OCW-begroting onderdeel Cultuur (ongecorrigeerd stenogram)
Stenogram
Nummer: 2019D46672, datum: 2019-11-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2019-11-18 11:00: OCW-begroting onderdeel Cultuur (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, OCW-begroting onderdeel Cultuur 2020
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 18 november 2019 overleg gevoerd met mevrouw Van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, over:
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020 (35300-VIII);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 25 oktober 2019 inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (35300-VIII, nr. 15);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 17 oktober 2019 inzake instelling Commissie Nationaal kader koloniale collecties (32820, nr. 319);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 14 oktober 2019 inzake uitkomsten expedities scheepswraklocaties in Maleisië en Indonesië (2019Z19629);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 25 september 2019 inzake WOB-verzoek uitreiking Canon van Nederland (32820, nr. 318);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 17 september 2019 inzake werkprogramma 2019-2020 Raad voor Cultuur (35300-VIII, nr. 5);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 21 augustus 2019 inzake regeling op het specifiek cultuurbeleid (32820, nr. 317);
de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 1 juli 2019 inzake slavernijverleden (35000-VII, nr. 101).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
Tellegen
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
De Kler
Voorzitter: Tellegen
Griffier: Bosnjakovic
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Asscher, Belhaj, Bisschop, Martin Bosma, El Yassini, Ellemeet, Geluk-Poortvliet, Kwint en Tellegen,
en mevrouw Van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Aanvang 11.00 uur.
De voorzitter:
Een hele goedemorgen. Welkom bij het wetgevingsoverleg Cultuur. Een heel
hartelijk welkom aan de minister en haar ambtenaren en een heel
hartelijk welkom aan alle mensen op de publieke tribune, hier maar ook
beneden, waar een extra zaal is ingericht zodat iedereen het debat kan
volgen. Een hartelijk welkom aan al mijn collega-cultuurwoordvoerders.
Het belooft een mooie dag te worden. Ik geef als eerste het woord aan de
heer Bosma van de PVV. U heeft gezien hoeveel spreektijd u heeft. Dat is
nog even netjes uitgedeeld door de griffier. De heer Bosma heeft vandaag
tien minuten in totaal. Dat wil ik u nog even meegeven.
De heer Martin Bosma (PVV):
Dus twee termijnen?
De voorzitter:
Ja.
De heer Martin Bosma (PVV):
Tien minuten: hoe krijg ik het vol, voorzitter? Maar ik wil die extra
zaal ook niet teleurstellen. Het schijnt vandaag ook gevolgd te worden
door mevrouw Kardashian in Los Angeles, dus ik hoop dat de
satellietverbinding inmiddels op orde is.
Voorzitter. Goed nieuws en slecht nieuws. Het goede nieuws is dat Zwarte
Piet steeds populairder wordt in Nederland. Ons immaterieel cultureel
erfgoed blijft geliefd. Volgens één onderzoek is al 71% van de
Nederlanders voorstander van Zwarte Piet. Dat is een groei. Een ander
onderzoek komt zelfs uit op 95%. Er zijn meer dan 1.000 intochten met de
echte Zwarte Piet. Het aantal boekingen van mensen die je met
sinterklaas kan huren als Zwarte Piet, groeit. Twee derde van de
Nederlanders vindt de reetveegpiet niet acceptabel bij de intochten. En
de helft van de Nederlandse bevolking zegt: als die walgelijke pieten er
zijn, ga ik niet naar de intochten. Allemaal goed nieuws: ons
immaterieel erfgoed wordt ruim gedeeld in Nederland.
Voorzitter. Maar er is ook slecht nieuws. Dan komen we op het centrale
probleem van Nederland, namelijk dat de instituties van ons mooie
vaderland allemaal zonder uitzondering in handen zijn van links, van
links-liberaal Nederland. De media, het onderwijs, de universiteiten, de
hoge ambtenarij, het Openbaar Ministerie, de kunstwereld. Zie de
museumwereld. Zie nu ook weer het Stedelijk Museum. Ze zijn allemaal
ongekozen en het is allemaal zo links als de hel.
Links betekent mei 1968. Links, waarbij bijvoorbeeld het kolonialisme
een belangrijke rol speelt. Dat vinden ze heel slecht. Er is heel veel
opgebouwd door het kolonialisme, bijvoorbeeld in Afrika: de
universiteiten, de staatinfrastructuur et cetera. Na het kolonialisme is
heel veel daarvan net zo snel weer ingestort. Toch hebben onze
links-liberale vrienden een enorme schaamte over dat kolonialisme, white
guilt, een blank schuldgevoel, en zijn ze overgegaan tot een enorme
derdewereldverheerlijking. Dat betekent weer dat alles wat een kleurtje
heeft, ook alle beroepsgekwetsten, door deze mensen vereerd wordt, en
dat er steeds onmiddellijk voor wordt gebogen, hoe irrationeel de eisen
en observaties ook zijn. Denk aan de observatie dat Zwarte Piet iets te
maken zou kunnen hebben met racisme. Wie bijvoorbeeld kijkt naar de
prachtige documentaire Makkers, staakt uw wild geraas, ziet dat door
heel Europa Zwarte-Pietachtige figuren bestaan. Ze hebben vaak te maken
met de winter, met de vruchtbaarheid. Er is sprake van een intocht —dat
zie je ook door heel Europa — vaak van een vorst of een bisschop. De
sinterklaastraditie en de Zwarte-Piettraditie passen daarin.
Grappig dat de achterbannen van al die Zwarte-Piethaters toch vooral
blank zijn. We zagen dit weekend weer de foto's van het Koekamp in Den
Haag: zo blank als een braai van de Afrikaner Weerstandsbeweging. Ook de
beelden van het kraakpand waar vorige week wellicht iets gebeurd is met
Kick Out Zwarte Piet laten zien: allemaal hartstikke blank.
Voorzitter. Waar gaat het ze nou eigenlijk om? Gaat het ze om Zwarte
Piet? Nee, het gaat om een veel bredere cultuuroorlog die gevoerd wordt.
Het gaat ze niet om Zwarte Piet. Zwarte Piet is slechts een slag in een
veel grotere oorlog. Ze hebben het erover dat ze Nederland willen
dekoloniseren. Ze pleiten voor een openlijke raciale strijd. Ze hebben
het over blanke machtsstructuren. Ze pleiten voor de neergang van het
oude Europa. Heel veel linkse mensen lopen daar maar achteraan. Ze
hebben niet door dat ze nuttige idioten zijn in een hele grote oorlog
die ze niet kunnen of willen overzien.
Waar moeten ze op uitkomen? Waarschijnlijk op herstelbetalingen voor de
slavernij, of op iets wat ze in Zuid-Afrika hebben, namelijk 118
antiblankeraswetten. Dat is wellicht het eindstation van deze strijd. Je
ziet ook overal dat het slechts een onderdeel is, dat Zwarte Piet
slechts een onderdeel is. Gisteren weer, in Leeuwarden, stonden die
gasten met een bord: stop blackface, free Palestine. Ze pakken ook
Israël nog maar even mee, ze zijn er toch mee begonnen.
De ellende begon in 2007. Toen werd te Amsterdam het christelijke kruis
verwijderd van de mijter van Sinterklaas, want dat was kwetsend voor
moslims. De heer Asscher was daar toen net wethouder Jeugd geworden. De
kreet was "de intocht moet voor alle kinderen zijn". Ik ga dit weekend
weer kijken, maar zie daar alleen maar autochtone kindertjes. Dat
argument begrijp ik dus niet. Maar uitgerekend in Amsterdam — de
schutspersoon van Amsterdam is Sint-Nicolaas — moet het christelijke
karakter van de Sint verdonkeremaand worden. Multicul.
Het begon pas goed toen de heer Asscher minister was van Sociale Zaken.
Toen heeft hij stiekem en achterbaks allerlei Zwarte Pietoverleggen
belegd, ver weg van alle parlementaire controles. Ik kwam er per toeval
achter toen ik Kamervragen had gesteld. Allerlei groeperingen in de
samenleving werden ertoe aangezet om Zwarte Piet vaarwel te
zeggen.
Nu is de haat tegen Zwarte Piet een project van alle elites van
Nederland, van alle instituties. De media, zie Jeroen Pauw, laten alleen
maar tegenstanders van Zwarte Piet aan het woord, of zeggen dat Zwarte
Piet iets is voor hooligans en tuig en zo. We zien de ongekozen
burgemeesters zeggen: jij krijgt geen subsidie als bij jou Zwarte Piet
verschijnt. Je ziet op heel veel plekken dat sinterklaascomités het mes
op de keel wordt gezet. We zien dat Zwarte Piet flink gefinancierd wordt
door Soros, door de Stichting Democratie en Media en ook door een enkele
gemeente.
Ondertussen zorgt deze steun ervoor dat er heel veel rottigheid ontstaat
rondom de intochten. Dat willen heel veel mensen, want het argument is —
dat zagen we vorige week bij de interruptiemicrofoon bij het
vragenuurtje — dat als er rottigheid is bij intochten, dat een argument
is om te zeggen: zie je wel, Zwarte Piet moet kapot. Heel veel mensen
hopen op rottigheid, en dat zorgt ervoor dat onze bestuurselite Kick Out
Zwarte Piet niet gewoon op een industrieterrein laat demonstreren, maar
midden bij de intochten.
De voorzitter:
Mevrouw Belhaj heeft een vraag.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik dacht: misschien krijgt het betoog van de heer Bosma nog een andere
wending. Je ziet dat de afgelopen jaren elke keer dezelfde soort
speeches gegeven worden. Ik heb een vraag, maar eerst even een
opmerking. Als ik goed luister, hoor ik een gigantisch gevoel van
slachtofferschap. Het is allemaal de schuld van de linkse elite en de
intellectuelen, terwijl er in de Tweede Kamer al een tijdje een rechtse
meerderheid is. Dat betekent dat rechts de afgelopen jaren ontzettend
veel winst heeft geboekt in deze samenleving. Dus vraag ik me de hele
tijd af: waar slaat dat slachtofferschap eigenlijk op, want er is
helemaal geen meerderheid of machtsdenken waar u de hele tijd aan
refereert? Waar haalt u dat vandaan? En twee: bent u zich bewust van het
feit dat door elke keer dit soort speeches te geven, u er eigenlijk aan
bijdraagt dat veel mensen de behoefte krijgen met elkaar in conflict te
gaan? Veel mensen in Nederland zijn uiterst genuanceerd in de Zwarte
Pietdiscussie. Het is goed dat Zwarte Piet gaat verdwijnen, hij heeft
veel mensen gekwetst. Het is uiteindelijke een kinderfeest. Kinderen
willen gewoon een leuk feest. En volwassen mannen zoals uzelf …
De voorzitter:
Uw vraag, mevrouw Belhaj?
Mevrouw Belhaj (D66):
Kunt u niet gewoon voor die kinderen proberen om niet van die extreme,
bizarre en ouderwetse herhalingsspeeches te geven waar ook nog niets van
klopt?
De voorzitter:
Mag ik naar aanleiding van deze interruptie de aanmoediging doen om uw
interrupties enigszins kort te houden? Anders wordt dit een hele lange
dag.
De heer Martin Bosma (PVV):
Dit is toch een beetje rare manier van discussiëren. Als de
vertegenwoordiger van D66 zegt dat er niets van klopt, dan moet ze
gewoon feiten noemen. Dan moet ze zeggen "dit feit klopt niet en dat
feit klopt niet." Ze moet niet in een bijzin zeggen dat er niets van
klopt zonder dat te onderbouwen. Als je zo'n boude stelling inneemt,
moet je ook met feiten komen. Maar dat kan mevrouw Belhaj niet, omdat ik
100% gelijk heb en 100% van mijn feiten klopt. Ik kan er ook niets aan
doen voorzitter, ik zou ook wel eens ongelijk willen hebben, maar dat
lukt me maar niet.
De machtsstructuren. Dat heb ik net toegelicht. Ja, de elites van
Nederland zijn in links-liberale handen gekomen en één voor één acteren
zij op basis van hun reflexen, en die zijn links-liberaal. Ik heb de
achtergrond geschetst van het kolonialisme. Dat ik ergens toe bijdraag
en dat ik olie op het vuur gooi zoals mevrouw Belhaj ongeveer zegt?
Juist de heer Paternotte, net als mevrouw Behaj van D66, die begon te
jeremiëren over iets wat gebeurd was bij een kraakpand, gooit olie op
het vuur met allerlei zaken die nog helemaal niet bewezen zijn. Laten we
ons bij de feiten houden en wachten tot er een onderzoek is, zodat we
weten wat daar gebeurd is. Het is D66 die olie op het vuur gooit.
Mevrouw Belhaj (D66):
Nou, het niveau stijgt niet echt. Ik heb een van die feiten genoemd. De
heer Bosma hangt alles op aan het feit dat hij als rabiaat rechts
politicus met al zijn ideeën totaal het slachtoffer is van de zogenaamde
dominante linkse elite. Als je dat verhaal al vijftien jaar ophoudt, doe
je je werk niet goed, weet je niet hoe het zit of vind je het gewoon
heel prettig om jezelf in een soort slachtofferrol te verwikkelen, zodat
je vervolgens kunt zeggen: die andere mensen, die opkomen voor zichzelf
en voor het feit dat het genoeg is geweest met Zwarte Piet, zijn de
mensen die slecht zijn. Dat is wat de heer Bosma doet. Ik kan prima een
heel lijstje voor hem maken, maar als u het me vergeeft, voorzitter, heb
ik niet heel erg de behoefte om de heer Bosma op zijn leeftijd nog te
wijzen op alle dingen waarvan hij weet dat hij speelt met de waarheid en
hij dus alleen maar uit is op meer conflict in onze Nederlandse
samenleving. Ik vind dat een heel slechte zaak.
De heer Martin Bosma (PVV):
D66 is een partij die is opgericht na de vaststelling dat er een kloof
bestaat tussen burgers en het bestuur. Lees "Appèl 66" er nog eens op
na. Een partij die zich Democraten 66 noemt, zou zich zorgen moeten
maken over het feit dat 71% van de Nederlandse bevolking zegt: wij
steunen het culturele immateriële erfgoed Zwarte Piet. Uit een ander
onderzoek blijkt dat zelfs 95% dat doet. Maar de bestuurselite van
Nederland zorgt ervoor dat die traditie toch kapot wordt gemaakt. Dat is
toch heel erg? Een partij als D66 zou toch mijn positie moeten innemen?
Het zou toch een partij als D66 waardig zijn om te zeggen: wacht even,
bijna drie kwart van de Nederlanders zegt dat Zwarte Piet zwart is en
moet niets hebben van al die nep-Pieten, dus ik steun die mensen? Maar
D66 doet dat niet en kiest partij voor de linkse elites.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Nee, we gaan de interrupties in tweeën doen. De heer Asscher.
De heer Asscher (PvdA):
Ik wilde de heer Bosma juist een compliment geven, want hij had exact
dezelfde speech als vorig jaar. Ik geloof helemaal niet dat er ook maar
iemand ongerust of opgewonden van wordt. De voorspelbaarheid is
buitengewoon geruststellend: alles is mis, we leven in een linkse hel,
de elite heeft alles verpest en maakt het volk kapot. Intussen gaat het
leven gewoon door en hebben we gelukkig andere problemen om ons mee
bezig te houden. Ik weet dat de heer Bosma in dezelfde stad woont als
ik, die ik inderdaad heb mogen besturen, wat ik geweldig vond om te
mogen doen. Heeft hij gister de intocht gezien van Sint-Nicolaas in
Amsterdam? Is het hem ook opgevallen dat, zoals in mijn waarneming, heel
veel kinderen daar ontzettend van hebben genoten? Is dat eigenlijk ook
niet het doel van zo'n intocht?
De heer Martin Bosma (PVV):
Ja, dat is het doel van de intocht, ja.
De heer Asscher (PvdA):
Mijn vraag is: heeft u ook gezien dat veel kinderen daar plezier aan
hebben beleefd?
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik heb geen beelden gezien van de intocht in Amsterdam, maar bij
intochten in zijn algemeenheid hebben kinderen veel plezier. Dat lijkt
me goed. Het zou mooi zijn als politici als Asscher geen stiekeme
capriolen uithalen tegen onze tradities en dat ze zich gewoon eens
neerleggen bij wat drie kwart van de Nederlandse bevolking vindt. Als
politici als Asscher gewoon hun tengels afhouden van onze mooie
tradities, komt het allemaal goed. Omdat Asscher dit soort stiekeme en
achterbakse dingen doet en omdat in Amsterdam de heer Asscher het
christelijke kruis heeft verwijderd van de mijter van Sinterklaas, moet
ik dit soort dingen doen. En ja, er zijn overeenkomsten met een tekst
van vorig jaar. De kans bestaat dat ik volgend jaar hetzelfde verhaal
moet afsteken.
De heer Asscher (PvdA):
Ik ben niet stiekem. Ik heb u juist gecomplimenteerd met uw traditie om
deze speech hier te houden. Daar kunnen we prima tegen. Het is
immaterieel erfgoed. U begint zelf ook een beetje trekken van
immaterieel erfgoed te vertonen. Ik vroeg naar Amsterdam omdat daar
inderdaad met roetveegpieten gewerkt wordt, al een aantal jaren, en alle
kinderen het daar heel erg naar hun zin hebben. We komen elkaar weleens
tegen in de stad, op de fiets. Zo'n dorp is Amsterdam. Het is dan dus
vreemd om een politicus uit dezelfde stad zo te horen en hem niet te
horen vaststellen dat het feest daar verschrikkelijk leuk is. Daar wordt
helemaal niemand kapotgemaakt. Sterker nog, het lijkt wel beter dan
ooit. Ik heb dus eigenlijk geen vraag maar doe vooral de suggestie om
tussen het stampvoeten door de volgende keer gewoon naar de intocht in
Amsterdam te gaan. Dat is hartstikke gezellig.
De heer Martin Bosma (PVV):
Als ik het stiekem noem, heb ik het niet over hetgeen Asscher net gezegd
heeft. Dan heb ik het over zijn capriolen als minister van Sociale
Zaken, toen hij stiekem en achterbaks onze mooie traditie ging
aanvallen. Hij beschouwt het blijkbaar als een sociale zaak om onze
mooie Zwarte Piet kapot te maken. Daar wist de Tweede Kamer helemaal
niets van. Ik moest er bij toeval achter komen, omdat een van de
organisaties die daar zaten helemaal niet mee wilde gaan met Asscher,
maar vond dat Zwarte Piet gewoon zwart moest blijven en met mij in
contact trad. Toen heb ik er Kamervragen over gesteld en bleek met wat
voor stiekeme capriolen de heer Asscher bezig was. Dus als ik het over
stiekem heb, heb ik het maar over één ding, namelijk over het dossier
Zwarte Piet in zijn tijd als minister. Fijn dat hij mij als erfgoed
beschouwt. Misschien ben ik nu in staat om links en rechts wat subsidie
te krijgen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Martin Bosma (PVV):
Voorzitter. Die bestuurselite hoopt op rottigheid bij de intochten.
Daarom zei bijvoorbeeld PvdA-burgemeester Waanders in Dokkum vorig jaar
… Of is het al weer twee jaar geleden? Nee, vorig jaar. De burgemeester
zei: nodig dan zelf Kick Out Zwarte Piet uit in de hoop dat er
rottigheid komt en in de hoop dat men dan kan zeggen "zie je wel, er is
rottigheid, Zwarte Piet moet kapot". Als een kind zo blij zijn ze als er
rottigheid is. Zie de bijdrage van D66 vorige week aan het vragenuurtje.
Het is onbewezen wat er in dat kraakpand is gebeurd, maar D66 roept: het
was verschrikkelijk. En dus moet Zwarte Piet kapot.
We zien het gevolg van het linkse gedram in onze straten:
cultuurverlies. Sinterklaas is bijna helemaal verdreven uit het
straatbeeld. Wie had dat gedacht? In de stad waar de heer Asscher en ik
elkaar tegenkomen, had je vroeger de Bijenkorf. Daar hingen de Pietjes
en de Sinterklazen. Dat is allemaal weg. We zien dat Zwarte Piet en
Sinterklaas en ook alleen Sinterklaas helemaal weg zijn uit de etalages,
uit de speelgoedgidsen. Het is helemaal verdwenen, het is helemaal kapot
gemaakt. Hoe komt dat? Door al die verschrikkelijke mensen.
Wat hebben we wel gekregen, bijvoorbeeld in ons mooie Amsterdam? Het
middeleeuwse kattengejank van de islam uit de moskee. Zwarte Piet is
kapot, maar vanuit de moskee wordt opgeroepen tot het gebed. Dat noemen
we ook wel "omvolking". Dat is nou omvolking.
En dit alles past in de grote verlangens van de instituties van
Nederland, namelijk dat we gereduceerd worden tot een volk zonder
wortels, een volk dat zichzelf niet bijzonder acht, een volk zonder
cultuur. Een volk dus dat zich kan laten omvolken. En het is nog
ernstiger. Ik hoop dat D66 meeluistert. Wat er aan de hand is, is dat de
elites van Nederland het sociale contract met het Nederlandse volk
verbroken hebben. Het Nederlandse volk wil gewoon Zwarte Piet, maar de
instituties vechten daartegen. En dus moeten mensen, zoals bijvoorbeeld
in Deventer, hun eigen intocht gaan organiseren, buiten de staat om. Net
zoals mensen hun eigen burgerwachten moeten gaan organiseren omdat de
staat onze veiligheid niet meer wil of kan garanderen.
Voorzitter, ik heb een aantal vragen aan de minister. Het Stedelijk
Museum heeft zich nu solidair verklaard met Kick Out Zwarte Piet. Is dat
een taak van een museum? Welke tradities moet het Stedelijk Museum nog
meer veranderen? De minister zegt misschien: daar ga ik niet over. Nou
ja, zij heeft ook aangekondigd met Johan Derksen te gaan praten als hij
een grap maakt die volgens haar niet deugt en ze houdt zich bezig met
speelgoed en speelgoedwinkels. Ze houdt dus van micromanagen. Mijn vraag
gaat over het Stedelijk Museum. Is het de taak van een museum om
tradities te willen veranderen? En vooral: welke tradities gaan er nog
meer veranderd worden? Gaat Ayaan Hirsi Ali bijvoorbeeld meehelpen om
een islamitische traditie te veranderen? Wat vindt de minister ervan dat
gemeenten die traditie aanpakken, die ongekozen burgemeesters? Wordt het
niet eens tijd om die gemeenten een strafkorting te geven omdat ze
blijkbaar onze culturele traditie aanvallen?
En dan nog even de rol van meneer Soros. Hij financiert een aantal van
die anti-Zwarte Pietclubs. D66 is nogal tegen buitenlandse inmenging op
heel veel terreinen. Wat weet de minister van de inmenging van meneer
Soros op dit gebied en de financiering van de heer Soros van allerlei
duistere anti-Zwarte Pietclubs? Dat waren mijn vragen, voorzitter. Ik
hoop op een antwoord.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer El Yassini van de VVD.
