Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (35300-V) op 13 november 2019
Brief regering
Nummer: 2019D45900, datum: 2019-11-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2019Z22085:
- Indiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2019-11-14 19:00: Begroting Buitenlandse Zaken (35300-V) (voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2019-11-21 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2019-12-11 14:25: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-12-17 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
Geachte voorzitter,
Hierbij bied ik u de schriftelijke antwoorden aan op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken op 13 november jl.
De Minister van Buitenlandse Zaken, Stef Blok |
[Ondertekenaar 2] |
---|
[Ondertekenaar 3] | [Ondertekenaar 4] |
---|
Vragen van het lid De Roon (PVV)
Vraag 1
Kan de minister steun uitspreken voor Israƫlische precisie aanvallen en
is de minister bereid de terroristische aanvallen van de Palestijnen te
veroordelen?
Antwoord
Nederland veroordeelt de raketbeschietingen vanuit Gaza, die geen onderscheid maken tussen militaire doelen en burgerobjecten. Dit zijn ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht en daarmee waarschijnlijk oorlogsmisdrijven. De Nederlandse ambassadeur in Israƫl heeft deze beschietingen op 12 november jl. [in een tweet] onacceptabel genoemd en gezegd dat deze moeten stoppen. De EU heeft eveneens middels een verklaring de beschietingen onacceptabel genoemd en opgeroepen tot snelle de-escalatie en de noodzaak voor een duurzame politieke oplossing voor Gaza onderstreept. Nederland onderschrijft het recht van Israƫl om zichzelf te verdedigen binnen de grenzen van het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht. Het humanitair oorlogsrecht staat toe om strijders van de tegenstander te doden. Israƫl betichtte de op dinsdag gedode regionale commandant van Islamic Jihad, Bahaa Abu al-Ata, van verantwoordelijkheid voor meerdere raketbeschietingen op Israƫl de afgelopen periode. Islamic Jihad is een door de Europese Unie als terroristisch aangemerkte organisatie.
Vraag 2
Wanneer gaat Nederland Iran zien als kwaadwillende mogendheid? Wat heeft
de minister gedaan om te reageren op de acties van Iran?
Antwoord
Nederland steunt het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA) om ervoor te zorgen dat Iran geen kernwapen ontwikkelt. Tegelijkertijd is Nederland kritisch op veel aspecten van het gedrag van Iran en spreekt Iran hier geregeld op aan. Zo maken de EU (en Nederland) zich grote zorgen over de overschrijdingen door Iran van limieten binnen de nucleaire deal (referte ook de Raad Buitenlandse Zaken van 11 november jl.). Nederland roept Iran op deze deal volledig na te leven. Tevens is Nederland bijzonder kritisch op de mensenrechtensituatie in Iran; hiervoor heeft de EU een Iran-mensenrechtensanctie regime ingesteld. Nederland heeft geen reden te twijfelen aan het statement van de E3 waarin wordt gesteld dat Iran waarschijnlijk betrokken is geweest bij de aanval op olie-installaties in Saoedi-Arabiƫ. Nederland heeft deze aanvallen veroordeeld.
Het ballistische raketprogramma van Iran baart zorgen. In EU-verband zijn sancties van kracht om proliferatie te voorkomen. Daarnaast zijn er bevriezingen van tegoeden en reisrestricties van kracht op een aantal personen en entiteiten gelieerd aan het ballistische raketprogramma. Nederland heeft duidelijk actie genomen nadat bekend is geworden dat de AIVD over sterke aanwijzingen beschikt dat Iran de hand heeft gehad in moorden in Nederland. Er zijn diplomaten uitgezet en in EU-verband zijn sancties ingesteld. Over de zaak-Ridouan T. heeft de Minister van Justitie en Veiligheid reeds vragen beantwoord tijdens het vragenuurtje van 29 oktober jl.. Het isoleren van Iran of verbreken van relaties zal het bemoeilijken om deze zorgen aan de orde te stellen. Hiervoor zijn blijvende diplomatieke inspanningen vereist, waartoe Nederland zich zal blijven inzetten.
Vraag 3
Kan de minister bevestigen of ontkennen dat Nederlandse diplomaten de
afgelopen maanden op Syrisch grondgebied zijn geweest? Kan de minister
bevestigen of ontkennen dat Nederlandse diplomaten in contact met IS
strijders en hun families zijn geweest om te praten over terugkeer. Is
de capaciteit van diplomatieke posten vergroot met het oog op het
terughalen van IS strijders en familie, zoals in de brief die de
minister ons op 11 nov verzond als een mogelijkheid werd
gepresenteerd?
Antwoord
Met uitzondering van de casus van twee Nederlandse weeskinderen, waarover de Kamer in juni jl. is geĆÆnformeerd, kan bevestigd worden dat geen consulaire ambtenaren of diplomaten op Syrisch grondgebied zijn geweest en dat aan IS-strijders geen steun is verleend bij het verlaten van SyriĆ«.
Wat betreft de vraag naar de capaciteit van diplomatieke posten in de regio wordt steeds geborgd dat er adequate capaciteit is om zo goed mogelijk over informatie te beschikken en een veilige follow-up te verzekeren wanneer betrokkenen zich op een diplomatieke post melden. Als nodig zal daarbij ook additionele capaciteit worden ingezet.
Vraag 4
Welke informatie over het bombardement op Hawija is op het Ministerie
van Buitenlandse Zaken terecht gekomen en wanneer?
Antwoord
Uw Kamer is op 11 november jl. (kenmerk 2019D45284 en 2019D45285) en 13 november jl. (kenmerk 2019Z22026) geĆÆnformeerd, dat de door uw Kamer gestelde vragen zo snel als mogelijk zullen worden beantwoord.
Zoals ook in de brief van 13 november aangegeven hecht het kabinet er aan dit zorgvuldig te doen en streeft ernaar de antwoorden, inclusief het antwoord op de vragen van de PVV, volgende week naar de Kamer te sturen.
Vraag 5
Wat heeft Nederland geantwoord op het verzoek van de Secretaris- Generaal van de VN voor meer contributie aan de VN?
Antwoord
De oproep van de Secretaris-Generaal van de VN richtte zich op landen die hun contributies nog niet hadden betaald. Nederland had dit wel al gedaan en de Nederlandse contributie aan de VN en de VN Gespecialiseerde Organisaties is dan ook ongewijzigd. Daarnaast geeft Nederland jaarlijks aan diverse VN instellingen Algemene Vrijwillige Bijdragen en financiert specifieke programmaās. Hierover wordt de Kamer regelmatig geĆÆnformeerd.
Vraag 6
Is opschorting van UNWRA nog steeds van kracht? Kan de minister een definitieve streep zetten door de financiering?
Antwoord
Mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking informeer ik u als volgt:
Nederland heeft in juli 2019 besloten de Algemene Vrijwillige Bijdrage aan UNRWA voorlopig aan te houden. Nederland gaat niet over tot betaling van financiĆ«le bijdragen totdat de VN opheldering heeft gegeven over de aantijgingen en toereikend heeft opgetreden. Momenteel wordt door donoren, waaronder Nederland, aangedrongen op duidelijkheid over de bevindingen van de VN. Voorts is de Commissioner-General Pierre KrƤhenbĆ¼hl 6 november jl. opgestapt. Nederland heeft samen met Zweden druk uitgeoefend op onderzoek naar misstanden binnen de organisatie op managementniveau. Op basis van dat onderzoek dient nu gepaste actie genomen te worden. Nederland is hierover in overleg met UNRWA, het secretariaat van de SG en andere donoren.
Zoals eerder bij uw Kamer onderstreept, vindt het kabinet de hulpverlening die UNRWA biedt van essentieel belang voor de humanitaire situatie op de grond en stabiliteit in de regio. De organisatie verleent de basisvoorzieningen aan vijf miljoen Palestijnse vluchtelingen in de regio.
Vraag 7
Kan de minister bevestigen dat wij op geen enkel niveau militair samenwerken met Turkije?
Antwoord
Nee. De NAVO is een gemeenschap van waarden waarin we elkaar als het nodig is kunnen aanspreken op gedrag. Ten aanzien van Turkije zijn de afgelopen periode in de NAVO harde woorden gevallen. Nederland heeft de Turkse operatie in Noord-Syriƫ bijvoorbeeld in heldere bewoordingen veroordeeld (Kamerstukken 28676-325, 32623-273, en 21501-02-2074) en Turkije opgeroepen het geweld te staken. Maar Turkije is en blijft ook een belangrijke bondgenoot, mede gezien zijn strategische ligging (beschermt oa de oostflank van de NAVO en de Zwarte Zee) en ook zijn bijdrage aan bijvoorbeeld de NAVO-missie in Afghanistan. Zoals ook eerder aan uw kamer gemeld voorziet het NAVO verdrag niet in schorsing of uitsluiting van bondgenoten.
De bilaterale militaire samenwerking tussen Nederland en Turkije is zeer beperkt, zoals ook gemeld in Geannoteerde Agenda Raad Buitenlandse Zaken van 11 november 2019 (kenmerk 2019Z21029). Conform de motie Van Ojik (Kamerstuk 21 501-02 nr. 2063) zijn de afgelopen weken geen stappen gezet in deze samenwerking.
Vragen van het lid Koopmans (VVD)
Vraag 1
Hoe staat het met de uitvoering van de eerdere VVD motie waarin de Nederlandse regering wordt verzocht om een pioniersrol te vervullen voor regelgeving massavernietigingswapens? U heeft eerder aangekondigd een conferentie hierover te organiseren. Graag meer info en details. Wat gaat u daar concreet voorstellen?
