[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgang aanpak georganiseerde ondermijnende criminaliteit

Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Brief regering

Nummer: 2019D45276, datum: 2019-11-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29911-259).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29911 -259 Bestrijding georganiseerde criminaliteit.

Onderdeel van zaak 2019Z21764:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 259 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2019

In deze voortgangsbrief informeer ik u over de eerste resultaten van de versterking van de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit, op basis van de inzet van de € 100 miljoen (en € 10 miljoen structureel) waarover ik u eerder heb geïnformeerd in mijn brief van 16 november 20181. Voorts stel ik uw Kamer met deze brief op de hoogte van de stand van zaken ten aanzien van het omvangrijke pakket aan wetsvoorstellen ten behoeve van de aanpak van de georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Tot slot doe ik een aantal toezeggingen aan uw Kamer gestand.

Toekomstagenda Ondermijning

De basis van de versterking van de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit is de «Toekomstagenda Ondermijning», een gezamenlijke opgave van politie, Openbaar Ministerie, Belastingdienst, (regio)burgemeesters, het LIEC en de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Financiën en Justitie en Veiligheid, die medio 2017 naar uw Kamer is gestuurd2. In de Toekomstagenda is het nog altijd actuele doel geformuleerd, het terugdringen van de georganiseerde ondermijnende criminaliteit in Nederland door het vergroten van de slagkracht van de overheid, het opwerpen van barrières voor criminele markten en het wegnemen van de sociaal maatschappelijke voedingsbodem. Kort gezegd, het gaat om oprollen, afpakken en voorkomen.

De problematiek is voor een belangrijk deel grensoverschrijdend en internationaal van karakter, maar is tegelijkertijd sterk geworteld in de lokale samenleving. Dat betekent dat zowel een lokale/regionale aanpak én een landelijke/ internationale elkaar versterkende aanpak nodig is.

Het afgelopen jaar zijn met de toekenning en in gang gezette besteding van de € 100 miljoen ondermijningsgelden, de structurele reeks van € 10 miljoen en de voortgang van het pakket aan ondermijningswetgeving, de eerste belangrijke stappen gezet in de versterking van de aanpak van de georganiseerde ondermijnende criminaliteit.

Breed offensief tegen ondermijnende criminaliteit

Aanvullend op de met name lokale, regionale versterking is een extra € 110 miljoen beschikbaar voor de landelijke, internationale aanpak. Op 4 november jl. heb ik in de brief Contouren Offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit3 uw Kamer geïnformeerd over het kabinetsbesluit om bij najaarsnota € 110 miljoen beschikbaar te stellen om de georganiseerde ondermijnende criminaliteit verder terug te dringen. Hiermee kan een voortvarende start worden gemaakt met de uitwerking van het contourenplan dat bestaat uit een combinatie van repressieve en preventieve maatregelen: oprollen, afpakken en voorkomen. Er wordt gewerkt aan het inrichten van een Multidisciplinair Interventie Team (MIT) dat criminele kopstukken en hun netwerken gaat oppakken en crimineel vermogen gaat afpakken, aan het versterken van intelligence, aan het intensiveren van bewaken en beveiligen, aan het tegengaan van normalisering van drugsgebruik en aan het in gang zetten van een programma preventie langs de sporen van onderwijs, werken, wonen en veiligheid.

Met de combinatie van lokale, regionale en landelijke versterking en een stevig pakket aan ondermijningswetgeving, worden belangrijke stappen gezet in het versterken van de aanpak en het verder terugdringen van de georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Tegelijk ben ik me er ten volle van bewust dat een grote vastberadenheid en een lange adem nodig zijn om de criminele netwerken langdurig te dwarsbomen en de kwetsbare wijken veiliger te maken.

Ondermijningswetgeving

Er wordt hard gewerkt aan diverse wetsvoorstellen in het kader van de ondermijningswetgeving. Hierbij wordt nauw gekeken naar knelpunten en wensen die in de praktijk leven. De eerste mijlpalen zijn inmiddels bereikt. Met de inwerkingtreding van het gewijzigde artikel 13b Opiumwet kunnen burgemeesters sinds 1 januari 2019 woningen en andere panden sluiten als er voorwerpen of stoffen worden aangetroffen die duidelijk bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs, zoals bepaalde apparatuur, chemicaliën en versnijdingsmiddelen.

Tevens zullen op 1 januari 2020 de wetswijzigingen in werking treden die zien op de verdubbeling van de strafmaat voor illegaal bezit van automatische vuurwapens en de verhoging van de strafmaat voor daders die zware delicten plegen – zoals geweld en liquidaties – in georganiseerd verband.

Op het gebied van informatie-uitwisseling werkt het Aanjaagteam Ondermijning (ATO) van het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO), in samenwerking met de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en gemeenten, momenteel aan een modelprotocol voor gegevensdeling binnen gemeenten. Het modelprotocol zal naar verwachting aan het eind van dit jaar gereed zijn.

Het wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS) ligt voor advies bij de Afdeling advisering van de Raad van State en binnenkort spreek ik met uw Kamer over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Bibob onder andere betreffende de uitbreiding van het toepassingsbereik en versterking van de eigen onderzoeksmogelijkheden van bestuursorganen.

Ook heb ik voor de zomer het wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit in consultatie gebracht. De adviezen worden nu verwerkt. Dit wetsvoorstel bevat vijf voorstellen op strafrechtelijk terrein die bijdragen aan een effectievere aanpak van ondermijnende criminaliteit. Het gaat om:

1. Verhoging strafmaximum bedreiging en extra strafverhoging bij bedreiging van burgemeesters en andere bestuurders;

2. Strafbaarstelling bezit of vervoer illegale grondstoffen (precursoren) voor harddrugs;

3. Strafbaarstelling binnendringen containerterminals op havens en luchthavens;

4. Mogelijk maken verhalen kosten voor vernietigen van stoffen als drugs en vuurwerk op daders;

5. Extra bevoegdheden om vermogen in kaart te brengen van degenen die een geldboete of schadevergoedingsmaatregel niet betalen of verbeurdverklaarde voorwerpen niet uitleveren.

Voor een uitgebreid overzicht van de voortgang van alle wetsvoorstellen in het kader van de ondermijningswetgeving en overige trajecten die bijdragen aan de aanpak van ondermijning verwijs ik uw Kamer naar de bijlage bij deze brief (paragraaf 1).

Afpakken crimineel vermogen

De focus van de versterkingsprogramma’s ten aanzien van de georganiseerde criminaliteit ligt op de illegale drugsindustrie en criminele geldstromen. Ik hecht dan ook grote waarde aan het afpakken van crimineel vermogen en informeer daarom uw Kamer in deze brief ook over de voortgang van deze aanpak. De investeringen van de afgelopen jaren in het versterken van het afpakken van crimineel vermogen werpen hun vruchten af en deze aanpak wordt nog verder geïntensiveerd. Daartoe worden de vier actielijnen (te weten: het financieel-economisch perspectief aan de voorkant van het opsporingsonderzoek; verder leren, ontwikkelen en integraal verbinden; internationalisering en monitoren en (bij)sturen) en initiatieven uitgevoerd die in de brief aan uw Kamer over de strategie voor het afpakken van crimineel vermogen uiteen zijn gezet.4 Daarbij wordt een breed scala aan zaken aangepakt, zoals witwassen via een bitcoinmixer, ondergronds bankieren, grootschalige corruptie, het gebruik van geldezels met grote hoeveelheden contant geld, of financiële schijnconstructies opgezet door facilitators met financieel-juridische kennis. De aanpak via financiële intelligence, onder meer afkomstig van FIU-Nederland, gebaseerd op signalen uit de private sector, leidt tot aansprekende resultaten. Afpakteams bij de politie, de FIOD en het Openbaar Ministerie (OM) werken daarbij integraal samen met onder meer de FIU-Nederland, de bestuurlijke partners, andere landen en internationale organisaties. Informatie wordt gedeeld, onderzoeken worden vanuit de financiële invalshoek opgepakt en op vermogensbestanddelen zoals boten, voertuigen, contant geld en onroerend goed wordt beslag gelegd. Er wordt daarbij een breed arsenaal aan instrumenten ingezet zoals de verbeurdverklaring in combinatie met de in Nederland brede mogelijkheden inzake witwasverdenking, de afroomboete, de ontnemingsschikking en de ontnemingswetgeving. Deze lijn wordt doorgezet waarbij de integrale samenwerking, versterking van financieel onderzoek en pragmatische aanpak van bestemmingslanden waar crimineel vermogen wordt verhuld noodzakelijk is. Ook met de eenmalige investering van € 30 miljoen in 2018 in het afpakken van crimineel vermogen zijn regionaal en landelijk nieuwe projecten gestart om deze aanpak vanuit een financiële invalshoek verder te versterken. Daarnaast wordt samen met de politie, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) en OM onderzocht of, en zo ja welke aanvullende wetgeving nodig is om het afpakken van crimineel vermogen verder te versterken.