De heer El Yassini (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Van dit hele rijtje ben ik volgens mij degene
die het minst lang de portefeuille Cultuur heeft. Ik ben net twee
maanden woordvoerder Cultuur. Het is heel amusant om te zien waar je dan
tijdens zo'n debat in terechtkomt.
De voorzitter:
Welkom namens de commissie.
De heer El Yassini (VVD):
Ja, dank. Ik kijk er met veel plezier naar uit de komende tijd.
Wij hebben het over onze Nederlandse cultuur. Onze Nederlandse cultuur
bepaalt onze Nederlandse identiteit. Onze cultuur vertelt niet alleen
het verhaal van onze geschiedenis, wie wij waren en waar we vandaan
komen, het laat ons ook zien wie we nu zijn. Het toont ons een glimp van
onze toekomst. Onze cultuur is onze Nederlandse ziel en reflecteert onze
tradities, gewoonten en gebruiken. Het bepaalt voor een groot gedeelte
hoe we met elkaar omgaan. Het is de basis van onze Nederlandse waarden.
Het zit in onze vaderlandse geschiedenis, onze Nederlandse en Friese
taal, onze vlag, onze gebouwen, onze symbolen en ja zelfs in onze
Nederlandse keuken. Van stamppot, hutspot en boerenkool met worst, tot
onze roti, babi pangang en Turkse pizza. Het verbindt, verbroedert,
inspireert en prikkelt. Ook is het een uiting van ons Nederlander zijn
in de vorm van muziek, beeldende kunst, theater en dans. Het meest
belangrijke is echter dat de verdere ontwikkeling van onze cultuur
voortkomt uit onze samenleving en niet wordt opgelegd door een overheid.
De denkfout die wij hier in de Tweede Kamer vaak maken, is dat cultuur
en kunst worden bepaald door 150 mannen en vrouwen in de plenaire zaal.
Als overheid en volksvertegenwoordiging horen wij ons vooral bezig te
houden met cultuurbeleid, het bouwen en onderhouden van onze culturele
infrastructuur. Met twee doelen: om hetgeen wat we hebben te koesteren,
te beschermen en te behouden voor ons, onze kinderen en onze
kleinkinderen — denk bijvoorbeeld aan musea en volkscultuur — én om het
mogelijk te maken dat de samenleving de ruimte krijgt om onze cultuur
verder te ontwikkelen en te beleven. De middelen die we beschikbaar
stellen zijn onderdanig aan deze doelen.
Dat brengt mij bij de regionale spreiding. Bepaalde vormen van kunst- en
cultuuruitingen, zoals onze monumenten, kunnen niet zonder ondersteuning
van de overheid. Ze hebben het nodig om het hoofd boven water te houden,
terwijl we dit aanbod wel waardevol vinden voor onze culturele erfenis.
Ook heeft de overheid de taak ervoor te zorgen dat kunst en cultuur
toegankelijk blijven in de brede zin van het woord, voor mensen met een
dikke en mensen met een dunne portemonnee, voor iedereen verspreid over
Nederland en voor alle genres, van cultuur met een hoofdletter C tot
volkscultuur. Onze cultuur is van de gehele samenleving en die strekt
verder dan de grachten van Amsterdam. Daarom wil de VVD dat de
cultuurgelden meer verspreid worden over de regio's in Nederland. Wij
willen daarom van de minister weten hoe de gewijzigde
ontwerpsubsidieregeling Culturele basisinfrastructuur uitvoering geeft
aan de VVD/CDA-motie-Aartsen/Geluk-Poortvliet waarin onder meer
opgenomen is dat vanwege het draagvlak en de toegankelijkheid er meer
geografische spreiding van cultuurgelden over het hele land nodig is.
Naar aanleiding van de reacties van stedelijke regio's, de Raad voor
Cultuur en het debat met de Tweede Kamer van 27 juni jongstleden heeft
de minister het belang onderschreven van regionale spreiding en
toegezegd hierover verder in gesprek te gaan met de Raad voor
Cultuur.
De voorzitter:
De heer Kwint heeft een vraag.
De heer Kwint (SP):
Tot het moment dat ik hier net binnenliep, hebben we de afgelopen dagen
469 noodkreten mogen ontvangen van bijvoorbeeld de podiumkunsten,
waarbij specifiek gezegd wordt dat juist die regionale
talentontwikkelende functie die een hele hoop van die instellingen en
podia hebben, door dit kabinet onder druk dreigt komen te staan. Als ik
vandaag ga voorstellen om dat terug te draaien, juist omdat we allebei
die regionale spreiding en die talentontwikkeling van jonge makers zo
belangrijk vinden, valt er dan met de VVD over te praten?
De heer El Yassini (VVD):
Voordat we besluiten nemen, moeten we wel weten wat de consequenties van
bepaald beleid zijn. Toevallig ook omdat ik onlangs als jonge, nieuwe
cultuurwoordvoerder met een aantal collega's heb gesproken, weet ik dat
er zeker ook over de podiumkunsten vragen zullen worden gesteld. Ik neem
ook aan dat u hierbij ook doelt op de verschuiving van 8,6 miljoen euro
van het fonds richting de BIS voor ontwikkelingsinstellingen. Het is in
dat kader belangrijk om inzicht te krijgen in wat de consequentie
daarvan is. Er wordt nu ook al gesproken over het aantal gezelschappen
dat zou gaan van 113 naar 50 of 60. Het is belangrijk dat de minister er
onderzoek naar doet om te zien wat de effecten zijn en ervoor zorg
draagt dat we goede dingen doen en bezig zijn met nieuwe ontwikkelingen
maar dat we het kind niet met het badwater weggooien. Dus ik ben ook
heel benieuwd naar de antwoorden op de vragen die waarschijnlijk ook
door andere collega's zullen worden gesteld over de podiumkunsten en hoe
de minister in dat opzicht in de gaten gaat houden wat de consequenties
van het uiteindelijke beleid zijn.
De heer Kwint (SP):
Dat biedt ruimte. Bent u niet samen met de SP van mening dat het minder
sterk worden van die regionale spreiding en van die
talentontwikkelfunctie nooit een uitkomst mag zijn van nieuw
kabinetsbeleid en dat totdat we daartoe besluiten, we in ieder geval
zouden moeten kunnen zien dat het niet slechter wordt dan het nu is? Dat
laatste is namelijk wat een hoop instellingen vrezen en wat ikzelf ook
vrees. Zullen we er dus niet eerst voor moeten zorgen dat we precies
weten dat wát we gaan doen, geen schade toe gaat brengen aan de
sector?
De heer El Yassini (VVD):
Ik denk dat het heel belangrijk is om na te denken over de consequenties
van beleid, maar ik weet ook dat het belangrijk is om na te denken over
ontwikkeling, juist ook waar het gaat om die ontwikkelingsinstellingen.
Dat is ook wat de inzet van de minister is, namelijk om te kijken hoe
waar het gaat om de verdere ontwikkeling van cultuur, die vanuit de
samenleving moet komen — dat is ook precies mijn bijdrage — we als
infrastructuur mee kunnen bouwen aan die regionale spreiding,
bijvoorbeeld door veel meer oog te hebben voor initiatieven vanuit
sectoren, zoals urban dance en hiphop. En dat het een breed scala wordt
en dat we niet alles willen behouden van het oude, maar dat we bezig
zijn met de ontwikkeling van de infrastructuur, zodat cultuur ook kan
groeien. Maar nogmaals, dan zou ik moeten kijken wat de consequentie van
dit beleid dan wordt. Volgens mij gaan er sowieso vragen over gesteld
worden door collega's. Ik ben ook heel benieuwd naar de beantwoording
door de minister.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer El Yassini (VVD):
Dan moet ik even kijken waar ik was. Ja, Thorbecke! Nee, hoor. Ik was
bij de Raad voor Cultuur. In de herziening van de
ontwerpsubsidieregeling is onder het criterium "geografische spreiding"
opgenomen dat regionale bínding een belangrijke rol zal spelen bij de
beoordeling van subsidieaanvragen. Het is belangrijk om dat woord goed
te onderstrepen, want hierdoor zou het criterium "regionale spreiding"
een zwaarder gewicht toekomen dan voorheen. De minister geeft aan dat
deze invulling eveneens ter uitvoering van de
motie-Aartsen/Geluk-Poortvliet is. Het feit dat regionale binding een
belangrijke rol zal spelen bij de beoordeling van de subsidieaanvragen,
zal volgens de VVD niet leiden tot een evenwichtigere spreiding van de
rijksmiddelen over het hele land. We willen van de minister weten hoe ze
de motie-Aartsen/Geluk-Poortvliet gaat uitvoeren zoals die is bedoeld.
Hoe gaat ze zorgen voor regionale geografische spreiding bij het
toekennen van de basisinfrastructuur 2021-2024?
De heer Martin Bosma (PVV):
De collega van de VVD houdt een mooi liberaal verhaal: laat het aan de
mensen over. Dat is hartstikke goed. Maar wat ik zie, is dat kunstenaars
tegenwoordig gemangeld worden en in een keurslijf worden gedwongen van
politieke correctheid. Zo heeft de minister bijvoorbeeld voorgesteld dat
je alleen nog maar subsidie krijgt als je drie verklaringen ondertekent.
In Amsterdam is er zelfs een nulmeting en worden rassen geregistreerd.
Je moet dan aangeven hoeveel niet-blanken je in dienst gaat nemen. In de
Code Culturele Diversiteit die kunstenaars moeten ondertekenen — wat
echt een voorwaarde is, want als je niet ondertekent, krijg je geen geld
— wordt bijvoorbeeld gesproken over etniciteit. Ras speelt dus ineens
weer een rol bij de toekenning van subsidies. Wat heeft dat te maken met
het mooie, liberale vrijheidsverhaal van de VVD, terwijl de praktijk is
dat kunstenaars gemangeld worden en politiek correct moeten zijn?
De heer El Yassini (VVD):
Daar kan ik wel redelijk kort over zijn. Eigenlijk helemaal niks. Ik ben
zelf van Marokkaanse origine, zoals de heer Bosma weet. De heer Bosma
weet ook dat ik beoordeeld wil worden op wie ik ben, waar ik voor sta,
mijn kennis en mijn inzicht. Het enige wat ik vraag van mijn omgeving,
van dit land, is dat ik een gelijke kans krijg om te laten zien wat ik
kan. Diversiteit moet een gevolg zijn van gelijke kansen. Het mag nooit
een ideaal zijn om alleen op basis van etniciteit mensen op bepaalde
plekken te zetten. Je maakt ook iets kapot door alleen te kijken naar
voldoende Marokkaanse Nederlanders of mensen met een zwarte huidskleur.
De bedoeling is juist dat je kijkt of iedereen in Nederland de kansen
krijgt die men verdient. Behandelen we iedereen gelijkwaardig? Ik heb
daar zeker wel commentaar op, juist als het gaat om diversiteitsbeleid
en we mensen op plekjes moeten zetten vanwege hun etniciteit. Ik heb
daar ook problemen, omdat ik dat voor mezelf ook nooit zou willen. Als
de VVD op een dag lekker makkelijk van me af wil, dan is het heel
simpel, want ik hoef maar één belletje te krijgen van de top. Als zij
zeggen "Zohair, we hebben je alleen maar op die plek gezet vanwege je
afkomst", dan zal ik de volgende dag een brief aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer schrijven om mijn ontslag in te dienen. Ik wil niet gekozen
en behandeld worden puur en alleen om waar ik vandaan kom, maar om wat
ik in huis heb.
De heer Martin Bosma (PVV):
Natuurlijk, maar het gaat niet om de collega zelf, het gaat om al die
culturele instellingen. Die moeten dat allemaal ondertekenen: de Code
Culturele Diversiteit, de Fair Practice Code. In Amsterdam wordt nu
gewoon een nulmeting gepleegd en moeten ze aangeven wat de etniciteit is
van de mensen die er werken, wat in wezen neerkomt op het terugbrengen
van het aantal blanken in hun organisatie. De VVD kan dan wel zeggen
"het zou allemaal geen rol moeten spelen en voor mij dit en voor mij
dat" — dat is hartstikke mooi — maar men werkt dus mee aan een beleid
dat uitgaat van raciale voorkeuren, van etniciteit, die weer een rol
speelt in de subsidieverlening op het gebied van de kunst.
De heer El Yassini (VVD):
Dan is het misschien een idee voor de PVV om bij de volgende
gemeenteraadsverkiezingen …
De heer Martin Bosma (PVV):
Het is landelijk beleid!
De heer El Yassini (VVD):
Nee, nee, dit is Amsterdam. U geeft het al een aantal keren aan. Dit is
ook een beetje wat ik constant hoor in dit debat: het gaat elke keer
weer over Amsterdam. En Amsterdam vraagt dat.
Voorzitter. Voor mij is het heel simpel. Op het moment dat de
gemeenteraad daarover beslissingen neemt, moet die raad kijken hoe ze
dat gaan invullen. Ik durf te wedden dat de VVD altijd zal blijven
strijden, dat de VVD er altijd voor zal zorgen dat mensen gelijke kansen
krijgen, en niet op basis van alleen hun etniciteit ergens wel of niet
voor worden aangenomen. Daar blijf ik ook voor strijden. En als u met
een voorstel komt, dan lees ik dat graag. Ik heb nog geen voorstel
gehoord in de bijdrage van de heer Bosma om dit dan af te schaffen, om
ermee te stoppen. Dus als de VVD zou meewerken aan dit beleid, dan werkt
de PVV ook mee aan dit beleid. Want ik heb nog geen vragen gehoord
richting de minister over dit onderwerp. Dus ik ben benieuwd of de heer
Bosma dan nog met een voorstel zal komen.
De voorzitter:
De heer El Yassini vervolgt zijn betoog.
De heer El Yassini (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik moet mijn vinger bij de tekst houden, want ik
raak elke keer kwijt waar ik ben gebleven. Ja, ik was bij de
geboortepapieren, de geboortepapieren van Nederland. Mijn vader zei
altijd: ken jezelf. Als je niet weet waar je vandaan komt, weet je ook
niet waar je naartoe gaat. Als we onze geschiedenis niet kennen, dan
verliezen we als land en cultuur datgene waar we voor hebben gevochten,
waar we voor staan en waar we voor willen blijven knokken. Dat zijn onze
Nederlandse waarden. Daarom is het belangrijk om te kijken naar onze
vaderlandse geschiedenis. Om die reden wil de VVD dat niet alleen het
Plakkaat van Verlatinghe maar dat alle geboortepapieren van Nederland,
bestaande uit de Unie van Utrecht, de Apologie van Willem van Oranje,
het Plakkaat van Verlatinghe, de Vrede van Münster en nog een aantal
andere documenten, gezamenlijk een prominente plek krijgen, zodat
iedereen — jong en oud — meer kan leren over onze geschiedenis en het
ontstaan van wat we nu kennen als het Koninkrijk der Nederlanden. Een
logische plek lijkt ons Den Haag, en dan met name de Tweede Kamer. Elk
jaar ontvangt de Tweede Kamer zo'n 2 miljoen bezoekers, van leerlingen
en studenten via ProDemos tot dagjesmensen en toeristen. De wens van de
VVD is een prominente plek voor de geboortepapieren in de Tweede Kamer,
met een historische duiding en op een plek waar het publiek erbij kan.
En dat mogen replica's zijn, want originelen zomaar ergens
tentoonstellen, kan schade toebrengen aan de kwaliteit van de documenten
zelf. De VVD wil de minister verzoeken, ook met het oog op het uitstel
van de verbouwing van de Tweede Kamer, te onderzoeken welke
mogelijkheden er zijn om die geboortepapieren permanent tentoon te
stellen in de Tweede Kamer, ook in het kader van de renovatie van het
Tweede Kamergebouw.
Zoals ik al zei: als je niet weet waar je vandaan komt, weet je ook niet
waar je naartoe gaat. Niet heel lang geleden, in de Tweede Wereldoorlog,
is er een aanslag geweest op onze cultuur, onze identiteit en ons volk.
De gruwelen uit die tijd tegenover onze joodse medeburgers, Sinti en
Roma worden tot de dag van vandaag onderwezen. Dat vindt de VVD
ongelooflijk belangrijk. We houden de herinnering aan die afschuwelijke
tijd, opdat we koesteren wat we nu hebben en kunnen waarborgen dat dit
nooit meer gebeurt. Vandaar mijn volgende oproep aan de minister. Op de
NOS-site is er met het oog op 75 jaar bevrijding een optie om van het
hedendaagse nieuws over te schakelen naar het nieuws uit 1944-1945.
Nederlanders kunnen zo het nieuws van dezelfde dag of week precies 75
jaar geleden zien. De VVD zou het heel jammer vinden als dit nieuws en
dit initiatief niet meer toegankelijk zouden zijn voor toekomstige
generaties. Kan de minister van Cultuur in overleg met de minister voor
Media onderzoeken hoe we deze digitale informatie voor de komende
decennia kunnen ontsluiten en ervoor kunnen zorgen dat die informatie
beschikbaar blijft voor iedereen, van leerlingen in het voortgezet
onderwijs tot volwassenen, zodat iedereen kan blijven kijken naar het
nieuws van toen? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Tot slot: de werkelijke kosten op het toegangskaartje.
Cultuur speelt een belangrijke en grote rol in onze samenleving en
maatschappij. Cultuur is van grote waarde. Het moet daarom aantrekkelijk
zijn om hierin te investeren. Het behoud van cultuur en kunst heeft
waarde, maar is niet goedkoop. Waar instellingen direct of indirect
subsidies en/of bekostiging krijgen van het rijk, wil de VVD dat
instellingen het ontvangen subsidiebedrag vermelden op het
toegangskaartje. Op deze manier zien we allemaal hoe kostbaar cultuur
is. De VVD roept de minister daarom ook op om vanaf 2021 de subsidie
en/of het bekostigde bedrag vanuit het rijk op het kaartje te laten
weergeven.
Tot slot, voorzitter. Het beleid met betrekking tot cultuur mag
ondersteunen, maar het mag uiteindelijk niet onze Nederlandse cultuur
bepalen. Cultuur is te belangrijk om in handen van de overheid te
leggen, want die Nederlandse cultuur, die bepalen we als Nederlanders
met z'n allen zelf.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik stak mijn vinger al op bij de geboortepapieren, maar ik zie mevrouw
Geluk-Poortvliet hetzelfde doen, dus ik laat die aan haar. Ik was blij
dat ik mijn vinger had opgestoken toen ik het bijzondere idee hoorde
over het op het kaartje zetten van de subsidie. Ik denk dan: de
culturele sector heeft al zo veel absurde bureaucratische,
technocratische voorstellen meegemaakt, alleen omdat het een sector is
die subsidiegeld, of, zoals ik het noem, een investering krijgt. Alleen
die sector wordt altijd zo met een vergrootglas benaderd. Er zijn zo
veel dingen waar we belastinggeld aan uitgeven: aan onze scholen en aan
al die wegen, waar mensen straks niet meer 130 maar 100 km/u rijden. Dat
is gewoon een onderdeel van het geld dat we uitgeven. Dan hoor ik dit en
dan denk ik: wat is dat nou voor iets kleinzieligs? Waarom moeten de
culturele instellingen aangeven hoeveel subsidie ze krijgen?
De voorzitter:
Dat is uw vraag?
Mevrouw Belhaj (D66):
Wees dan consequent. Waarom wil de VVD dat niet voor alle dingen in de
samenleving die betaald worden door de belastingbetaler? Waarom alleen
weer deze sector op deze manier dwingen om op een of andere manier te
erkennen dat ze geld krijgen van de samenleving? Waarom?
De heer El Yassini (VVD):
Waarom? Heel simpel, omdat we draagvlak willen behouden, ook voor de
culturele sector. Ik hoor het betoog van mevrouw Belhaj, waarin ze het
heeft over bureaucratie. Het is heel simpel: het is gewoon één bedrag op
het toegangskaartje, net zoals je de naam van een optredend artiest ook
wijzigt. Wij vragen om duidelijk te maken dat cultuur heel belangrijk
is, maar niet goedkoop is. De belastingbetaler, de overheid, is bereid
om daarin te investeren, maar het prijsje dat je betaalt voor het
toegangskaartje dekt niet de volledige kosten zijn. Die zijn veel meer
dan dat, maar we vinden het belangrijk om dat te doen.
Op het moment dat wij bezig zijn met draagvlak te creëren in de
samenleving, laten we dus ook heel duidelijk zien wat het kost en dat we
bereid zijn om te investeren, zodat mensen ook waarderen dat die
culturele instellingen daadwerkelijk met dit soort initiatieven komen.
Dat lijkt me niet meer dan logisch.
Mevrouw Belhaj (D66):
Dat lijkt alsof er een soort causaal verband tussen is als je aan de
samenleving vertelt wat iets gekost heeft en dat mensen dan zeggen: o,
dan is er bij mij meer veel meer draagvlak. De mensen die ergens naartoe
gaan, zijn zich vaak al bewust van het feit dat het gesubsidieerd wordt.
Enig formeel-wetenschappelijk onderzoek, of wat voor onderzoek dan ook,
ontbreekt hierin.
Voorzitter. Ik denk dat het leidt tot meer bureaucratie, want er moeten
allerlei handelingen verricht worden, wat extra geld kost. Ik vind het
dus jammer, maar goed, ik ga wel afwachten wat het antwoord van de
minister gaat zijn.
De voorzitter:
Er zijn een hoop vragen. Eerst mevrouw Geluk, dan de heer Asscher en dan
de heer Kwint. Mevrouw Geluk.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Ik dank de heer El Yassini voor zijn pleidooi voor de geboortepapieren
van Nederland, want de afgelopen twee jaar heb ik het er zelf al vier
keer over gehad. De CDA-fractie heeft er ook op andere moment over
gesproken. Ik zou zeggen: dank u wel, frappez toujours.
De voorzitter:
Dat was een aanmoediging, meneer El Yassini.
De heer El Yassini (VVD):
Dat klopt. We werken ook graag samen met het CDA, want het CDA heeft,
ook bij de Algemene Politieke Beschouwingen, samen met de VVD geopperd
dat de geboortepapieren een prominente plek moeten krijgen. Ik werk heel
graag samen met mevrouw Geluk-Poortvliet om dit voor elkaar te boksen,
want wij vinden dit allebei heel erg belangrijk. Bedankt daarvoor.