Antwoord
Zoals beschreven in de Kamerbrieven van 13 mei en 20 september (Kamerstukken 33694 nr. 45 resp. 48), in reactie op uw motie zet Nederland zich op verschillende manieren in voor internationale kaders t.a.v. (technologisch nieuwe) wapensystemen. Zo neemt Nederland actief deel aan VN-discussies over militaire/dual-use drones. Nederland brengt daar o.a. in dat landen meer moeten doen om te voorkomen dat deze systemen in handen van terroristen vallen. In oktober organiseerde Nederland daar samen met Duitsland en de NGO PAX nog een bijeenkomst over tijdens de Eerste Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
De aanpak van misbruik van commerciĆ«le drones vraagt om een andere benadering. Aangezien deze systemen vrij verkrijgbaar zijn en ook veel positieve toepassingen kennen ā bijvoorbeeld in de landbouw of bij het leveren van hulpgoederen ā zijn nieuwe regels niet de (enige) oplossing. Daarom zet Nederland naast regelgeving in op bewustwording onder fabrikanten over mogelijke risicoās van deze systemen. Daarnaast zal met bedrijven en kennisinstituten worden gekeken naar praktische maatregelen die genomen kunnen worden om misbruik te voorkomen. Dat wordt ook de insteek van het evenement met onder meer internationaal toonaangevende drone-producenten en Europese beleidsmakers, waarover de Kamer nog deze maand per brief nader zal worden geĆÆnformeerd.
Qua timing zal dit evenement samenvallen met de Amsterdam Drone Week, die plaatsvindt van 4 tot en met 6 december aanstaande. Daar komen de internationale drone-industrie en alle andere relevante spelers (experts, beleidsmakers, luchtvaartautoriteiten) bijeen. Dit vormt dan ook een uitstekend platform om met hen te spreken over onze gezamenlijke verantwoordelijkheid voor verantwoorde productie en inzet van drones.
Vraag 2
De VVD begrijpt van het kabinet dat het de eerdere VVD/CDA motie over
het ondersteunen van mensenrechtenprojecten in landen met goed een goed
functionerende rechtstaat ten dele heeft uitgevoerd. Wat gaat het
kabinet verder doen?
Antwoord
In de beoordeling van projectvoorstellen en -aanvragen voor de
recente ronde van het Mensenrechtenfonds heeft het kabinet dit jaar
expliciet een criterium opgenomen over het functioneren van de
rechtsstaat. Ook voor de toekenning van het decentrale
Mensenrechtenfonds, dat door ambassades wordt besteed, is de meetlat
gebruikt van de motie: is het een OESO-land, is er een functionerende
rechtsstaat en is het eventueel een relevante uitzondering?
Met deze aanscherpingen is de motie in uitvoering en zullen nieuwe projecten dus niet meer in OESO-landen met functionerende rechtsstaat worden uitgevoerd, behoudens relevante uitzonderingen. Een uitzondering is bijvoorbeeld steun aan projecten via organisaties die in OESO-landen gevestigd zijn en die wereldwijd activiteiten uitvoeren, zoals het project ter bescherming van mensenrechtenverdedigers op gebied van vrijheid van religie en levensovertuiging van de ngo Freedom House in Washington, DC. Projecten die al liepen met een meerjarige financiering zullen uiteraard wel afgerond worden.
Vraag 3
Hoe staat het met de uitvoering van moties over de WTO die opriepen te
benadrukken dat China niet meer de status van ontwikkelingsland mag
hebben in de WTO? Bent u bereid om te blijven benadrukken dat China geen
handelsvoordelen meer krijgt? Het kabinet heeft eerder toegezegd in mei
met maatregelen te komen om oneerlijke concurrentie te identificeren.
Hoe staat het daarmee?
Antwoord
Mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en
ontwikkelingssamenwerking informeer ik U als volgt:
De door de VVD aangehaalde motie is in lijn met de inzet van het kabinet, zoals ook uiteengezet in de China- notitie van dit jaar. Het kabinet blijft het belang dat China de status van ontwikkelingsland in de WTO loslaat in de contacten met China onder de aandacht te brengen. Deze inzet van het kabinet wordt door de EU gedeeld. Niettemin houdt China vooralsnog vast aan de ingenomen positie dat China recht heeft op de status als ontwikkelingsland en op de bijbehorende flexibiliteiten.
Het kabinet wil zowel binnen de Europese interne markt als daarbuiten Europese en niet-Europese ondernemingen onder vergelijkbare voorwaarden met elkaar laten concurreren. Het kabinet werkt aan een manier om ondernemingen uit derde landen, die door gebruik te maken van overheidsfinanciering de eerlijke mededinging op de interne markt verstoren of dreigen te verstoren, aan te kunnen pakken. Het kabinetĀ zal de Kamer hierover binnenkort per brief nader informeren.
Vraag 4
Onder dankzegging van de diplomaten en ambtenaren van het ministerie van
Buitenlandse Zaken voor hun enorme inzet is het van belang te
benadrukken dat ze een goede werkplek moeten hebben. Hoe staat het
daarmee, met die betere werkplek?
Antwoord
Ik stel uw compliment aan het ambtelijke apparaat zeer op
prijs. De krapte in het aantal werkplekken op Rijnstraat 8 is en blijft
een probleem. In de zomer zijn 230 BZ-collegaās naar het naastgelegen
gebouw Terminal Zuid verhuisd en is de vrijgekomen ruimte op de
Rijnstraat is herverdeeld binnen het ministerie van BZ. Eind van het
jaar wordt door het ministerie van BZ onderzocht of deze maatregel
voldoende verlichting heeft geboden. Zo niet, dan en anders moeten er in
samenwerking met het ministerie van BZK aanvullende maatregelen
getroffen worden.
Vragen van het lid Van Ojik (GroenLinks)
Vraag 1
Complimenten voor het Planetary Security Initiative. Kan de minister een tipje van de sluier oplichten voor wat betreft verdere kennisopbouw hieromtrent?
Antwoord
Mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking informeer ik U als volgt:
Zoals aangegeven in de Kamerbrief inzet Planetary Security van 11 februari 2019 (Kamerstuk 31793, nr 184) en de Kamerbrief Verslag Planetary Security Conferentie van 13 maart 2019 (Kamerstuk 31793, nr 187), zal het kabinet via multilaterale fora, eigen activiteiten en ondersteuning van kennisopbouw actief blijven bijdragen aan het verminderen van klimaat-gerelateerde veiligheidsrisicoās. Zo heeft Nederland dit jaar in EU-verband aandacht gevraagd voor de relatie tussen klimaatverandering, water en veiligheid.
De Raadsconclusies over klimaatdiplomatie van 18 februari 2019 (nr. 6153/19) verwijzen specifiek naar het Planetary Security Initiative en het belang van een veiligheidsperspectief om de destabiliserende effecten van klimaatverandering te verlichten.
Ook is binnen ontwikkelingssamenwerking aandacht voor de relaties tussen klimaat en veiligheid in uiteenlopende programmaās en activiteiten. In het bijzonder het Water, Peace and Security Partnership, het door de FAO uitgevoerde āFood and Nutrition Security Resilience Programmeā in SomaliĆ«, Sudan en Zuid-Sudan en het door Nederland gesteunde Wereldbank-programma āCooperation in International Waters in Africaā. Deze programmaās hebben expliciete aandacht voor de relaties tussen klimaat en conflict.
De verdere ondersteuning van kennisopbouw op het gebied van Planetary Security wordt op dit moment nader uitgewerkt. Het vervolg van het Planetary Security Initiative zal actoren in specifieke landen in de MENA regio met hoge klimaat- gerelateerde veiligheidsrisicoās ondersteunen middels het aanbieden van handelingsperspectief en kennis, waaronder bijvoorbeeld de opbouw van journalistieke capaciteit op dit thema. Daarnaast zal het internationaal aandacht vragen voor een actiegerichte klimaat-veiligheid agenda en bijdragen aan de ontwikkeling hiervan. Tot slot zal worden zorggedragen voor het behoud van het Planetary Security kennisnetwerk. Dit vervolg-initiatief zal worden uitgevoerd door een consortium onder leiding van Clingendael en binnen enkele maanden van start gaan.
Vraag 2
Is Nederland bereid om (alsnog) mee te doen met het Duitse initiatief
voor een āClimate and Security group of friendsā?
Antwoord
Nederland is actief lid van de genoemde Group of Friends on Climate and Security.
Vraag 3
De brief over klimaatdiplomatie is ondertekend door 7 bewindslieden,
maar niet door de minister van BZ. De minister van BZ zou coƶrdinerend
bewindspersoon moeten zijn. Wat is de visie van de minister
hierop?
Antwoord
Er is ƩƩn coƶrdinerend bewindspersoon voor internationaal milieu- en klimaatbeleid. Bij het constituerend beraad van het Kabinet is deze rol belegd bij de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Minister Kaag is dan ook de eerste ondertekenaar van de genoemde brief.
De ambtenaren van BZ zijn wereldwijd zeer betrokken bij de uitvoering van de klimaatdiplomatie.
Vraag 4
Nederlandse ambassades moeten geen steun verlenen aan bedrijven die
meedoen aan commerciƫle ontginning van tropisch bos. Is de Minister
bereid om dit toe te zeggen?
Antwoord
Mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking informeer ik U als volgt:
Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij maatschappelijk verantwoord ondernemen volgens de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, en wijst bedrijven hier gevraagd en ongevraagd op, juist ook in BraziliĆ«. Het is aan de bedrijven zelf om IMVO-risicoās in kaart te brengen en maatregelen te treffen tegen mogelijke betrokkenheid bij misstanden. Tevens dienen zij zich te houden aan lokale wet- en regelgeving. Daarnaast blijft het kabinet in gesprek met stakeholders over het tegengaan van ontbossing en het bevorderen van duurzame ontwikkeling. Zie ook de antwoorden op de Kamervragen met specifieke betrekking op BraziliĆ«, Kenmerken: 2019D41875, beantwoording 30 oktober 2019; 2019D39988, beantwoording 17 oktober 2019; 2019036754, beantwoording 25 september 2019; 2019034535, beantwoording 19 september 2019; 2019D35382, beantwoording 18 september 2019.