In de brief van 13 maart 2019 aan uw Kamer over het afpakken van crimineel vermogen (Kamerstuk 29 911, nr. 221) is melding gemaakt van het verbeteren van de mogelijkheden tot het ontnemen van wederrechtelijk verkregen vermogen in situaties waarin er geen of onvoldoende mogelijkheden zijn om conservatoir beslag te leggen ten behoeve van de inning van de ontnemingsvordering. Om ervoor te zorgen dat ook in dergelijke situaties een onherroepelijke ontnemingsvordering daadwerkelijk wordt betaald zijn de juridische mogelijkheden voor het instellen van een meer langdurig toezicht op het vermogen van een veroordeelde inmiddels nader onderzocht. Binnen de bestaande wettelijke kaders zal een «continue vermogensmonitor» worden ontwikkeld, zodat het vermogen van de veroordeelde gedurende langere tijd door het CJIB kan worden gevolgd om vermogensaanwas te achterhalen. Zodra de veroordeelde over nieuw vermogen beschikt kan dit hem dan worden onttrokken ten behoeve van het verhaal van de ontnemingsmaatregel. Daarbij zal extra personele capaciteit kunnen worden ingezet om de financiële handel en wandel van veroordeelden met aanzienlijke ontnemingsverplichtingen gedurende langere tijd te volgen en hun vermogensbestanddelen beter in kaart te brengen. In aanvulling hierop zal een wettelijke regeling worden voorbereid die erin voorziet dat de rechter bij het opleggen van de ontnemingsmaatregel kan bepalen dat de beschikkingsbevoegdheid van de veroordeelde over zijn vermogen wordt beperkt, en in handen wordt gelegd van een toezichthouder die toestemming moet geven voor rechtshandelingen van de veroordeelde («strafrechtelijke curatele»). Dit naar het model van de aanstelling van een bewindvoerder bij surseance van betaling. De komende tijd zullen de contouren van deze maatregelen verder worden uitgewerkt, met oog voor de veiligheid van de toezichthouder, en de daaraan verbonden kosten in kaart worden gebracht. Het is niet aanvaardbaar dat sommige criminelen die nog grote bedragen moeten betalen aan de Staat, over veel geld kunnen blijven beschikken terwijl de ontnemingsvordering niet wordt voldaan. Met deze maatregelen zal het vermogen eerder in zicht komen en kunnen worden aangewend ten behoeve van het voldoen van openstaande geldbedragen.

Stand van zaken versterking aanpak op basis van de regeerakkoordgelden

De regio’s en de landelijke partners zijn begin dit jaar voortvarend aan de slag gegaan met de uitvoering van de meerjarige versterkingsprogramma’s. Daarbij ligt de focus op de illegale drugsindustrie en de daarmee gepaard gaande verwevenheid van onder- en bovenwereld én de bijbehorende criminele geldstromen. Ook is de structurele versterking (ter hoogte van € 10 miljoen jaarlijks) ten behoeve van de integrale intelligence- en analysecapaciteit ingezet.

De eerste periode stond met name in het teken van de inrichting van de teams en de nadere uitwerking van de plannen. Een aantal aansprekende eerste resultaten op basis van de ondermijningsgelden:

– op de luchthaven Schiphol vindt ten aanzien van de aanpak van ondermijning publiek-private samenwerking plaats, waarbij belangrijke partners (Douane, Koninklijke Marechaussee, Openbaar Ministerie, gemeente, RIEC, Schiphol en KLM) intensief samenwerken. Op basis van integrale interventieplannen hebben daar in een aantal branches onaangekondigde controles plaatsgevonden.

– Een ander aansprekend operationeel resultaat is dat in Rotterdam de lokale samenwerking van de convenantpartners uit het RIEC met de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU-Nederland) aanzienlijk is geïntensiveerd, door de inrichting van een satellietlocatie waar strategische analyse, financieel onderzoek, integrale analyse en publiek/private samenwerking samenkomen. Inmiddels zijn drie operationele signalen opgewerkt, met in totaal voor bijna 40 miljoen euro aan afpakwaardige opbrengst.

– Het RIEC Oost-Nederland heeft met behulp van de versterkingsgelden een project opgestart om een gezamenlijk integraal beeld op te bouwen op het thema synthetische drugs, met de focus op afpakken van criminele winst. De aanpak heeft tot nu toe een lijst met veertien potentiële en reeds in uitvoering zijnde onderzoeken naar synthetische drugsnetwerken opgeleverd.

– Bij het RIEC Amsterdam-Amstelland wordt in samenwerking met de DNB vooral de functie van financiële instellingen in de drugseconomie onderzocht, zodat – naast optreden tegen (illegale) financiële instellingen die ondermijning faciliteren – de poortwachtersfunctie van financiële instellingen verbetert, waardoor criminelen het financiële systeem niet meer kunnen gebruiken.

Dit is een aantal voorbeelden die met de investeringsgelden opgestart zijn om de regionale aanpak van de georganiseerde ondermijnende criminaliteit verder te versterken. Zo zijn er nog meer voorbeelden in de verschillende regio’s waar betekenisvolle stappen gezet worden in een versterkte aanpak.

De uitvoering van de versterkingsplannen wordt reeds gedurende de looptijd van de programma’s gemonitord door het WODC. Dit gebeurt volgens de methodiek van «lerend evalueren».

In de bijlage bij deze brief rapporteer ik over de voortgang van de versterking van de aanpak op basis van de ondermijningsgelden en de structurele reeks (paragraaf 2). Hiermee voldoe ik tevens aan de toezegging uw Kamer te informeren over de voortgang van de uitvoering van de versterkingsplannen van de regio’s en de landelijke partners.

Toezeggingen

Met deze brief doe ik een aantal toezeggingen gestand gedaan tijdens het plenaire debat over drugscriminaliteit (Handelingen II 2018/19, nr. 107, items 6 en 9). Deze informatie vindt u in paragraaf 3 van de bijlage.

– De Kamer informeren naar aanleiding van de twaalf punten van lid Krol (50PLUS).

– De Kamer informeren over het standpunt van de Minister van JenV over de positie van kleine ondernemers in de aanpak van ondermijning.

– De Kamer informeren over het standpunt van de Minister van JenV ten aanzien van de mogelijke inzet van politievrijwilligers bij de aanpak van ondermijning.

– De Kamer informeren over het kader voor het Strategisch Beraad Ondermijning; waarom dat zo is; wat eventueel gewijzigd zou kunnen worden; wat de rol is voor de NCTV (in relatie tot vraag inzake coördinatie aanpak op centraal niveau).

– De Kamer informeren inzake witwassen (Lopende strafzaak belwinkels Beverwijk; VKC-verzoek)

– De Kamer informeren over het verzoek van de KNB om het notariaat meer bij de aanpak van ondermijning te betrekken (VKC-verzoek)

Tot slot

De grote gezamenlijke inzet om de georganiseerde ondermijnende criminaliteit een halt toe te roepen sterkt mij in de voorgestane aanpak. In de voorjaarsnota informeer ik uw Kamer over de structurele invulling van de pijlers oprollen, afpakken en voorkomen.

De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus

BIJLAGE

1. Ondermijningswetgeving: voortgang en stand van zaken

1.1. Ter introductie

De ondermijningswetgeving bestaat uit meerdere – lopende of nieuwe – wetsvoorstellen, die gemeen hebben dat zij geheel of mede tot doel hebben de aanpak van ondermijning te versterken. In mijn brieven van 11 juli 2018 en 16 november 20185 heb ik uw Kamer bericht dat ik diverse voorstellen tot aanpassing van wetgeving heb ontvangen op bestuursrechtelijk en strafrechtelijk terrein, waarin ik in overleg met de regioburgemeesters, het OM en de politie een prioritering heb aangebracht. Hieronder informeer ik u over de voortgang en het beoogde tijdpad van de lopende trajecten.

1.2. Ondermijningswetgeving: stand van zaken lopende trajecten

a. Stand van zaken intra-gemeentelijke informatie-uitwisseling

Een adequate informatiepositie voor gemeenten is van groot belang voor een optimale bestuurlijke bijdrage van gemeenten aan de aanpak van ondermijning. Op 6 juni jl.heb ik uw Kamer geïnformeerd over de Voorlichting die de Afdeling advisering van de Raad van State heeft uitgebracht naar aanleiding van de wens van gemeenten om de mogelijkheid te krijgen om dwarsverbanden te leggen tussen de informatie waarover zij beschikken op grond van diverse taken en om meer te kunnen doen met signalen van ondermijning.6 Om meer inzicht te krijgen in hoe deze wens zich verhoudt tot de bestaande bevoegdheidsverdeling tussen het openbaar bestuur enerzijds en de opsporings- en vervolgingsautoriteiten anderzijds alsmede in hoe deze informatiedeling verenigbaar is te maken met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), heb ik de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd om deze Voorlichting. De Afdeling advisering van de Raad van State heeft hiermee een belangrijke bijdrage geleverd aan de discussie over de rol van gemeenten in de bestuurlijke en integrale aanpak van ondermijning en de mogelijkheden en grenzen van informatie-uitwisseling in dit verband. In mijn brief van 6 juni jl. heb ik uw Kamer laten weten dat ik de aanbevelingen van de Afdeling advisering van de Raad van State ter harte neem en dat ik de drie volgordelijke stappen die de Voorlichting biedt, opvolg.

Als eerste stap werkt het Aanjaagteam Ondermijning, in overleg met de Autoriteit Persoonsgegevens, aan het eerder genoemde model-protocol – geïnspireerd op het RIEC-convenant – op basis waarvan gemeenten de informatiedeling binnen de gemeenten kunnen inrichten en op een adequaat niveau over gegevens kunnen beschikken die zij bij de uitoefening van hun bevoegdheden nodig hebben. Het doel van het model-protocol is dat inzichtelijk wordt welke informatiedeling binnen de gemeente mogelijk is bij de toepassing van gemeentelijke bevoegdheden met het oog op de bestuurlijke aanpak van georganiseerde drugscriminaliteit en met het oog op witwassen en daaraan gerelateerde vormen van financieel-economische criminaliteit. Dit model-protocol wordt samen met de gemeenten ontwikkeld. Om gemeenten verder adequaat te faciliteren, worden er bij gemeenten bijeenkomsten georganiseerd gericht op kennisontwikkeling en kennisverbreding. Het model-protocol zal daarbij worden ingebracht. Bij het maken van het model-protocol zal ook duidelijk worden waar de belangrijkste knelpunten zitten in de informatiedeling binnen de gemeente en wat daaraan in de weg staat. Mochten in de praktijk ervaren knelpunten niet weggenomen kunnen worden met het model-protocol, zal als tweede stap worden bezien welke andere oplossingen mogelijk zijn. Daarbij kan ook wijziging van sectorale wetgeving aan de orde zijn. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie van het lid Voordewind (Kamerstuk 24 077, nr. 444). Wanneer wijziging van sectorale wetgeving niet toereikend is, kan als derde stap worden bezien of een meer algemene wettelijke voorziening aangewezen is. De Afdeling advisering van de Raad van State plaatst daarbij wel de kanttekening dat de aard van de ondermijningsproblematiek het lastig maakt om in de wet een voldoende afgebakend doel voor gegevensverwerking te omschrijven, zodat aan de vereisten van de AVG wordt voldaan.