De heer Asscher (PvdA):
Ik ben best bereid mee te gaan in het voorstel van de VVD rond die extra
informatie, maar dan moeten we het helemaal doen. Ik zou voorstellen dat
we dan ook laten zien: deze violiste verdient minder dan het
minimumloon; u kijkt naar een foto die gemaakt is door iemand zonder
arbeidsongeschiktheidsverzekering; u bent nu getuige van een schilderij
dat gemaakt is door iemand die eigenlijk een krantenwijk moest hebben om
rond te komen. Met andere woorden, in uw voorstel zit de perceptie "wat
betalen we toch ongelofelijk veel geld voor die kunst", maar de
werkelijkheid is een andere. Er wordt kunst en cultuur op wereldniveau
gemaakt, waar we trots op mogen zijn. We betalen mensen niet naar hun
werk. We behandelen ze niet fatsoenlijk. We laten eigenlijk het
neoliberale denken los op een sector die dat niet kan hebben. Mensen
blijven uit idealisme prachtige dingen maken. Dus: ja, ik wil meegaan
met uw voorstel, maar mag ik u dan vragen om samen te gaan zorgen dat
Nederlandse makers fatsoenlijk behandeld worden, bestaanszekerheid
krijgen en verzekerd zijn?
De heer El Yassini (VVD):
Ik hoor de klacht van de heer Asscher over de culturele sector, die
uiteindelijk de Fair Practice Code die we met z'n allen wel willen,
eigenlijk te weinig inzet. Ik snap heel goed dat je, op het moment dat
je een opdracht krijgt, te weinig betaald krijgt of niet rond kunt
komen. Of dat je zegt: moet ik nou alweer ongelofelijk hard werken en
overuren draaien, maar niet betaald krijgen voor hetgeen ik doe? Ik denk
dat het ook een oproep is van de heer Asscher aan de culturele sector,
en dan met name de werkgevers: kijk nou eens naar die fair practice code
waar de minister mee komt. Ik denk dat we met z'n allen in de coalitie
samenwerken om ervoor te zorgen dat mensen die zich inzetten in de
culturele sector, daadwerkelijk ook in dat opzicht gewaard worden. Dat
vind ik hartstikke goed en ik ben heel benieuwd wat de minister over de
fair practice code gaat zeggen. Die staat ook in het coalitieakkoord.
Daarbij geef ik wel even een winstwaarschuwing: laten we ons als
politiek niet voor het karretje laten spannen. Het moet niet zo zijn
dat, op het moment dat we bezig zijn met die Fair Practice Code, de
werkgevers hun handen ervan aftrekken en zeggen: maar dat betekent dat
we meer geld moeten krijgen vanuit Den Haag. En dat ze dan niet hun
verantwoordelijkheid nemen, maar hier op het Malieveld gewoon het handje
op gaan houden. Dat is niet de bedoeling. De bedoeling is echt om ervoor
te zorgen dat je voor hetgeen je vraagt en wilt ook daadwerkelijk een
fair practice krijgt. Want let wel: er gaat iets meer dan een miljard
aan geld vanuit het Rijk naar de culturele sector. Daar mogen we best
wat voor terugvragen, als belastingbetaler maar ook als mensen die in de
culturele sector werken.
De voorzitter:
Ik zou mijn collega's toch nog een keer willen vragen om iets korter en
bondiger te zijn. De heer Asscher.
De heer Asscher (PvdA):
Mijn vragen waren ...
De voorzitter:
Uw vragen waren kort. Het antwoord van de heer El Yassini was ietwat aan
de lange kant.
De heer Asscher (PvdA):
Ik dacht dat de VVD nu juist de boodschap afgaf dat je als werkgever
vooral wel op het Malieveld moet gaan staan om indruk te maken op dit
kabinet. Trek Maxime Verhagen een oranje hesje aan en men wordt wakker.
Misschien zou de culturele sector dat juist wel moeten doen. Mijn vraag
aan u is: als uit het onderzoek van de minister blijkt, wat volgens mij
door integere mensen is uitgezocht, dat er meer geld nodig is om mensen
fatsoenlijk te betalen voor wat we ze nu vragen te doen, kan ik dan op
de VVD rekenen om samen een voorstel te doen — of u doet een voorstel,
dat maakt me niet uit — om het geld te leveren? Zodat we niet eigenlijk
zitten te kijken naar uitbuiting en vervolgens nog gaan lopen zeiken dat
er subsidie heen moet.
De heer El Yassini (VVD):
Het is voor mij natuurlijk wel lastig om over dit onderwerp te
discussiëren met de vorige minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, die dit ook in zijn portefeuille had. Die heeft
natuurlijk een veel langere geschiedenis en grotere kennis van de inhoud
van dit dossier. Ik kan u wel vertellen dat dit probleem al langer
speelt. Ik denk dat dit kabinet met die fair practice de eerste stap
heeft gezet. Laten we kijken hoe dat zich ontwikkelt en dan vervolgens
kijken hoe we daarmee verder kunnen gaan. Maar de eerste stappen zijn
pas door dit kabinet gezet, niet onder de heer Asscher als voormalig
minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik zeg: laat de coalitie
en dit kabinet gewoon eerst even hun werk doen en laten we daarna gewoon
kijken wat we verder wel of niet doen.
De heer Kwint (SP):
Ik zou zeggen: ga dan aan het werk. Ik tel mijn zegeningen: de VVD
bepleit nu eerlijke beloning voor cultuurmakers, terwijl ze jarenlang
zaken als minimumtarieven voor zzp'ers hebben tegengehouden. Dus we
komen wel ergens. Ik wilde nog even terug naar het prijskaartje en een
beetje met meneer El Yassini meedenken. De bezoekers hier hebben zo'n
mooie gele sticker. Zou u het niet een goed idee vinden als wij dat ook
deden, zo van: dit Kamerlid kost de belastingbetaler gemiddeld 2,5 ton
per jaar? Dat zijn de bedragen waarover je het hebt. Bij geldautomaten
zetten we dan: deze bank heeft ons 30 miljard gekost toen die bijna
failliet ging. Is er met de heer El Yassini te praten over het
uitbreiden van zijn etiketteringsvoorstel, zodat de hele maatschappij
kan zien wat er met ons belastinggeld gebeurt? Ik vind dat wel een
interessante gedachte.
De heer El Yassini (VVD):
Ik vind het een uitstekend idee. Een comedian heeft ooit een keer gezegd
dat politici sponsorstickers overal op hun pak zouden moeten hebben.
Daar zou ik helemaal voor zijn, onder voorwaarde dat ook de heer Kwint
in pak naar de Tweede Kamer komt. Volgens mij zijn we dan echt een heel
eind met z'n allen.
De heer Kwint (SP):
Als ik een pak moet gaan kopen, dan is er nog €500 belastinggeld
weg.
De heer El Yassini (VVD):
Dat gaat ten koste van de campagnekas van de SP.
De heer Kwint (SP):
Dat lijkt me dan weer niet zo'n goed idee. De onderliggende vraag is
natuurlijk: waarom denkt de VVD nu dat alleen in de culturele sector het
bestickeren van hoeveel geld iets gekost heeft het draagvlak
uiteindelijk vergroot? Ik zie dat op een hele hoop plekken niet. Ik zie
dat in ziekenhuizen niet. Ik ben er heel erg blij om dat we mensen geen
sticker op hun rolstoel geven als ze uit de operatiekamer komen. Wat
maakt dit punt voor de VVD zo belangrijk dat u dit, tijdens het ene
debat over cultuur dat wij in een jaar hebben, naar voren schuift als
groot voorstel? Ik snap het gewoon niet zo goed.
De heer El Yassini (VVD):
Ik doe dit natuurlijk ook als woordvoerder cultuur. Investeren in
cultuur is voor ons belangrijk. Dat doen we ook. Ik denk er verder na
hoe we heel duidelijk maken aan mensen dat het niet zomaar gratis is,
dat niemand het betaalt, maar dat het echt ergens vandaan komt en dat we
bereid zijn om dat te doen. Ik denk dat het bij bijvoorbeeld zorgkosten
ook heel belangrijk is dat mensen weten hoeveel we uitgeven. Ik heb vaak
gesprekken met mensen op straat en in zaaltjes en dan hebben we het ook
over de kosten die we hebben als samenleving. Dan schrikken mensen
weleens als ik zeg dat we ongeveer 96 miljard euro aan zorg uitgeven.
Dat verhaal moet wel verteld worden. Dat geldt ook voor de culturele
sector. Het is voor ons belangrijk om te weten dat we daadwerkelijk
ergens voor betalen, dat we bereid zijn om te investeren. Het is heel
belangrijk, maar niet goedkoop. Dat mag best ook wel vermeld worden op
een kaartje.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik wil even terug naar het punt van de heer Asscher. Die zei terecht dat
er nu wel heel makkelijk door de heer El Yassini wordt gezegd dat het
prima is dat makers beter beloond moeten worden, maar dat de sector dat
maar moet oplossen. In juni van dit jaar is er een onderzoek door het
CBS gedaan naar wat de toegevoegde waarde is van de culturele sector. Ik
was al overtuigd van die waarde. Er is intrinsieke waarde. Die hoeven we
niet in geld uit te drukken. Maar als we dat dan toch doen, zien we dat
de culturele sector 3,7% bijdraagt aan het bruto binnenlands product. Ik
denk dat er geen een andere sector in Nederland is die voor zo weinig en
voor zo'n kleine investering van het Rijk zo'n grote bijdrage levert aan
onze economie. Ik zou de heer El Yassini toch willen vragen zich nog
eens achter de oren te krabben en te bedenken dat alle mensen die hier
zitten en alle mensen in Nederland zo'n waardevolle bijdrage leveren aan
onze economie en dat er dus best te praten valt over die paar tientallen
miljoenen die we extra nodig hebben, zodat we al deze makers ook echt
eerlijk kunnen betalen.
De heer El Yassini (VVD):
Hier is een soort veronderstelling dat alle cultuur die we in Nederland
hebben gesubsidieerd wordt. Dat is niet waar.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dat zeg ik ook niet.
De heer El Yassini (VVD):
Maar daar komt het wel op neer. Dat is wel wat ik hoor. Ik hoor mevrouw
Ellemeet zeggen spreken over de fair practice en het extra beschikbaar
stellen van geld vanuit het Rijk. Een overgroot deel van de culturele en
creatieve sector verdient zijn geld gewoon door het consumentengedrag
van onze Nederlanders, maar ook dat van internationale toeristen die
deze kant op komen en van cultuur genieten. Niet alles wordt bekostigd
en gesubsidieerd door de overheid. Het zou heel raar zijn. Hoe werkt dat
dan? Doen we dat dan alleen voor instellingen die bekostigd en
gesubsidieerd worden door het Rijk? Ik wil juist dat werkgevers, ook
degenen die niet gesubsidieerd en bekostigd worden, gewoon hun
verantwoordelijkheid nemen en bezig zijn met de fair practice om ervoor
te zorgen dat een kunstenaar of een muzikant of wie dan ook een product
heeft of een dienst levert daar fair voor betaald wordt. De VVD heeft er
altijd voor gestaan dat je ervoor zorgt dat je daadwerkelijk beloond
wordt voor wat je doet. Ik zeg altijd: zorg ervoor dat je de werknemer
betaalt voor z'n zweet opdroogt. Dat geldt ook voor de culturele sector.
Maar het is natuurlijk echt bizar om te denken dat het hier alleen gaat
over de culturele sector die bekostigd wordt. Het is veel groter dan
dat. Daarom ben ik ook benieuwd wat de voorzitter voor antwoorden gaat
geven op de vragen met betrekking tot fair practice.
De voorzitter:
U bedoelt de minister. Mevrouw Ellemeet.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik geloof dat de heer El Yassini het toch nog niet helemaal tot zich
door laat dringen. De culturele sector draagt 25,5 miljard euro bij aan
Nederland, als je het puur in geld wilt uitdrukken. Dat is een enorm
bedrag. Dat is een enorme toegevoegde waarde voor Nederland. Niemand
zegt hier dat alles gesubsidieerd moet worden. Helemaal niemand. Wat wij
wel zeggen en wat we al die makers horen zeggen, is dat zij er nu
inderdaad vaak een baantje bij moeten nemen, dat zij vuilnis op moeten
halen, kranten moeten bezorgen of in de supermarkt moeten staan om hun
waardevolle werk te kunnen doen. Het zou zo mooi zijn als wij hier
breed, van links tot rechts, zouden erkennen wat de waarde van cultuur
is en dan ook eerlijk zouden zijn. We hebben fair practices, maar dat
vereist ook faire politiek van ons. We moeten bereid zijn om eerlijk te
betalen voor al die makers die zo waardevol werk doen voor ons
allemaal.
De heer El Yassini (VVD):
Sorry, voorzitter. Mijn excuses. Ik doe dit twee maanden en ben pas net
begonnen, dus misschien dat ik het niet goed begrijp. Ik hoor mevrouw
Ellemeet hier zeggen: het voegt 25 miljard toe aan de economie en als we
kijken wat wij nou eigenlijk subsidiëren, dan is dat maar 1 miljard. Dat
is 1/25 deel. De rest komt uit de markt, uit het consumeren van al die
culturele instellingen. Het kan aan mij liggen, misschien zie ik het
verkeerd, maar dat betekent dus dat die fair practices veel verder gaan
dan alleen wat wij vanuit de overheid als basisinfrastructuur
neerleggen. Ik heb ook in mijn bijdrage gezegd: cultuur is niet iets van
de overheid. Wij doen aan cultuurbeleid, maar de cultuur komt uit de
samenleving en die culturele instellingen hebben ook een
maatschappelijke verantwoordelijkheid en dát zijn de stappen die genomen
moeten worden. Als ik het mis heb, dan moeten we maar eens samen een
kopje koffie gaan drinken, maar ik zie niet hoe 25 miljard enerzijds en
de 1 miljard die wij uitgeven anderzijds in elkaar verweven
worden.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Ellemeet, aan u het woord.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Grote bezorgdheid, met die woorden zou ik de
eindeloze reeks mails willen samenvatten die ik de afgelopen dagen kreeg
in mijn mailbox. Grote bezorgdheid over de gevolgen van het wegvallen
van budget bij het Fonds Podiumkunsten. Wat mij opviel in de mails, is
dat er zo veel voorbeelden werden gegeven van nieuwe talenten die buiten
de bekende culturele paden bijdragen aan een rijk cultuurlandschap, maar
ook gezelschappen en makers die door kunnen groeien met een heel eigen
verhaal of een heel eigen geluid. Kortom, een palet aan kunsten, zoals
ook deze minister ze graag ziet en ook waardeert, en waarvoor zij nog
meer erkenning wil. "Verbreding en vernieuwing" zijn sleutelwoorden van
deze minister van de kunsten. Die verbreding en vernieuwing is er
eigenlijk al, of ze is er wéér, liever gezegd, zelfs nog meer dan ik al
dacht.
Voorzitter. De minister weet ook dat de podiumkunsten een grote klap
hebben moeten opvangen onder Zijlstra. Zij staan nu weer op de benen en
weten geweldige producties neer te zetten. We kunnen deze podiumkunsten
niet opnieuw in de steek laten. Daarom heb ik de volgende vragen aan de
minister. Begrijpt de minister de zorgen van al die makers en
gezelschappen uit de podiumkunsten? Hoe wil zij die zorgen wegnemen? Is
zij het met GroenLinks eens dat de 8,6 miljoen die bij het Fonds
Podiumkunsten wordt weggehaald, alsnog aangevuld zal moeten worden? Is
de minister er voldoende van overtuigd dat het subsidiekader voor de
ontwikkelinstellingen leidt tot meer verbreding en vernieuwing? Graag
een reactie. We mogen de podiumkunsten niet opnieuw in de problemen
brengen.
Voorzitter. Dan een ander onderwerp. Waar zouden wij zijn zonder mensen
als Saartje Oldenburg? Saartje werkte als hoofd educatie bij het
voormalig Theater aan het Spui, maar moest haar werk en haar leven
omgooien nadat zij de ziekte MS kreeg. Afgelopen september vertelde ze
in de Volkskrant hoe ze zich nu als medewerker bij Het Nationale Theater
inzet voor het verbreden van de toegankelijkheid van cultuur voor mensen
met een beperking. Ze zegt: "Er zijn 2 miljoen Nederlanders met een
beperking. Inclusiviteit en diversiteit gaan ook over hoe je daarmee
omgaat als theater. Het is niet genoeg om te roepen dat iedereen welkom
is." Daarmee slaat ze de spijker op z'n kop.
Ik heb met haar en haar collega's doorgepraat over de manier waarop hun
theater werk maakt van de ambitie die nu ook mooi is opgetekend in de
Code Diversiteit & Inclusie. Voor mensen met een hoge
prikkelgevoeligheid, bijvoorbeeld mensen die een hersenbloeding hebben
gehad, kan een stilteruimte het verschil maken tussen wel een
voorstelling bezoeken of niet. De drukke foyers zijn vaak te veel naast
de voorstelling, maar als deze mensen in de pauze in een rustige ruimte
kunnen verblijven, komen ze wel. Maar denk ook aan andere praktische
zaken zoals een snoertje bij de pinautomaat, zodat mensen met een
rolstoel ook met een pinpas kunnen betalen voor een ticket. Is het niet
gek, vroegen deze mensen zich af, dat een festival zoals De Parade wel
een beroep kan doen op betaalde tolkuren voor mensen met een beperking,
terwijl culturele instellingen dat níét kunnen?
Voorzitter. Ik wil Saartje Oldenburg vanaf deze plek een groot
compliment geven voor de resultaten die zij hier in Den Haag neerzet en
haar toegevoegde waarde op deze ambitie, juist omdat zij zelf weet hoe
het is om met een beperking naar het theater te gaan. Maar ik wil ook
haar boodschap overbrengen aan de minister. Het echt toegankelijk maken
van kunst en cultuur is een grote opgave waar instellingen steun voor
nodig hebben van het Rijk en van gemeenten, naast de particuliere
fondsen die nu soms ook bijspringen. De code is geen opdracht aan de
instellingen om het zelf maar te regelen. Het moet een gezamenlijke
verantwoordelijkheid zijn van gemeenten, Rijk en sector om de kunsten
voor iedereen en van iedereen te laten zijn. Graag hoor ik van de
minister of zij deze ambitie deelt en of zij ook voor zichzelf een rol
ziet in het openen van alle deuren voor mensen met een beperking.
Voorzitter. Van de podiumkunsten naar de beeldende kunsten en dan naar
een onderwerp dat niet bepaald in de spotlights staat: de collecties van
musea en dan in het bijzonder de kleinere en middelgrote musea. De Raad
voor Cultuur schreef er al over. Er zijn grote zorgen over de staat van
collecties, over het beheer en het onderhoud. Musea worden afgerekend op
bezoekersaantallen en niet op de kwaliteit van hun collecties. Met de
krappe begrotingen van veel musea betekent dat vaak dat een conservator
toch ook maar wordt ingezet op de marketing. Niet voor niets zien we dan
ook dat de werkdruk bij conservatoren met een schrikbarende 34% ver
boven de rest van de sector uitstijgt. Mijn fractie maakt zich grote
zorgen om de conservatoren en om de collecties. Daar komt nog eens bij
dat we van driekwart, namelijk van de collecties die niet tot de
rijkscollecties behoren, niet eens precies genoeg weten hoe het daarmee
gesteld is. Dit wordt namelijk niet bijgehouden. Is de minister het met
GroenLinks eens dat het wenselijk is om dit wel te weten, zodat we
gericht oplossingen kunnen zoeken? Graag een reactie.
Voorzitter. Ten slotte heb ik nog een paar andere vragen aan de
minister. De Nederlandse filmwereld staat onder druk. Is de minister
bereid tot een heffingensysteem en kan zij zich inspannen voor de
toevoeging van Nederlandse producties aan het quotum Europese producties
in de nieuwe Europese Richtlijn audiovisuele mediadiensten?
Is de minister bereid om met haar collega van Sociale Zaken de
cultuursector te benoemen tot pilot voor een collectieve
pensioenvoorziening voor zzp'ers?
Hoe staat het met het onderzoek naar de fair practice? Kan de minister
aangeven hoe het daarmee loopt?
Ik maak me ook zorgen voor het komende jaar over de
presentatie-instellingen, een kwetsbare groep binnen de beeldende
kunsten. Daar zit werkelijk nul vet aan de botten. Hoe moeten zij de
Fair Practice Code gaan naleven? Kan de minister hen
tegemoetkomen?
Mijn allerlaatste punt gaat over de relatie en de afstemming tussen
Rijk, regio's en gemeenten. Ik heb nog geen beeld van de stip op de
horizon van de minister en de route die zij wil afleggen om daar te
komen. Wat is er nu nodig voor die goede afstemming tussen het Rijk, de
regio's en de gemeenten? Kan de minister al meer duidelijkheid geven
over het reflectiemoment dat de regio's krijgen in relatie tot de
BIS?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Het woord is aan mevrouw Geluk-Poortvliet van het CDA.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Voorzitter. Deze maand viert componist Daan Manneke zijn 80ste
verjaardag. Als organist en koordirigent is hij met pensioen, maar
componeren doet hij nog steeds. Daan Manneke is een boerenzoon uit
Kruiningen — in Zeeland ligt dat — voorbestemd om het landbouwbedrijf
van zijn vader over te nemen, maar zijn hart lag bij de muziek. Daan
Manneke vertelt hoe hij als jongen van 12 naar het naburige Yerseke
fietste, omdat daar in de kerk een orgelconcert was aangekondigd. Maar
omdat zijn vader dat nooit goedvond, moest hij een beetje laveren tussen
hele en halve leugens om daar toch naartoe te gaan. Een kaartje had hij
niet en door de dikke muren van de kerk hoorde hij toch nog wat. Dus wat
hij niet hoorde deed er niet toe, maar wel wat hij wel hoorde, aldus
Daan.
Voorzitter. Vandaag maak ik het breder. Cultuur doet ertoe. Het vuur van
een componist als Daan Manneke, dat kan de overheid niet maken. Maar de
overheid kan wel een klimaat scheppen waarin kunst en cultuur
bloeien.
Voorzitter. Culturele topprestaties kunnen niet zonder brede basis,
zoals topsport niet floreert zonder breedtesport. De minister zegt
terecht dat amateurkunst een van de belangrijkste dragers van cultuur in
Nederland is, maar het verenigingsleven staat onder druk. Verenigingen
zijn grotendeels afhankelijk van lokale ondersteuning. Op veel plekken
is daar in de afgelopen jaren fors op bezuinigd. Bij gebrek aan
bestuursleden houden verenigingen op te bestaan. De overkoepelende
bonden KNMO en Koornetwerk Nederland draaien bijna volledig op
vrijwilligers. In het Sportakkoord erkennen de partners dat sterke
sportbonden een belangrijke schakel zijn om te komen tot vitale open
clubs. De CDA-fractie pleit daarom voor versterking van het culturele
verenigingsleven door versterking van de ondersteuning. Is de minister
bereid al die vrijwilligers die zich bezighouden met cultuur op
landelijk niveau te ondersteunen, bijvoorbeeld met een regeling in het
kader van het programma cultuurparticipatie?