Vraag 5
Er zijn steeds meer milieu-activisten slachtoffer van grof geweld in
Braziliƫ. Hoe kunnen we de druk op Braziliƫ verhogen? Kan Nederland
initiatieven nemen in EU-verband of in de VN
Mensenrechtenraad?
Antwoord
Nederland bespreekt de zorgwekkende situatie van de Amazone, van de inheemse bevolkingsgroepen en van milieu-activisten bij alle mogelijke gelegenheden met de Braziliaanse overheid, zowel en marge van internationale bijeenkomsten als in Brasilia zelf. In mijn kennismakingsgesprek met mijn Braziliaanse ambtgenoot en marge van de AVVN heb ik ook het belang van bescherming van de Amazone aangekaart. Ook binnen de EU brengt Nederland dit onderwerp ter sprake om te bezien wanneer en hoe de EU Braziliƫ hierop kan aanspreken.
In multilateraal verband vraagt het kabinet aandacht voor de specifieke risicoās voor milieu- en landrechtenverdedigers in verklaringen en resoluties over mensenrechtenverdedigers en over de ruimte voor het maatschappelijk middenveld. Daarnaast zet het kabinet zich in om in relevante resoluties van de Mensenrechtenraad te benadrukken dat bedrijven een verantwoordelijkheid hebben in het respecteren van mensenrechten en het voorkomen van negatieve effecten voor mensenrechtenverdedigers, waaronder milieuactivisten.
In het subsidiebeleidskader voor het centrale Mensenrechtenfonds is onder het thema mensenrechtenverdedigers een expliciete verwijzing naar milieu- en landrechtenverdedigers opgenomen. Projecten van Justice & Peace en Frontline Defenders die op deze prioriteit financiering ontvangen, bieden wereldwijd bescherming en training aan mensenrechtenverdedigers. Ook milieu- en landrechtenverdedigers uit Braziliƫ kunnen daarvoor in aanmerking komen.
Vraag 6
In juni jl. is er een VN rapport verschenen n.a.v. de moord op
Khashoggi. Hoe gaat de minister om met de aanbevelingen uit het
rapport?
Antwoord
Het kabinet heeft, evenals veel gelijkgestemde landen, benadrukt dat er grondig, geloofwaardig en transparant onderzoek gedaan moet worden om de betrokkenen bij de verschrikkelijke moord op Jamal Khashoggi te vervolgen. Zoals reeds benadrukt in de beantwoording van Kamervragen van de leden Ploumen en Sjoerdsma en Sneller (16 juli 2019, Vergaderjaar 2018ā2019, nummer 3513 en 16 juli 2019, vergaderjaar 2018ā2019, nummer 3514) versterkt het rapport van de Speciaal Rapporteur deze oproep aan de Saoedische autoriteiten en toont het tegelijk aan dat Saoedi ArabiĆ« nog niet voldaan heeft aan zijn internationale verplichtingen. Het kabinet zal hier daarom in bilateraal en multilateraal verband op blijven aandringen. Zoals aangegeven in de brief aan uw Kamer van 12 november jl. (kenmerk 2019Z21847) heeft Nederland zich, samen met de EU, meerdere malen stevig uitgesproken over de moord op Khashoggi. In de gemeenschappelijke verklaring in de VN-Mensenrechtenraad van 23 september jl. is opnieuw duidelijk gemaakt dat de verantwoordelijken gestraft moeten worden. Ook tijdens de interactieve dialoog met de Speciaal Rapporteur Callamard op 26 juni jl. hebben Nederland en de EU de moord op Khashoggi opnieuw sterk veroordeeld en Saoedi-ArabiĆ« opgeroepen alle medewerking te verlenen aan onderzoeken naar de moord en alle beschikbare informatie vrij te geven.
In mijn gesprek met de Saoedische minister van Buitenlandse Zaken al-Assaf en marge van de AVVN in september 2019 heb ik dit vraagstuk ook aangekaart.
Vragen van het lid Van Helvert (CDA)
Vraag 1
Wat vindt de minister ervan dat 95 van de 111 landen in de Mensenrechtenraad Iran hebben geprezen voor de vooruitgang op het gebied van mensenrechten?
Antwoord
In de Universal Periodic Review, het landenexamen in de Mensenrechtenraad, worden alle landen ter wereld onder de loep genomen. Gebruikelijk is naast scherpe aanbevelingen ook positieve ontwikkelingen te noemen. Nederland heeft, net als andere landen, de afname in executies en het vrijlaten van een aantal activisten genoemd. Maar vooral heeft Nederland kritiek geuit op de schrijnende mensenrechtensituatie in Iran en specifiek aandacht gevraagd voor de hoge gevangenisstraffen voor vrouwelijke mensenrechtenverdedigers en de situatie van religieuze en etnische minderheden in Iran.
Vraag 2
Op 12 december 2003 heeft de EU een resolutie aangenomen waarin EU
lidstaten worden opgeroepen om burgers te verhinderen organen te laten
transplanteren in China. Kan Nederland haar burgers verbieden om naar
China af te reizen voor orgaantransplantatie? Waarom is die EU-resolutie
niet meegenomen in de China strategie?
Antwoord
De resolutie die het Europees Parlement op 12 december 2013 aannam, beveelt EU-lidstaten aan om bewustzijn over misstanden op het gebied van orgaantransplantaties in China te vergroten onder burgers die naar China reizen. In de aanvullende brief bij de Chinanotitie die uw Kamer eerder deze week toeging, staat dat het kabinet de berichtgeving inzake gedwongen orgaantransplantaties in China zeer zorgwekkend acht en de ontwikkelingen nauwlettend volgt. Hoewel het kabinet niet in staat is om deze aanklachten te verifiƫren noch te ontkrachten, draagt het benoemen van deze berichtgeving bij aan de publieke bewustwording over dit fenomeen. Het kabinet kan niet voorkomen dat patiƫnten uit eigen overweging een reis boeken naar het buitenland voor medische ingrepen.
Vraag 3
kan het ministerie van BZ lokale overheden briefen over de
mensenrechtensituatie in China zodat zij dit in hun contacten met
Chinese counterparts bespreekbaar kunnen maken? Kan dit in de China
notitie worden opgenomen?
Antwoord
Het is staand kabinetsbeleid dat mensenrechten deel uitmaken van de dialoog tussen bewindspersonen en hun Chinese counterparts. In de aanvullende brief bij de Chinanotitie die uw Kamer eerder deze week toeging, staat dat lokale overheden naar eigen inzicht mensenrechten kunnen aankaarten in hun internationale contacten. Bij de implementatie van het nieuwe Chinabeleid investeert het kabinet in het vergroten van bewustzijn over China onder binnenlandse stakeholders, waaronder lokale overheden. Met lokale overheden wordt in gezamenlijkheid gezocht naar effectieve manieren waarop zij in hun contacten met China aandacht kunnen besteden aan de mensenrechten. Lokale overheden wenden zich in de praktijk ook steeds vaker tot mijn ministerie om hierover advies in te winnen, omdat zij ook steeds vaker worden gevraagd in hun Chinese contacten de mensenrechten aan de orde te stellen. In die gevallen gaat mijn ministerie met lokale overheden het gesprek aan over de mensenrechtensituatie in de te bezoeken gebieden, en over effectieve manieren waarop zij hier aandacht aan kunnen besteden.
Vraag 4
Wanneer komen de herziene WOB stukken NLA (Non lethal Assistance) Syriƫ
opnieuw online?
Antwoord
De stukken worden na de herbeoordeling zo snel mogelijk weer online gezet. Daarbij wordt externe technische expertise ingezet. Gestreefd wordt naar herpublicatie voor het einde van het jaar.
Vraag 5
Het Openbaar Ministerie heeft Ahrar al-Sham betiteld als terroristische organisatie. Is de minister bereid dit ook te doen?
Antwoord
Zoals ook gesteld in antwoord op kamervragen van het lid
Voordewind kijken het ministerie van BZ en het Openbaar Ministerie
vanuit verschillende kaders naar de vraag of een organisatie
āterroristischā is. Een rechter in een strafproces oordeelt over een
individuele gedraging op een specifieke plaats en periode in het
verleden om te bepalen of een persoon schuldig of onschuldig is. Dat is
iets anders dan buitenlands beleid. De regering treedt vanzelfsprekend
niet in de kwalificaties van de rechter. Voor een oordeel over personen
of groeperingen die zich buiten Nederland bevinden, baseren we ons op
internationale sanctielijsten van VN en EU. Daar zijn de terroristische
groepen op geplaatst waar internationaal consensus over bestaat. Ahrar
al-Sham staat daar niet op.
Vraag 6
Het vrijkomen van IS-strijders wordt gezien als een ernstig gevaar voor
de nationale veiligheid. Kan in dat kader een NAVO artikel 4 consultatie
worden gestart? Is dat al gebeurd?
Antwoord
Zoals gesteld in de brief aan uw Kamer van 1 november
(Kamerstuk 28676-325) heeft de minister van Buitenlandse Zaken tijdens
de telefonische vergadering van ministers van Buitenlandse Zaken van
kernlanden van de anti-ISIS coalitie op 21 oktober Turkije opgeroepen om
verantwoordelijkheid te nemen voor mogelijke ontsnapte
ISIS-strijders.
Daarenboven heeft Nederland bij de recente bijeenkomst van de NAVO ministers van Defensie aandacht gevraagd voor het gevaar van ontsnapping van Foreign Terrorist Fighters die een bedreiging kunnen vormen voor de veiligheid van bondgenoten. Vandaag zal Nederland tijdens de anti-ISIS coalitie in Washington opnieuw aandacht vragen voor het gevaar van ontsnappingen van Foreign Terrorist Fighters in Noordoost-Syriƫ. Daarmee stelt Nederland het mogelijke gevaar van ontsnappingen van FTF in verschillende fora aan de orde. De toegevoegde waarde van formele artikel 4-consultaties is beperkt, zoals ook uiteengezet in het verslag van de bijeenkomst van NAVO-ministers van Defensie op 24 en 25 oktober (Kamerstuk 28676-325).