Het modelprotocol zal een goede juridische en praktische basis bieden aan gemeenten ten behoeve van de belangrijke rol die zij vervullen bij de bestuurlijke aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit.

b. Wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden

Het wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden ligt voor advies bij de Raad van State. Ik streef ernaar om het wetsvoorstel begin volgend jaar bij uw Kamer in te dienen.

c. Verruiming sluitingsbevoegdheid burgemeester (artikel 13b Opiumwet)

Het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 13b Opiumwet is inmiddels in werking getreden. Sinds 1 januari 2019 kunnen burgemeesters woningen en andere panden sluiten als er voorwerpen of stoffen worden aangetroffen die duidelijk bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs, zoals bepaalde apparatuur, chemicaliën en versnijdingsmiddelen.

Tijdens het plenair debat over de verruiming van artikel 13b Opiumwet op 11 april 2018 (Handelingen II 2017/18, nr. 72, item 10) heb ik uw Kamer toegezegd om in te gaan op de vraag van lid Van Toorenburg (CDA) om samen met mijn ambtgenoot van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), te kijken of de casuïstiek met betrekking tot het artikel 13b Opiumwet, voldoende verankerd is en voldoende wordt aangereikt aan burgemeesters. Lid Van Toorenburg refereerde tijdens het debat aan informatie die het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB) aan burgemeesters aanreikt. Naar aanleiding van deze suggestie heb ik contact opgenomen met het NGB. Het NGB heeft hierop de informatie op zijn website over de toepassing van artikel 13b Opiumwet geactualiseerd (zie https://www.burgemeesters.nl/bevoegdheden/opiumwet).

Voorts heeft het Landelijk Informatie en Expertise Centrum (LIEC) op 1 juli 2019 een landelijke Burgemeestersbijeenkomst drugscriminaliteit georganiseerd. Aan de hand van stellingen van sprekers hebben burgemeesters met elkaar gediscussieerd en ervaringen gedeeld over de toepassing van artikel 13b Opiumwet. Het LIEC zal de sluitingsbevoegdheid en relevante casuïstiek voor burgemeesters ook de komende tijd vast agenderen bij bijeenkomsten voor burgemeesters of ambtelijke netwerkoverleggen.

d. Wetsvoorstel wijziging Wet Bibob

Op 4 maart 2019 heeft de regering bij uw Kamer een voorstel tot wijziging van de Wet Bibob ingediend (Kamerstuk 35 152). De voornaamste wijzigingen die daarin worden voorgesteld betreffen een uitbreiding van de reikwijdte van de wet en een versterking van de eigen onderzoeksmogelijkheden van bestuursorganen. Dit laatste element heeft tevens een wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens tot gevolg (zie ook onderdeel e). Het voorstel tot wijziging heb ik 30 september jl. in consultatie gebracht.

Ik heb uw Kamer op 3 juli jl. (Kamerstuk 31 109, nr. 27) bij brief geïnformeerd over mijn besluit om, na een grondige verkenning, met een tweede tranche van wijziging van de Wet Bibob te komen. In deze tweede tranche worden enkele, meer ingrijpende, thema’s uit de consultatie verwerkt zoals informatiedeling tussen bestuursorganen onderling, tussen bestuursorganen en omgevingsdiensten en uitbreiding van de reikwijdte van de wet door het opnemen van enkele vastgoedthema’s. Ik streef ernaar deze tweede tranche van wijziging nog dit jaar in consultatie te brengen.

e. Wijziging Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens i.v.m. eigen Bibob-onderzoek door bestuursorganen

Dit conceptbesluit tot wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Bjsg) regelt een uitbreiding van de verstrekkingsmogelijkheid van justitiële gegevens aan bestuursorganen ten behoeve van hun eigen onderzoek op grond van de Wet Bibob. Het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens is op 30 september jl. in consultatie gegaan (sluiting 3 november). De wijziging gaat over de verstrekking van justitiële gegevens inzake relevante derden ten behoeve van eigen Bibob-onderzoek door bestuursorganen. Sinds 2013 kunnen bestuursorganen bij de uitvoering van de Wet Bibob in de fase van hun eigen onderzoek beschikken over justitiële gegevens van de betrokkene (de aanvrager of houder van een vergunning of subsidie of de wederpartij van de overheid bij een vastgoedtransactie of aanbesteding) en van de leidinggevende van een rechtspersoon. Door het onderhavige besluit kunnen bestuursorganen voortaan ook beschikken over de justitiële gegevens van relevante zakelijke relaties van betrokkene. Dit maakt het voor bestuursorganen mogelijk om de aanwezigheid te onderkennen van justitiële antecedenten in het zakelijk netwerk van betrokkene. Het wijzigingsbesluit versterkt de mogelijkheden van het bestuur om zijn integriteit te beschermen tegen het ongewild faciliteren van criminele activiteiten en sluit aan bij de actie-agenda van dit kabinet in de aanpak van ondermijning.

f. Regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche

Om misstanden, waaronder mensenhandel, in de prostitutiebranche, nog beter aan te kunnen pakken, wordt het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche aangepast en omgevormd tot een nieuw wetsvoorstel (Wet regulering sekswerk), waarin de afspraken worden verwerkt die zijn gemaakt in het regeerakkoord. In dit wetsvoorstel is opgenomen: een vergunningplicht voor prostituees en exploitanten van seksbedrijven, klanten van illegale prostitutie worden strafbaar, en er komt een recht voor sekswerkers op zorg en informatie. Dit wetsvoorstel is op 15 oktober 2019 in consultatie gebracht. Onderdeel van het voorstel is een wijziging van het Wetboek van Strafrecht, waardoor degene die betrokken is bij onvergunde bedrijfsmatige seksuele dienstverlening en daaruit financieel voordeel haalt, strafbaar wordt (het in het regeerakkoord aangekondigde pooierverbod).

g. Screening

VOG Politiegegevens

Het conceptwetsvoorstel VOG politiegegevens beoogt te regelen dat voor bepaalde functies de VOG niet alleen kan worden geweigerd op basis van justitiële documentatie, maar ook kan worden geweigerd uitsluitend op basis van relevante politiegegevens. Beoogd wordt de VOG politiegegevens in te zetten bij functies die een hoge mate van integriteit vereisen en waarbij van de functionaris onbesproken gedrag mag worden verwacht. Hierbij wordt onder meer gedacht aan functies bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), het OM en aan bepaalde categorieën buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s).

De Raad van State heeft kort geleden advies uitgebracht over dit conceptwetsvoorstel. Het nadere rapport is in voorbereiding. Het wetsvoorstel kan naar verwachting begin volgend jaar bij uw Kamer worden ingediend.

Screening van wethouders en gedeputeerden

Het eerder aangekondigde wetsvoorstel7 dat onder andere de verplichte Verklaring omtrent Gedrag (VOG) voor bestuurders regelt, gaat deze maand in consultatie. Daarnaast werkt de Minister van BZK aan verschillende maatregelen om de integriteit te bevorderen. Goed voorbeeld is de basisscan integriteit voor kandidaat-bestuurders. In de handleiding Basisscan Integriteit voor kandidaat-bestuurders die de Minister van BZK voorafgaand aan de verkiezingen van provinciale staten en waterschapsbesturen heeft gepubliceerd, staat aan welke eisen een basisscan integriteit naar de mening van de Minister minimaal zou moeten voldoen. Toepassing van de basisscan integriteit is (vooralsnog) niet wettelijk verplicht. In overleg met VNG, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en beroepsverenigingen wordt gekeken naar mogelijke wettelijke verankering van een risicoanalyse integriteit in de Gemeentewet respectievelijk de Provinciewet.

h. Buitengewoon opsporingsambtenaren (Boa’s)

Boa’s mogen meldingen doen bij de bevoegde toezichthouder of politie van omstandigheden die buiten hun domein vallen en die zij (net als burgers) in de openbare ruimte waarnemen. Boa’s fungeren daarmee als extra ogen en oren van de politie. Dat geldt niet zonder meer voor omstandigheden die boa’s waarnemen «dankzij» het gebruik van een bepaalde bevoegdheid, bijvoorbeeld mogelijke misstanden buiten zijn domein die de boa ziet nadat hij een woning is binnengetreden bij het toezicht op de naleving van een bepaalde wet (gesteld dat de boa tevens toezichthouder is). Tot op zekere hoogte mag de bewoner er dan immers op vertrouwen dat de boa zijn waarnemingen in de woning uitsluitend gebruikt voor het doel waarvoor hij is binnengekomen (verbod van misbruik van bevoegdheid). Relevante afwegingsfactoren lijken o.a. de mate van «hardheid» van de gegevens (gaat het om vrij harde signalen van strafbare feiten, of ook om zachte feiten zoals «grote luxe» in de woning van iemand die een uitkering krijgt?), de ernst van de te melden gedraging en de vraag of het gaat om «onbedoelde bijvangst» of om bedoelde structurele vroegsignalering. Ook kunnen geheimhoudingsbepalingen in bijzondere wetten in de weg staan aan het delen van gegevens. Gemeenten gaan met deze verduidelijking aan de slag en houden het ministerie op de hoogte als toch blijkt dat grenzen van wet- en regelgeving verruimd zouden moeten worden om ondermijnende criminaliteit succesvol aan te pakken. Dit actiepunt in het kader van informatie-uitwisseling is hiermee afgerond.

