-fractie vinden een koppeling tussen financieringsvoorstellen bij het Europees Semester en hervormingen ongewenst. De leden vinden dat de landenspecifieke aanbevelingen uitgaan van economische principes die klassiek neoliberaal zijn en er wordt onvoldoende rekening gehouden met andere maatschappelijke waarden. Zo heeft de Europese Commissie jarenlang geadviseerd aan Nederland om toch vooral de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) te ontmantelen en we zien nu de grote maatschappelijke gevolgen van bijvoorbeeld het sluiten van de verzorgingshuizen of het veel te hard afbouwen van de bedden in de GGZ.
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de abstractie van dit governanceraamwerk. De leden zien een herhaalde strategie waarin een tweedeling binnen de EU wordt opgelost door een governanceraamwerk. De leden merken op dat nog veel onduidelijk is en dat dit slechts een raamwerk blijkt te zijn. De leden achten het dan niet raadzaam dit raamwerkcompromis door te zetten. De leden kijken graag door een raamwerk zolang het ook dienst doet voor het doel waarvoor het geschapen is. Door nu het raamwerk al in een verordening vast te laten leggen, is het in een later stadium moeilijk om af te stappen van dit instrument. En het is heel wel mogelijk dat bij de concrete financiële invulling van het instrument, Nederland toch niet akkoord kan gaan. Hoe ziet de Minister dit? Hoe verhoudt de steun aan dit raamwerk zich tot de aangenomen motie-Leijten (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1611) die aangeeft dat, als niet aan de door Nederland gestelde voorwaarden wordt voldaan, Nederland voor een opt-out moet kiezen? De leden krijgen hier graag duidelijk antwoord op.
Lidstaten hebben in de Eurogroep van juni afgesproken dat de strategische sturing van het BICC door de Eurotop en de Eurogroep zal plaatsvinden in aansluiting op het al bestaande Europees Semester. Dat Europees Semester bestaat onder meer uit jaarlijkse aanbevelingen voor de eurozone en voor individuele lidstaten. Een separate verordening voor een governanceraamwerk regelt dat deze aanbevelingen worden aangevuld met hervormings- en investeringsprioriteiten voor het BICC. De verordening voor een governanceraamwerk wordt gelijktijdig, en in onderlinge samenhang met, een aangepast Commissievoorstel voor een verordening voor een hervormingsondersteuningsprogramma behandeld. Laatstgenoemde verordening zal de werking, financiering en de voorwaarden van het BICC vastleggen. Dit gebeurt op basis van de term sheets die de Eurogroep in juni en oktober overeengekomen zijn. De omvang van het BICC, tenslotte, wordt bepaald in de context van de MFK-onderhandelingen.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister wat de belangrijkste les was van de crisis. De leden vragen de Minister wat hij verstaat onder doelgerichte structurele hervormingen en investeringen teneinde de convergentie en innovatie te vergroten.
Structurele hervormingen en investeringen ter vergroting van convergentie en concurrentievermogen kunnen betrekking hebben op tal van onderwerpen, zoals de kwaliteit van openbaar bestuur, activerend arbeidsmarktbeleid en scholing, productmarkten, onderzoek en innovatie en energie-efficiëntie. In het kader van het Europees Semester zal jaarlijks worden vastgesteld welke terreinen voor de eurozone en voor individuele lidstaten prioriteit zouden moeten zijn.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom het opzetten en uitbouwen van het BICC in deze verschillende fases verloopt. De leden vinden het getuigen van een salamitactiek om eerst te beslissen over een raamwerk en vervolgens over essentiële zaken als de verdeelsleutel en financiering.
In de Eurogroep van 9 juni en 13 oktober zijn afspraken gemaakt over de kenmerken van het BICC, welke zijn vastgelegd in term sheets. In juni werd afgesproken dat de strategische sturing van het BICC door de Eurotop en de Eurogroep zal plaatsvinden in aansluiting op het al bestaande Europees Semester. Daartoe zullen de aanbevelingen binnen het Europees semester worden aangevuld met hervormings- en investeringsprioriteiten voor het BICC. Het was duidelijk dat hiervoor een separate verordening nodig was, waarvoor de Commissie een voorstel heeft gepubliceerd. De kenmerken en werking van het BICC zelf worden vastgelegd door middel van een aanpassing van het Commissievoorstel voor een verordening voor een hervormingsondersteuningsprogramma. De inhoud van beide verordeningen wordt gelijktijdig en in onderlinge samenhang behandeld in Raadsverband. De Raadspositie ten aanzien van het aangepaste Commissievoorstel voor een hervormingsondersteuningsprogramma en het Commissievoorstel voor een governanceraamwerk voor het BICC zal naar verwachting in december worden afgerond. Op basis van die Raadspositie vinden begin volgend jaar de trilogen plaats met het Europees Parlement, dat het recht van medebeslissing heeft.