Vraag 7
Volgens de Weense Conventie kan het lidmaatschap van een staat in een
multilaterale organisatie worden geschorst in het geval van ernstige
misdragingen. Is het mogelijk om het Turkse lidmaatschap in de NAVO te
schorsen op basis van de Weense Conventie aangaande multilateralisme?
Bent u bereid dit verder te onderzoeken?
Antwoord
Over Turkije zijn de afgelopen periode in de NAVO stevige
woorden gevallen. Nederland heeft de Turkse operatie in Noord-Syriƫ
bijvoorbeeld in heldere bewoordingen veroordeeld (Kamerstukken
28676-325, 32623-273, en 21501-02-2074). Maar zoals de
minister-president ook op 16 oktober ook zei in het debat over de inval
van Turkije in Noordoost Syriƫ, is de NAVO niet beter af zonder Turkije.
Turkije is en blijft een belangrijke bondgenoot, mede gezien zijn
strategische ligging (beschermt onder andere de oostflank van de NAVO en
de Zwarte Zee) en o.m. zijn bijdrage aan de missie in Afghanistan.
Vraag 8
De Tweede Kamer heeft gisteren een motie aangenomen om te onderzoeken
hoe Nederland zo snel mogelijk kan voldoen aan de 2%-norm van de NAVO.
Hoe staat de minister tegenover deze verhoging van
defensie-uitgaven?
Antwoord
De veiligheidssituatie vraagt erom dat Europese landen meer verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen veiligheid.Ā Tijdens de NAVO-Top van 2014 in Wales zijn afspraken gemaakt om de komende jaren de defensie-uitgaven in de richting van de NAVO-norm van 2% van het bbp te bewegen. Met de middelen die bij regeerakkoord en de laatste voorjaarsnota aan de defensiebegroting zijn toegevoegd zetten we stappen richting de 2%, maar we zijn er nog niet. Er wordt meer van Nederland verwacht. Uw motie is in de eerste plaats gericht aan de Minister van Defensie, maar u heeft ook mij en de premier horen zeggen dat veiligheid een prioriteit is van dit kabinet. Het gaat daarbij overigens niet alleen om meer geld. Het gaat om de capaciteiten die nodig zijn, om de veranderende veiligheidssituatie het hoofd te kunnen bieden.
Vraag 9
Hoe is het gesteld met de bescherming van onze koopvaardij en baggeraars
langs de kust van Iran? Heeft het kabinet contact met deze
bedrijven?
Antwoord
Zoals is aangekondigd in de kennisgevingsbrief (kenmerk
2019D31119 d.d. 15 juli 2019) onderzoekt het kabinet de wenselijkheid en
mogelijkheid om met daarvoor geschikte middelen een bijdrage te leveren
aan het waarborgen van vrije en veilige doorvaart in de Straat van
Hormuz en Golf van Oman. In het kader van dit onderzoek heeft het
kabinet contact met relevante belanghebbende partijen, waaronder de
Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders. Zodra het onderzoek
daartoe aanleiding geeft, zullen wij u nader informeren.
Vraag 10
Een tweestatenoplossing in het Midden-Oosten Vredesproces raakt steeds
verder uit zicht. Wat kan Nederland nog meer doen om tot een oplossing
te komen?
Antwoord
Het kabinet zet zich in voor het behoud en de verwezenlijking
van de twee-statenoplossing. Nederland doet dit door politieke inzet, in
bilaterale gesprekken en multilateraal verband, door een bijdrage te
leveren aan de veiligheid van Israƫl via deelname aan militaire missies
langs de grenzen van Israƫl met buurlanden waarmee nog geen
vredesakkoord gesloten is en door steun aan de opbouw van de Palestijnse
economie en instituties om de toekomstige Palestijnse staat te besturen.
Nederland doet dit tevens door contacten tussen Israƫliƫrs en
Palestijnen te ondersteunen. Nederland bevordert bovendien de
samenwerking tussen Israƫl en de Palestijnse Autoriteit in trilaterale
expertgroepen over water, energie en handel en grensovergangen. Daarmee
speelt Nederland een constructieve rol die door beide zijden gewaardeerd
wordt.
Nederland en de EU, met de Nederlandse diplomaat Terstal als EU-Gezant, engageren met beide partijen, de Kwartetpartners (VS Rusland en VN) en Arabische landen om gezamenlijk vooruitgang mogelijk te maken.
Voor een oplossing is echter allereerst politieke wil aan IsraĆ«lische en Palestijnse zijde noodzakelijk. Op dit moment verkeert de IsraĆ«lische politiek in een impasse door het uitblijven van een geslaagde formatie. HetĀ Palestijns politiek leiderschap is verdeeld. Hier komt bovenop dat er geen vertrouwen is tussen het Palestijns leiderschap en de Verenigde Staten. Het is onder deze omstandigheden niet aannemelijk dat er een snelle hervatting van onderhandelingen komt. Ā
Vraag 11
Is de minister bereid zich ervoor in te spannen dat er paal en perk
wordt gesteld aan het uitbreiden van nederzettingen in bezet
gebied?
Antwoord
Nederzettingen zijn strijdig met internationaal recht en een
obstakel voor vrede. De voortdurende uitbreiding ervan maakt de
twee-statenoplossing steeds moeilijker en leidt tot een een-staat
realiteit. Nederland maakt daarom onderscheid tussen Israƫl en de door
Israƫl bezette gebieden. Nederland wil de relaties met Israƫl binnen
deze grenzen van 1967 versterken, maar op geen enkele manier geen steun
verlenen aan het nederzettingenbeleid. Nederland en de EU spreken Israƫl
aan op diens nederzettingenbeleid en retoriek over mogelijke annexatie.
Dat heb ik ook zelf nog gedaan in mijn kennismakingsgesprek met de
Israƫlische ambassadeur op 7 november jongstleden. Hier zal Nederland
mee door blijven gaan.
Vraag 12
Is de Minister bereid zich ervoor in te spannen dat er door de
Palestijnse Autoriteit verkiezingen (kunnen) worden
georganiseerd?
Antwoord
Nederland en de EU dringen bij de Palestijnse Autoriteit aan op
het houden van verkiezingen. De voortdurende verdeeldheid tussen Hamas
en Fatah, de langdurige bestuurlijke scheiding tussen Gaza en de
Westelijke Jordaanoever en het uitblijven van verkiezingen in de gehele
Palestijnse Gebieden ondermijnen de Palestijnse positie in het
vredesproces en de democratische legitimiteit van het Palestijns
leiderschap richting de eigen bevolking.
De recente aankondiging van de Palestijnse President Abbas dat hij verkiezingen wil houden en de onderhandelingen tussen de verschillende Palestijnse partijen zijn dan ook een positieve stap. Nederland verwelkomt deze, en moedigt de Palestijnse leiders aan de benodigde stappen te zetten om verzoening en verkiezingen mogelijk te maken. Voor het houden van geloofwaardige, inclusieve en democratische verkiezingen zal ook de medewerking van Israƫl nodig zijn, om de Palestijnen in Oost-Jeruzalem te laten stemmen zoals zij ook eerder hebben gedaan in parlements- en presidentsverkiezingen voor de Palestijnse Autoriteit.
Gezien het belang van geloofwaardige verkiezingen ondersteunt de Europese Unie het functioneren van de Palestijnse Kiescommissie en dringt de EU aan op het houden van dergelijke verkiezingen. Of deze daadwerkelijk gehouden gaat worden zal in sterke mate afhangen van de bereidheid van Palestijnse fracties om de onderlinge verschillen te overbruggen en van de bereidheid van Israƫl om hier medewerking aan te verlenen.
Vraag 13
Hoe staat het met het onderzoek naar de moord op een 14-jarige Palestijn
waarbij slechts ƩƩn Israƫlische soldaat een maand taakstraf heeft
gekregen? Wat is de regeringspositie hieromtrent?
Antwoord
Het kabinet is bezorgd over het hoge aantal slachtoffers bij de
demonstaties in Gaza en heeft daarom bij Israƫl aangedrongen op gedegen
onderzoek naar diens optreden en een proportionele reactie op protesten
die in lijn is met internationaal recht. Tevens roept Nederland de
organisatoren en de-facto autoriteiten in Gaza op ervoor zorgen dat
protesten daadwerkelijk vreedzaam blijven.
Nederland doet dit zowel in EU-verband als in bilaterale gesprekken. Zo heb ik nogmaals het belang van voortgang op deze onderzoeken onderstreept in een gesprek met de Israƫlische ambassadeur op 7 november jl. Het is positief dat er nu een eerste veroordeling is geweest op basis van bewezen feiten. De hoogte van de straf volgt uit het feit dat er een schikking met de aanklager is getroffen, waarbij de militair veroordeeld is voor het niet-opvolgen van diens instructies.
Vragen van het lid Karabulut (SP)
Vraag 1
Wat vindt de minister van de ontwikkelingen in Chili waar velen in verzet zijn gekomen tegen de regering?
Antwoord
De ongeregeldheden in Chili hadden als directe aanleiding de
verhoging van de prijzen van metrokaartjes, maar legden al gauw een
diepere onvrede bloot over de grote kloof tussen arm en rijk in het
land, die temeer klemt daar Chili tot de meest welvarende landen van
Latijns-Amerika behoort. Het is dan ook positief dat de Chileense
autoriteiten een serie maatregelen hebben aangekondigd om deze sociale
ongelijkheid aan te pakken.