Voorzitter. Monumenten zijn kwetsbaar voor brand. Dat hebben we een paar
weken geleden gezien in Hoogmade, waar de Onze-Lieve-Vrouw-Geboortekerk
in vlammen opging. De kerkelijke gemeenschap en de dorpsgemeenschap zijn
zwaar getroffen door deze brand. Het is een vreemd gezicht, het silhouet
van Hoogmade zonder die ranke spits. Voorzorgsmaatregelen tegen brand
staan meestal hoog op de prioriteitenlijst. Het droge hout van een kap,
verouderde elektrische bedrading: goed onderhoud vergt voortdurend
aandacht. Maar wat kan de minister doen om monumenteneigenaren te
ondersteunen en het brandgevaar te beperken?
Voorzitter. Vorig jaar heb ik samen met mijn collega's Bergkamp en
Dik-Faber een motie ingediend waarin wij de minister vroegen te
stimuleren dat mensen met een beperking een kunstdiscipline kunnen
beoefenen. Voor het goede begrip: het gaat om professionele kunstenaars.
Die komen nog te weinig aan bod in musea en galeries. Artistiek gezien
hebben ze geen beperkingen, maar die hebben ze soms wel op het gebied
van ondernemersvaardigheden. Wat doet de minister voor deze
kunstenaars?
Museumstukken moeten te zien zijn. De indemniteitsregeling is een
belangrijk instrument om ervoor te zorgen dat er bijzondere
tentoonstellingen in Nederland kunnen worden georganiseerd. Vorige week
heeft de Kamer een nieuwe indemniteitsregeling ontvangen. Maar het
garantieplafond blijft een probleem. Internationaal programmerende musea
buiten de Randstad, zoals Het Noordbrabants Museum, het Groninger Museum
en het Drents Museum, zullen zeker profijt hebben van de verbeterde
regeling. Het gaat ook niet alleen om de financiën, maar ook om het
vertrouwen van de bruikleengevers. Die ontlenen dat aan die
indemniteitsregeling.
Een andere kwestie die soms internationale bruiklenen doorkruist, is die
van de immuniteit. Het Joods Historisch Museum kreeg De knielende Petrus
van Rembrandt niet te leen, omdat het Israël Museum in Jeruzalem
garanties verlangde die het ministerie van Buitenlandse Zaken niet kon
geven. Kan de minister aangeven welke mogelijkheden en onmogelijkheden
zij heeft om musea in situaties als deze te ondersteunen?
Voorzitter. Dit jaar, 75 jaar na de bevrijding, staat het erfgoed uit de
Tweede Wereldoorlog bijzonder in de belangstelling. Het is goed dat de
minister de Waalsdorpervlakte en het Oranjehotel de status van
rijksmonument wil geven. Ook steunt de CDA-fractie het plan van de
minister om 2,5 miljoen euro extra uit te trekken voor de bescherming
van joods erfgoed. Het luistert nauw om erfgoed uit de Tweede
Wereldoorlog, ook het zogenaamde beladen erfgoed, een passende
bestemming te geven. Terecht vraagt de Rijksdienst voor het Cultureel
Erfgoed steeds aandacht voor respectvolle omgang en betekenisgeving. De
CDA-fractie vindt een goede samenwerking tussen het Rijksvastgoedbedrijf
en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk, juist op dat
gebied.
Voorzitter. Het Nederlands Fotomuseum heeft het beheer en behoud van de
rijkscollectie van Nederlands fotografisch erfgoed als wettelijke taak.
In juni heb ik de minister gevraagd in overleg te treden met het
Nederlands Fotomuseum en de Erfgoedinspectie om te bepalen wat nodig is
om het fotografisch erfgoed adequaat te behouden en te presenteren. Maar
nu schrijft de minister dat het nodig is dat het Fotomuseum de ambities
bijstelt. Wat bedoelt ze daar precies mee?
Voorzitter. Vorig jaar heb ik met zes collega's een motie ingediend om
te borgen dat bladmuziek, geluidsopnamen en archieven van musici en
componisten toegankelijk blijven. Dat is niet alleen van belang voor de
muziekgeschiedenis, maar juist ook voor de ontwikkeling van de
muziekcultuur. Daarom heb ik de minister gevraagd om in overleg met de
betrokken instellingen te onderzoeken op welke wijze het behoud en de
ontsluiting van het muzikaal erfgoed in Nederland kunnen worden
bevorderd. Onlangs is de muzikale nalatenschap van de bekende Franse
organiste Jeanne Demessieux overgedragen aan de gemeente Maastricht. Dat
is een mooi voorbeeld. Maar ook het oeuvre van Daan Manneke moet
natuurlijk voor de toekomst bewaard blijven, zodat het vuur waarvan hij
getuigt, die fakkel, wordt overgedragen.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Ellemeet heeft een vraag.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Mevrouw Geluk heeft terechte aandacht voor het belang van collecties en
noemt de collectie van het Fotomuseum. We weten dat die collectie onder
druk stond. Terecht heeft het Fotomuseum dan ook aandacht daarvoor
gevraagd en volgens mij brede politieke steun gekregen. Is mevrouw Geluk
het dan ook eens met GroenLinks dat we van alle collecties, ook van die
van de kleinere musea, die juist vaak in de regio zijn, moeten weten wat
de staat is, zodat we kunnen zorgen dat we die collecties behouden voor
de toekomst?
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Ik heb speciaal gevraagd naar het Fotomuseum omdat dat aan de bel
getrokken heeft. Dat is heel duidelijk. Eerder heb ik er ook vragen over
gesteld. Maar of dat moet gelden voor alle collecties, zal ook afhangen
van de manier waarop ze bewaard worden.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Het Fotomuseum trok aan de bel omdat we weten wat de staat van die
collectie is. Mijn vraag is nu precies of mevrouw Geluk het met mij eens
is dat wij van alle collecties van alle musea, ook van die van de
kleinere en de middelgrote musea, zouden moeten weten wat de staat is,
zodat we erop kunnen ingrijpen als dat nodig is, zoals we dat doen bij
het Fotomuseum.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Ik denk dat het voor een groot gedeelte de verantwoordelijkheid van de
musea zelf is om hun zaken op orde te hebben.
De voorzitter:
Mevrouw Ellemeet, heel kort.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Kort en informatief. We weten wat de staat van de collectie van het
Fotomuseum is omdat de inspectie daar onderzoek naar doet. Het verschil
is dat we dat nu wel weten bij rijkserfgoed en de collecties daarvan,
maar niet van de overige collecties van de overige musea. Mijn pleidooi
is dus: laten we nu van alle collecties in Nederland, van alle musea, in
kaart brengen wat daar de staat van is.
De voorzitter:
De heer Kwint, aan u is het woord.
De heer Kwint (SP):
Dank, voorzitter. Geïnspireerd door mevrouw Geluk-Poortvliet, die het
had over culturele inspiratiebronnen die een gezegende leeftijd
bereiken, kan ik zeggen dat Vinnie Stigma van de legendarische
hardcoreband Agnostic Front uit de jaren tachtig volgende maand 64 wordt
en komende zaterdag nog steeds optreedt bij Dynamo Eindhoven. Mocht het
nog niet uitverkocht zijn, dan hoop ik jullie daar dus allemaal te zien.
Toen ik nog jonger was dan dit, inspireerde hij mij met mooie liedjes
over de "True sounds of revolution". Die draag ik nog steeds een zeer
warm hart toe.
Vandaar is het een klein stapje naar de rest van de podiumkunsten. Ik
heb net mijn mails zitten bekijken. Volgens mij zijn we precies 476
noodkreten verder: 476 berichten van gezelschappen, podia, makers,
dansers, muzikanten en acteurs, allemaal mensen die zich zorgen maken
over deze kabinetsplannen. En gelijk hebben ze. Niet voor niks hebben
wij als SP al een paar maanden geleden voorgesteld om juist niet te
bezuinigen op de podiumkunsten en om niet miljoenen weg te halen bij het
fonds dat deze makers ondersteunt. Vorige week nog stemde de Kamer
helaas tegen ons voorstel om een deel van de Teslasubsidies te schrappen
en met een fractie van dat geld deze bezuiniging te voorkomen. Ik moet
constateren dat onze zorgen tot nu toe bewaarheid lijken te worden.
Waarom gaat het kabinet door op deze ingeslagen heilloze weg als niemand
in de sector daar uiteindelijk op zit te wachten? Wiens probleem is de
minister hier dan aan het oplossen?
Over twee periodes geleden wil ik het voor de culturele sector maar
helemaal niet meer hebben, maar ook de vorige kabinetsperiode was een
moeilijke voor de kunsten. Het veld kwam nog bij van Halbe Zijlstra en
consorten, maar ondanks alle mooie woorden kwam er voor de culturele
sector geen euro bij. Keer op keer was er in de Kamer gedonder over 10
miljoen extra voor de fameuze A-lijst van de podiumkunsten, instellingen
die wel goed genoeg bevonden waren, maar helaas, het potje met geld was
op. Keer op keer moest de Tweede Kamer lastminute bijsturen, onder meer
onder druk van de SP en D66. Maar keer op keer kwam die 10 miljoen er
wel degelijk. Het voorstel van collega Pechtold maakte het uiteindelijk
definitief: geen gehannes meer met gezelschappen die goed genoeg waren;
eindelijk konden ze zich richten op een toekomstperspectief dat wat
verder lag dan de volgende begrotingsbehandeling. Dan is het toch wel —
hoe zeg je dat? — een bijzondere ironie van de geschiedenis dat juist
door een D66-Cultuurminister deze stabiliteit weer als een tapijt onder
de gezelschappen weggetrokken dreigt te worden. Het fonds geeft aan in
de toekomst nog maar 50 tot 55 gezelschappen te kunnen ondersteunen. Dat
is een halvering. Juist dat middensegment, dat zo ontzettend belangrijk
is, dreigt de dupe te worden. Dat is juist de plek waar jong talent
naartoe doorstroomt, de plek die je nodig hebt om uiteindelijk ook de
sprong naar de top te kunnen maken. Dat segment dreigt in grote
problemen te komen. Nogmaals, welk probleem is het kabinet hier aan het
oplossen?
De minister heeft deze periode 80 miljoen meer uit te geven dan haar
voorgangers. Dat verdient complimenten, maar waarom wordt na zo'n
hectische periode voor de culturele sector gekozen voor een hele
systeemverandering? Waarom moet dit hele stelsel op de schop? Waarom
zegt ze niet gewoon: 80 miljoen delen door twee; de helft gaat naar een
goede invoering van de Fair Practice Code en de andere helft naar het
door de vorige twee kabinetten veroorzaakte achterstallige onderhoud?
Dan kan men even rustig op adem komen na de afgelopen jaren. Was dat
niet veel verstandiger geweest? Want ik zie nu alweer gebeuren dat
bijvoorbeeld een eerlijke betaling voor makers op de tocht komt te staan
omdat instellingen met enig recht gaan zeggen: sorry, wij komen er op
dit moment even niet uit met uw mooie plannen. Deelt de minister die
zorg? Want wat zal het gevolg zijn? Meer eenheidsworst. Herkent en
erkent de minister deze zorg? Of vindt ze het allemaal maar
doemdenkerij? Dat mag ook, maar dan hoor ik dat wel graag
expliciet.
Een van de redenen om de regels aan te passen, was volgens de minister
het verminderen van de bureaucratie rond de aanvraag. Ik wil u meenemen
in twee voorbeelden die ik gekregen heb en die wat mij betreft
illustreren dat daar nog — laat ik het zo zeggen — ruimte voor
verbetering is. Orkater kon tot 2009 één aanvraag indienen. Vervolgens
gingen Rijk, provincie en gemeente zelf wel in overleg over hoe dat dan
precies werd geregeld. Met dank aan Zijlstra werden dat er twee: één
voor theater en één voor muziektheater; eigenlijk drie, als je ook nog
de gemeente meetelt. Nu komt er een advies dat pleit voor meer
samenhang. Wat dat betreft ondersteun ik dat advies zeer, maar wat is
het resultaat? Twee verknipte aanvragen, twee verknipte verhalen, twee
aparte loketten, een ontwikkelinstelling, een meerjarig producerende
instelling, een apart samengevoegd verhaal voor de gemeente. Met een
beetje pech komt daar ook nog een vierde aanvraag bij voor een
cultuurregio of hoe die straks ook precies gaat heten. Dat helpt
niet.
Maas Theater en Dans ontvangt als jeugdtheatergezelschap geld van het
ministerie, van het fonds voor dans, van de gemeente voor de
programmering en van het Fonds voor Cultuurparticipatie voor educatie.
Geen enkele van de verantwoordingen op het gebied van bezoek- en
voorstellingscijfers sluit op elkaar aan; andere deadlines, andere
accountantsverklaringen à €1.500 per stuk, drie exploitatierekeningen,
een aparte jaarrekening. Bijkomende kosten: €28.000 voor de accountant
en €8.000 voor de administrateur. Tel daar nog een keer de
verantwoording bij voor onder andere je vog, de AVG, fair practice,
governance en diversiteit, en je komt ongeveer op €60.000 aan
accountantskosten, een tak van sport die onze subsidie in ieder geval
niet nodig heeft. Wanneer kunnen we hier verbetering zien en wanneer
gaan we ervoor zorgen dat in ieder geval de overheid zelf niet allerlei
ingewikkelde, tegenstrijdige en peperdure eisen qua verklaringen aan de
sector oplegt?
Wanneer kunnen we de voorstellen voor die audiovisuele heffing, waar al
eerder naar werd verwezen, tegemoet gaan zien? In diverse volgorden in
diverse perioden hebben SP, GroenLinks, D66 en PvdA daar allemaal
aandacht voor gevraagd. Juist gezien de noodzaak van een eerlijkere
verdeling van inkomsten in deze sector, die niet gebukt gaat onder
geldgebrek, maar onder een gebrek aan fatsoenlijke verdeling van de
inkomsten, wanneer kunnen wij dat voorstel in de Tweede Kamer
tegemoetzien? Is de minister bereid om daarbij ook een quotum voor
investeringen in Nederlandse producties op te nemen, zoals Kunsten '92
voorstelt? Dan kunnen wij de Nederlandse makers specifiek extra
ondersteunen, zoals veel andere Europese landen al een stuk beter
doen.
Afsluitend: de popmuziek, die net al even langskwam. Hoe lukt het met de
verdere ontwikkeling van het onderzoek naar de stand van zaken in de
door ons zo geliefde popsector? Wanneer kunnen we de staat van onze
popsector terugzien? Welke rol heeft de popsector straks in de culturele
basisinfrastructuur? Ik hoor daar hele zorgelijke geluiden over. Wat is
volgens de minister de rol van een festival als Eurosonic Noorderslag?
Ik hoorde nu het verhaal dat het er, als het in de infrastructuur wordt
opgenomen, mogelijk zelfs op achteruitgaat in subsidie.
Helemaal ter afsluiting mijn favoriete onderwerp, de doorverkoop van
concertkaartjes. Elke keer weer die verrekte doorverkoop van
concertkaartjes. Vorige week sprak ik er nog over met Freek de Jonge,
die zich nogal ergerde aan het feit dat de tickets voor zijn theatertoer
massaal met woekerwinsten verkocht werden via het internet.
Een jaar geleden presenteerde ik een manifest met de facto de hele
Nederlandse popsector en zeiden 150 Kamerleden ja tegen het voorstel van
de SP om de woekerwinsten van dit soort websites aan te pakken. Een jaar
geleden kwam de minister met … — ik bouw even de spanning op — een
voorlichtingscampagne.
We zijn nu een jaar verder. Ik heb geen voorlichtingscampagne gezien,
maar ik kom ook niet zo veel op die sites, dus waar blijft dat ding? Als
zelfs de voorlichtingscampagne al een jaar duurt, belooft dat weinig
goeds voor de rest van de aanpak. Hoeveel kaarten zijn er door de acties
van de minister uiteindelijk minder verkocht? Waar blijft die Europese
richtlijn waar de minister zich liever op richt? Wat moet er volgens
haar gebeuren voordat ze alsnog mijn voorstel gaat uitvoeren?
Ik ben ondertussen zelf een wet aan het schrijven, maar in het kader van
eerlijk delen ben ik graag bereid om alle voorbereidingen aan het
ministerie te doneren als zij vandaag toezegt dit wetsvoorstel alsnog zo
snel mogelijk richting de Kamer te sturen.
De voorzitter:
Dank. Het woord is aan mevrouw Belhaj van D66.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Hier zit een trotse D66'er. Trots op het feit dat na
jarenlange bezuinigingen en stilstand dit kabinet met D66 eindelijk weer
investeert in kunst en cultuur: 80 miljoen jaarlijks en 325 miljoen
eenmalig, je kunt het niet vaak genoeg zeggen. We kiezen bovendien voor
verbreding en vernieuwing van de sector, om talenten een kans te geven
en zo veel mogelijk publiek aan te spreken.
Ook ben ik trots op deze minister, want in alle gesprekken die ik de
afgelopen maanden heb mogen voeren, ben ik tot de conclusie gekomen dat
zij het hele land afreist om alle kunstwerken en voorstellingen van onze
makers te bewonderen. Er zijn volgens mij weinig instellingen die de
minister nog niet over de vloer hebben gehad en als dat wel zo is, zou
ik zeggen: stuur haar vooral een mailtje. Zij staat voor de culturele
sector.
Bovenal ben ik trots op de rijkdommen van onze culturele sector. Cultuur
verrijkt levens. Trots ben ik dan ook dat ik het woord mag voeren over
dit prachtige onderwerp, nadat ik er zelf ook vijftien jaar in heb
gewerkt. Ik wil het vandaag ook wat persoonlijker maken, want ik richt
mijn verhaal vooral aan de samenleving.
Lieve samenleving. Jaarlijks, maandelijks, wekelijks of soms dagelijks
kunt u van kunst en cultuur genieten, en hopelijk doet u dat ook, net
zoals ik. Het zijn de momenten die ik liefheb. Het is dat ene
persoonlijke momentje dat kunst en cultuur datgene is waar het leven op
dat moment even om draait. Wellicht vroeg in de ochtend in een museum
waar je een-op-een staat met een foto, een kunstwerk of een schilderij.
Even op een bankje zitten en misschien iets nieuws ontdekken over het
werk of over jezelf. Of misschien ben je iemand die liever opgaat in een
massa van mensen op een van de geweldige festivals die ons land rijk is,
al dansend de nacht in bij een concert van een muzikant die als een
belofte voor de toekomst klinkt. Of misschien is het een
dansvoorstelling waar één simpele beweging je in alle stilte beroert en
de danser slechts met het lichaam spreekt. Het kan natuurlijk ook zijn
dat je liefhebber bent van theatervoorstellingen, en als een ongeduldig
kind dat wacht op Sinterklaas zit te wachten totdat de schouwburg de
catalogus weer naar je heeft ge-e-maild of die op je deurmat ploft, om
vervolgens te kunnen kijken naar de moderne verhalenvertellers die ons
een spiegel voorhouden, ons beroeren of ons in beweging brengen.
Evengoed voorzitter, zoals mijn collega's ook al aangaven, kwamen die
podiumkunsten juist afgelopen tijd in beweging. Hulde daarvoor. Zij
maken zich zorgen over de verschuiving van middelen van de fondsen naar
de basisinfrastructuur, en D66 deelt die zorgen. Ik zou graag een
reactie van de minister willen hebben op deze zorgen. Kan zij ze
wegnemen of ons geruststellen, of op wat voor manier dan ook adresseren
wat al die instellingen aan ons hebben ge-e-maild? Hoe voorkomen we
samen dat een langgekoesterde wens van velen, verbreding en vernieuwing,
voor sommigen een pijnlijke landing kan worden? Juist de fondsen dienen
als springplank voor aanstormend talent. We moeten zorgen dat talenten
kunnen blijven landen op de grote podia. Hoe gaat de minister dit
waarborgen?
Voorzitter. Een ander geluksmomentje kan zijn door te kijken naar je
tante. Het ligt er een beetje aan hoe dat voor iedereen zit, ik neem u
even mee. Dus door te kijken naar je tante die zingt in een van de vele
koren die Nederland rijk is. Het beroert je, die trots in haar ogen dat
het weer gelukt is, en dat de vele avonden oefenen uiteindelijk hebben
geleid tot een mooie gezamenlijke prestatie. D66 vraagt dan ook aandacht
voor de koren en de muziekensembles. Ik betwijfel of ze voldoende
ondersteuning krijgen en ik vraag dan ook aan de minister hoe we dit
zouden kunnen verbeteren. Vorig jaar heeft mijn collega Vera Bergkamp al
een motie ingediend met collega Ellemeet om het geld voor ondersteuning
van ensembles dat op de plank bleef liggen beschikbaar te maken. Hoe is
het afgelopen met de uitvoering van deze motie en is het gelukt het geld
op de juiste plek te krijgen?
Voorzitter. Wat ook zo'n moment kan zijn, is een boek dat je maar niet
kunt wegleggen. Minuten worden uren terwijl je wordt meegenomen naar een
ander universum en je alles om je heen vergeet. Net zoals in de
bioskoop, want alleen met Netflix op de bank is immers ook niet alles.
De donkere zaal, de grootbeeldervaring, het voelt zo echt dat je bijna
vergeet hoeveel kennis en kunde nodig is om een film zo levensecht te
maken.
Dat brengt mij op de vraag hoe het staat met het onderzoek naar de
versterking van de Nederlandse audiovisuele sector, waarbij ook gekeken
wordt naar de mogelijkheden voor heffingen, quota en
investeringsverplichtingen voor eindexploitanten. Kan de minister een
inkijkje geven in de resultaten, en wanneer verwacht zij dat het
onderzoek is afgerond?
Voorzitter. Sommigen van ons gaan helemaal voor design en genieten van
het esthetische dat bijvoorbeeld het Dutch Design in zich heeft, en dat
we terug kunnen zien in de dagelijkse attributen van ons leven. Denk dan
ook aan de architectuur en onze monumenten; een van de disciplines die
we, als we niet gehaast door ons leven sjezen, elke dag overal om ons
heen kunnen zien. De dagelijks veranderende luchten, het Hollandse licht
dat daarop van invloed is, maakt dat onze omgeving elk dag een nieuw
toneel is.
Terwijl ik dit beschrijf aan jullie mag ik natuurlijk niet vergeten te
benoemen dat er veel onder jullie zijn die taal zo waarderen, en dus
genieten van poëzie en spoken-wordkunst, waarbij zinnen in je hoofd
blijven dwalen, enkel omdat deze zo treffend verwoord zijn. Wanneer we
al deze mooie kunst- en cultuurvormen opslaan, komen we terecht in een
van de vele archieven. Misschien ontdek je mooie dingen en misschien
ontdek je zaken die behoren tot de zwarte bladzijden van onze
geschiedenis. Maar beide zijn van essentieel belang voor je, omdat je
beter weet waar je vandaan komt en wie wij zijn als samenleving.