De leden van de SP-fractie vragen waarom er bij een governanceraamwerk een koppeling moet worden gelegd tussen een jaarlijkse eurozoneaanbeveling bij het Europees Semester en strategische oriëntaties met betrekking tot de hervormings- en investeringsprioriteiten voor de eurozone als geheel. De leden vragen de Minister om een onderbouwing van deze koppeling, omdat onduidelijk is waar het governanceraamwerk nu toe dient. De leden verlangen van de Minister een duidelijke uitleg. De leden van de SP-fractie vragen hetzelfde aangaande de koppeling tussen de jaarlijkse landspecifieke aanbevelingen bij het Europees Semester en, voor eurozonelanden, de landspecifieke richtsnoeren voor hervormings- en investeringsdoelstellingen. De leden zien weinig reden om deze koppeling te maken. De leden vragen de Minister om een duidelijke uitleg.
Het Europees Semester bestaat onder meer uit jaarlijkse aanbevelingen voor de eurozone en voor individuele lidstaten. Een separate verordening voor een governanceraamwerkregelt dat deze aanbevelingen worden aangevuld met hervormings- en investeringsprioriteiten voor het BICC. Met de koppeling wordt er voor gezorgd dat deze prioriteiten voor het BICC goed aansluiten op de coördinatie van het economische beleid in het kader van het Semester. De hervormings- en investeringsprioriteiten zullen voor lidstaten dienen als uitgangspunt bij het indienen van hervormings- en investeringspakketten in het kader van het BICC. De Commissie zal beoordelen of de plannen voldoende aansluiten bij de prioriteiten. Uitkering van middelen gebeurt pas als mijlpalen zijn behaald. Deze benadering zorgt ervoor dat de middelen uit het BICC worden ingezet voor terreinen waarop de meeste winst valt te behalen voor de eurozone en de lidstaten.
De leden van de SP-fractie vragen waarom er geen Impact Assessment Commissie is ingesteld. Hoe en wat wil de Europese Commissie precies vierjaarlijks gaan evalueren? Welke doelen moeten er concreet behaald worden met het BICC, wat de Minister, de Eurogroep en de Europese Commissie betreft? Denken zij hetzelfde over de te behalen doelen?
Op 31 december 2023 en elke vier jaar erna zal de effectiviteit van de verordening die het governanceraamwerk neerlegt worden geëvalueerd. Een dergelijke evaluatie is gebruikelijk voor EU-wetgeving.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom Nederland zo positief is over het voorstel. De leden zien nog steeds een duidelijke stabiliserende rol van het BICC in dit governanceraamwerk. De leden vragen de Minister waarom hij enerzijds ageert tegen die stabiliserende rol van het BICC en anderzijds toch positief is over de inhoud. De leden willen weten waarom de Minister denkt met dit voorstel een transferunie tegen te gaan.
Het BICC wordt ingezet voor hervormingen en investeringen die bijdragen aan convergentie en concurrentievermogen. Het is dus niet gericht op stabilisatie, waarbij EU-middelen specifiek zouden worden toegekend aan lidstaten die kampen met een economische neergang.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister hoe hij denkt dat dit voorstel tot convergentie gaat leiden. Is hij niet bang dat dit voorstel weer wordt aangepast zodra besloten is over financiering en de verdeelsleutel?
Het BICC vormt een prikkel tot, en maakt middelen vrij voor, het hervormen van economieën en het doen van productiviteitsverhogende investeringen. Op die manier draagt het BICC bij aan convergentie. Het voorstel voor een verordening voor een governanceraamwerk regelt dat de aanbevelingen binnen het Europees Semester worden aangevuld met hervormings- en investeringsprioriteiten voor het BICC. Het voorstel wordt gelijktijdig, en in onderlinge samenhang met, een aangepast Commissievoorstel voor een verordening voor een hervormingsondersteuningsprogramma behandeld. Laatstgenoemde verordening zal de werking, financiering en de voorwaarden van het BICC vastleggen. De term sheets die de Eurogroep in juni en oktober overeengekomen zijn, zijn daarbij leidend. De omvang van het BICC, tenslotte, wordt bepaald in de context van de MFK-onderhandelingen.
De leden van de SP-fractie willen geen begrotingsinstrument en vinden dit een schending van het Verdrag van Maastricht, waarin is afgesproken om geen landen binnen de eurozone te redden.
Het BICC wordt ingezet voor hervormingen en investeringen die bijdragen aan convergentie en concurrentievermogen. Het wordt niet ingezet voor het redden van landen binnen de eurozone.
Kamerstuk 21 501-07, nrs. 1612 en 1629.↩︎
Kamerstuk 22 112, nr. 2633.↩︎
https://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2019/06/14/term-sheet-on-the-budgetary-instrument-for-convergence-and-competitiveness/
https://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2019/10/10/term-sheet-on-the-budgetary-instrument-for-convergence-and-competitiveness-bicc/↩︎
Kamerstuk 21 501-07, nrs. 1612 en 1629.↩︎