i. Initiatiefvoorstel «Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties» van de leden Kuiken, Van Toorenburg, Van Wijngaarden, Van der Graaf en Van der Staaij

Het wetsvoorstel (Kamerstuk 35 079) voorziet in een bevoegdheid voor de Minister voor Rechtsbescherming om organisaties die een cultuur van wetteloosheid creëren, bevorderen of in stand houden bij beschikking te verbieden. Het voorstel is blijkens de toelichting gericht op het verbieden van Outlaw Motorcycle Gangs (OMG’s) en soortgelijke organisaties. De initiatiefnemers hebben op 30 september 2019 de nota naar aanleiding van het verslag ingediend (Kamerstuk 35 079, nr. 10). Het is aan de genoemde leden om verdere mededelingen te doen over de inhoud en voortgang van hun voorstel.

j. Sluitingsbevoegdheid bij verstoren openbare orde door aantreffen wapens of beschieten van een woning

Over dit conceptwetsvoorstel heeft nader overleg plaatsgevonden met betrokken partijen. Naar verwachting zal dit conceptwetsvoorstel op korte termijn in consultatie worden gebracht.

k. Getuigen in het strafproces

De werkgroep die is ingesteld ter verkenning van mogelijkheden om de regeling inzake toezeggingen aan getuigen te verruimen, werkt momenteel met de betrokken overheidspartners aan de nadere analyse, die noodzakelijk is om tot concrete voorstellen voor maatregelen te komen die het grootste effect zullen hebben.

l. Afpakken crimineel vermogen

De werkgroep die is ingesteld ter verkenning van de voorstellen die zien op het versterken van het juridisch instrumentarium om crimineel vermogen af te pakken, heeft het afgelopen jaar in kaart gebracht welke voorstellen bij kunnen dragen aan de bestrijding van ondermijning. Een van de voorstellen die door de werkgroep zijn bekeken is opgenomen in het conceptwetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit. Het conceptwetsvoorstel is deze zomer in consultatie gegeven, waaronder in internetconsultatie. Inmiddels worden de adviezen verwerkt. Dit betreft het voorstel tot verruiming van het strafrechtelijk executie onderzoek (zie ook onderdeel n). Verder zal de confiscatie van vermogen dat zich bevindt in andere lidstaten worden vereenvoudigd en versneld door de Europese Confiscatieverordening, die eind 2020 in werking treedt. De wetgeving ter uitvoering van die verordening zal binnenkort aan de Raad van State worden voorgelegd. De komende tijd ligt de nadruk op de vanuit het oogpunt van een effectieve aanpak van ondermijning meest kansrijke voorstellen die ik nader wil uitwerken en/of wil onderzoeken. Dit betreft onder meer de introductie van de mogelijkheid van non-conviction based confiscation met betrekking tot voorwerpen van criminele erfenissen en voorwerpen zonder rechthebbende en het versnellen van de ontnemingsprocedure. Indien dit leidt tot wetgeving, zullen ook de wijzigingen met een meer technisch karakter die voortkomen uit de verkenning door voornoemde werkgroep in het wetgevingstraject worden meegenomen.

Daarnaast wordt gewerkt aan het verbeteren van de mogelijkheden tot het ontnemen van wederrechtelijk verkregen vermogen in situaties waarin er geen of onvoldoende mogelijkheden zijn om conservatoir beslag te leggen ten behoeve van de inning van de ontnemingsvordering. Binnen de bestaande wettelijke kaders zal een «continue vermogensmonitor» worden ontwikkeld, zodat het vermogen van de veroordeelde gedurende langere tijd door het CJIB kan worden gevolgd om vermogensaanwas te achterhalen. Zodra de veroordeelde over nieuw vermogen beschikt kan dit hem dan worden onttrokken ten behoeve van het verhaal van de ontnemingsmaatregel. In aanvulling hierop zal een wettelijke regeling worden voorbereid die erin voorziet dat de rechter bij het opleggen van de ontnemingsmaatregel kan bepalen dat de beschikkingsbevoegdheid van de veroordeelde over zijn vermogen wordt beperkt, en in handen wordt gelegd van een toezichthouder die toestemming moet geven voor rechtshandelingen van de veroordeelde («strafrechtelijke curatele»).

m. Uitbreiding artikel 140 Wetboek van Strafrecht met betrekking tot criminele organisaties

De wetswijzigingen in verband met de verdubbeling van de strafmaat voor illegaal bezit van automatische vuurwapens en de verhoging van de strafmaat voor daders die zware delicten plegen – zoals geweld en liquidaties – in georganiseerd verband (art 140 Wetboek van Strafrecht), zijn onderdeel van de Wet herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen, die inmiddels in het Staatsblad is gepubliceerd (Stb. 2019, nr. 311). Inwerkingtreding volgt op 1 januari 2020.

n. Het conceptwetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit bevat een aantal voorstellen op strafrechtelijk terrein die bijdragen aan een effectievere aanpak van ondermijnende criminaliteit. Hierover is uw Kamer bij brief van 9 juli 2019 geïnformeerd (Kamerstuk 24 077, nr. 427). Het conceptwetsvoorstel is deze zomer in consultatie gegeven, waaronder in internetconsultatie. Inmiddels worden de adviezen verwerkt. Het betreft de volgende onderwerpen:

Maatregel kostenverhaal vernietiging drugs en vuurwerk

Het opleggen van deze maatregel wordt mogelijk bij veroordeling voor strafbare feiten op grond van de Wet op de economische delicten (WED), de Opiumwet en de Wet wapens en munitie, waarbij stoffen zijn aangetroffen die een groot risico vormen voor de leefomgeving, zoals illegaal vuurwerk, illegale gewasbeschermingsmiddelen, drugslaboratoria of hennepkwekerijen. Deze maatregel biedt de mogelijkheid om de kosten die ten laste komen van de staat in verband met het vernietigen van inbeslaggenomen gevaarlijke stoffen te verhalen op de veroordeelde.

Verhoging strafmaximum bedreiging

Dit voorstel strekt ter uitvoering van het voornemen tot verhoging van het strafmaximum voor bedreiging (Kamerstuk 28 684, nr. 560). Het strafmaximum voor bedreiging wordt verhoogd van twee jaar naar drie jaar gevangenisstraf. Voor bedreiging van burgemeesters en andere bestuurders komt hier nog een derde bij, zodat de maximale gevangenisstraf dan vier jaar wordt. Deze extra strafverhogingsgrond geldt voor de bedreiging van ministers, staatssecretarissen, commissarissen van de Koning, gedeputeerden, burgemeesters, wethouders of leden van een algemeen vertegenwoordigend orgaan, zoals Kamerleden of raadsleden in de gemeente.

– – Strafbaarstelling binnendringen containerterminals op havens en luchthavens

Dit voorstel strekt ter uitvoering van het voornemen te komen tot een meer passende bestraffing van dergelijke activiteiten en het kunnen toepassen van voorlopige hechtenis (Kamerstuk 29 911, nr. 220). Voorgesteld wordt een maximale gevangenisstraf van een jaar. Bij strafverhogende omstandigheden is maximaal twee jaar gevangenisstraf mogelijk (o.a. braak, inklimming, valse sleutels). In bijzondere omstandigheden is extra strafverhoging met een derde mogelijk (maximaal 32 maanden gevangenisstraf). Ook wordt voorlopige hechtenis mogelijk gemaakt. Hierdoor kan beter onderzoek worden gedaan naar de relaties tussen de aangehouden personen en de georganiseerde criminaliteit (inzet BOB-bevoegdheden).

Precursoren

Het gaat om stoffen waarvoor geen legale toepassing bekend is. Deze stoffen worden aangewezen bij algemene maatregel van bestuur, en bij een spoedeisend belang in een ministeriële regeling. Met de nieuwe strafbaarstelling kunnen ook degenen worden vervolgd die verklaren niet te weten dat de stoffen die ze vervoeren grondstoffen zijn bedoeld voor de productie van illegale drugs. Degenen die dit wel weten of een heel sterk vermoeden daarvan hebben, kunnen reeds worden gestraft op grond van de Opiumwet.

Verruiming van het strafrechtelijk executie onderzoek (SEO)

Als er aanwijzingen zijn dat de veroordeelde over vermogen beschikt maar niet voldoet aan de bovenvermelde sanctie, dan voorziet het voorstel in de mogelijkheid van toepassing van de bevoegdheden die reeds kunnen worden gebruikt voor een onderzoek naar het vermogen van de veroordeelde (het SEO), zoals stelselmatige observatie en tappen. Hiervoor is een machtiging vereist van de rechter-commissaris.

o. Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft een wetsvoorstel in voorbereiding om de problematiek van Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS) aan te pakken. Het gaat om drugs die sterk lijken op stoffen die al via de Opiumwet verboden zijn en een vergelijkbare werking hebben. Dergelijke nieuwe stoffen worden in hoog tempo op de markt gebracht om het verbod op bepaalde typen drugs te omzeilen. Het wetsvoorstel voorziet in een verbod van categorieën NPS waardoor productie, vervoer en handel met betrekking tot deze NPS strafbaar worden. De Staatssecretaris verwacht het wetsvoorstel eind 2019 in consultatie te kunnen geven.