Het kabinet betreurt het geweld van de afgelopen weken ten zeerste evenals het feit dat hierbij slachtoffers zijn gevallen. Het kabinet deelt de zorgen van de VN over de wijze en mate van inzet van repressieve middelen door de politie zoals traangas en rubberen kogels. Vrijheid van meningsuiting en het recht om te demonstreren zijn fundamentele mensenrechten. Het is van groot belang dat mogelijke schendingen via de daartoe geƫigende instanties in Chili worden onderzocht en gestraft. Hoewel een groot deel van de demonstraties vreedzaam verloopt, maakt het kabinet zich ook zorgen over de vernielingen en het geweld dat wordt gebruikt door groepen demonstranten. De Office of the High Commissioner for Human Rights (OHCHR) doet op uitnodiging van de Chileense regering momenteel onderzoek naar de gewelddadigheden. Het kabinet wacht de resultaten van dat onderzoek af.
Vraag 2
Veroordeelt de minister het geweld in Bolivia door oppositionele
milities, leger en politie na het gedwongen opstappen van president
Morales?
Antwoord
President Morales riep zich eind oktober uit tot winnaar van de
presidentsverkiezingen in Bolivia, niettegenstaande grote twijfel, in
binnen- en buitenland, over het rechtmatige verloop van het tellen van
de stemmen. De ontwikkelingen in het land raakten vervolgens afgelopen
zondag in een stroomversnelling, nadat de OAS (Organisatie van
Amerikaanse Staten) in een audit-rapport wees op ernstige
onregelmatigheden tijdens het telproces en opriep tot algehele nieuwe
presidentsverkiezingen
Hierop volgde een ontslaggolf van parlementariƫrs, ministers, gouverneurs, burgemeesters, leden van de kiesraad en ambassadeurs; op straat kozen meer en meer politieagenten de kant van anti-Morales-demonstranten. De chefstaf van het leger riep Morales op af te treden. In reactie op deze gebeurtenissen dienden aan het einde van de middag zowel Morales als vicepresident Linera hun ontslag in. Kort daarop vlogen beiden naar Mexico dat hun politiek asiel verleende.
De gebeurtenissen zijn gepaard gegaan met ernstige onlusten tussen aanhangers van president Morales en de oppositie. Daarbij is geweld gebruikt en zijn slachtoffers gevallen en dat betreur ik.
Inmiddels wil senator Jeanine AƱez zich als interim-president inzetten voor een zo snel mogelijke stabilisering van het land en de organisatie van nieuwe presidentsverkiezingen.
Vraag 3
In Irak zijn bij de recente protesten meer dan 300 demonstranten gedood
en gewond geraakt. Is de minister bereid dit geweld in duidelijke taal
te veroordelen en te pleiten voor een onafhankelijk
onderzoek?
Antwoord
Tijdens het bezoek van de Iraakse minister van Buitenlandse
Zaken aan Nederland eind vorige maand heb ik mijn zorgen geuit over het
geweld tegen demonstranten en aandacht gevraagd voor het recht op
demonstratie en de persvrijheid. Ook de EU heeft zich tweemaal
uitgesproken over de demonstraties in Irak en daarbij ook het gebruik
van geweld zeer betreurd. De EU roept ook op tot onafhankelijk onderzoek
naar het gebruik van geweld. Op 13 november jl. hebben de ambassadeurs
van de aanwezige EU-lidstaten, waaronder Nederland, in Bagdad de Iraakse
premier gesproken en de boodschap overgebracht dat het geweld tegen
demonstranten moet stoppen en dat de daders van het geweld
verantwoording af moeten leggen. Nederland en de EU staan klaar om Irak
te ondersteunen bij het doorvoeren van de benodigde hervormingen om aan
de eisen van de demonstranten tegemoet te komen.
Vraag 4
Kan de minister uitleggen hoe hij de motie Marijnissen uitvoert die
vraagt om met gelijkgestemde EU-landen te komen tot persoonsgebonden,
economische en diplomatieke sancties voor overtreders van
wapenembargoās? Zijn er landen waarmee Nederland op Ć©Ć©n lijn zit en
sancties overeengekomen kunnen worden?
Antwoord
In de afgelopen weken zijn er verschillende moties aangenomen
naar aanleiding van het Turkse optreden in Noordoost-Syriƫ. In het
verslag van de NAVO Defensie Ministeriƫle (d.d. 1 november 2019), het
verslag van de Europese Raad van 17 en 18 oktober 2019 (kenmerk
2019Z20169) en de Geannoteerde Agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken
(d.d. 1 november 2019, kenmerk BZDOC-82097892-47) is uw Kamer reeds
geĆÆnformeerd over de uitvoering hiervan.
Zoals u weet heeft Nederland de Turkse operatie in Noord-Syriƫ in stevige bewoordingen veroordeeld en gepleit voor een veroordeling en maatregelen door de EU. Met resultaat: de EU veroordeelde de Turkse operatie en maakte afspraken over wapenexport. Ook is de kwestie meerdere malen aan de orde geweest binnen de NAVO. De huidige meer stabiele situatie is, hoe welkom ook, geen reden om de veroordeling van Turkije in te trekken. Nederland blijft Turkije oproepen om een einde te maken aan de operatie. Nederland blijft ook pleiten voor verdergaande maatregelen: een formeel wapenembargo door de EU, het stopzetten van pre-accessiesteun aan Turkije en het formeel stopzetten van de toetredingsonderhandelingen. Daar is op dit moment weinig steun voor, maar dat wordt anders als het geweld weer oplaait. Nederland blijft de situatie in Syriƫ daarom nauwlettend volgen.
Vraag 5
Turkije kondigde aan IS-strijders terug te gaan sturen naar landen van
herkomst. Wat zijn nu de feiten? Wat zijn de plannen van de minister? Is
de minister bereid gesprekken te voeren met de āSyrian Democratic
Councilā?
Antwoord
Turkije is sinds dinsdag begonnen met het terugsturen van
Foreign Terrorist Fighters naar de landen van herkomst. Dit
gaat om FTFās die zich al langer in Turkije bevinden en een klein aantal
FTFā s die Turkije heeft opgepakt tijdens de Turkse Operation Peace
Spring in Noord-Syriƫ.
Het is aan de Turkse autoriteiten te bepalen wat zij doen met mensen binnen hun rechtsmacht/jurisdictie. Nederland heeft nauw contact met de Turkse autoriteiten om te benadrukken dat Nederland klaar staat om die uitreizigers met Nederlandse nationaliteit in overleg en onder begeleiding naar Nederland te laten terugkeren voor vervolging alhier.
Ten aanzien van het kort geding maakt het kabinet een aanvang met de invulling van de inspanningsverplichting zoals de rechter die ons heeft opgelegd. Omdat het vonnis bij voorraad uitvoerbaar is beginnen we daar nu mee. Wij zijn reeds in overleg getreden met de meest betrokken Schengen-partners over het vonnis. Ik kan niet iedere stap met u delen, daar is het proces niet bij gebaat, ook omdat de zaak nog onder de rechter is.
Er is eerder op ambtelijk niveau contact geweest met de Benelux vertegenwoordiging van de Democratic Federation in Northern Syria om op verzoek van het Openbaar Ministerie arrestatiebevelen te overhandigen, zoals ook gemeld in een brief over het terughalen van Nederlandse Syriƫgangers van 21 februari 2019 (Kamerstuk 29 754). Verder pleit Nederland onder ander tijdens de bijeenkomst van de Anti-ISIS coalitie voor het betrekken van de Syrische Koerden bij een inclusief politieke proces.
Vraag 6
Met betrekking tot het wapenexportbeleid naar Saudi-Arabiƫ roept de SP
op om:
- een onafhankelijk onderzoek te laten doen, bij voorkeur in internationaal verband, naar de mate waarin landen wapenexportcriteria hebben geschonden in de oorlog in Jemen;
- een onafhankelijke nationale commissie op te richten die toeziet op de wapenexportcriteria en andere landen op te roepen dit ook te doen;
- in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn om sancties op te leggen aan wapenexporterende landen die de criteria schenden.
Graag een reactie van de minister.
Antwoord
Mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking antwoord ik u als volgt:
Ik deel de zorgen van mevrouw Karabulut over uiteenlopende implementatie van de EU-wapenexportcriteria, die onder meer blijkt uit het feit dat sommige EU-landen nog wel militaire goederen leveren die gebruikt kunnen worden in het conflict in Jemen.
Nederland spreekt EU-lidstaten daar regelmatig op aan. Maar zoals u weet, is dit een nationale bevoegdheid en is er internationaal geen draagvlak om dat te veranderen. Vanwege die nationale bevoegdheid zijn ook de mogelijkheden om sancties op te leggen beperkt. Uw verzoek om daar dan actief naar op zoek te gaan, steun ik niet want sancties opleggen aan partners die wapens exporteren is in mijn optiek geen wenselijke omgangsvorm tussen bondgenoten. Ik prefereer de (stevige) dialoog, ook wanneer dat moeilijk is, en ga lastige discussies over Jemen en wapenexporten zoals u weet ook zeker niet uit de weg. Ik heb dat meerdere malen aangekaart in de Raad Buitenlandse Zaken, en ook (vorig jaar) in de VN-veiligheidsraad.
Voor wat betreft het verzoek om onafhankelijk onderzoek: zoals u weet heeft de Group of Eminent Experts on Yemen al onafhankelijk onderzoek gedaan naar schendingen van mensenrechten en humanitair oorlogsrecht en ook benoemd welke landen daar door middel van wapenleveranties mogelijk medeplichtig aan zijn. We beschikken dus al over dergelijk onderzoek en Nederland heeft hier in onder meer de EU Raadswerkgroep inzake wapenexport aandacht voor gevraagd en landen wederom opgeroepen hun exportbeleid aan te scherpen ten aanzien van landen die betrokken zijn bij de oorlog in Jemen.
Uw voorstel voor een nationale commissie die toetst of de wapenexportcriteria worden nageleefd steun ik niet. We hebben zeer zorgvuldige procedures, en als daar bezwaren tegen zijn is de gang naar de rechter beschikbaar.
