Schoolboeken en ander lesmateriaal waarin veel minder vrouwen dan mannen staan en relatief weinig personages met een niet-westerse naam
Schriftelijke vragen
Nummer: 2019D45952, datum: 2019-11-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2019Z22095).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.A.E. van den Hul, Tweede Kamerlid (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2019Z22095:
- Gericht aan: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Gericht aan: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Indiener: K.A.E. van den Hul, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2019Z22095
Vragen van het lid Van den Hul (PvdA) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over schoolboeken en ander lesmateriaal waarin veel minder vrouwen dan mannen staan en relatief weinig personages met een niet-westerse naam (ingezonden 14 november 2019).
Vraag 1
Herinnert u zich uw toezegging dat u het gesprek wilt aangaan met educatieve uitgevers over stereotypen in schoolboeken?1 Wat heeft u sindsdien ondernomen om aan deze toezegging gestalte te geven?
Vraag 2
Hoe beoordeelt u in dit licht het onderzoek van de Universiteit Leiden2, waarbij in schoolboeken sprake bleek van stereotypering in de zin dat vrouwen systematisch ondervertegenwoordigd zijn en minder vaak een beroep hebben dan een man, terwijl de onderzoekers bij mannen juist vaker personages zagen die topsporter of wetenschapper waren, of iets technisch deden?
Vraag 3
Hoe beoordeelt u dat het aantal niet-westerse namen in schoolboeken achterblijft bij het aantal niet-westerse mensen in de samenleving, terwijl volgens het CBS 13,4% van de bevolking van niet-westerse afkomst is?
Vraag 4
Vindt u dat educatieve uitgevers nu voldoende doortastend optreden door de uitkomsten van het onderzoek te gaan bespreken met de auteurs van de boeken? Waarom (niet)?
Vraag 5
Deelt u de zorg van de Leidse onderzoekers dat «kinderen [...] heel gevoelig [zijn] voor juist subtiele, verstopte boodschappen»? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan voor de voortgang van de gesprekken met educatieve uitgevers? Zo nee, waarom niet?
Vraag 6
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het algemeen overleg over emancipatie van 2 december a.s.?