1.3. Overige trajecten die bijdragen aan de aanpak van ondermijning

p. Aanpak gebruik huurmotorvoertuigen alsmede het gebruik van huurwoningen en huurbedrijfsruimten voor criminele activiteiten

Ik heb onverminderd aandacht voor de aanpak van het gebruik van huurmotorvoertuigen voor criminele activiteiten. Het onderzoek door Bureau Beke naar de aard en omvang van de vermeende problematiek is afgerond. Geconcludeerd kan worden dat de autoverhuurbranche kwetsbaar is voor misbruik door criminelen en dat huurmotorvoertuigen in de praktijk gebruikt worden voor het uitvoeren van criminele activiteiten. Eenduidige en betrouwbare cijfers over de omvang ofwel de frequentie waarmee huurmotorvoertuigen voor criminele activiteiten worden gebruikt, zijn niet voorhanden, maar huurmotorvoertuigen komen veelvuldig voor in politie informatie en in opsporingsonderzoeken naar diverse ernstige misdrijven (waaronder ondermijnende vormen van criminaliteit).

Uit het onderzoek blijkt dat zowel bonafide als malafide verhuurbedrijven (on)bewuste facilitators zijn voor criminelen en criminele activiteiten en dat stigmatisering en criminalisering van de branche hierdoor op de loer liggen. Voor de overige bevindingen verwijs ik u naar het onderzoeksrapport dat ik hierbij aan uw Kamer doe toekomen (bijlage)8.

Parallel aan dit onderzoek vinden gesprekken plaats met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat over de mogelijkheden om huurders van motorvoertuigen uit de anonimiteit te halen. Een potentiële oplossing is om huurders van motorvoertuigen te registreren in het kentekenregister van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). Op basis van een eerste verkenning naar de haalbaarheid van voornoemde oplossing wordt gekeken naar de mogelijkheid voor het starten van een praktijkproef. Zodra hierover meer bekend is zal ik uw Kamer informeren.

Ten aanzien van het tegengaan van misbruik van woon- en bedrijfsruimten voor criminele activiteiten heb ik samen met de Minister van BZK inmiddels een tweetal onderzoeken opgestart. Dit heb ik mede gedaan naar aanleiding van de motie screening op criminele antecedenten (Kamerstuk 35 000 VI, nr. 34). Ik verwacht de eerste resultaten begin 2020 met de Kamer te kunnen delen. De motie van Kamerlid Krol waarin verzocht wordt te onderzoeken of een verhuurregister in het leven geroepen kan worden waarin de particuliere verhuur van bedrijfspanden wordt geregistreerd (Kamerstuk 24 077, nr. 433) wordt hierbij betrokken.

q. Screening ambtelijk overheidspersoneel

Het Ministerie van BZK werkt samen met de VNG aan de ontwikkeling van een «Handreiking screening voor gemeenten». Deze handreiking heeft tot doel om de mogelijkheden voor screening van gemeenteambtenaren in beeld te brengen en is naar verwachting in het voorjaar van 2020 gereed. Daarnaast is door BZK een project gestart om te bezien hoe het aanwijzen van vertrouwensfuncties kan bijdragen aan de kwaliteit en integriteit van het lokaal bestuur. Einde van dit jaar worden de uitkomsten van dit project verwacht.

r. City Deal Zicht op Ondermijning

Het versterken van de integrale intelligence en daarmee ook de informatiepositie van het lokaal bestuur heeft mede door de ervaringen met de City Deal Zicht op Ondermijning grote voortgang geboekt. Op basis van de tussenevaluatie in november 2018 heeft het Strategisch Beraad Ondermijning geadviseerd deze City Deal te verlengen tot einde kabinetsperiode en te intensiveren. Dat heeft ertoe geleid dat het aantal gemeenten sinds de start is uitgebreid van 5 naar 12. Er is door de G40 gemeenten grote interesse getoond, dat heeft geleid tot de voorgenomen aansluiting van nog drie gemeenten. Er is daarnaast een verbreding via de regionale structuur van de RIEC’s in gang gezet, dit is geborgd in de governance door het toetreden van hoofd RIEC Midden-Nederland tot de stuurgroep.

Verder wordt er nu bij de ontwikkeling van het Joint Datalab Ondermijning (JDO) als onderdeel van 1Smart Overheid, een koppeling ontwikkeld om de resultaten van de City Deal Zicht op Ondermijning ook in die omgeving te kunnen inzetten. Ook heb ik de Financial Intelligence Unit (FIU) gemachtigd om de informatie over verdachte financiële transacties beschikbaar te stellen voor verdiepende analyses binnen de City Deal. De tussenrapportage over de eerste fase is op 28 oktober jl. door mijn ambtgenoot van BZK naar uw Kamer gestuurd.

s. Uitbreiding sluitingsbevoegdheden van terreinen waar criminele activiteiten plaatsvinden

In het kader van de uitvoering van de Actie-agenda vakantieparken heeft het Ministerie van BZK een financiële bijdrage ter beschikking gesteld aan de gemeente Zundert om een juridisch afwegingskader te laten opstellen naar aanleiding van de casus en ervaringen met Fort Oranje. Deze juridische handreiking wordt eind 2019 opgeleverd.

2. Regeerakkoordgelden: stand van zaken versterking regio’s en landelijke partijen

Onderstaand rapporteer ik uw Kamer over de inzet van de gelden uit het regeerakkoord, definitief toegekend aan de regio’s en de landelijke partners in januari 2019. Bij de uitvoering van de integrale versterking van de aanpak van ondermijning ligt de focus op de illegale drugsindustrie en de daarmee gepaard gaande verwevenheid van onder- en bovenwereld én de bijbehorende criminele geldstromen. De versterkingsprogramma’s hebben een looptijd van drie jaar, voor de periode 2019–2021.

De uitvoering van de versterkingsplannen wordt reeds gedurende de looptijd van de programma’s gemonitord door het WODC. Dit gebeurt volgens de methodiek van «lerend evalueren». Op deze wijze wordt niet pas na afloop een evaluatie gedaan die aangeeft wat wel of niet heeft gewerkt, maar kunnen al tussentijds bevindingen worden gedeeld. Het onderzoek richt zich op de leerervaringen die tijdens de uitvoering van de versterkingsplannen worden opgedaan. Dit biedt de uitvoerende partners gelegenheid om al tijdens de implementatieperiode lessen te leren en tussentijds bij te sturen, mocht dit nodig blijken. Bij de nadere uitwerking van de evaluatie zullen we bepalen welke concrete projecten in het bijzonder worden betrokken.

Daarnaast heb ik de regio’s en landelijk partners verzocht om jaarlijks aan mij te rapporteren over de daadwerkelijke besteding van de middelen, de behaalde resultaten en de realisatie van de beoogde effecten. Ik ga hierover het gesprek met hen aan, alsook met het Strategisch Beraad ondermijning (SBO). Ik ga hier tevens over in gesprek met hen en met het Strategisch Beraad ondermijning (SBO). Volgend jaar wordt door het Ministerie van JenV een midterm review uitgevoerd. Zowel de door de partners zelf te rapporteren resultaten als de tussenevaluatie van het WODC-onderzoek worden betrokken in deze midterm review.

In het land is een voortvarende start gemaakt met de versterking van de aanpak. Uiteraard heeft het eerste half jaar met name in het teken gestaan van werving en opleiding, de inrichting van teams en de nadere uitwerking van de plannen. In alle regio’s is intensief gebouwd aan solide programma’s. In het merendeel van de regio’s wordt het integraal optreden breed versterkt door het aanstellen van projectleiders, om op tactisch/operationeel niveau afstemming binnen regio’s en tussen regio’s en landelijke partners te intensiveren. Regionale teams zijn op verschillende plekken in het land ondertussen operationeel, waarbij een multidisciplinaire samenwerking in de aanpak van ondermijning verder ontwikkeld is. Samenwerken gebeurt uiteraard al veel langer, maar met behulp van extra (gerichte) capaciteit, training en opleiding wordt de integrale casusaanpak en gezamenlijke slagkracht beter en sneller doorontwikkeld. Het realiseren van een goede opstartfase is de basis waarop kan worden doorgepakt naar actie en uitvoering.

In de versterkingsaanpak is een aantal verbindende thema’s te herkennen; rode draden die terugkomen in meerdere regio’s. Onderstaand geef ik een overzicht van de eerste resultaten.

2.a Versterking van integrale intelligence, analysekracht en informatiebeelden

De afgelopen periode is in de regio Zeeland-Brabant het Joint Datalab Ondermijning (JDO) ingericht. Eind 2019 start de uitrol en gaan de eerste gebruikers ermee aan de slag. Ook in Rotterdam is een actieve integrale projectgroep gevormd, waarin partners samen toewerken naar de ontwikkeling van een dynamisch regionaal integraal ondermijningsbeeld. In Noord-Nederland is gezamenlijk met alle integrale partners een platform opgericht, waarin stappen worden gezet om te komen tot integrale intelligence, waarin de ontwikkelingen van de misdaadkaart worden meegenomen.

Sinds september is het EURIEC operationeel, waarin de bestuurlijke aanpak wordt vormgegeven met medewerkers uit Nederland, België en Noordrijn-Westfalen. Inmiddels zijn de eerste internationale casussen opgepakt, o.a. reeds leidend tot een handhavingsactie op een Belgisch vakantiepark met hoofdzakelijk Nederlandse bewoners.

2.b Versterking van de aanpak van (drugs)criminaliteit op mainports

In het project dat zich richt op de versterking van de aanpak van ondermijning op Schiphol, participeren belangrijke vertegenwoordigers van zowel publieke als private partijen (Douane, KMar, OM, gemeente, RIEC, Schiphol en KLM). Het project leidt tot een energieke samenwerking, waarin flink geïnvesteerd wordt in het operationaliseren van de plannen.

Einde van het jaar wordt het ondermijningsbeeld Schiphol opgeleverd. Er is een wijkopperwachtmeester op het bedrijventerrein Schiphol Oost aangesteld door de KMar, die voortvarend aan de slag is met het opbouwen van het netwerk, het in stelling brengen van collega’s en het uitwisselen van best practices met Rotterdam-The Hague Airport. Zoals eerder in deze brief vermeld hebben in een aantal branches inmiddels onaangekondigde controles plaatsgevonden.