De voorzitter:
U bent aan het afronden?
Mevrouw Belhaj (D66):
Ja.
De voorzitter:
Dat bedoelde ik niet zo, maar de heer Bosma heeft een vraag.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voordat ik het mooi afrond, heb ik liever eerst nog de vraag van de heer
Bosma.
De voorzitter:
Dat kan ik me voorstellen. De heer Bosma.
De heer Martin Bosma (PVV):
Anders verpest ik het eindeffect, maar ik voelde de pauken en het
trompetgeschal al opkomen. Het ging over taal. D66 had vroeger
bijvoorbeeld Aad Nuis. Het is dus een partij die overduidelijk een warm
hart heeft voor de Nederlandse taal. Jammer genoeg krijgen we dan weer
een speech van de minister in Parijs in het Engels, niet in het
Nederlands. Maar goed. Boris Dittrich, van de partij van mevrouw Belhaj,
heeft in het verleden een pleidooi gehouden dat de inzending voor het
Eurovisie Songfestival in het Nederlands zou moeten zijn. Daar heeft hij
zelfs een heel mooi opinieartikel over geschreven in 1999 in de
Volkskrant. Ik kan het iedereen aanraden. Een mooi, emotioneel pleidooi
voor een inzending voor het Eurovisie Songfestival in het Nederlands. Is
dat nog steeds het voorstel van D66? Kunnen we samen optrekken om dit te
realiseren?
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik word twee keer beroerd. Eén, doordat, zoals mijn collega Kwint zei,
de heer Bosma de Volkskrant leest. Dat beroert me toch. En twee, doordat
er toch een idee is over wat je zou kunnen met kunst. Ik weet niet per
se of D66 anno 2019 nog zou pleiten voor het verplicht stellen van een
Nederlandstalige inzending. Ik denk dat het aan degenen is die nu
verantwoordelijk zijn gesteld om er iets over te zeggen. Om daar nu een
beetje vanuit de Kamer op te sturen: dat gaat u mij niet zien
doen.
De heer Martin Bosma (PVV):
Die Volkskrant die ik heb gelezen, was uit 1999, dus die is bijna
verjaard, zou ik willen zeggen. Hè, wat een teleurstellend antwoord. Het
was toch gewoon het standpunt van D66? Het past ook helemaal in de
traditie van Hans Gruijters en Aad Nuis. Echt een partij van literatoren
— zeg ik het zo goed? Een partij van intellectuelen die opkwamen voor
ons Nederlandse erfgoed, in casu de Nederlandse taal. Een emotioneel
pleidooi. Deze minister bemoeit zich zelfs nog met wat verkoopsters in
speelgoedwinkels moeten zeggen op de vraag of het voor een jongetje of
een meisje is. Dat mag niet. Deze minister treedt op tegen Johan Derksen
als hij een verkeerde grap maakt. Ze is dus ook de minister van
humorzaken. Dan is het toch een klein dingetje voor deze minister, een
D66-minister, om zich uit te spreken — ja, goed idee! — voor een
inzending voor het Eurovisie Songfestival in het Nederlands? Kom nou
toch, mevrouw Belhaj!
Mevrouw Belhaj (D66):
Het doel moet natuurlijk altijd zijn dat je wint, als land. Dat lijkt
mij het allerbelangrijkste. Maar dat moet helemaal goed komen in die
prachtige stad Rotterdam. Ik hoor de heer Bosma mooie pogingen doen om
mij te verleiden om erin mee te gaan. Maar zoals ik net al aangaf, ga ik
dat niet doen. Ik denk wel dat het interessant blijft om te zien dat
sommige partijen zich wat kunnen ontwikkelen en wellicht nieuwe
inzichten krijgen, terwijl sommige partijen daar niet voor kiezen, zoals
de partij van de heer Bosma. Dat mag natuurlijk. Ik wens hem veel succes
met zijn nieuwe passie voor het Eurosongfestival. Er is dus ook iemand
in deze zaal die zich daarvoor inzet. Mooi.
De voorzitter:
En nu is het zover: uw afronding.
Mevrouw Belhaj (D66):
Komen er nog nare dingen?
De heer Martin Bosma (PVV):
Nee, nee, nee, nee.
Mevrouw Belhaj (D66):
Oké. Voorzitter. Ik richt me dus weer tot de samenleving. Lieve
samenleving, ik heb vaak het idee dat we cultuur voor lief nemen, in
plaats van liefhebben. De verankering van kunst en cultuur in onze
samenleving is van essentieel belang. Dan heb ik het niet alleen over de
kunst zelf; de makers verdienen het ook. Ze verdienen een eerlijk loon.
Ik weet dat de minister dit onderstreept, maar daarmee zijn we er nog
niet. Ook werkgevers hebben hier een verantwoordelijkheid in. D66 blijft
zoeken naar manieren om fair practice onder de aandacht te brengen. Ik
heb hierover een motie in voorbereiding.
Voorzitter. In de begroting zien we als vanouds vooral cijfers, maar het
gaat uiteindelijk om de verhalen achter die cijfers, de duizenden levens
en momenten daarachter. Laten we dat niet vergeten. Laten we daar trots
op zijn. Laten we het liefhebben.
Dank u wel.
De heer Kwint (SP):
Mevrouw Belhaj heeft in haar bijdrage terecht aandacht gevraagd voor de
vele mensen die ons benaderd hebben over de — laat ik het zo zeggen —
wat precaire positie van de podiumkunsten en de makers in die sector.
Zij zei dat ze heel benieuwd is naar wat de minister daarvan vindt. Hoe
staat zij hier zelf in? Denkt zij dat de zorgen van de makers in de
podiumkunsten over het huidige kabinetsbeleid terecht zijn?
Mevrouw Belhaj (D66):
Dat is een goede vraag. Ja, dat denk ik. Het gekke is natuurlijk: nadat
er een hele tijd geen geld is geweest, is er nu heel veel geld bij
gekomen. Het leek even alsof dat niet zo is. Tegelijkertijd zijn er
vernieuwingen ingezet door de minister. De minister heeft ook gehoor
gegeven aan de grote wens van de sector zelf: meer plaatsen in de
basisinfrastructuur. Veel instellingen, ook die ons wellicht niet
mailen, zeggen: ik ben blij dat we de mogelijkheid hebben om in de
basisinfrastructuur te komen. Wat alleen mis is gegaan, of waar zorgen
over zijn, is dat niet het hele bedrag is overgeheveld en een gedeelte
van het bedrag is ingezet voor nieuwe dingen. Ik vind het dus volstrekt
terecht dat men daarover op dit moment aan de bel trekt, hoewel het bij
deze begroting niet aan de orde is, maar pas bij de volgende, zodat we
de minister erop kunnen bevragen. Er zal een motie komen van mevrouw
Ellemeet, als ik dat al mag zeggen, die een oproep zal doen om daar een
oplossing voor te bedenken. Ik ben het dus met u eens, maar ik weet nu
ook niet de oplossing.
De heer Kwint (SP):
Ik ben benieuwd naar die motie. Ik hoop dat die breder gedeeld wordt dan
mijn motie uit juli, aangezien die maar door vier partijen gesteund
werd. Het is mooi om te horen dat de zorgen gedeeld worden. Ik hoop dat
we samen iets voor de makers in de podiumkunsten eruit kunnen slepen
vandaag.
De heer El Yassini (VVD):
Ik heb nog even een vraag aan mevrouw Belhaj. Ik hoor haar spreken over
een motie van mevrouw Ellemeet, die naast mij zit, die met oplossingen
moet komen. Dat hoor ik letterlijk uit haar mond komen. Ik heb de motie
zelf gelezen. Er wordt in de motie geen oplossing geopperd. Er wordt
gevraagd om een verkenning, dus om te kijken wat de consequenties
zijn.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Moeten we dit niet in tweede termijn doen?
De heer El Yassini (VVD):
Jazekers, maar ik stel deze vraag omdat politici vaak met heel mooie
woorden komen en op een gegeven moment opwerpen dat ze met oplossingen
komen, maar daarna teleurstellen. Dat is de reden dat ik de politiek in
ben gegaan. Ik denk dat we dit dus wel even recht moeten zetten. Wilt u
een motie die met oplossingen komt, of wilt u een motie waarin wordt
gevraagd om een verkenning?
De voorzitter:
Dit lijkt me eerder iets voor de tweede termijn.
De heer El Yassini (VVD):
Maar ze zegt het wel.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ja, voorzitter, "ze" zegt het wel!
De voorzitter:
"Ze" is mevrouw Belhaj.
Mevrouw Belhaj (D66):
Inderdaad. En ik ben niet zo heel erg van de dingen beloven die ik niet
kan waarmaken. Dat is één. Twee is dat de wijziging die eventueel nodig
is, niet in deze begroting gedaan hoeft te worden. Het betreft pas de
begroting voor de vier jaar daarna. Drie is dat we in juni al hebben
geprobeerd om de minister een beetje te verleiden om te kijken of dat
wel goed gaat lopen. Toen hebben een hoop instellingen gezegd: het gaat
over mij als instelling en mij als maker, en ik voorzie dat ik het
moeilijk ga krijgen als ik een aanvraag moet doen. De kunst is om te
zorgen dat dit goed uitgelegd wordt en dat de minister de kans krijgt om
aan ons als Kamer duidelijk te maken welke knelpunten er zijn en welke
oplossingen zij ziet. Dat is haar taak als minister. Een van de
oplossingen kan zijn om andere keuzes te maken, wijzigingen door te
voeren of meer geld ter beschikking te stellen. Dat zijn de drie opties.
Ik vind het nu nog te vroeg om een van die drie opties neer te leggen en
zal dus een motie steunen die in ieder geval zal oproepen om al die
elementen goed uit te zoeken en aan de Kamer toe te sturen.
De voorzitter:
Meneer El Yassini, u heeft antwoord gekregen maar u was een beetje aan
het praten.
De heer El Yassini (VVD):
Misschien is het het vrouwelijke in mij dat ik kan multitasken, dus
luisteren en praten tegelijk.
De voorzitter:
Daar gaan we maar even niet op in. Een korte tweede reactie.
De heer El Yassini (VVD):
Ik hoor ook het geroezemoes dat een motie normaal gesproken in de tweede
termijn wordt ingediend. Dat is goed, want dan kunnen we zien waartoe
mevrouw Ellemeet de minister oproept, mocht ze haar motie willen
indienen. Ik spring er alleen even op in dat ik mevrouw Belhaj over die
motie hoor zeggen dat de minister wordt opgeroepen om met oplossingen te
komen. U zegt: ik doe geen beloftes die ik niet kan nakomen. Dat is
goed, maar dan is het wel belangrijk om hier heel duidelijk te maken
waar u voor bent. Wilt u dan een motie die de minister verzoekt om met
oplossingen te komen? Of wilt u een motie die aangeeft wat de
consequenties daarvan zijn, en om een onderzoek en verkenning te doen
naar wat het gevolg is van het overhevelen van die 8,6 miljoen naar de
BIS? Dat wil ik wel specifiek van u weten, want u heeft het over
oplossingen.
Mevrouw Belhaj (D66):
Het is een beetje flauw, maar toen u net aan het kletsen was, heb ik dat
precies uitgelegd. Er is nu nog niet bekend wat die oplossing zou kunnen
zijn of voor welke oplossing ruimte is. De oproep aan de minister is dus
eigenlijk om die knelpunten uit te zoeken. Als zij inderdaad knelpunten
en oplossingen ziet, zijn er verschillende mogelijkheden, bijvoorbeeld
minder ambities, bepaalde ambities schrappen of extra geld. Dat is wat
ik de minister vraag om te doen. Ik moet wel zeggen dat ik het een
bijzondere vraag vind van de VVD. Ik ben naast woordvoerder voor kunst
en cultuur ook woordvoerder voor defensie. Daar zet ik mij actief voor
in. Ik vind dat belangrijk. En dan hoor ik altijd de VVD roepen: er moet
meer geld naar de krijgsmacht en nog meer geld naar de krijgsmacht. Dan
stel ik nooit de vraag waar eigenlijk die 9 miljard blijft die ze er zo
graag bij willen. Dan denk ik: ik snap het wel. De VVD vindt dat
belangrijk en zegt dat af en toe. Het is dus wel opvallend. Ik vind het
mooi dat ik beide portefeuilles heb, maar het is wel iets dat ik wil
markeren.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Asscher.
De heer Asscher (PvdA):
Het is inderdaad wel grappig. Ik vind de inbreng van de VVD heel goed,
maar de weerzin tegen oplossingen kan ik nog niet helemaal plaatsen.
Misschien trekt die nog weg.
Het is een heel belangrijk onderwerp. Britse onderzoekers hebben ontdekt
dat, als je naar een schilderij of ander kunstwerk kijkt dat je mooi
vindt, je een ervaring kan hebben die lijkt op het in de ogen kijken van
je geliefde. Dat is fantastisch. Dezelfde gebieden lichten dan op in de
hersenen. Het is goed dat ze het hebben onderzocht, maar eigenlijk
wisten we dat al. Het genieten van kunst en cultuur is in wezen een
mensenrecht, is iets dat ons mens maakt. Daarom is het zo belangrijk dat
iedereen daarvan kan genieten, dat we het toegankelijk maken, dat we het
niet voorbestemmen voor een klein groepje, maar dat het er voor iedereen
is.
Dat is een van de redenen waarom ik ervoor pleit om in Nederland, waar
kunst gelukkig heel toegankelijk is, daar toch verder aan te werken door
bijvoorbeeld een maandelijkse dag in te stellen waarop de rijksmusea
gratis toegankelijk zijn voor iedereen. Heel veel landen hebben al
allerlei varianten daarop. Het zou zo mooi zijn als je de drempel die er
toch is, zou weghalen, zodat mensen die ervaring kunnen hebben van al
die prachtige dingen. Om die reden vind ik de toegankelijkheid van kunst
echt een taak voor ons om te bewaken.
Ik heb eerder gepleit voor ruimte voor de kleine bibliotheken, of liever
gezegd de bibliotheken in kleine gemeenten. De minister is daarmee aan
de slag gegaan. We hebben samen in Wognum mogen kijken wat dat heeft
opgeleverd. Echt prachtig om te zien. Maar ik wil hier pleiten om oog te
hebben voor de vele plekken waar dat niet zo is. Zoals het een ervaring
kan zijn om een keer naar een rijksmuseum te gaan, kan voor heel veel
kinderen de bibliotheek een poort zijn tot een veel grotere wereld van
verhalen, belevingen en kennis. Het zou passend zijn om te kijken of we
dat fonds verder kunnen vullen, zodat meer kinderen, meer mensen in
Nederland de bibliotheek als toegang tot de cultuur kunnen
ervaren.
Voorzitter. Ik wil de minister een compliment maken. Ik vind dat zij
betrokken is bij de kunst, betrokken is bij de cultuur en dat zij de
goede accenten legt in haar beleid. Dat compliment is misschien des te
opvallender omdat het niet gemaakt wordt door iemand van de partij van
de minister, maar het is wel degelijk welgemeend. Des te vreemder is het
dat rond de podiumkunsten zoveel onzekerheid wordt gecreëerd,
bestaansonzekerheid voor makers, die — en ik sluit me aan bij eerdere
sprekers — juist een steuntje in de rug verdienen. Het is vast niet zo
bedoeld, maar het is wel degelijk het effect. Je kunt al helemaal
uittekenen hoe het verder gaat. De voorstellen tot nu toe om die 8,6
miljoen te regelen, halen het niet. U heeft gezien dat de VVD het niet
wil oplossen. Dan ga je een heel lang traject in waarin het aan het eind
van het liedje met heel veel moeite alsnog gebeurt. Dan is al die
energie niet gegaan naar het maken van voorstellingen, het betrekken van
publiek en het creëren van ideeën, maar naar een frustrerende lobby. Dat
is helemaal niet nodig. Mijn pleidooi zou zijn: haal die onzekerheid
weg. Ik zal voorstellen van mevrouw Ellemeet zeker steunen, mits ze de
intentie hebben om tot oplossingen te leiden. Laten we dat vooral kort
houden. Dat is een oproep aan de minister. Als het niet vandaag lukt,
doe het dan morgen, maar haal deze mensen uit die onzekerheid en laat
hen mooie dingen maken. Dat kunnen ze als geen ander.
Voorzitter. De positie van de makers is een van de dingen waar de
minister op inzet. En dat is terecht. De violiste onder het minimumloon
bestaat. Ze is niet de enige. De mensen die zich zorgen maken over hun
toekomst, die het eigenlijk niet meer kunnen bolwerken: ze zijn er en ze
maken onze kunst en cultuur. Met een Fair Practice Code ben je er nog
niet. We weten dat het meer geld kost. Het wordt onderzocht. Laten we
dat niet uitstellen. Laten we politiek uitspreken dat wij vinden dat dit
zo de moeite waard is dat we het niet willen laten doen door mensen die
we niet fatsoenlijk betalen en die we geen bescherming bieden tegen de
pech die het leven ook kan bieden. Als je ziek wordt, als je
arbeidsongeschikt raakt, verdien je het om beschermd te worden en niet
al die risico's van de samenleving op je eigen schouders te moeten
dragen.
Wat betreft de Nederlandse makers zou ik er nog een sector uit willen
lichten, te weten de audiovisuele sector. We hebben daar eerder over
gesproken. Deze makers geven vrij klemmend aan dat de situatie in
Nederland chaotisch is en een sterkere structuur nodig heeft om op het
huidige hoge niveau te kunnen blijven functioneren. In een aantal landen
om ons heen wordt de implementatie van de audiovisuele richtlijn veel
uitgebreider ter hand genomen dan hier nu het geval lijkt. Ik zou ervoor
willen pleiten — ik hoop hier ook de meer rechtse of conservatievere
partijen aan mijn kant te hebben — om te zorgen dat we dan tenminste
Nederlandse en Friese makers een plek geven, garanderen en afdwingen in
dat bestel waar het om de implementatie van die richtlijn gaat. Dat
betekent niet extra geld van de overheid, maar deze investering levert
wel heel veel op. Hierbij mag een klein beetje patriottisme echt wel
worden toegepast. Anderen doen het ook. Anders gaan we straks
afgedwongen door Europa alleen maar meer andere Europese producties hier
vertonen en geven we onze eigen makers niet de kans om dat te
doen.
Tot slot. Toegankelijkheid en de positie van de makers zijn belangrijk
maar we mogen nooit vergeten dat we het mogen doen voor het beloven van
die ervaring aan alle mensen in dit land. Die ervaring die vergelijkbaar
is met het in de ogen kijken van je geliefde. En dat zou je toch
eigenlijk iedere dag iedereen gunnen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Meneer Bisschop, u heeft even moeten wachten maar aan u nu het
woord.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u zeer. Er zijn allerlei aspecten van cultuur en kunst
inmiddels de revue gepasseerd. Ik wil eigenlijk een stapje terug doen
naar de basis van cultuur en kunst. Wat is cultuur als de basis niet op
orde is? De basis is in belangrijke mate het lezen van het geschreven
woord. Dan doel ik niet op het snel scrollen en screenen, maar het diep
lezen en het voor langere tijd geconcentreerd lezen. De Onderwijsraad en
de Raad voor Cultuur geven in een recent rapport aan wat dit diep lezen
losmaakt. Er ontstaat begrip, verbeeldingskracht, inlevingsvermogen en
kritisch nadenken. Dat zijn de vruchten van diep lezen. Het is best
zorgelijk dat Nederland slecht scoort of, eufemistisch gezegd, niet zo
best scoort als het gaat om diep lezen. Het leesoffensief van deze
adviesorganen verdient veel lof. Mijn eerste vraag aan de minister is
dan ook: wat kunnen we van de minister, van het kabinet op dit punt
verwachten? Dan zegt de minister misschien: maar wat kunnen we van de
SGP verwachten op dit punt? Wij proberen er een bijdrage aan te leveren
door datgene wat u op dit moment in de Statenpassage kunt waarnemen.
Daar wordt op initiatief van de SGP met steun van de andere fracties,
waarvoor dank, een expositie opgebouwd die als thema heeft de
geschiedenis en betekenis van de Statenvertaling. Deze vertaling van de
Bijbel heeft namelijk een immense invloed gehad op de Nederlandse taal
en de Nederlandse cultuur. Die expositie richt zich heel sterk op het
zichtbaar maken van wat die betekenis is geweest. Ik nodig de minister
graag uit voor de opening die bij leven en welzijn volgende week dinsdag
te 16.30 uur zal zijn. Ik nodig de minister en haar staf ook graag uit
voor een persoonlijke rondleiding over die expositie. Ik hoor graag of
de minister daar gebruik van maakt. Overigens, ik ben ook van harte
bereid — ik hoorde al een gloedvol betoog van D66 en de PvdA — om ook
fractiegewijs u allen door die expositie te leiden.
In de nieuwe regeling voor cultuursubsidies is de lettereneducatie
gericht op het primair onderwijs. Ik wil helemaal niets afdoen aan de
inzet maar de experts geven aan dat met name de vmbo-leerlingen als een
kwetsbare groep in het voortgezet onderwijs ook prioriteit verdient. Het
staat vrij strak in die regeling dat het voor het primair onderwijs is
bedoeld, maar ik zou op dit punt van de minister enige souplesse willen
vragen om juist ook die kwetsbare doelgroep nadrukkelijk mee te nemen in
de besteding van deze subsidie.
Voorzitter. Dan wil ik het in dit verband ook hebben over antisemitisme.
Een hardnekkig kwaad, dat in allerlei landen weer de kop opsteekt en
zich ontworstelt aan de krochten van de geschiedenis. Gelukkig is er in
het cultuurbeleid inmiddels de nodige aandacht voor de geschiedenis van
de joodse gemeenschap en de zwarte bladzijde van de Holocaust, maar het
kan niet blijven bij het aanbod. Dat aanbod moet ook gebruikt worden. Om
jongeren te vormen en weerbaar te maken, moeten ze daadwerkelijk in
contact komen met de joodse gemeenschap en de geschiedenis. Vanuit het
onderwijs gebeurt gelukkig inmiddels het nodige. Welke mogelijkheden
ziet de minister om vanuit haar portefeuille — cultuur — scholen te
stimuleren en te ondersteunen om het aanbod te benutten? Is zij
bijvoorbeeld bereid om, samen met organisaties als het Joods Cultureel
Kwartier, het CIDI en de Stichting Antisemitisme Preventie, te verkennen
hoe we een flinke stap kunnen zetten?
Tot slot, voorzitter, de verduurzaming van monumenten. We hebben daar
vaker aandacht voor gevraagd. De minister zou nader overleg voeren met
gemeenten over het faciliteren van eigenaren. Concrete vraag: wat heeft
dat opgeleverd tot nu toe? Kan de minister ons daarover bijpraten?
Dank u zeer.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn
van de kant van de Kamer. Ik schors de vergadering tot 13.30 uur. Dan
gaan we luisteren naar de beantwoording door de minister.