Vraag 7
Is het kabinet bereid om, in internationaal overleg, ervoor te pleiten
de G20 top in Saudi-Arabiƫ geen doorgang te laten vinden? En is het
kabinet bereid deze top te boycotten mocht Nederland uitgenodigd
worden?
Antwoord
Saoedi-Arabiƫ is in 2020 voorzitter van de G20. Nederland heeft
als gast (en dus geen officieel lid) van de G20 geen zeggenschap over
wie het voorzitterschap op zich neemt. Dat is een aangelegenheid van de
G20-leden zelf. De G20 behelst meer dan alleen het voorzitterschap. Het
is voor Nederland een invloedrijk, informeel forum en netwerk, waar
politieke en economische vraagstukken worden bediscussieerd en besluiten
worden voorbereid. Gezien onze grote en internationaal georiƫnteerde
economie, onze sterke betrokkenheid bij het multilaterale systeem, en
onze expertise op verschillende onderwerpen heeft Nederland de afgelopen
drie jaar als gast een belangrijke bijdrage geleverd aan de G20.
Vraag 8
Is de minister bereid om de import van producten uit illegale
nederzettingen in Palestijns gebied aan banden te leggen?
Antwoord
Zie tevens het antwoord op vraag 11 van het lid van Helvert
(CDA).Ā Nederzettingen zijn strijdig met het internationale recht en een
obstakel voor vrede en het Nederland spreekt Israƫl hierop aan. Het
kabinet is echter geen voorstander van een importverbodĀ of een
boycot.
Vraag 9
Wat zijn de opvattingen van de minister over het aanpakken van
straffeloosheid in Israƫl waar meer dan 200 demonstranten zijn
doodgeschoten en waarbij de daders niet zijn vervolgd en waar een
taakstraf van een maand is opgelegd voor het doodschieten van een kind
van 14?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 13 van het lid van Helvert (CDA).
Vraag 10
Is het kabinet bereid om de bestaande regeling voor schadevergoeding
voor weduwen van slachtoffers van de politionele acties in Indonesiƫ uit
te breiden zodat ook andere slachtoffers van oorlogsmisdaden daar een
beroep op kunnen doen?
Antwoord
Het gerechtshof Den Haag heeft op 2 oktober geoordeeld dat de
Staat ten opzichte van onder meer kinderen van door Nederland
geƫxecuteerde mannen geen beroep op verjaring toekomt. De inhoudelijke
beoordeling van de vraag of deze kinderen een schadevergoeding toekomt
is echter nog onderdeel van lopende procedures bij de rechtbank Den
Haag. Het kabinet beraadt zich op de vervolgstappen n.a.v. de uitspraak
van het gerechtshof.
Vraag 11
Graag een reactie van de minister op welk moment hij, door wie en op
welke wijze op de hoogte is gebracht van de 70 burgerdoden in
Hawija.
Antwoord
Uw Kamer is op 11 november jl. (kenmerk 2019D45284 en
2019D45285) geĆÆnformeerd dat de door uw Kamer gestelde vragen zo snel
als mogelijk zullen worden beantwoord.
Zoals ook in de brief van 13 november jl. (kenmerk 2019Z22026) aangegeven hecht het kabinet er aan dit zorgvuldig te doen en streeft ernaar de antwoorden, inclusief het antwoord op de vragen van de SP, eind volgende week naar de Kamer te sturen.
Vragen van het lid Sjoerdsma (D66)
Vraag 1
Kunt u reageren op de oproep van de Koninklijke Nederlandse Vereniging van Zeereders, die zeggen dat de Nederlandse scheepvaart op de Middellandse zee grote problemen ondervindt, omdat er geen schepen zijn namens de Europese Unie om drenkelingen te redden?
Antwoord
Het kabinet verwijst graag naar de beantwoording van minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens de ministers van Buitenlandse Zaken, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Justitie en Veiligheid op vragen van uw Kamer inzake reders die op zoek zijn naar veilige havens (Aanhangsel van de Handelingen, Vergaderjaar 2019ā2020, nr 454, d.d. 22 oktober 2019).
Vraag 2
Kan de minister meer werk maken van de klimaatkopgroep ten behoeve van een Europese energiepolitiek?
Antwoord
Nederland zet zich in de Europese Unie in voor ambitieus klimaatbeleid. Klimaat is ook het centrale element in de European Green Deal, die beoogd voorzitter van de nieuwe Commissie Von der Leyen tot topprioriteit heeft benoemd.
Met zeven andere EU-landen vormt Nederland de kopgroep. In dit samenwerkingsverband wordt in de aanloop naar de Europese Raad van 12-13 december a.s. ingezet op het afronden van de discussie over de 2050-doelstelling van klimaatneutraliteit. Deze kopgroep wil volgend jaar ook een akkoord bereiken over het ophogen van de 2030-doelstelling van 40% CO2-reductie naar 55% CO2-reductie.
De energietransitie is een essentieel onderdeel van het Europese energiebeleid en hierdoor zal de EU op termijn ook steeds minder afhankelijk worden van energieleveranciers buiten de Europese Unie.
Vraag 3
Kan de minister een update geven over de berechting in Irak? Kan de minister herbevestigen dat hij tegen de doodstraf is, zowel in Irak als in Syriƫ?
Antwoord:
Maandag zijn u Kamerbrieven (2019D45127 en 2019D45279) toegegaan met de stand van zaken ten aanzien van het overleg met Irak over berechting van buitenlandse strijders daar. Op dit moment heb ik daar niets aan toe te voegen. Nederland is principieel tegen de doodstraf. Ik bevestig graag dat Nederland niet meewerkt aan de tenuitvoerlegging van de doodstraf door andere landen, noch in Irak, noch in Syriƫ.
Vraag 4
Kan de minister reageren op de uitspraak van de rechter dat Nederland alles moet doen om kinderen uit de vreselijke omstandigheden in Syrische kampen te halen? Gaat de minister overleggen met de VS over hun aanbod.
Antwoord
Ten aanzien van het kort geding maakt het kabinet een aanvang met de invulling van de inspanningsverplichting zoals de rechter die ons heeft opgelegd. Omdat het vonnis bij voorraad uitvoerbaar is beginnen we daar nu mee. Wij zijn reeds in overleg getreden met de meest betrokken Schengen-partners over het vonnis. Ik kan niet iedere stap met u delen, daar is het proces niet bij gebaat, ook omdat de zaak nog onder de rechter is.
Vraag 5
Kan de minister bevestigen dat Europese sancties om druk op Rusland te zetten worden verlengd en dat de EU hier eensgezind is, zolang Rusland zich niet houdt aan de Minsk-afspraken?
Antwoord
In EU-verband is inderdaad afgesproken dat de sectorale sancties gehandhaafd blijven zolang Rusland de Minsk-akkoorden niet volledig heeft geĆÆmplementeerd.
Vraag 6
Blijft de minister hierover in contact met zijn Europese partners?
Antwoord
Ja.
Vraag 7
Ziet de minister mogelijkheden om de sancties nog meer persoonsgericht
te maken, en meer op de kliek van Poetin te richten?
Antwoord
In reactie op het Russische, destabiliserende optreden in OekraĆÆne heeft de Europese Unie verschillende sanctiemaatregelen ingevoerd. Hieronder vallen de sancties tegen personen en entiteiten die betrokken zijn bij de bedreiging of ondermijning van de territoriale integriteit van OekraĆÆne. Mocht er aanleiding zijn om aanvullende sancties in te stellen tegen personen of entiteiten dan bestaat er in dit verband de mogelijkheid daartoe. Daar is in de EU wel unanimiteit voor nodig.
Vraag 8
De minister heeft toegezegd op te zullen roepen tot een onafhankelijke onderzoeksmissie naar Xinjiang. Is de minister hier al voorbereidingen/gesprekken voor aan het treffen?
Antwoord
In lijn met het voorstel van D66 (met steun van de PvdA) dat Nederland aanstuurt op een onafhankelijke VN-onderzoeksmissie naar de positie van Oeigoeren en Tibetanen, heeft het kabinet China bij diverse gelegenheden opgeroepen op om VN-mensenrechtenexperts, waaronder de Hoge Commissaris, ongehinderde en vrije toegang te verlenen tot Xinjiang. Nederland zal zich hier ook in de toekomst, en ook in de Mensenrechtenraad, voor blijven inzetten.
Vraag 9
Heeft de minister al gesproken met partners om zoān missie te bepleiten in de Mensenrechtenraad?
Antwoord
Ja. Nederland stuurde bijvoorbeeld in juli van dit jaar met 23 andere landen een brief over de situatie in Xinjiang aan de voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad en de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten. In die brief werd onder meer gepleit voor betekenisvolle toegang tot Xinjiang voor onafhankelijke internationale waarnemers, waaronder de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten. Ook steunde Nederland vorige maand samen met 22 andere landen een oproep van gelijke strekking aan China in de Derde Commissie van de VN.
Vraag 10
Ziet de minister de problemen, zoals potentiele destabilisatie op de Balkan en groeiende invloed van China en Rusland, die volgen op de beslissing geen toetredingsonderhandelingen te starten met Noord-Macedoniƫ.
Vraag 11
Is er een mogelijkheid dit te herstellen? Al dan niet in een ander soort verband met deze landen?
Vraag 12
Welke stappen heeft de minister Frankrijk zien nemen om het toetredingsproces te hervormen?
Antwoord vraag 10, 11 en 12
Andere landen, Rusland en China bijvoorbeeld, proberen uiteraard invloed uit te oefenen op de Westelijke Balkan. Alle landen op de Westelijke Balkan blijven echter EU lidmaatschap als strategisch doel zien. Bovendien is de EU nu al de belangrijkste partner voor deze landen, bijvoorbeeld op het gebied van handel en investeringen.
Het uitbreidingsproces kan zeker bijdragen aan de stabiliteit in de buurlanden van de EU op de Westelijke Balkan. Het kabinet steunt het Europees perspectief van deze landen.