Voor de Rotterdamse haven is de gezamenlijke ambitie geformuleerd om het havengebied op de kaart zetten als een plek waar geen plaats is voor criminelen en waar de overheid zichtbaar en proactief aanwezig is. Er is een projectleider aangesteld, die zal gaan inzetten op de integrale aanpak van drugs in- en uitvoer, criminele geldstromen en malafide branches.

In Noord-Holland wordt een aanpak ontwikkeld om drugs in- en export met pleziervaartuigen en vistrawlers terug te dringen. Er vindt daarbij afstemming plaats met Zeeland-Brabant, waar TNO momenteel in samenwerking met betrokken partners een systeemanalyse «De ideale veilige haven» ontwikkelt.

2.c Verbeterd zicht en grip op criminele geldstromen

Zoals eerder in de brief vermeld is in dit kader in Rotterdam een goede samenwerking van FIU-Nederland met de RIEC-convenantpartners opgestart en zijn in Amsterdam goede afspraken gemaakt tussen het RIEC en De Nederlandsche Bank (DNB).

2.d Versterking van de aanpak in kwetsbare gebieden, waaronder het agrarisch buitengebied, vakantieparken en bedrijventerreinen

In diverse gemeenten in Limburg zijn de beleidsregels aangepast, waardoor de controle op het buitengebied kan toenemen. Het gebied wordt door aangescherpt APV en Damoclesbeleid beter controleerbaar en er vindt dialoog plaats tussen overheden en agrariërs.

Oost-Nederland zet stappen in de aanpak van vakantieparken, enerzijds door te werken aan het vitaliseren van vakantieparken en anderzijds door ondermijning te bestrijden. In Gelderland vinden controles plaats om zicht te krijgen op de problematiek. Op vijf parken werden integrale controles uitgevoerd, waaruit de eerste casussen rond signalen over drugs en witwassen reeds zijn opgestart.

2.e Aanpak van criminogene branches, mede via PPS-initiatieven

In de regio Den Haag zijn verschillende initiatieven van start gegaan die zich richten op de aanpak van specifieke branches, zoals de ontwikkeling van een vergunningstelsel voor de autobranche en start van een project dat ziet op «gezonde horeca».

Om in Noord-Nederland een impuls te geven aan het voorkomen van de ongewenste vermenging van de georganiseerde misdaad met lokale detailhandel en horeca wordt een geautomatiseerde branchescan gemaakt voor de gemeenten in Noord-Nederland.

Mijn ministerie heeft samen met het Aanjaagteam Ondermijning een eerste editie van een voortschrijdende PPS-agenda gemaakt. Projecten daarin zijn onder meer «Damocles op maat», samen met gemeenten en woningcorporaties, en een onderzoek naar een sluitende aanpak bij koeriersdiensten, in gezamenlijkheid met Transport en Logistiek Nederland (TLN).

2.f Versterking van de weerbaarheid van de samenleving

In Midden-Nederland draait het programma Straatwaarde(n), dat volledig op sterkte en operationeel is. Het heeft tot doel de aanwas van jonge cocaïnehandelaren duurzaam terug te dringen. Dit gebeurt door een combinatie van repressieve en preventieve maatregelen, zoals het persoonsgericht aanpakken van (potentiële) buurtprinsen en onderkoningen in de cocaïnehandel en het stimuleren van een maatschappelijke tegenbeweging door de weerbaarheid en bewustwording van jongeren in kwetsbare buurten te vergroten en een cultuur van wegkijken en zwijgen te doorbreken. Er wordt nauw samengewerkt met de regio Amsterdam-Amstelland, voor het uitwisselen van kennis en inzicht in doorgroeiprocessen, ervaringen en ontwikkeling van interventies.

2.g Versterking van de ambtelijke/bestuurlijke weerbaarheid van de overheid

Verscheidene regio’s hebben stappenplannen en checklisten ontwikkeld en beschikbaar gesteld in het kader van bestuurlijke weerbaarheid en een veilige publieke taak. In Limburg is een app ontwikkeld die als «integriteitsgame» aan bestuurders wordt aangeboden; op een interactieve manier kunnen o.a. burgemeesters, wethouders en raadsleden in een game hun integriteit aanscherpen. De lancering van de app wordt in december verwacht. In de regio Brabant-Zeeland is een loketfunctie ingericht, waar gemeenten en provincies kunnen aankloppen voor praktische hulp dan wel ondersteuning bij weerbaarheidsvraagstukken. Inmiddels zijn verschillende hulpvragen opgepakt en afgehandeld.

2.h Landelijke initiatieven

Het landelijk project Drugs, Money & Logistics bundelt de krachten van het Team Follow the Money (Functioneel Parket en FIOD) en Dienst Infra (van de Landelijke Eenheid Politie), door met een data gedreven aanpak zicht te krijgen op transporteurs en expediteurs die bewust of onbewust drugstransporten en de criminele gelden die daarmee gemoeid zijn faciliteren. In samenwerking met verschillende ketenpartners en met behulp van privaat publieke samenwerking wordt beoogd het beeld van de omvang te verbeteren, relevante indicatoren in kaart te brengen en onzichtbaar crimineel vermogen zichtbaar te maken.

Daarnaast is de ondermijningskamer in Zuid-Nederland – een taak specialistische (straf-)kamer van de rechtspraak – van start gegaan.

2.i Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) en Aanjaagteam Ondermijning (ATO)

De voortgang van de landelijke en regionale aanpak, maar ook beleidsscenario’s en knelpunten worden besproken in het SBO. Dit adviesorgaan heeft mij geadviseerd over de besteding van de € 100 miljoen ondermijningsgelden. Het SBO heeft in de afgelopen periode een advies opgesteld over de aanpak van synthetische drugs en wetenschapper Hans Boutellier opdracht gegeven voor het schrijven van het essay «Weerbare wijken tegen ondermijning» om te komen tot een preventieve aanpak in probleemwijken. Dit wordt inmiddels door alle partijen die zijn vertegenwoordigd onderschreven. Ten slotte blijkt soms dat er onduidelijkheid bestaat in de regio over de mogelijkheden van samenwerking. Dit wordt vervolgens geagendeerd en opgepakt. Dit geldt bijvoorbeeld voor de samenwerking met de Belastingdienst als het gaat om toepassing van de Wet Bibob en samenwerking in de regio’s met betrekking tot de zogenaamde hennepconvenanten.

Onder het SBO is het al eerder genoemde ATO gesitueerd. Dit meer op de operatie gerichte team bevordert de verbinding tussen de diverse regionale en landelijke projecten. Het ATO zorgt ervoor dat kennis wordt gedeeld en dat meer wordt samengewerkt tussen regio’s. Het ATO werkt op basis van de «rode draad-thema’s» die in meerdere regio’s spelen, zoals de aanpak ondermijning in mainports (Schiphol, havens maar ook de groene veilingen), aanpak maritieme smokkel, de wijkenaanpak en aanpak ondermijning in het buitengebied. Bij deze «rode draad-thema’s ondersteunt het ATO de regio’s door het organiseren van kenniskringen, conferenties, het laten doen van onderzoek en ondersteunen van innovatieve projecten. Tot slot initieert het ATO de totstandkoming aan het eerder genoemde modelprotocol voor gegevensdeling binnen de gemeente.

2.j Lerend evalueren

Het geheel van de versterkingsbeweging wordt in opdracht van het WODC geëvalueerd door de Universiteit Maastricht en de Erasmus Universiteit Rotterdam. De meerjarige evaluatie wordt opgezet volgens de methode van «lerend evalueren», waarbij de focus ligt op het actiegericht leren. Het onderzoek brengt in kaart wat de succes- en faalfactoren zijn bij de uitvoering van de plannen en projecten, de leerervaringen en lessen, kennisvragen of veranderkundige vragen, om zo overstijgende inzichten te kunnen genereren. De evaluatie is ondertussen van start gegaan en zal in 2020 de eerste tussenresultaten opleveren.

3.Toezeggingen

Onderstaand doe ik een aantal toezeggingen gestand uit het plenair debat over drugscriminaliteit op 11 september 2019.

De Kamer informeren naar aanleiding van de twaalf punten van lid Krol (50PLUS)

Allereerst de twaalf vragen van lid Krol (50PLUS). Het instellen van een structureel drugsfonds waarin afpakgeld van drugscriminelen geoormerkt wordt gestort en waaruit de aanpak van de illegale drugsindustrie wordt gefinancierd is niet mogelijk. Het kabinet heeft besloten financiële mee- en tegenvallers op de raming van de afpakontvangsten voor het grootse deel niet meer toe te voegen aan de begroting van het Ministerie van JenV, maar terug te laten vloeien naar de schatkist. De reden daarvoor is onder meer dat financiering van de bestrijding van drugscriminaliteit niet onderhevig mag zijn aan het per jaar wisselend resultaat van afpakken van crimineel vermogen. Het afpakken van crimineel vermogen heeft bovendien verschillende andere doelstellingen waaronder het compenseren van slachtoffers. Ook wil het kabinet voorkomen dat met de oormerking van afgepakt crimineel vermogen een perverse prikkel wordt ingebouwd voor de inzet van opsporingscapaciteit.

Het verhogen van tipgeld voor mensen die drugsbendes aangeven, al dan niet in combinatie met een nieuwe identiteit voor de melder, is een interessant voorstel. Tips kunnen een belangrijke bron van informatie zijn bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit en het geven van tips wordt dan ook gestimuleerd. Tipgeld wordt onder strikte voorwaarden ingezet en met waarborgen omkleed. Hiervoor gelden zorgvuldige procedures. In het contourenoffensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit waarover ik u bij brief van 18 oktober jl. informeerde, heb ik het verhogen van tipgelden genoemd als een van de onderwerpen die ik eerst nader wil uitwerken en/of onderzoeken. In de komende maanden laat ik inventariseren hoe deze maatregel concreet kan bijdragen aan de versterking van de aanpak en of er nog aanvullende maatregelen nodig zijn.