De vergadering wordt van 12.39 uur tot 13.31 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik wil alle mensen op de publieke tribune vragen om wat stiller te
worden. Misschien ten overvloede, maar ik vind het belangrijk om aan
alle luisteraars op de tribune mee te geven dat het in dit huis niet de
bedoeling is om vanaf de publieke tribune tekenen van instemming dan wel
tekenen van afkeuring te geven. Dat wilde ik nog even meegeven.
Ik geef het woord aan de minister voor haar beantwoording in eerste
termijn.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Ik heb een punt van orde. Ik begrijp dat er nog 200
studenten van theaterscholen en andere mensen graag bij het debat
aanwezig willen zijn, maar dat zij op geen enkele wijze de Kamer kunnen
binnenkomen omdat er geen kluisjes zijn. Ik vroeg me af of er, met de
positie die u hebt, een mogelijkheid is om ervoor te zorgen dat al deze
mensen die hiernaartoe zijn gekomen, alsnog ergens een plekje in het
huis van de democratie kunnen krijgen om dit debat te volgen.
De voorzitter:
Dat is een goed pleidooi. Ik weet eerlijk gezegd niet wat de stand van
zaken is. We hebben een groot aantal kluisjes, maar er is ook grote
belangstelling voor dit debat. We hebben er alles aan gedaan om zo veel
mogelijk mensen dit debat te kunnen laten volgen, maar ik heb geen idee
wat de stand van zaken beneden is bij de dames en heren van de
beveiliging en of we dat kunnen faciliteren. Ik denk dat de insteek van
eenieder is om zo veel mogelijk mensen binnen te laten, maar een en
ander hangt af van dit soort logistieke vraagstukken. Ik kan het niet
mooier voor u maken, mevrouw Belhaj. Ik zie hier op de publieke tribune
overigens best nog wel wat plekjes.
We gaan beginnen. Ik geef het woord aan de minister.
Minister Van Engelshoven:
Voorzitter, dank u wel. Ik dank alle leden voor hun inbreng in eerste
termijn. Het is mooi om te zien dat dit debat zo veel belangstelling
trekt. De heer Asscher zei het eigenlijk heel mooi in zijn termijn:
kunst en cultuur zijn voor velen — ik zou zeggen: voor wie niet? — vaak
de poort naar een grotere wereld. Het vergroot onze wereld, het vergroot
onze blik en het geeft vaak ook een andere blik op zaken. Alleen al om
die reden zijn kunst en cultuur ongelofelijk belangrijk in onze
samenleving, zeker in deze tijd waarin we toch allemaal al zo de neiging
hebben om in onze eigen bubbel te leven. Mevrouw Belhaj zei: cultuur
moeten we ook liefhebben. Dat is zeker waar, omdat kunst en cultuur een
ongelofelijk belangrijke functie in onze samenleving vervullen. Een
samenleving zonder kunst en cultuur zou geen samenleving meer
zijn.
Mevrouw Ellemeet wees er terecht op dat het aandeel kunst en cultuur in
bruto binnenlands product groeit. Ik vind dat niet het mooiste argument
voor kunst en cultuur, maar het is wel een hele ware. Kunst en cultuur
zorgen voor heel veel banen — en ja, die moeten af en toe beter betaald
worden; daar komen we straks nog over te spreken — en ook dat is
natuurlijk heel belangrijk. Het is echt een factor van betekenis in onze
economie, niet alleen in onze export maar het is ook een ontzettend
belangrijke reden waarom heel veel mensen zich graag in Nederland willen
vestigen. Ik was anderhalve week geleden in Eindhoven bij het
GLOW-festival. Ik liep door de stad met de VVD-wethouder van Cultuur,
die niet naliet te benadrukken hoe belangrijk investeringen in kunst en
cultuur in Eindhoven zijn, ook om ervoor te zorgen dat de Brainport
Eindhoven echt een levendige brainport blijft, dat mensen daar willen
komen werken. Het is mooi dat al die ontwikkelingen in de technologie en
de wetenschap daar zijn, maar mensen willen daar pas wonen als er een
levendig cultureel klimaat is. Dat is natuurlijk ook belangrijk. Als er
geen mensen meer willen wonen, dan stopt de groei van die andere
sectoren.
Dus ja, het is in allerlei opzichten ongelofelijk belangrijk voor onze
samenleving. De rijksinvestering in cultuur bedraagt om precies te zijn
1 miljard en 5 miljoen. Die is, als ik kijk naar het totaal van de
rijksbegroting, toch redelijk bescheiden. Er komt vanaf 2020 structureel
80 miljoen extra bij. Het is best een tijd geleden dat er structureel
extra geld voor cultuur bij kwam. Met dat geld investeren we in
talentontwikkeling, in NIEUWE MAKERS, in educatie, in participatie, in
een grotere diversiteit van het aanbod en, wat mij betreft, ook in een
goede — in ieder geval een betere — arbeidsmarktpositie van
kunstenaars.
Ik sta ook vandaag nog voor de uitgangspunten zoals we die hier voor de
zomer reeds met u besproken hebben. We moeten het bestaande aanbod van
hoge kwaliteit koesteren, maar tegelijkertijd ook de kans en de ruimte
bieden aan nieuwe groepen makers, nieuwe groepen publiek en nieuwe
disciplines. Zo moeten we ervoor zorgen dat cultuur van en voor iedereen
is en blijft.
Natuurlijk zie ik ook dat er heel veel te doen is rondom de
podiumkunsten en dat er zorgen zijn, dat er onzekerheid is. Daar is in
het debat veel aandacht voor. Al die berichten die uw mailbox bereiken,
bereiken meestal ook de mijne. Daarom hecht ik eraan om toch even een
paar zaken rondom die podiumkunsten op een rij te zetten. In de
podiumkunsten investeren we in de nieuwe periode 10,7 miljoen extra per
jaar. Dat is 2 miljoen meer dan in de huidige periode. Er gaat een fors
extra bedrag naar de basisinfrastructuur. Ruim de helft van het
volledige bedrag voor de nieuwe basisinfrastructuur gaat naar de
podiumkunsten. Maar er zijn natuurlijk wel veranderingen. Die hebben ook
een reden. Die redenen hebben we voor de zomer hier besproken. Ik wil
het cultuurbeleid ook bij de tijd houden. Het aanbod dat door het Rijk
wordt ondersteund, moet een goede afspiegeling zijn van de praktijk van
de makers en van het publiek van nu. Er was vanuit het veld, door de
Raad voor Cultuur, maar volgens mij ook ondersteund door de Kamer, de
vraag om meer diversiteit, verbreding en ook ruimte voor nieuwe genres
in de basisinfrastructuur. Daar maken we dan ook ruimte voor in de
basisinfrastructuur. Er is plaats voor een nieuwe en hele brede groep
ontwikkelinstellingen. Daar kunnen ook de podiumkunsten voor aanvragen.
Ik heb onlangs ook nog met de podiumkunsten om de tafel gezeten om te
kijken of we elkaar goed begrijpen op die ontwikkelinginstellingen en ik
heb op dat punt de toelichtingen verduidelijkt. Er komen drie extra
podiumkunstenfestivals bij. We scheppen meer mogelijkheid voor het
jeugdaanbod en voor muziek in de basisinfrastructuur. Er komen zeven
plekken bij voor de muziekensembles en zes plekken voor de
jeugdgezelschappen. Daarvoor gaan er dus middelen van de fondsen naar de
basisinfrastructuur. Het Fonds Podiumkunsten heeft daar inderdaad een
aandeel van 8,6 miljoen in.
Maar buiten meer ruimte voor podiumkunsten in de basisinfrastructuur,
doen we ook nog wel een aantal andere dingen. Ik hecht er dan ook aan om
dat in dit debat nog even op een rijtje te zetten. Voor de ontwikkeling
van de honoreringsrichtlijn trekken we 1 miljoen uit. Voor het
scholingsfonds voor kunstenaars is 15 miljoen beschikbaar. Er komt een
revolverend productiefonds waar we in 2020 eenmalig 5 miljoen in
investeren en in de volgende periode nog eens 2 miljoen, en er komen
extra middelen voor het internationaal cultuurbeleid van 2
miljoen.
Ik begrijp heel goed dat de veranderingen zoals we die vorm hebben
gegeven, leiden tot onrust en onzekerheid. Zeker instellingen die de
afgelopen jaren gebruik konden maken van de meerjarige subsidie en de
fondsen, vragen zich af waar ze straks precies terecht moeten. Het
klopt: er zal minder ruimte zijn bij het Fonds Podiumkunsten, maar er is
meer ruimte in de basisinfrastructuur. Maar ook bij de
basisinfrastructuur, en misschien ook wel bij de fondsen, zullen zich
nieuwe spelers en bestaande spelers melden. Het zit zo in ons systeem
dat het voor iedereen altijd onzeker is of men gehonoreerd wordt en zo
ja, voor hoeveel. We hebben ook niet voor niets een toets op criteria en
kwaliteit. Zoals bij iedere subsidieperiode zullen er instellingen zijn
die hun aanvraag gehonoreerd zien en daarover tevreden zijn, en zullen
er mensen zijn die teleurgesteld zijn. Maar ik snap heel goed dat wat we
nu hebben gedaan bij bepaalde groepen tot grote onzekerheid leidt, omdat
de vraag is hoe die ontwikkelinstellingen er precies uit gaan zien en
wat de Raad van Cultuur daarbij gaat honoreren. Ze blijven niet
gehonoreerd zoals ze dat waren. Dat heeft ook te maken met wensen die er
waren om het stelsel bij de tijd te houden. We vragen de Raad van
Cultuur niet voor niks om iedere vier jaar goed naar het stelsel te
kijken en goed te kijken waar vernieuwing en versterking nodig is. Er
was ook een wens, bijvoorbeeld bij de ontwikkelinstellingen, om weer
ruimte te hebben om het type ontwikkeling te stimuleren zoals we vroeger
in de productiehuizen deden.
We hebben geprobeerd zo goed mogelijk recht te doen aan al die wensen.
Daar is dit voorstel voor ontstaan. Ja, dat geeft onzekerheid. Ik hoor
ook allerlei becijferingen en wat die precies zouden betekenen voor die
en die instelling. Maar dat weten we allemaal nog niet, want men moet
nog gaan aanvragen. Dat moet nog beginnen. De aanvraagperiode gaat 2
december open. Dan moet de Raad voor Cultuur er nog naar kijken. De
fondsen moeten voor een deel nog hun regelingen vernieuwen en moeten er
ook nog naar kijken. Definitieve conclusies als "dat betekent dat die
instelling niet meer gehonoreerd wordt" en "dat betekent zus en zo voor
zo veel mensen en het publiek" zijn voor een groot deel speculatie, want
we weten het niet. Dat is eigenlijk iedere periode zo. Je weet nooit aan
de voorkant wie er wel en wie er niet gehonoreerd worden. We hechten er
ook aan dat al die aanvragen een inhoudelijk oordeel krijgen en dat ze
worden beoordeeld op kwaliteit. Uiteindelijk weten we dat pas volgend
voorjaar. Dan is pas inzichtelijk wat het gaat betekenen, omdat we dan
pas weten hoe er over al die aanvragen wordt geoordeeld. Vroeg in het
voorjaar zien we wat er allemaal is aangevraagd. Dat zal ongetwijfeld
veel meer zijn dan waarvoor er geld beschikbaar is. Dat is heel vaak zo
en dat zal nu niet anders zijn. Hoe het uiteindelijk wordt gehonoreerd
en wie waar een plek krijgt, zullen we pas volgend voorjaar weten. Ik
voel dat uw Kamer dat nader inzichtelijk zou willen hebben. Dat kan ik
volgend voorjaar voor u inzichtelijk maken. Dan zullen we moeten bezien
of dat tot nadere overwegingen leidt. Want we weten bijvoorbeeld ook
niet hoe het met de ontwikkelinstellingen staat. Er is ruimte voor
vijftien. Gaan er kwalitatief goede aanvragen komen voor vijftien van
die ontwikkelinstellingen? Wat doe je als dat niet zo is? Dat gaan we
allemaal volgend voorjaar zien. Er is nu eigenlijk niet heel veel te
zeggen over de consequenties die het precies gaat hebben, omdat we het
hele proces nog door moeten.
De voorzitter:
Er zijn vragen. Allereerst de heer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Ik vind dat de minister toch wat makkelijk antwoordt. Ze zegt eigenlijk:
verandering maakt altijd onzeker en angstig, dus ik snap iedereen wel,
maar we spreken elkaar over een halfjaar weer. De mails die wij gehad
hebben, gingen er helemaal niet over dat mensen zich druk maken over hun
eigen specifieke instelling. Zal dat eronder liggen? Zonder enige
twijfel, en dat vind ik ook volstrekt logisch. Maar een hele hoop mails
die wij kregen, gingen juist hierover: wij vinden die ambitie van
vernieuwing, versterking, verjonging en verbreding heel mooi, maar wij
zien in de praktijk dat, meer dan via andere manieren, die vernieuwing,
die verbreding en die verjonging juist lopen via het Fonds
Podiumkunsten. Ja, dan heeft de minister gelijk: de precieze implicaties
in de zin van wat het voor welke instelling gaat betekenen, kennen we
nog niet. Maar we weten wel dat straks aanvragen beoordeeld gaan worden
met in het achterhoofd dat het budget fors is gekort en dat het fonds,
zoals het zelf aangeeft, nog maar de helft van het aantal instellingen
kan ondersteunen van wat het nu ondersteunt. Is de minister dat met de
SP eens en waarom kiest zij er niet voor om die vernieuwing, verjonging
en verbreding vooral vorm te geven binnen dat door makers zo gewaarde
Fonds Podiumkunsten?
Minister Van Engelshoven:
De heer Kwint heeft gelijk dat hier verschillende opvattingen botsen.
Maar we hebben natuurlijk niet voor niks een Raad voor Cultuur, waaraan
de minister advies vraagt over de vraag hoe het stelsel er voor de
komende periode uit moet zien. Die Raad voor Cultuur gaat daarbij niet
over één nacht ijs. Zij hebben van alle sectoren analyses gemaakt en
gekeken waar een en ander toe leidt voor een volgende periode. Daar
hebben we heel goed naar gekeken. Wij hebben heel goed gekeken naar de
verschillende wensen die er liggen op de verschillende gebieden. Ik noem
de muziekensembles, de jeugdgezelschappen, muziek, festivals en de
ontwikkelinstellingen. Op basis van dat advies heb ik bij u een voorstel
neergelegd. Wij hebben iets moeten sleutelen aan dat advies van de raad,
omdat we het ook binnen het budget moesten doen. Daar is deze lijn uit
voortgekomen. Afgelopen voorjaar hebben we dat met u besproken. De
resultaten van mijn voorstel en het debat in de Kamer zijn geland in de
subsidieregeling. Dat er instellingen en makers zijn die zeggen "dat had
ik liever anders gezien", zie ik ook. Maar waar dat uiteindelijk voor al
die instellingen toe leidt, zien we echt pas volgende zomer. ik denk dat
een deel van wat nu in het Fonds Podiumkunsten zit straks mogelijkerwijs
een plek zal vinden in de basisinfrastructuur. De heer Kwint vroeg in
zijn eerste termijn of ik het mezelf niet veel makkelijker had kunnen
maken door te zeggen dat ik 40 miljoen van de extra middelen naar de
arbeidsvoorwaarden, de fair practice, zou doen en 40 miljoen naar
vernieuwing en niks zou verschuiven. Ik vind wel dat je met elkaar
zorgvuldig moet zijn. Er lag, ook vanuit vele Kamerleden, een wens om te
vernieuwen, om bijvoorbeeld iets te doen voor popmuziek, voor urban
arts, om meer te doen voor jeugd, om de muziekensembles een duidelijkere
positie te geven. Ja, het is altijd ingewikkeld om daarin keuzes te
maken, om te kijken hoe we die wensen zo goed mogelijk gaan balanceren.
Daarover heb ik voor de zomer een voorstel gedaan. Daar hebben we over
gedebatteerd. De wensen vanuit de Kamer hebben we vertaald in de
subsidieregeling. Die ligt er nu. Volgend voorjaar gaan we zien welke
aanvragen wel en welke niet een plek vinden in het stelsel. Daar kunnen
we dan met z'n allen weer iets van vinden. Zo gaat normaliter, volgens
de gangbare procedures, de besluitvorming over een nieuwe periode.
De heer Kwint (SP):
Ik dank de minister voor dit uitgebreide antwoord, maar ze gaat niet in
op mijn centrale bezwaar. Juist die kleinere instellingen, juist die
plekken die zo belangrijk zijn voor talentontwikkeling, komen niet
terecht in de basisinfrastructuur. Sterker nog, er zijn heel goede
argumenten om juist die wat kleinere instellingen niet in de
basisinfrastructuur op te nemen, want ze zijn geen basisinfrastructuur.
Het zijn ontwikkelplekken, juist voor de ambities van de minister. Mijn
probleem met de kabinetsplannen gaat helemaal over de terechte ambities
die de minister weergeeft: vernieuwing, verjonging, verbreding. Ik heb
het al gezegd. Het gaat over het middel. Wat mij nog steeds niet
duidelijk is, is waarom bezuinigen op het vehikel dat de afgelopen jaren
succesvol gebleken is, voor verjonging, voor vernieuwing, voor
verbreding, uiteindelijk die ambities dichterbij gaat brengen. Daar kom
ik gewoon niet uit. Ik zou graag willen dat de minister dat toch in
ieder geval aan mij zou kunnen uitleggen.
Minister Van Engelshoven:
Volgens mij heb ik dat net proberen uit te leggen. Ik vind het
belangrijk om dat hier te benadrukken: in de nieuwe periode is er meer
geld voor de podiumkunsten; niet minder, meer. Ja, dat verschuiven we.
Dat betekent nog steeds dat er ook geld is bij het Fonds Podiumkunsten.
Ook het Fonds Podiumkunsten gaat zijn regelingen anders inrichten. Ook
daar blijft ruimte voor jong talent en nieuwe makers. Maar we wilden ook
een verbreding van de basisinfrastructuur. Dat doen we ook. Een aantal
instellingen die nu werken op basis van fondsen gaan daar hun plek
vinden. Pas als we alle aanvragen hebben en die beoordeeld kunnen
worden, zien we uiteindelijk hoe het gaat neerslaan in de sector. Ja,
het is zo. Ik snap dat dat ook onzekerheid geeft en niet door iedereen
warm omarmd wordt, maar we wilden ook nadrukkelijk ruimte geven aan
nieuwe genres, aan nieuwe groeperingen. Dan kun je zeggen dat dat alleen
mag als je zoveel extra geld hebt dat je dan nog steeds alles kunt
honoreren, maar als je vernieuwing en verbreding wilt, betekent dat ook
altijd dat het ergens vandaan zal moeten komen, zeker als je nieuwe
genres en nieuw publiek wil. Die beweging is volgens mij een heel
natuurlijke en gezonde in een culturele sector.
De heer Asscher (PvdA):
Ik denk dat dit niet helemaal een eerlijk beeld geeft van hoe het nu al
is. Het is niet zo dat alles wordt gehonoreerd. De instellingen, de
makers, zijn al gewend aan een systeem waarin je telkens maar moet
afwachten of je goed genoeg wordt bevonden om door te mogen. Maar het is
een stoelendans waar nu opeens 8,6 miljoen stoelen worden weggehaald en
wordt gezegd: we doen nu de muziek weer uit. Ik denk dat dat geen recht
doet aan de onzekerheid die je hiermee creëert. Als de minister gelijk
heeft en er in die zin niks verandert: prima, maar laten we dan
uitspreken dat we, als het anders zou blijken te zijn, tijdig voor de
Voorjaarsnota ook met elkaar het gesprek voeren over de vraag of we dat
wel willen. Ik denk namelijk dat we dat níét willen. Ik denk dat er
prachtige dingen worden gemaakt, die juist passen bij die ambitie. Is de
minister bereid om ons daarvan vóór de Voorjaarsnota een beeld te geven?
Dan zijn we nog op tijd — we moeten dit niet tot het einde laten
doorzieken — om, als daar dan een meerderheid voor te vinden is, extra
middelen uit te trekken om te voorkomen dat het een stoelendans wordt
waarbij je geen eerlijke kans hebt.
Minister Van Engelshoven:
De heer Asscher citeerde mij niet helemaal goed. Ik heb niet gezegd dat
er niks verandert. Ik heb wel gezegd: er is een combinatie van dingen.
Wij wilden ook vernieuwing en verbreding. En ja, wij willen ook ruimte
bij de fondsen houden. Daartussen hebben we zo goed mogelijk
gebalanceerd. Dat betekent niet dat er niks verandert. Wil ik dat tijdig
inzichtelijk maken? Jawel, maar we weten in het voorjaar wat er is
aangevraagd, maar hoe dat wordt beoordeeld en wie door de Raad voor
Cultuur wel of niet gehonoreerd wordt, dat weten we niet voor de
Voorjaarsnota. Dat weten we pas vlak voor de zomer. Maar ik ben bereid
zo spoedig mogelijk in het voorjaar inzichtelijk te maken wat er gebeurt
en wie wat aanvraagt. Wat dat uiteindelijk betekent voor de sector,
weten we pas als de Raad voor Cultuur daar inhoudelijk een oordeel over
heeft gegeven. Alleen inzichtelijk maken wat er wordt aangevraagd bij
enerzijds de Raad voor Cultuur en anderzijds de fondsen, dat geeft nog
niet het inzicht. Daar zitten immers zoals altijd ook dingen bij die
niet gehonoreerd worden, omdat ze de kwaliteitsbarrière niet halen. Maar
ik ben bereid om u zo snel als het kan te informeren over waar dit toe
leidt, alleen zeg ik daar wel eerlijk bij dat we voor de Voorjaarsnota
nog niet het inhoudelijk oordeel van de Raad voor Cultuur hebben.
De heer Asscher (PvdA):
Dan dreigt wat mij betreft toch een niet fair spel met deze sector en
dat raakt wel degelijk de bestaanszekerheid. Dat er verandering is,
wordt gesteund. Kwint zei het ook: die doelen zijn prima. De minister
zei net: ik moet toch ook iets kunnen veranderen als dat betekent dat ik
niet alles moet blijven honoreren. Mijn opmerking daarover is: het is
ook nu al niet zo dat je alles honoreert. Instellingen moeten nu al
enorm hun best doen en er zijn genoeg drama's na iedere ronde. Maar hier
worden stoelen weggehaald bij de stoelendans en mijn vraag is erop
gericht ... Ik vind het heel goed om dingen in beeld te brengen, maar ik
denk dat het wel in beeld komt als die 8,6 miljoen op een verkeerde
manier in de sector worden besteed. Dat wil ik juist voorkomen. Anders
krijg je weer een optocht van getroffen instellingen waarvan we dan met
z'n allen in de politiek zeggen: dat was de bedoeling niet. Dan komt er
een hele late correctie en is alle energie weer opgegaan aan dat
negatieve.