Tijdens de Europese Raad was het nog niet mogelijk om tot een besluit te komen over het openen van de toetredingsonderhandelingen met Noord-Macedoniƫ en Albaniƫ. Beide landen hebben wel bevestigd dat zij doorgaan op de ingeslagen weg en de hervormingen zullen voortzetten. Ik vind dit bemoedigend.
Er is geen alternatief nodig voor het Europees perspectief van de Westelijke Balkan landen. Wel vind ik dat de uitbreidingsmethodologie verbeterd moet worden. Daarom zet het kabinet in op een nieuwe methodologie waarbij hervormingen van de rechtsstaat centraal staan en het proces gefaseerd en omkeerbaar wordt.
Frankrijk heeft ook interesse in het verbeteren van de methodologie. Het kabinet zal waar mogelijk hierin met Frankrijk optrekken.
Vraag 13
Is de minister bereid nog deze kabinetsperiode verantwoordelijkheid af te leggen, naar aanleiding van het onderzoek dat nu gaande is, voor ons handelen in Indonesiƫ?
Antwoord
Het onafhankelijke onderzoek āOnafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in IndonesiĆ«, 1945-1950ā wordt uitgevoerd door het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en het NIOD Instituut voor Oorlogs- Holocaust en Genocidestudies. De bevindingen worden in september 2021 gepresenteerd door de onderzoeksinstellingen. Het kabinet kan niet vooruitlopen op deze bevindingen.
Vragen van het lid Ploumen (PvdA)
Vraag 1
Volgend jaar zal Nederland vicevoorzitter zijn van de
toetsingsconferentie van het non-proliferatie verdrag waar gekeken wordt
op welke manier de verspreiding van kernwapens een halt toe kan worden
geroepen. Is de minister bereid om, in het kader van die dialoog, alle
mogelijkheden te onderzoeken om tot een nieuwe gespreksronde te komen
ten bate van de veiligheid van ons allemaal?
Antwoord
Het Non-Proliferatie verdrag en de toetsingsconferentie zijn voor Nederland topprioriteiten als het gaat om nucleaire ontwapening en non-proliferatie. Nederland, als lid van het voorzittersbureau van die conferentie, zal er alles aan doen om deze zo goed mogelijk te laten verlopen om tot heldere en effectieve afspraken te komen om het verdrag verder te implementeren. Daaronder vallen idealiter ook afspraken die kunnen helpen bij nucleaire ontwapening en het voorkomen van wapenwedlopen in dat kader. Hoewel Nederland vol inzet op een positief resultaat, is in de huidige geopolitieke context de opstelling van enkele belangrijke landen wel reden tot zorg.
Vraag 2
Is Nederland afgevaardigd bij de bijeenkomst morgen in Washington van de
anti-isis coalitie? Wat is de inzet van Nederland?
Antwoord
Nederland neemt inderdaad deel aan de bijeenkomst van de Anti-ISIS coalitie en is, net als meerdere landen, op hoog ambtelijk niveau vertegenwoordigd in Washington (DG niveau). Nederland zal nogmaals de zorg uitspreken dat de resultaten die de Anti-ISIS coalitie heeft geboekt in gevaar worden gebracht door de huidige ontwikkelingen, in het bijzonder de Turkse inval in Noord-Oost Syriƫ. Het is belangrijk dat de coalitie zich gezamenlijk blijft inzetten voor stabiliteit in de regio. Nederland zal dan ook het belang van eensgezindheid binnen de coalitie benadrukken.
Nederland zal tijdens de bijeenkomst nog eens zijn zorg uitspreken over de Turkse inval en bepleiten dat de Turkse veiligheidszorgen op politieke wijze opgelost moeten worden en hierbij benoemen dat Nederland zich inzet voor berechting in de regio, omdat het bewijs en de slachtoffers zich daar bevinden.
Nederland zal daarnaast benoemen dat de terugkeer van vluchtelingen veilig, vrijwillig en waardig dient te gebeuren.
Vraag 3
In KSA zitten vrouwelijke activisten vast, in Iran worden vrouwen die
hun hoofddoeken afdoen aangevallen. Wat gaat de minister doen om deze
onrechtvaardigheden aan de kaak te stellen? Welke sancties bent u van
plan te nemen?
Antwoord
Nederland deelt de zorgen over de positie van vrouwen, en in het bijzonder vrouwenrechtenactivisten, in zowel Saoedi-Arabiƫ als Iran. Nederland spreekt zich hier regelmatig over uit. Tijdens bilaterale gesprekken en marge van de Algemene Vergadering van de VN in september dit jaar heb ik dit onderwerp in gesprekken met zowel mijn Iraanse ambtgenoot als mijn Saoedische ambtgenoot aan de orde gesteld. Ook werd tijdens de Mensenrechtenraad in september jl. een statement uitgesproken namens Nederland en 18 andere landen, waarin de positie van de gedetineerde vrouwenrechtenactivisten in Saoedi-Arabiƫ werd aangekaart. Ook wat betreft Iran roept Nederland in multilaterale fora op om mensenrechten en vrouwenrechten te verbeteren, onder meer in de Mensenrechtenraad en tijdens de Interactieve Dialoog met de Special Rapporteur voor de Mensenrechtensituatie in Iran.
Vragen van het lid Voordewind (ChristenUnie)
Vraag 1
Het aantal incidenten is verdubbeld sinds de Turkse inval in Syriƫ. Hoe kan je buitenlandbeleid vormgeven als Rusland internationaal recht blijft lamleggen? Verzoek om reflectie.
Vraag 2
Wordt het geen tijd om het Duitse plan voor internationaal beheer van een veiligheidszone in Syriƫ te steunen? Hoe schat de minister de kans in om dit plan van de grond te krijgen en daarmee de Turkse troepen terug te dringen? Is hij bereid hier over na te denken
Antwoord vraag 1 en 2
Voor Nederland staat voorop dat er voor de situatie in Noord-Syriƫ een duurzame, politieke en inclusieve oplossing komt. Nederland heeft al meerdere keren zijn ernstig ongenoegen geuit dat Rusland al 12 keer in de VN-veiligheidsraad zijn veto heeft ingezet inzake vraagstukken die Syriƫ betreffen. Tegelijkertijd is het gezien de realiteit in het gebied een gegeven dat ook Rusland bij het bereiken van een politieke oplossing een rol moet spelen.
Nederland verwelkomt ideeĆ«n die hier een antwoord proberen te bieden voor de situatie in Noord-Oost SyriĆ«. Echter concretere uitwerking van het genoemde Duitse plan is tot op heden uitgebleven. Het onderwerp is ook niet door Duitsland opgebracht tijdens de afgelopen Raad Buitenlandse Zaken. Een aantal permanente leden van de VN-veiligheidsraad hebben reeds te kennen gegeven weinig voor zoān VN-gemandateerde veiligheidszone te voelen.
Mocht nadere uitwerking van het plan volgen dan zal Nederland dit
uiteraard zeer serieus en constructief bestuderen.
Vraag 3
Hoe kunnen Nederland en de Europese Unie effectief bijdragen aan de terugkeer van ontheemde christenen naar hun woonplaats in Irak?
Antwoord
Nederland en de Europese Unie zijn grote donoren voor de stabilisatie van de op ISIS heroverde gebieden aan in Irak. Nederland is bijvoorbeeld een grote donor aan het Funding Facility for Stabilisation van de VN, waarmee het herstel van basisvoorzieningen wordt gefinancierd zodat ontheemden terug kunnen keren naar hun huizen. Nederland heeft inmiddels sinds 2016 72 mln EUR bijgedragen aan dit fonds. Daarnaast spreekt Nederland de Iraakse en Koerdische autoriteiten aan op de positie van minderheden in Irak, waaronder Christenen, en verzoekt hen de ondersteuning te bieden die nodig is voor de terugkeer van minderheden. Dit heb ik ook gedaan bij het bezoek deze maand van de Iraakse Minister van Buitenlandse Zaken van Irak aan Nederland en tijdens mijn reis naar Irak eind december 2018.
Vraag 4
Kan de minister toezeggen dat hij bereid is om de herdenking van de Armeense genocide volgend jaar in Yerevan bij te wonen?
Antwoord
Conform de motie Voordewind (Kamerstuk 34 775, nr. 57) zal Nederland iedere vijf jaar de herdenking in Jerevan bijwonen. De eerstvolgende herdenking waaraan Nederland op kabinetsniveau deelneemt, is in 2020. Het Kabinet zal de Kamer ruim voor de herdenking informeren wie van het kabinet deelneemt aan deze herdenking.
Vraag 5
Wat moet er gebeuren voordat de regering de Armeense genocide onomstotelijk erkent?
Antwoord
Wat het kabinet betreft is duidelijk dat de gebeurtenissen in 1915 en 1916 vreselijk waren en groot leed hebben veroorzaakt. Er past dan ook groot medeleven met de nabestaanden. Voor het Nederlandse kabinet ligt de nadruk op de noodzakelijke acceptatie en verwerking van het verleden door Armeniƫ en Turkije. De vaststelling of hier in juridische zin sprake is geweest van genocide, is niet aan het kabinet. Er is immers ter zake geen uitspraak van een internationaal gerechts- en strafhof noch een bindende resolutie van de VNVR.
In lijn met de motie Rouvoet uit 2004, is de regeringsinzet om de kwestie van de Armeense genocide bilateraal en via de EU in Turkije bespreekbaar te maken en de toenadering tussen Armeniƫ en Turkije te verbeteren. Ik heb hier afgelopen jaar in mijn contacten met de Turkse minister van Buitenlandse Zaken ook toe opgeroepen.
Vraag 6
Hoe staat het met de motie Voordewind (Kamerstuk 35 297, nr. 23) met betrekking tot handelsmaatregelen als drukmiddel?