Bescherming van getuigen bij bedreiging is van groot belang. Hiervoor bestaat het getuigenbeschermingsprogramma. In dit programma is het reeds mogelijk om een nieuwe identiteit te ontvangen, en ondersteuning te krijgen bij het opbouwen van een nieuw bestaan in het buitenland. In de praktijk worden deze maatregelen reeds toegepast. Het verruimen van de mogelijkheden tot inzet van kroongetuigen heb ik in de brief van 18 oktober jl. genoemd als onderdeel van de beleidsagenda. Bij de analyse die hiervoor plaatsvindt, wordt ook gekeken naar beschermingsaspecten.

Een verbod voor veroordeelde drugscriminelen om lid te worden van een volksvertegenwoordigend orgaan is een ingrijpende straf. De ontzetting uit het passieve kiesrecht is een bijkomende straf die raakt aan de democratische burgerrechten. De uitsluitingsgronden voor het passief kiesrecht zijn hetzelfde als die voor het actief kiesrecht. Dit is in de Grondwet geregeld (art. 54, eerste lid, en 56 GW). Bij de grondwetsherziening van 1983 heeft de wetgever een criterium geformuleerd voor de aanwijzing van delicten die in aanmerking komen voor uitsluiting: er moet sprake zijn van een ernstige aantasting van de grondslagen van het Nederlandse staatsbestel. Dit criterium noopt tot een zeer restrictieve toepassing; betrokkenheid bij drugscriminaliteit is hiervoor niet voldoende. Voor de goede orde zij vermeld dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verruiming van de grondslagen tot ontzetting uit het kiesrecht onderzoekt (Kamerstuk 28 844, nr. 190 (Bijlage p. 1)).

Een verbod op de uitoefening van bepaalde rechten, waaronder ambtelijke functies en functies in het openbaar bestuur, is thans wel voorzien voor bepaalde delicten in het Wetboek van Strafrecht (o.a. art. 251, eerste lid, 305, eerste lid, 313 en 315, tweede lid, Sr) en voor economische delicten (art. 7, onderdeel a, WED). De mogelijkheid van een dergelijk verbod is echter niet voorzien voor drugsdelicten in de Opiumwet. Ik ben graag bereid om in overleg te treden met de verantwoordelijke bewindspersoon van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om een dergelijk verbod op te nemen in de Opiumwet, omdat dit een nuttige bijdrage kan leveren aan de bestrijding van ondermijnende criminaliteit.

Wat betreft het beroepsverbod voor ambtenaren, bestuurders en volksvertegenwoordigers biedt het Wetboek van Strafrecht reeds de mogelijkheid voor de strafrechter om als bijkomende straf ontzetting uit het ambt op te leggen (art. 29 Sr). Dat kan ook bij ambtsmisdrijven of schending van bijzondere ambtsplichten, waaronder misdrijven die betrekking hebben op omkoping. Op dit punt is dus reeds voorzien in adequate wetgeving.

Voor wat betreft de wens voor extra handhavingscapaciteit voor drugscriminaliteit: naast de incidentele middelen uit het regeerakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) waarvan € 85 miljoen naar de regio’s is gegaan, is aan elke RIEC € 0,8 miljoen toegekend voor intelligence en analyse en versterking van integrale projectmatige operationele capaciteit. Tevens zijn extra gelden beschikbaar gesteld voor versterking van de strafrechtelijke handhaving door de politie, onder meer 171 fte voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit waarvan 153 fte zijn verdeeld over de regio’s.

Het intensiveren van grensbewaking met Duitsland en België, door gebruik van leegstaande gebouwen van de Douane, is in strijd met Schengen Grens Code. Grenscontroles zijn in tijd en bereik gelimiteerd. Nederland werkt overigens nauw samen met de buurlanden. Al langer onderkennen we dat politiediensten naadloos over de grens moeten kunnen samenwerken. Dit heeft geresulteerd in een vernieuwd Benelux Politieverdrag zodat men zonder bureaucratie kan meekijken in elkaars systemen, tot en met grensoverschrijdende operationele inzet van speciale eenheden.

Bij de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit verleent Defensie regelmatig bijstand aan de politie vanwege de expertise in de vorm van searchteams of duikteams. Die bijstand gebeurt dan op aanvraag van het lokaal gezag, op basis van de Politiewet 2012. Met mijn ambtgenoot van Defensie ben ik in gesprek over of en hoe wij relevante capaciteit van de krijgsmacht, naast die van de KMar, kunnen aanwenden bij de uitvoering van het te ontwikkelen offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit.

De politie onderschrijft het idee om het aantal speurhonden uit te breiden met 1.000 extra honden ten behoeve van verdovende middelen niet. Momenteel beschikt zij over 52 hondengeleiders en 104 speurhonden, waaronder ook drugs- en geldhonden. De begeleiders hebben twee expertisevelden en binnen de huidige capaciteit van de Landelijke Eenheid is uitbreiding van het aantal honden specifiek voor verdovende middelen niet mogelijk. Het lijkt wel goed om te anticiperen op de intensivering van de inzet op drugscriminaliteit, dat een substantiële verhoging van inzetvragen met zich mee kunnen brengen, waar nu soms al geprioriteerd moet worden in de inzet van honden voor specifieke disciplines.

Ik ben het met de heer Krol eens dat de aanpak van drugscriminaliteit moet berusten op effectieve samenwerking en goede informatie-uitwisseling tussen de burgemeester, gemeentelijke diensten, politie, justitie, de belastingdienst en andere instanties. Er kan al veel op het terrein van informatie-uitwisseling en er gebeurt ook veel ter verbetering daarvan. In het RIEC-verband wisselen betrokken partijen informatie uit op basis van het privacy-protocol met het oog op het bestrijden van criminaliteit. Voor verdachten van ernstige criminaliteit, zoals ernstige vormen van drugscriminaliteit, geldt dat de Wet politiegegevens een grondslag biedt voor gerichte en omvangrijke verwerking van persoonsgegevens met als doel de rechtsorde te herstellen of een aantasting daarvan te voorkomen. Op grond van de Wet politiegegevens kan de politie gegevens verstrekken aan het RIEC. De Wet politiegegevens biedt ook ruime mogelijkheden om politiegegevens te verstrekken aan derden. Daarnaast wordt veel werk gemaakt van het adresseren van in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij het delen van informatie tussen en binnen betrokken overheidspartijen. Zo heeft het wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, dat momenteel bij de Raad van State ligt, tot doel het gezamenlijk verwerken van gegevens tussen partijen in dit soort gevallen te vergemakkelijken. Ook verwacht ik dat uw Kamer binnenkort de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Bibob agendeert. Een tweede tranche om tot verdere wijziging van de Wet Bibob te komen, heb ik in voorbereiding. In het licht van deze wetgeving behoeft de privacy van drugsverdachten geen belemmering te zijn voor een effectieve opsporing en vervolging van drugscriminaliteit.

Ik neem het idee van een verhuurregister voor de particuliere verhuur van bedrijfspanden mee in een onderzoek naar crimineel gebruik van vastgoed dat momenteel wordt uitgevoerd in opdracht van de ministeries van JenV en BZK. Dat verkent onder meer welke instrumenten bruikbaar zijn voor private partijen om misbruik van vastgoed voor criminele doeleinden te voorkomen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zullen de ministers van JenV en BZK aanbevelingen doen voor de aanpak van crimineel gebruik van vastgoed.

Het tegengaan van drugssmokkel via het water, onder meer door middel van drugsdroppingen, is belangrijk. Het wordt op verschillende manieren tegengegaan. In de eerste plaats is Nederland aangesloten bij het Maritiem Analyse en Operatiecentrum Narcotica (MAOC-N) dat verdachte schepen op de Atlantische Oceaan opspoort en bij MAOC-N aangesloten landen vraagt deze met schepen die in de buurt zijn te controleren. Voor Nederland doet de Koninklijke Marine dat. MAOC wordt grotendeels gefinancierd door de EU. Daar is geen verandering in gekomen. Behalve smokkel op volle zee kan het ook voorkomen dat drugscriminelen hun drugs overboord gooien uit angst voor ontdekking. In de Noordzee is o.a. de Kustwacht actief om dit op te sporen.

Tot slot het idee om Nederlanderschap in te trekken van veroordeelde drugscriminelen met een dubbel paspoort. Een uitbreiding van de bestaande intrekkingsgronden naar personen die zijn veroordeeld wegens een drugs gerelateerd misdrijf is in strijd met het Europees verdrag inzake Nationaliteit. Op grond van dit verdrag is intrekking van nationaliteit alleen mogelijk bij een misdrijf dat de essentiële belangen van het Koninkrijk of één van de landen daarvan ernstig schaadt, zoals terroristische misdrijven. Het begaan van commune delicten zoals drugs gerelateerde misdrijven, hoe ernstig van aard ook, is niet een dergelijk misdrijf en kan dan ook geen grond voor intrekking van het Nederlanderschap zijn.

De Kamer informeren over het standpunt van de Minister van JenV over de positie van kleine ondernemers in de aanpak van ondermijning

In het debat over drugscriminaliteit op 11 september 2019 heb ik het lid Krol toegezegd in te gaan op de positie van het Midden en Kleinbedrijf (MKB) in relatie tot de aanpak van ondermijning. Het MKB is van groot belang voor onze economie en de werkgelegenheid, daarom wordt intensief met het MKB samengewerkt. Een goed en integer handelsklimaat is essentieel. Georganiseerde ondermijnende criminaliteit kan bedrijfstakken aantasten en leiden tot economische schade. Het is niet normaal dat bedrijven ongewild bij criminele activiteiten betrokken raken. Het opbouwen van goede samenwerkingsrelaties met bedrijven is daarom een voorwaarde voor een succesvolle aanpak. Het gaat om het versterken van het bewustzijn, de weerbaarheid als ook actieve betrokkenheid van ondernemers bij de bestrijding van ondermijning. Dit doen we al op veel manieren.