Mijn verzoek is: breng dat op tijd in beeld om te voorkomen dat die
dingen gaan gebeuren die ook de minister niet zou willen, of maak een
reservering bij de Voorjaarsnota van 8,6 miljoen, die je anders
misschien niet nodig hebt. Die podiumkusten zijn zo essentieel met hun
werk. Ik citeer weer Kwint: talenten, verbreding, vernieuwing. Niet
alleen Kwint trouwens, ook alle andere sprekers die het daarover hebben
gehad.
De heer Kwint (SP):
Ik juich dat toe!
De heer Asscher (PvdA):
Die onzekerheid moet je niet willen creëren, en dat is iets anders dan
verandering. Verandering is prima. Deze makers gaan voorop in
verandering.
Minister Van Engelshoven:
Om even in uw beeld te blijven dat er stoelen worden weggetrokken: de
stoelen worden voor een groot deel verplaatst. Diezelfde stoelen komen
op een andere plek te staan, want het is nog steeds subsidiegeld dat
voor een groot deel toegekend gaat worden aan instellingen in de sector
podiumkunsten. De stoelen krijgen alleen een andere plek. Ik vind het
beeld niet kloppen dat die stoelen worden weggetrokken, alsof daar
niemand meer op landt. Die stoelen komen op een andere plek te staan. Ik
begrijp heel goed dat de Kamer tijdig van mij in het voorjaar een beeld
wil van waar dit nu toe gaat leiden, maar ik moet ook gewoon eerlijk
zijn: het uiteindelijke beeld is er pas later. De Raad voor Cultuur
geeft het beeld pas in juni. Ik zal mijn best doen om u daarvoor al een
beeld te geven. Dan moet ik mij verstaan met de Raad voor Cultuur en de
fondsen over wat zij in die aanvragen zien en wat wij tijdig aan beeld
kunnen laten zien. Maar ik maak ook hier een disclaimer bij. Dat
betekent nog niet dat we dan in beeld hebben wat er nu wel en niet wordt
toegekend. Ik zal hoe dan ook ergens een mouw aan passen om het voor u
inzichtelijk te maken.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
De minister zegt dat de stoelen op een andere plek komen te staan. Ik
denk dat de onrust in het veld niet zou zijn ontstaan, als de vraag
alleen maar was: word ik nu vanuit het Fonds Podiumkunsten of vanuit de
BIS gefinancierd? De onrust zit erin dat naar alle waarschijnlijkheid —
wij krijgen die cijfers van 50 tot 60 — minder instellingen
gesubsidieerd worden. Dan worden er zoals meneer Asscher zegt wel
degelijk stoelen weggehaald. Dan worden er niet alleen stoelen
verschoven. Ik hoor de minister zeggen dat zij zo veel mogelijk
inzichtelijk wil maken wat de gevolgen zijn, wat dat betekent voor al
die stoelen en hoeveel instellingen er dan minder gesubsidieerd kunnen
worden. We weten pas in augustus van het Fonds Podiumkunsten om welke
instellingen het gaat, want dan komen zij naar buiten met hun selectie.
Volgens mij willen wij hier Kamerbreed al in het voorjaar weten wat de
gevolgen zijn, los van de namen en de rugnummers, want die hebben we nog
niet.
Laat ik daar kort nog het volgende aan toevoegen. We hebben in juni
inderdaad de discussie hierover gehad. Niemand hier is tegen verbreding
en vernieuwing. Alleen wordt hier volgens mij heel breed uitgesproken
dat we uiteindelijk geen resultaat moeten hebben waarmee we de
podiumkunsten op achterstand zetten. Dat dreigt nu wel te
gebeuren.
Minister Van Engelshoven:
Nog even voor het beeld. Mevrouw Ellemeet doet het nu toch voorkomen
alsof er minder geld voor podiumkunsten zou zijn. Dat is niet het geval.
Er is straks meer geld voor podiumkunsten in den brede. Stoelen worden
wel degelijk verplaatst. Want ja, we doen veel meer voor
jeugdpodiumkunsten. Dat was ook een wens. Voor een deel gaat het om het
verplaatsen van instellingen van het Fonds Podiumkunsten naar de BIS,
bijvoorbeeld de muziekensembles. We moeten niet het beeld schetsen dat
er geld wordt weggehaald bij het Fonds Podiumkunsten en dat elke
instelling die nu door het Fonds Podiumkunsten wordt gesubsidieerd
straks niks meer krijgt. Nee, voor een deel wordt het geld gewoon
verschoven. Voor een groot deel zullen de instellingen nog steeds
subsidie krijgen, maar dan vanuit de BIS, omdat er ook bij de Kamer een
wens was om de BIS te verbreden. Ik heb er met veel instellingen over
gesproken. Ik snap hun onzekerheid: hoe zit het dan straks? Ik wil u
graag dat inzicht geven, zodat ook de Kamer opnieuw kan zeggen: leidt
dit uiteindelijk tot wat wij wensten? Ik snap die vraag. Ik zal u zo
spoedig als ik dat kan daar nader inzicht in geven.
De voorzitter:
Mevrouw Ellemeet, een korte reactie.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
De minister zegt terecht dat er voor een deel een verschuiving is van
het fonds naar de BIS, maar dat is voor een deel. De vraag die we
volgens mij moeten stellen en beantwoord moeten krijgen en waar we het
vervolgens met elkaar over moeten hebben, is: is het ons dit waard? Is
dit een verbetering voor de podiumkunsten? Of moeten we met elkaar
concluderen dat dit toch geen verstandige keuze is? Ik begrijp de
minister ook. Zij krijgt een advies van de Raad voor Cultuur. Het is
haar taak om daar werk van te maken en uitvoering aan te geven. Ik vind
niet dat we hier tegenover elkaar moeten komen te staan, maar ik vind
wel dat we met de podiumkunsten inzichtelijk moeten maken wat de
gevolgen van deze keuze zijn. We zijn er allemaal bij om daar
uiteindelijk ja of nee tegen te zeggen.
Minister Van Engelshoven:
Dat lijkt mij een reële vraag. Ik wil daar graag aan tegemoetkomen. Maar
nogmaals, laten we met elkaar het goede beeld schetsen. Er is de komende
periode meer geld voor podiumkunsten in de basisinfrastructuur: de
muziekensembles, de jeugdgezelschappen, de brede groep van
ontwikkelinginstelliingen en meer ruimte voor festivals. Laten we ook
dat met elkaar hardop zeggen, want er zijn heel veel mensen die daar
heel blij mee zijn en die het heel nodig vonden dat dat gebeurde. Helaas
is het soms zo dat je keuzes moet maken als je heel veel wensen met
elkaar moet verenigen binnen een gegeven begroting. Dat is de positie
waarin je als bestuurder soms zit en waar je nooit voor moet
weglopen
Voorzitter. Mevrouw Geluk-Poortvliet had de vraag: heeft die
verschuiving van het Fonds Podiumkunsten naar de basisinfrastructuur nog
effecten voor de regio? Het is inderdaad zo dat we verschuiven van het
Fonds Podiumkunsten naar de BIS. Net zomin als ik kan zeggen wat dat
betekent voor welke instelling, kan ik nu zeggen hoe dat precies
neerslaat in de regio's, omdat wij eenvoudigweg ook nog niet weten wie
welke subsidies gaat aanvragen en wat er wordt gehonoreerd. Wel is het
zo dat zowel voor de honorering in de basisinfrastructuur als voor het
Fonds Podiumkunsten spreiding een heel belangrijk beoordelingscriterium
is. De heer El Yassini vroeg daar ook naar. Zoals u in de regeling in
artikel 3.7 onder e heeft kunnen zien, is regionale spreiding opgenomen
als criterium. Het is zelfs zo dat het in artikel 3.8 van de regeling zo
geregeld is dat andere criteria achterwege gelaten kunnen worden als de
raad bijvoorbeeld concludeert dat beoordeling langs alle criteria zou
leiden tot een te grote ongelijkheid in regionale spreiding. Dus in die
zin hebben wij de eerdere motie van CDA en VVD keurig in de regeling
verwerkt.
Daarnaast is ook in de regeling opgenomen dat de
jeugdtheatergezelschappen, de theatergezelschappen, de orkesten en de
opera-, dans- en presentatie-instellingen verdeeld moeten zijn over de
regio's. De BIS is natuurlijk ook uitgebreid met een aantal extra
plekken. Denk aan de vijftien ontwikkelinstellingen, waarbij er ook
gekeken wordt naar regionale verdeling, en aan de ruimte voor twaalf
regionale musea. Conform uw verzoek hebben we aan de raad gevraagd om
nadrukkelijk oog te hebben voor de spreiding over het land. Dat is ook
gewoon staande praktijk bij de fondsen.
Doen we nou voldoende in het hele land? Op die vraag hebben we gezegd:
er komt extra geld voor het programma Cultuureducatie met Kwaliteit,
zodat alle gemeenten hetzelfde bedrag per leerling ontvangen. Dat was
eerder niet zo, toen grote steden iets meer ontvingen. Dat wordt nu voor
alle gemeenten gelijkgetrokken. Het programma cultuurparticipatie heeft
ook nadrukkelijk ruimte voor kleinere lokale initiatieven. En via de
matchingsregeling met gemeenten en provincies investeren we over het
hele land in de matching van lokale en regionale initiatieven. Al met al
is er in de regeling ruim aandacht voor die regionale spreiding. Dat is
gewoon echt goed in de regeling verankerd.
De heer Kwint had nog een vraag over de mid-careers. Zijn zorg was of
het niet juist die mid-careers zijn die moeilijker aan hun trekken gaan
komen in de nieuwe regelingen. Aandacht voor mid-career talent is er
zowel in de basisinfrastructuur als bij de fondsen. Ook de instellingen
in de basisinfrastructuur hebben de komende periode de opdracht om
aandacht te geven aan de ontwikkeling van dat mid-career talent. Denk
bijvoorbeeld aan orkesten die solisten aan het begin van hun carrière
een plek op het podium geven en jonge musici opnemen in de vaste kern.
Denk ook aan musea, die jonge curatoren op moeten nemen. Een van u — ik
meen dat het mevrouw Ellemeet was — sprak over de werkdruk bij
curatoren. We hebben echt ruimte gegeven aan een nieuwe generatie van
curatoren, aan jong talent daar. Dat hoor ik ook terug als ik bij musea
kom. Dat is ook erg nodig om te zorgen dat we ook straks nog goede
curatoren hebben. Een heel mooi voorbeeld daarvan zag ik laatst —
overigens was dat niet bij een rijksmuseum — bij het Kunstmuseum in Den
Haag. De Monet-tentoonstelling daar is gemaakt door een geweldig jong
talent als curator. Dat zijn mooie voorbeelden. Daarnaast zijn in de BIS
nieuwe categorieën opgenomen, juist ook met het oog op het mid-career
talent: de ontwikkelinstellingen voor alle disciplines, de festivals, de
muziekensembles. De verschuiving tussen fondsen en de
basisinfrastructuur hoeft geenszins te leiden tot minder ruimte voor
doorontwikkeling van dat mid-career talent. Ik zou in alle sectoren
voorbeelden kunnen opnoemen, maar dat lijkt mij omwille van de tijd niet
wenselijk. Daarnaast is er in 2020 eenmalig 15 miljoen gestort in het
fonds voor permanente professionele ontwikkeling, het zogenaamde
scholingfonds. Jaarlijks komt daar in de nieuwe periode weer geld
bij.
Mevrouw Ellemeet vroeg mij in het kader van hoe de nieuwe periode
eruitziet wat mijn stip op de horizon is als het gaat om de samenwerking
met de regio's, met provincies en gemeenten. Dat is nog best een
ingewikkelde vraag. Het is niet zomaar iets waarvan je zegt: we gaan op
de tekentafel zeggen hoe die relatie er precies uit moet zien in de
toekomst. Het kernwoord in de relatie moet zijn "versterken". Laten we
er nou voor zorgen dat we het zo met elkaar organiseren dat we elkaar in
de toekomst gaan versterken en dat de euro geïnvesteerd door het Rijk
gecombineerd met de euro geïnvesteerd door de stedelijke regio's
misschien net iets meer kan zijn dan 1 + 1 = 2. Voorheen zag je dat het
toch een beetje kijken naar mekaar was. Er werd dan gekeken waar de
hiaten vielen en wie wat opvulde. Daar moeten we van af. We moeten in
een voortdurende dialoog met elkaar — het is niet een soort structuurtje
dat je eenvoudig bouwt — de volgende zaken bespreken. Wat zijn de wensen
in de stedelijke regio's? Hoe ziet dat eruit? Wat is dan de
verantwoordelijkheid van het Rijk? Wat is dan de verantwoordelijkheid
van de gemeenten? Wat dragen de provincies bij? En hoe kun je zorgen dat
dat in de regio's leidt tot iets waarvan iedereen zegt "ja, dit is wat
wij willen", terwijl de optelsom daarvan voor Nederland ook leidt tot
een gewenst resultaat in het stelsel? Dat zal een kwestie blijven van
voortdurende dialoog. Vandaar ook het door ons ingebouwde moment van
reflectie in het voorjaar, dus voordat de Raad voor Cultuur gaat
adviseren, om ook eens met de collega's in het land hierop te
reflecteren: als we bijvoorbeeld zien welk profiel we hebben geschreven
voor de regio en wat daar is aangevraagd, gaat dat er dan toe leiden dat
we straks een stelsel hebben dat we beoogd hadden? Want het zijn niet de
steden en de provincies die subsidie aanvragen, maar de instellingen.
Die reflectie vanuit de stedelijke regio's wordt ook meegegeven aan de
Raad voor Cultuur, zodat die als aandachtspunten worden meegewogen in
zijn uiteindelijke besluitvorming. De Raad voor Cultuur weegt dit. Een
van de criteria die de Raad voor Cultuur weegt, is natuurlijk de
geografische spreiding, maar het moet natuurlijk meer zijn dan dat. Het
moet in de regio ook leiden tot iets wat aansluit bij het profiel
waarvoor de regio heeft gekozen. Ik denk dat het goed is om daar met
elkaar in een voortdurende dialoog naar te kijken: leidt dit nu tot iets
waarin we elkaar vooral aan het versterken en niet aan het verzwakken
zijn en waarin we vooral samen de sector maximaal versterken?
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dit klinkt goed, maar toch denk ik dat er behoefte is om dit nog verder
uit te werken. Het is ook ingewikkeld, want je kan geen blauwdruk
schrijven. We moeten een voortdurende dialoog voeren. Tegelijkertijd
zijn de steden en de fondsen bezig en worden de regioprofielen gemaakt.
Kan de minister iets meer van een routekaart uitwerken zonder dat dat
een blauwdruk wordt, waarmee we toch wat ijkpunten of momenten hebben en
weten welke stappen er gezet gaan worden?
Minister Van Engelshoven:
Ja, dat kan. Ik snap uw behoefte heel goed: u wilt ook in beeld krijgen
wanneer die dialoog plaatsvindt en waartoe die kan leiden. Net zoals we
het moment van reflectie nu hebben ingebouwd in februari, gaat dit ook
in de komende jaren natuurlijk steeds zijn momenten hebben. Die route
wil ik wel een keer voor u schetsen. Dat helpt ons ook om scherp te
krijgen wanneer we dat gaan doen en wat daar de goede momenten voor
zijn. Het is altijd ingewikkeld puzzelen omdat heel veel steden ook een
ander ritme hebben in hun planperiodes. Het wordt ook een kwestie van
goed in elkaar schuiven daarvan, zodat je elkaar niet in de weg zit, ook
met besluitvormingsmomenten. Maar ik zal dit graag voor u
schetsen.
De heer Kwint had een terechte vraag over de aanvraag- en
verantwoordingsdruk. Ik ben de eerste om te zeggen dat daar zeker nog
ruimte voor verbetering is. Uw vraag is: hoe zorgen we dat het geld dat
we investeren in cultuur, zo min mogelijk gaat naar fte's die moeten
worden ingezet voor het maken van aanvragen en verantwoording? Daar
heeft u gewoon een terecht punt. We kijken ook met de andere overheden
hoe we dit zo veel mogelijk kunnen uniformeren. Dat loopt op heel veel
plaatsen goed. Wel zien wij dat op sommige plekken waar het Rijk zegt
"dat hoeven we niet zo precies te weten", gemeenten dat juist wel willen
weten. Daar gaat de gemeente uiteindelijk zelf over. Als een gemeente
persisteert en dit toch wil weten, is dat echt aan de gemeente,
bijvoorbeeld als een gemeente per se wil weten hoeveel klassen er op het
punt van cultuureducatie zijn geweest; dat vragen wij niet maar sommige
gemeenten wel. Maar we proberen zo veel mogelijk te uniformeren. Wat mij
betreft vragen we voor de verantwoording alleen datgene wat nodig is om
een oordeel te geven over de artistieke kwaliteit en de bedrijfsvoering
en om te kijken of de subsidie goed besteed is.
Een voorbeeld is dat we veel minder gegevens over bezoekersaantallen
hoeven te hebben. We zien dat alle makers zo veel mogelijk publiek
willen en dat iedere instelling bezig is met het diversifiëren van
inkomensbronnen, wat automatisch maakt dat je graag publiek hebt. We
zijn op alle fronten aan het kijken hoe we het zo lean-and-mean mogelijk
kunnen maken en hoe we dat zo veel mogelijk gelijk kunnen schakelen met
wat andere overheden vragen. Door de fondsen en door de Raad voor
Cultuur wordt er verder aan gewerkt, om te kijken welke stappen we
daarin kunnen zetten.
De heer Kwint vroeg ook voor de toekomstige periode hoe het staat met
het onderzoek dat ik hem had beloofd naar de staat van de popsector. We
zijn op dit moment ook met het veld in gesprek om te kijken wat we
precies willen weten en hoe we dat op een goede manier kunnen doen. Voor
de zomer van 2020 krijgt u daarvan het resultaat. In het toekomstige
stelsel is er meer ruimte voor popmuziek, en dat zal de heer Kwint zeker
belangrijk vinden.
De voorzitter:
Op dit punt heeft de heer Kwint een vraag.
De heer Kwint (SP):
Het vorige punt zelfs. Dit klinkt namelijk prima en we gaan deze zomer
vanzelf zien wat eruit komt. Het gaat mij om de stapeling van
procedures. Ik ben blij om te horen dat het kabinet daarmee aan de slag
wil, maar er zit nog een heel specifiek probleem in de periodes en de
looptijden. Ik snap dat je die niet totaal kunt uniformeren, maar in Den
Haag hebben instellingen nog ongeveer twee weken de tijd, nadat ze bij
de gemeente aangevraagd hebben, om ook iets landelijk aan te vragen,
omdat de landelijke regelingen pas net zijn opengezet. In Amsterdam is
dat precies omgekeerd, waardoor zij andersom maar twee weken hebben.
Volgens mij dwingt dat instellingen in bochten waar we ze niet in zouden
moeten willen duwen. Is de minister bereid om te kijken hoe we daarin
iets meer kunnen uniformeren? Ik snap dat elke gemeente het volkomen
democratische recht heeft om zijn eigen regels te bepalen, en daar wil
ik ook niks aan doen, maar laten we wel kijken hoe we dat voor
instellingen zo makkelijk en goedkoop mogelijk maken.
Minister Van Engelshoven:
Dat is een van die elementen van de dialoog waar ik het over had met
mevrouw Ellemeet. Het is niet iets wat we morgen opgelost hebben, want
het is best complex om dat allemaal op een goede manier in elkaar te
schuiven. Ik merk in de gesprekken met wethouders en gedeputeerden die
ik voer, dat ook bij hen de vraag leeft hoe kunnen we zorgen dat het
allemaal wat eenvoudiger wordt. Je ziet, zeker bij wat grotere
gezelschappen, als het ingewikkeld wordt, dat je snel een fte kwijt bent
met het maken van al die verantwoordingen en aanvragen en dat is niet
wat we willen. We willen dat zo veel mogelijk geld echt besteed wordt
aan het maken en het bereiken van publiek.
Er was ook nog een vraag van de heer Kwint over Eurosonic in het nieuwe
stelsel. Hij had begrepen dat dit er een ton op achteruit zou gaan in de
nieuwe subsidieperiode. Die conclusie lijkt mij nogal voorbarig. In de
BIS is ruimte voor drie extra festivals; we gaan van vier naar zeven. We
investeren een miljoen extra in deze categorie. Voor de festivals die nu
subsidie krijgen, is er een ondergrens van 90% van de huidige subsidie.
Maar ik snap waar dat bedrag van een ton vandaan komt, want volgens mij
is er een rekensom gemaakt dat het totaalbedrag zoveel is, bij zoveel
festivals, dus dan delen we het ene door het andere en dan komen we op
een bedrag uit, maar zo werkt het natuurlijk niet, dus die conclusie is
echt voorbarig.
Voorzitter. Dan kom ik nu op het blokje over de arbeidsmarkt. Volgens
mij zijn we het hier breed met elkaar eens dat kunstenaars een eerlijke
beloning voor werk verdienen en dat er ook op dat terrein echt nog werk
aan de winkel is. Het is natuurlijk ook gewoon, zoals het altijd gaat in
de sectoren, in de eerste plaats aan de sector zelf. Je moet afspraken
maken over een eerlijke beloning, opdrachtgevers moeten eerlijke
beloningen geven voor de opdrachten. Dat is natuurlijk iets voor de
sector zelf, maar er ligt zeker ook een taak bij het Rijk en bij de
andere bestuurders. We weten ook dat toepassing van fair practice kan
leiden tot minder productie. Als je iedereen eerlijk gaat belonen, dan
kan er soms minder van hetzelfde geld.
We hebben ook in het voorjaar met elkaar gesproken over de fair
practice. Dat kan je gewoon niet in één keer doen, dat zou tot
onwenselijke consequenties leiden in de sector door uitval van
producties of door het omvallen van instellingen. Er lag een berekening
van Kunsten '92 over de 25 miljoen. Ik heb u gezegd dat wij daar ook nog
onze eigen cijfers naast willen leggen. Met dit onderzoek kom ik dit
voorjaar bij u terug, dat hebben we voor de zomer met elkaar
afgesproken. Ik hoef dat vandaag niet allemaal te herhalen, maar we
investeren daarnaast ook breed in het versterken van de partners in de
sociale dialoog, in het maken van honoreringsrichtlijnen, maar we hebben
het pas komend voorjaar helder. Als je niet alleen een stap wilt doen
naar de fair practice zoals we nu doen, maar ook alle vervolgstappen
wilt zetten, dan moet je weten wat dat financieel gaat betekenen.
Daarover zullen we in het voorjaar het debat hebben. Dit onderzoek komt
uiterlijk 1 februari.