Antwoord
In zijn motie (Kamerstuk 35 297, nr. 23) verzocht het lid Voordewind het kabinet onder meer in kaart te brengen welke drukmiddelen Nederland zowel bilateraal als in Europees verband ten aanzien van China kan inzetten om respect voor mensenrechten te bevorderen. In de aanvullende brief bij de Chinanotitie die uw Kamer eerder deze week toeging, benoemt het kabinet verschillende drukmiddelen: controles op het exportbeleid (dual-use en exportkredietverzekering), de inzet in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen, een robuust duurzaamheidshoofdstuk in het investeringsakkoord tussen de EU en China, en een EU-mensenrechtensanctieregime. Het kabinet acht deze maatregelen wenselijk, en ondersteunt in die zin de motie van het lid Voordewind. In de brief die uw Kamer eerder deze week toeging, stelt het kabinet enkel geen voorstander te zijn van aanvullende beperkende handelsmaatregelen, maar dat doet niets af aan de verdere uitvoering van de motie.
Vraag 7
Hoe beziet de minister de uitspraken van het Europees Hof van Justitie
met betrekking tot de etikettering van producten uit bezette gebieden?
Als dit voor Israƫl geldt, is dat internationale discriminatie. Hoe ziet
de minister dit?
Antwoord
Het kabinet wijst erop dat EU-wetgeving met betrekking tot juiste en niet-misleidende herkomstaanduiding algemeen van toepassing is, ongeacht het land of gebied waar het product vandaan komt. Er is dan ook geen sprake van discriminatie.
In zijn uitspraak van 12 november heeft het EU Hof antwoord gegeven op prejudiciƫle vragen van de Franse rechter over de toepassing van de EU-wetgeving met betrekking tot juiste en niet-misleidende herkomstaanduiding op producten afkomstig uit door Israƫl bezette gebieden en nederzettingen.
Het Hof heeft verduidelijkt dat het Unierecht vereist dat op levensmiddelen die afkomstig zijn uit een door Israƫl bezet gebied, dit gebied wordt vermeld en wanneer die levensmiddelen afkomstig zijn uit een Israƫlische nederzetting binnen dat gebied, daarnaast ook deze herkomst moet worden vermeld.
Het Hof is van oordeel dat de omstandigheid dat een levensmiddel afkomstig is uit een IsraĆ«lische nederzetting de aankoopbeslissingen van consumenten kan beĆÆnvloeden. Het weglaten van een dergelijke vermelding kan de consument daarom misleiden.
Dit is een juridisch bindende uitspraak, in lijn met het Nederlandse beleid van de afgelopen jaren.
De uitspraak van het Hof ziet alleen op producten afkomstig uit door Israƫl bezette gebieden en nederzettingen en niet op producten afkomstig uit Israƫl. De tariefpreferenties waarin het EU-Israƫl Associatieakkoord voorziet blijven onverminderd van toepassing op Israƫlische producten. Deze uitspraak veranderd daar niets aan en behelst dus ook geen boycot ten aanzien van Israƫlische producten.
Vraag 8
Graag een reactie van de minister op het rapport Droogleever over West-Papua.
Antwoord
Het lot van de Papuaās gaat het kabinet ter harte, en de situatie in Papua is dan ook vast onderdeel van de dialoog tussen Nederland en IndonesiĆ«. Ik heb daarover ook in september met minister Retno gesproken. Om tot een duurzame oplossing te komen is het belangrijk dat de centrale autoriteiten en de lokale bevolking gezamenlijk de problemen ter hand nemen en ontwikkeling in de provincies bevorderen. Dit benadrukt het kabinet in contacten met de Indonesische autoriteiten.
Het academische onderzoek van professor Drooglever vormt een nadere bijdrage aan de beschrijving van de eigen geschiedenis van Papua en het verloop van de gebeurtenissen rond de Ā«Act of Free ChoiceĀ». Papua is onderdeel van de Republiek IndonesiĆ« en de Nederlandse regering respecteert de territoriale integriteit van IndonesiĆ« volledig. De verplichting om de rechten van de Indonesische inwoners, waaronder Papuaās, te beschermen ligt in dat kader bij de Indonesische autoriteiten.
Vraag 9
Wat kan Nederland doen om hulp te bieden aan de slachtoffers van de zware aardbeving op de Molukken
Antwoord
Mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking antwoord ik u als volgt:
Er is na de aardbeving geen internationaal hulpverzoek uitgegaan vanuit de Indonesische overheid. Zonder internationaal hulpverzoek is het voor internationale organisaties en donoren onmogelijk om te bepalen wat de behoeften zijn en om humanitaire hulp te bieden. Wel heb ik vernomen dat de Indonesische provinciale en lokale overheden zelf de hulpverlening ter hand hebben genomen, samen met lokale organisaties. Ook de Indonesische rampenbestrijdingsdienst is hierbij betrokken.
Donoren als Nederland respecteren de wens van de Indonesische overheid om de eigen capaciteit in te zetten om noodhulp te bieden en geen of zeer beperkt een beroep te willen doen op bijstand van internationale actoren. Wel heeft het Directoraat-Generaal voor Europese civiele bescherming en humanitaire hulp van de EU (ECHO) de Copernicus Emergency Management Service ingezet, dat van EU-satellieten gebruik maakt om het getroffen gebied in kaart te brengen. Deze satellietbeelden en andere data worden gratis aangeboden om de hulpverlening te ondersteunen. Nederland draagt via de EU-begroting bij aan dit programma.
Wanneer de Indonesische overheid hier aanleiding toe ziet kan zij uiteraard een beroep doen op internationale hulpverlening die door Nederland wordt ondersteund, bijvoorbeeld via de niet-geoormerkte bijdragen aan humanitaire VN-organisaties, het Rode Kruis en ngoās.
Vragen van het lid Van der Staaij (SGP)
Vraag 1
Wil de minister zich ervoor inzetten om de etiketteringsrichtlijn te laten intrekken door de Europese Commissie, aangezien het niet lukt om deze in alle gelijke gevallen, gelijk toe te passen?
Antwoord
Zie tevens het antwoord op vraag 7 van het lid Voordewind (ChristenUnie). Met de interpretatieve mededeling (2015/C 375/05) heeft de Europese Commissie uitleg gegeven aan de Europese wetgeving met betrekking tot juiste en niet-misleidende herkomstaanduiding in relatie tot producten afkomstig uit de door Israƫl bezette gebieden en nederzettingen. Er is nu een uitspraak van het EU-Hof, die aansluit bij deze eerdere interpretatieve mededeling, en in lijn is met het Nederlands beleid van de afgelopen jaren. De uitspraak van het EU-Hof is juridisch bindend. De EU-wetgeving en de uitleg die het Hof daaraan geeft dient door alle lidstaten te worden nageleefd. Niet-naleving is daarom niet alleen onlogisch in het licht van de eerdere mededeling en het bestaande Nederlands beleid, maar ook nog strijdig met het EU-recht en kan leiden tot nieuwe rechtszaken. Bovendien, zoals gezegd in reactie op schriftelijke vragen hieromtrent van de leden Voordewind en Van der Staaij (Aanhangsel van de Handelingen, nummer 203, vergaderjaar 2018-2019 d.d. 1 oktober 2019), komt het kabinet Europese afspraken na en handelt de NVWA reeds conform de aanwijzingen uit de interpretatieve mededeling van de Europese Commissie, zoals dat ook van andere Europese handhavingsautoriteiten wordt gevraagd.
Vraag 2
Wil de minister geld blijven vrijmaken uit het mensenrechtenfonds voor
Israƫliƫrs die zich hard maken voor vrede en verzoening?
Antwoord
Conform het regeerakkoord blijft het kabinet zich inzetten voor samenwerking en verbeteren van onderlinge relaties tussen Israƫliƫrs en Palestijnen ten behoeve van duurzame vrede. Deze steun van 1 miljoen per jaar aan activiteiten wordt uit verschillende budgetlijnen gefinancierd, waaronder uit het mensenrechtenfonds.
Vraag 3
Kan de minister nog eens kijken naar het Droogleeverrapport? Welke verplichtingen komen hieruit voort? Wil de minister hiervoor in internationaal verband aandacht blijven vragen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 8 van het lid Voordewind (ChristenUnie).
Vraag 4
Blijft de minister zich inzetten tegen de discriminatie van de Papuaās?
Antwoord
Ja. De situatie in Papua is vast gespreksonderwerp in mijn contacten met Indonesische collega Retno Marsudi. De gelijke behandeling van Papuaās staat tijdens deze gesprekken nadrukkelijk op de agenda, onder meer tijdens mijn gesprek met Minister Retno in september en marge van de AVVN.
Vraag 5
Kan de minister bijdragen aan de verbetering van de sociaal-economische situatie in West-Papua?
Antwoord
Zoals op 19 september 2016 aan de Tweede Kamer is gemeld, wordt de bilaterale ontwikkelingsrelatie met Indonesiƫ in 2020 uitgefaseerd ten gunste van een bredere relatie waarin handel en investeringen centraler komen te staan. Via de EU en de VN wordt uiteraard wel bijgedragen aan de sociaal-economische ontwikkeling in Indonesiƫ door middel van ontwikkelingssamenwerking.
Vraag 6
Wil de minister het onderwijs in deze regio versterken door middel van beschikbaarstelling van fondsen?
Antwoord
Zoals op 19 september 2016 aan de Tweede Kamer is gemeld, wordt de ontwikkelingsrelatie met Indonesiƫ in 2020 uitgefaseerd ten gunste van een bredere relatie waarin handel en investeringen centraler komen te staan. Dit heeft ook consequenties voor het beschikbaar stellen van fondsen op het gebied van onderwijs.
Vraag 7
Hoe wordt er uitvoering gegeven aan de door Van der Staaij ingediende motie (35 000 nr. 36) over klassieke vrijheidsrechten?
Antwoord
Hierover wordt uw Kamer binnenkort geĆÆnformeerd in de Kabinetsreactie op het AIV advies over de duurzame ontwikkelingsdoelen en mensenrechten.