Zo is de samenwerking met private partijen een belangrijk uitgangspunt in de versterkingsplannen van de RIEC’s en maak ik in het Nationaal Platform Criminaliteitsbestrijding(NPC) afspraken met het bedrijfsleven over uiteenlopende criminaliteitsthema’s. Bij brief van 23 juli jl. heb ik u geïnformeerd over het actieprogramma Veilig Ondernemen 2019–2022, inclusief gezamenlijke aanpak van ondermijning (Kamerstuk 29 911, 251). Met VNO-NCW en MKB Nederland deel ik de speerpunten: vervoer en logistiek, locaties (vastgoed, bedrijventerreinen en buitengebied) en kwetsbare branches.

Een belangrijk instrument voor de publiek-private aanpak van ondermijning vormen de Platforms Veilig Ondernemen (PVO’s). De PVO’s bieden een structuur voor publiek-private samenwerking op lokaal niveau: lokale ondernemers, gemeenten, politie en OM werken samen om criminaliteit tegen en door het bedrijfsleven terug te dringen. PVO’s helpen MKB-ondernemers bij het herkennen van signalen van ondermijnende criminaliteit en het vergroten van de weerbaarheid. Via instrumenten als het Keurmerk Veilig Buitengebied, Keurmerk Veilige bedrijventerreinen en het Keurmerk veilig winkelgebied worden lokale ondernemers ondersteund in het voorkomen van criminaliteit.

Tot slot ben ik op 14 oktober jl. op het ondernemersdiner met een brede vertegenwoordiging van het bedrijfsleven in gesprek gegaan over de aanpak van ondermijnende criminaliteit en met name de preventieve aanpak. Het MKB was in deze bijeenkomst met ruim honderd ondernemers vertegenwoordigd. Op basis van de opbrengsten maak ik samen met de koepelorganisaties VNO-NCW en MKB Nederland nadere afspraken hoe de gezamenlijke aanpak verder kan worden versterkt.

De Kamer informeren over het standpunt van de Minister van JenV ten aanzien van de mogelijke inzet van politievrijwilligers bij de aanpak van ondermijning

In het debat over drugscriminaliteit op 11 september 2019 heb ik het lid Krol toegezegd in te gaan op de mogelijke inzet van politievrijwilligers bij de aanpak van ondermijning. Politievrijwilligers kunnen een bijdrage leveren aan de aanpak van ondermijning. Er is in de samenleving bruikbare kennis en expertise beschikbaar. Te denken valt aan politievrijwilligers met cyber en/of digitale expertise of specifieke financieel-economische kennis. Het is van belang dat de politie maatschappelijke betrokkenheid zoveel mogelijk benut. Ik juich de inzet van politievrijwilligers met specifieke kennis dan ook van harte toe.

Momenteel zijn er in de eenheden al 33 politievrijwilligers met cyberexpertise actief, vooral in de eenheid Amsterdam. Het aantal cybervrijwilligers zal de komende tijd stijgen. Zo zal de eenheid Rotterdam in het komende jaar cybervrijwilligers inzetten bij initiatieven rondom preventie. Tevens zijn er politievrijwilligers werkzaam bij het darkwebteam van de Landelijke Eenheid, dat zich onder meer richt op de aanpak van online drugscriminaliteit. Tevens is er al sprake van de inzet van politievrijwilligers met financieel-economische kennis. Een notaris ondersteunt als politievrijwilliger de financiële recherche in de eenheid Oost-Nederland. In de eenheden Amsterdam en Limburg leveren politievrijwilligers met financiële expertise ondersteuning aan de opsporing.

De drempel om als vrijwilligers met specifieke expertise aan de slag te gaan bij de politie wordt de komende tijd verlaagd door de aanpassing van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en het verkorten van onderwijstrajecten voor politievrijwilligers. De huidige situatie is dat politievrijwilligers alleen kunnen worden aangesteld voor de uitvoering van de politietaak (met opsporingsbevoegdheid) of met een aanstelling voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie (zonder opsporingsbevoegdheid). Na aanpassing van het Barp zal het ook mogelijk zijn om politievrijwilligers sneller met een beperkte opsporingsbevoegdheid in te zetten voor specifieke taken. Het aanpassingsproces wordt naar verwachting voor de zomer van 2020 voltooid. Politievrijwilligers met een aanstelling voor specifieke inzet kunnen na een kortere opleiding snel aan de slag, en hoeven niet de langere opleiding voor een volwaardige aanstelling voor de uitvoering van de politietaak te doorlopen. Een randvoorwaarde is dat de kortere opleidingstrajecten voor medewerkers met specifieke kennis ook geschikt worden gemaakt voor politievrijwilligers. De Politieacademie ontwikkelt deze opleidingstrajecten voor politievrijwilligers momenteel. Het is de bedoeling dat de eerste trajecten voor politievrijwilligers met specifieke kennis in 2020 van start gaan.

De Kamer informeren over het kader voor het Strategisch Beraad Ondermijning; waarom dat zo is; wat eventueel gewijzigd zou kunnen worden; wat de rol is voor de NCTV (in relatie tot vraag inzake coördinatie aanpak op centraal niveau)

In het debat over drugscriminaliteit op 11 september 2019 heb ik uw Kamer toegezegd in te gaan op de positie van het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO). Het SBO is opgericht ten behoeve van het benodigd commitment en gezamenlijke advisering op het gebied van – de aanpak – van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Het SBO is gericht op het aanjagen en ondersteunen van de partners en diensten op lokaal, regionaal en landelijk niveau. Het fungeert als verbinder en bestendiger op strategisch niveau. Leden van het SBO zijn vertegenwoordigers op hoog bestuurlijk niveau van het OM, politie, bestuur (vertegenwoordiger regioburgemeesters, VNG, G40), Belastingdienst, Raad voor de Rechtspraak, KMar, Platform BOD’en en de departementen JenV, BZK, SZW en Financiën.

Binnen het aangekondigde brede offensief tegen de georganiseerde ondermijnende criminaliteit ligt zeker een rol voor de NCTV, namelijk daar waar het gaat over het investeren in bewaken en beveiligen om te waarborgen dat de mensen die onze rechtsstaat dienen hun beroep kunnen blijven uitoefenen.

De Kamer informeren inzake witwassen (Lopende strafzaak belwinkels Beverwijk) (VKC-verzoek)

Tot slot heeft de Vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid mij ten behoeve van het algemeen overleg over georganiseerde ondermijnende criminaliteit verzocht om een reactie op het bericht van de NOS van 12 september jl. getiteld: «grote politieactie tegen witwassen in Beverwijk: 40 belwinkels op een bedrijventerrein». In het artikel is beschreven dat de politie samen met het Openbaar Ministerie, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst en de Belastingdienst een onderzoek naar witwaspraktijken heeft verricht op een bedrijventerrein in Beverwijk. Verschillende zaken, waaronder geldtelmachines, administratie en cash geld, zijn in beslag genomen bij telecombedrijven. Diverse signalen waren eerder binnen gekomen dat deze bedrijven zich bezighielden met ondergronds bankieren, waarmee vermoedelijk miljoenen crimineel verkregen gelden zijn verplaatst. Ik kan uw Kamer berichten dat bovenstaande informatie desgevraagd door het Openbaar Ministerie is bevestigd. Nu het een lopend strafrechtelijk onderzoek betreft, kan ik hier verder niet op ingaan.

De Kamer informeren over het bericht van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) om het notariaat meer te betrekken bij de aanpak van ondermijning (VKC-verzoek)

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft Minister Dekker gevraagd om ten behoeve van het algemeen overleg over georganiseerde criminaliteit /ondermijning op 13 november 2019 een reactie te doen toekomen op het bericht van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) van 4 november jl. om het notariaat meer te betrekken bij de aanpak van ondermijning.

Zoals eerder aangegeven in de brief van mijn ambtgenoot Minister Dekker (Kamerstuk 29 279, nr. 529) spreek ik namens hem opnieuw waardering uit voor de ambitie van de KNB en de rol van de notaris in ons rechtsbestel. Ook ik ben verheugd dat de voorzitter van de KNB zich sterk maakt voor de rol die de notaris vervult als een van de poortwachters in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Er worden reeds gesprekken gevoerd met de KNB over de invulling van die rol om te verkennen welke mogelijkheden op korte of langere termijn tot verbetering kunnen leiden en wat daarvoor noodzakelijk is. Daarbij worden de in het bericht van de KNB genoemde, aanvullende maatregelen betrokken. Ik vertrouw erop dat die dialoog een effectieve aanpak van fraude en witwassen de invulling van de poortwachtersrol verder ondersteunt. Deze dialoog draagt tegelijkertijd ook bij aan het intensiveren van de samenwerking met de KNB bij de aanpak van ondermijning.


  1. Kamerstuk 29 911, nr. 213↩︎

  2. Kamerstuk 29 911, nr. 167.↩︎

  3. Kamerstuk 29 911, nr. 256.↩︎

  4. Kamerstuk 29 911, nr. 221.↩︎

  5. Kamerstuk 29 911, nr. 212 en Kamerstuk 29 911, nr. 207.↩︎

  6. Kamerstuk 29 911, nr. 244 en Kamerstuk 29 911, nr. 223.↩︎

  7. Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie, brief Minister van BZK aan de Kamer van 12 oktober 2018, Kamerstuk 28 844, nr. 156.↩︎

  8. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