In deze discussie is ook veel aandacht geweest voor de positie van
zzp'ers in de arbeidsmarktagenda. Wij hebben allemaal gezien dat de ACM
met een nieuwe richtlijn is gekomen voor het onderhandelen in de sector.
Volgens die nieuwe richtlijn kan de sector aan de slag met collectief
onderhandelen, alleen hebben ze daarbij wel de opdrachtgevers nodig. Wij
weten als ministerie niet zeker of dat ook goed komt, dat er bij de
opdrachtgevers ook echt ruimte komt. Daarom zijn wij alvast wetgeving
aan het voorbereiden die dat moet ondersteunen. Ik ben bereid om als dat
nodig is een wettelijke regeling te treffen, zodat het collectief
onderhandelen in die sector echt geregeld kan worden. Het is nou eenmaal
een sector met heel veel zzp'ers, en die individuele zzp'ers hebben nu
een te zwakke positie. Ik was heel blij met de nieuwe richtlijn van de
ACM, maar we moeten er nu gezamenlijk voor zorgen dat het ook
werkelijkheid wordt. De eerste opdracht komt dus bij de sector zelf. Je
kunt er als je dat wilt samen uitkomen, je kunt de ruimte gezamenlijk
benutten, maar mocht het vastlopen, dan ben ik bereid met wetgeving te
komen.
Mevrouw Belhaj (D66):
Goed dat de minister dit nog aangeeft. Zowel de PvdA en GroenLinks als
wijzelf hebben hier meerdere malen aandacht voor gevraagd. Ook de VVD
merkte op dat er een belangrijke verantwoordelijkheid ligt voor
werkgevers. Zelfs de heer Bosma merkte op dat u een minister bent die zo
af en toe het podium grijpt om te vertellen hoe u naar de samenleving
kijkt. Ik wil even toe naar een recente behoefte van een aantal zzp'ers
om hun culturele instelling voor het gerecht te dagen in het kader van
slechte betaling. Kunt u daarover zelf nog iets zeggen, los van de
leidraad die er komt en los van de wettelijke mogelijkheden die u wilt
creëren? Wat vindt u ervan dat werkgevers zzp'ers op een dusdanige
manier betalen dat ze er niet van kunnen rondkomen? Kunt u iets zeggen
over wat u daarvan vindt en wat u wenst, waardoor het wellicht helemaal
niet nodig zal zijn om zulke aanvullende maatregelen te nemen?
Minister Van Engelshoven:
Ik ga niet in op zaken die onder de rechter zijn. We willen natuurlijk
met z'n allen dat je een sector hebt waarin het normaal is dat mensen op
zo'n manier betaald worden dat ze er ook van kunnen leven. Er ligt een
grote verantwoordelijkheid bij werkgevers. Maar ik zie ook het dilemma
waar instellingen voor staan. Dat je volgens de cao betaalt, spreekt
voor zich. Maar voor sommige instellingen geldt dat er, als ze daar een
te grote stap in zetten, een uitval is in productie, of dat er andere
problemen ontstaan. We weten ook dat niet alles in één keer geregeld kan
worden.
Ik heb in de afgelopen periode ook met een aantal zzp'ers gesproken, om
eens van hen te horen hoe het gaat als je als zzp'er bijvoorbeeld wordt
gevraagd om in te vallen bij een orkest en je in je eentje moet
onderhandelen over wat je wel of niet betaald krijgt. Hoe zit het dan in
de remplaçanten-cao? Je moet ook oog hebben voor de ingewikkelde positie
waar individuele zzp'ers soms in zitten. Soms geldt ook: als jij het
niet wilt doen voor dat bedrag, wil iemand anders het misschien wel
doen. Daarom is dat collectief onderhandelen zo belangrijk. Met elkaar
moet je het zo kunnen organiseren dat je echt samen sterk staat. Het
moet niet zo zijn dat iedereen voor zichzelf, voor zijn eigen goede
voorwaarden, moet knokken. Als het nodig is om er met wetgeving werk van
te maken, wil ik dat doen.
Mevrouw Ellemeet heeft in dit kader ook gevraagd of ik met collega
Koolmees wil overleggen of de cultuursector benoemd kan worden tot pilot
voor de collectievepensioenvoorziening voor zzp'ers. De betrokkenen bij
het PACCT, het Platform Arbeidsmarkt Culturele en Creatieve Toekomst,
hebben die vraag onlangs ook besproken met de minister van Sociale
Zaken. Deze vraag is ook relevant bij de uitwerking van het
pensioenakkoord, waarbij het belang van pensioenopbouw voor
zelfstandigen ook is onderkend. Collega Koolmees zal de Kamer voor de
zomer van 2020 informeren over de stappen die daarvoor te zetten zijn.
De gesprekken met de heer Koolmees hierover lopen via PACCT. Dat is het
platform waar we eigenlijk alle gesprekken voeren over de arbeidsmarkt.
Dan kan de sector dat zelf met hem bespreken. Die gesprekken
lopen.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dat is heel mooi. Ik denk dat een extra aanmoediging van deze minister
geen kwaad kan.
Minister Van Engelshoven:
Ik zal met liefde bij collega Koolmees onder de aandacht brengen dat het
mooi zou zijn als hierin stappen gezet worden in het kader van het
pensioenakkoord en dat het wellicht een mooie pilotsector is. Dat zal ik
doen.
Mevrouw Ellemeet vroeg ook naar de Fair Practice Code bij de
presentatie-instellingen. Zij heeft een terecht punt, want juist bij de
presentatie-instellingen is het verschil tussen de huidige beloning en
een eerlijke beloning naar verhouding best groot. De sociale partners
hebben al afspraken gemaakt over een betere beloning. Daarom investeren
we in de komende periode extra middelen voor een betere beloning van de
beeldend kunstenaars. We hebben daar 0,15 miljoen voor uitgetrokken. We
verhogen ook het budget voor de meerjarige regeling voor de
presentatie-instellingen bij het Mondriaan Fonds met 1,85 miljoen per
jaar, waarvan 0,85 miljoen bedoeld is voor een betere beloning van de
beeldend kunstenaar. Dus langs verschillende wegen komen daar extra
middelen voor.
Voorzitter. Dan kom ik nu op de vragen over het democratisch en
historisch bewustzijn. U heeft onlangs — mevrouw Belhaj vroeg daarnaar —
een brief over extra investeringen in erfgoed van mij ontvangen, met
name als het gaat om erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog. Deze middelen
komen niet uit de structurele 80 miljoen voor de culturele sector. Van
de 325 miljoen extra regeerakkoordmiddelen voor erfgoed hebben we 2,5
miljoen uitgetrokken voor het joods erfgoed, met name het beheer en
onderhoud van joodse begraafplaatsen. Op sommige plekken hebben deze
begraafplaatsen deze impuls echt nodig, omdat daar geen joodse
gemeenschap meer is die dat zelf kan doen. Juist dan vind ik het heel
belangrijk dat we investeren in beheer en onderhoud. Daar zullen we de
betrokken joodse organisaties bij betrekken.
De Waalsdorpervlakte en het Oranjehotel wijzen we aan als monument.
Mevrouw Geluk vroeg naar extra middelen daarvoor. Omdat ze zijn
aangewezen als rijksmonument, kunnen ze nu putten uit de reguliere
middelen voor beheer en onderhoud van rijksmonumenten. Over het
herinneringserfgoed heb ik al eerder aangegeven dat ik het belangrijk
vind dat we het beeld compleet hebben. Vorig jaar heb ik de Muur van
Mussert aangewezen, omdat we in dat kader ook moeten kijken naar het
beladen erfgoed. De Waalsdorpervlakte en het Oranjehotel kwamen uit de
inventarisatie naar boven als plekken die ontbraken als
rijksmonument.
Daarnaast is er via de regeling van het Mondriaanfonds 1,73 miljoen
beschikbaar voor de toegankelijkheid van musea en historische plaatsen.
Het loopt via mijn begroting, maar via het ministerie van VWS is er nog
een keer 15 miljoen beschikbaar in het kader van 75 jaar herdenking om
te investeren in het bezoek en de toegankelijkheid van het
herinneringserfgoed. Via cultuureducatie zorgen we er ook voor dat
jongeren op allerlei plekken kennis kunnen nemen van tentoonstellingen
over geschiedenis in de Nederlandse musea.
De heer El Yassini vroeg naar de voornemens met betrekking tot de
geboortepapieren. Nog voor de kerst komt daar een aparte brief over. U
vroeg daarbij: zou het niet mooi zijn dat dit in de Tweede Kamer
gebeurt, want daar komen veel bezoekers? Hier ligt nu al een replica van
het Plakkaat van Verlatinghe. Bij de Algemene Beschouwingen is het
verzoek gedaan dat het een substantiële tentoonstelling wordt. Daar wil
ik graag naar kijken. Daarbij houd ik rekening met het feit dat dit
complex straks voor een tijdje dichtgaat. Dat vraagt om een andere
voorziening. Ik wil u daar voor de kerst uitgebreid over informeren. Ik
ben zelf enthousiast over dit idee. Het Plakkaat van Verlatinghe is een
ontzettend mooie tekst over vrijheid. Het is goed als zo veel mogelijk
mensen daar kennis van kunnen nemen. Daar gaan we iets heel moois van
maken. Dat krijgt u dus nog op tijd voor de kerst.
Mevrouw Geluk had nog een vraag over het herinneringserfgoed en de
samenwerking tussen het Rijksvastgoedbedrijf en de RCE. Daar werken we
aan een goede regeling. We proberen tot een gezamenlijke leidraad te
komen hoe om te gaan met herinneringserfgoed in rijksbezit dat
bijvoorbeeld verkocht gaat worden. Wat mag er dan wel en niet en hoe
wordt de RCE daar op een goede manier bij betrokken? We kennen ook
voorbeelden uit het recente geleden van waar dat niet helemaal goed ging
en dat moeten we niet meer hebben. Er komt een leidraad voor en die
gesprekken lopen goed.
De voorzitter:
De heer El Yassini heeft een vraag.
De heer El Yassini (VVD):
Ik ben heel erg blij dat de minister het met de VVD en het CDA eens is
dat die geboortepapieren echt iets vertellen over het land waar we
tegenwoordig leven, over wie we zijn en waar we trots op mogen zijn.
Dank daarvoor. Zij sprak specifiek over materieel en immaterieel erfgoed
uit de Tweede Wereldoorlog. Ik heb ook een vraag gesteld over de website
van de NOS, die 75 jaar bevrijding terugbrengt in de context van wat in
het afgelopen jaar allemaal is ontstaan in nieuwsberichten. Hoe zorgen
we ervoor dat de ontsluiting daarvan voor toekomstige generaties een
plek krijgt? Ik kan me voorstellen dat de NOS op een gegeven moment
zegt: wij willen ruimte vrijmaken voor andere dingen op onze server. Het
is ook goed dat we dat digitaal ontsloten houden voor onszelf, onze
kinderen en onze kleinkinderen. Daar hoor ik de minister nog graag even
over.
Minister Van Engelshoven:
Dat was nou precies mijn volgende punt. Ja, het is een heel mooi
initiatief van de NOS. Het zijn fantastische filmpjes. Afgelopen maand
is een nieuw onderwijsportaal geopend bij het Nederlands Instituut voor
Beeld en Geluid. Via dat portaal kunnen deze filmpjes toegankelijk
blijven. Het biedt heel goede mogelijkheden om ze niet alleen te
archiveren maar ook om ze gratis toegankelijk te houden voor alle
scholen en leerlingen. Een deel van de 15 miljoen van VWS via het
Mondriaan Fonds die ik net al noemde, wordt gebruikt voor het
digitaliseren van bronnen uit de oorlog, zodat die makkelijk voor
scholen toegankelijk gemaakt kunnen worden. De werkwijze die de
Stichting Netwerk Oorlogsbronnen heeft gehanteerd, is daarbij voor ons
de leidraad. We zorgen ervoor. Het is prachtig materiaal dat gemaakt is
en het zou doodzonde zijn als dat niet toegankelijk blijft. Daar wordt
voor gezorgd.
Voorzitter. De heer Bisschop vroeg hoe we omgaan met antisemitisme in
het onderwijs. Aanslagen op synagogen en het bekladden van graven zijn
afschuwelijk. Daar moeten we ook in het onderwijs aandacht voor hebben.
Die thema's zitten in de kerndoelen van het curriculum, in het
burgerschapsonderwijs en in de canon. Allemaal worden die op dit moment
herijkt. Hij vroeg mij heel specifiek of ik er als minister van Cultuur
voor kan zorgen dat die materialen, die door een aantal organisaties
worden ontwikkeld, gebruikt worden in het onderwijs. Maar hij weet net
zo goed als ik — en op andere momenten is hij daar ook naar mij toe heel
scherp over — dat het niet aan de minister is om voor te schrijven welke
materialen scholen gebruiken in het onderwijs. Wij hebben daarvoor
kerndoelen en vervolgens is het aan scholen om te kiezen voor
materialen. Ik ben in dat opzicht heel terughoudend om te promoten dat
ze dit of dat materiaal moeten gebruiken. Scholen moeten de vrijheid
hebben om daarin te kiezen.
De heer Bisschop (SGP):
Over dat laatste zijn wij het van harte met elkaar eens. U hebt mij geen
pleidooi horen houden om te stimuleren dat bepaalde materialen gebruikt
worden. Mijn vraag was: ziet de minister mogelijkheden om vanuit haar
portefeuille Cultuur samen met organisaties die daar direct bij
betrokken zijn te verkennen hoe je een flinke stap kunt zetten in het
gebruik van het aanbod dat er is? Dat betekent dus faciliteren en niet
dirigeren, niet voorschrijven. Dat is de vraag die voorligt.
Minister Van Engelshoven:
Hier ben ik toch terughoudend in. Er zijn ongelofelijk veel
organisaties, maar dan ook echt ongelooflijk veel, die hele nuttige en
soms minder zinvolle materialen gebruiken — daar kun je allerlei
oordelen over hebben — die prima aansluiten bij de kerndoelen van het
onderwijs. Wat we niet doen, is overal gaan faciliteren dat die meer of
minder gebruikt worden. Als je daarin bepaalde organisaties gaat
faciliteren en andere niet, maak je een keuze. Dus ik ben hier toch
terughoudend in. Volgens mij weten deze organisaties prima zelf de weg
naar het onderwijs te vinden.
Dan ga ik verder met een aantal onderwerpen die betrekking hebben op de
musea. Mevrouw Geluk heeft het gehad over indemniteit en zij heeft
gevraagd of het plafond van 300 miljoen niet omhoog zou moeten. Als zij
wil dat dit omhooggaat, dan raad ik haar aan om de financieel
woordvoerders bij de minister van Financiën aan te laten kloppen. Men
heeft daar regels in hoeverre men ruimte wil geven voor
garantiestellingen en ik kom daar echt aan het plafond. Dus nee, dat
plafond gaat niet omhoog. De regeling is geëvalueerd en de gewijzigde
regeling heb ik de Kamer toegestuurd. We streven ernaar die op 1 januari
te laten ingaan.
Uit genoemde evaluatie blijkt wel dat er dankzij aanpassingen in de
regeling veel meer aanvragen zijn gehonoreerd dan in de vorige periode.
De afgelopen periode waren het er 36 tegen 23 in de vorige periode. Dus
dat gaat aanzienlijk omhoog. De verlaging van het maximumbedrag per
tentoonstelling van 300 naar 75 miljoen heeft niet geleid tot lagere
premiekortingen maar wel tot mogelijkheden om meer te honoreren. Met
name in jaren waarin er bijzondere tentoonstellingen zijn, moeten musea
met elkaar goed kijken wanneer ze welke aanvraag doen en hoe dat precies
kan in de regeling. Op basis van die evaluatie verleng ik de regeling en
verlaag ik het maximumbedrag per tentoonstelling naar 70 miljoen. Met
die wijziging kom ik tegemoet aan de wens vanuit de museumsector om meer
aanvragen te kunnen honoreren. Andere wijzigingen zijn vooral gericht op
het beter benutten van de zogeheten restruimte onder het plafond, wat
ook kan leiden tot meer honoreringen. Ten slotte zien we dat een betere
communicatie over de regeling musea beter in staat stelt om er optimaal
gebruik van te maken. Dus het plafond gaat niet omhoog maar binnen het
bestaande plafond zorgen we voor optimalisering zodat er meer
gebruikgemaakt van kan worden. We zien overigens maar heel zelden dat
tentoonstellingen niet doorgaan vanwege het plafond in die regeling.
Soms gaat het wel om een enkel stuk dat niet kan omdat er al heel veel
tegelijkertijd moet, maar we zien op dit moment geen heel grote
knelpunten.
Mevrouw Geluk heeft verder gevraagd naar de immuniteitsregeling, de
zogenaamde immunity from seizure. Bij het Joods Historisch Museum was
het volgende probleem aan de orde. Het ministerie van Buitenlandse Zaken
was wel bereid om de immuniteit af te geven, maar de immuniteit zoals we
die afgeven is altijd voorwaardelijk. Het is meestal ook geen probleem.
Waar gaat het dan om? Stel dat van een schilderij dat op een
tentoonstelling in Nederland hangt wordt ontdekt dat er sprake is van
roofkunst uit de Tweede Wereldoorlog en dat er een rechthebbende is. In
dat soort gevallen garandeert Nederland niet dat wij het dan ook gewoon
terug laten gaan naar het land waar het vandaan komt, omdat wij dan echt
willen kijken of er niet een rechthebbende is die er meer recht op
heeft. Dat is eigenlijk nooit een probleem en was alleen een probleem
met dit schilderij. Dus meestal gaat het goed en het is niet zo dat in
dit geval anders is gehandeld dan in andere gevallen, maar de immuniteit
wordt in Nederland altijd onder een zekere voorwaarde afgegeven, juist
omdat we zeker in gevallen van roofkunst uit de Tweede Wereldoorlog, er
voor willen zorgen dat mocht er een rechthebbende zijn, deze ook zijn
recht moet kunnen doen gelden. Het Fotomuseum. Wij hebben daar in het
voorjaar ook uitgebreid over gesproken, want daar waren zorgen over. We
hebben daar goed naar gekeken. Het Fotomuseum krijgt behoorlijk extra
middelen: 1,5 miljoen extra. Op hun begroting is dat een behoorlijke
plus. We hebben met de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed gekeken
of dit het museum in staat stelt om te voldoen aan zijn wettelijke taak.
Kan het museum met deze structurele ophoging de inhaalslag binnen de
uitgangspunten van de inspectie realiseren? Het museum gaf in zijn
actieplan aan in vijf jaar tijd in totaal 7,2 miljoen nodig te hebben.
De ophoging van 1,5 miljoen zal in vijf jaar tijd resulteren in een plus
van 7,5 miljoen. De inspectie zegt dat ze binnen die middelen die
inhaalslag kunnen maken. De inspectie zal, waar nodig, het museum
adviseren over een wat efficiëntere inhaalslag. We hebben goed gekeken
waar het verschil van inzicht zit over de benodigde middelen. Dat had
niet alleen te maken met de inhaalslag, maar ook met het feit dat het
Fotomuseum ook nog een aantal extra's wilde. Daarvan zei de inspectie:
dat zijn hele mooie wensen, maar die zijn niet per se noodzakelijk om te
voldoen aan de kaders die wij stellen. Vooralsnog is die 1,5 miljoen
echt voldoende om binnen de kaders van de inspectie het werk te doen wat
nodig is. Ik begrijp heel goed — ik ben ook in het museum gaan kijken —
dat er altijd wensen zijn om het nog beter en nog mooier te maken, maar
wat er moet gebeuren, kan binnen deze kaders.
Dan had de heer Asscher een interessante vraag over een gratis dag voor
de rijksmusea. Kun je die musea niet één dag in de maand gratis
openstellen? En wat zou dat betekenen? Die discussie is eerder gevoerd
en ik geloof ook niet maar één keer. We hebben daar goed naar gekeken.
De Museumvereniging heeft daar uitvoerig onderzoek naar gedaan en zij
heeft ook experimenten laten uitvoeren bij de musea. Daar kwam een
gedifferentieerd beeld uit over welke instrumenten en welk prijsbeleid
leiden tot meer bezoek in de musea. Een van de conclusies was dat één
dag gratis toegang in de maand waarschijnlijk leidt tot meer
herhaalbezoeken en niet tot heel veel nieuwe bezoekers. Eén dag gratis
in de maand is natuurlijk niet gratis; het moet wel ergens opgebracht
worden. Maar als de vraag is om daar opnieuw naar te kijken en op een
rij te zetten wat dat betekent en of het leidt tot nieuwe bezoekers —
volgens mij gaat het u vooral om verbreding van het aantal bezoekers —
dan wil ik dat met alle plezier doen. Maar onderzoeken uit het verleden
hebben niet tot een eenduidige conclusie geleid over wat nu echt tot een
veel breder bezoek leidt. Het leidt in ieder geval vooral tot meer
herhaalbezoek.
De heer Asscher (PvdA):
Ik proef zeker een positieve houding in de reactie van de minister. Daar
ben ik blij om. Kijk, het hoeft niet per definitie een bewijs op te
leveren dat er dan duizenden of tienduizenden mensen meer naar het
museum gaan. Het gaat mij er ook om dat, als je weinig geld hebt, je
weet dat die dag er is, het een familiedag is en het een mooi moment is
om te genieten van die kunst. De minister is verantwoordelijk voor hoe
je dit zou moeten uitvoeren — zij moet dat goed onderzoeken — maar het
lijkt mij een heel leuk idee als we dat zouden kunnen gaan doen. Als zij
daarnaar wil kijken, dan kom ik in de tweede termijn met een voorstel om
dat te laten onderzoeken. En dan hoop ik dat het leidt tot zo'n dag: de
eerste zaterdag of zondag van de maand. Het kan een feestelijk moment
zijn om die ervaring met kunst te hebben. Volgens mij hoeft het ook niet
heel erg veel geld te kosten. Maar ik hoor het positieve, dus ik probeer
het vooral daarbij te laten.
Minister Van Engelshoven:
De heer Asscher had het over het kijken met de blik van je geliefde. Ik
zou ook zeggen: het gaat vooral ook om diegenen die met een andere blik,
met een ruimere blik naar de wereld kijken. Dat gun je iedereen. Ik ben
graag bereid om te kijken naar de mogelijkheden om iets te doen voor die
groepen, die gezinnen die het graag zouden willen maar voor wie de
financiële drempel te hoog is. Ik ben bereid om te kijken welke
instrumenten daarvoor beschikbaar zijn. Er zijn bijvoorbeeld ook
gemeenten die daar een gemeentelijke kortingspas voor hebben, die
daarover afspraken maken met musea. Ik ga dus in kaart brengen welke
mogelijkheden er al zijn, wat we uit de onderzoeken weten maar ook wat
het gaat kosten. Daar moeten we ook eerlijk over zijn. U weet ook: als
we dat doen, dan wordt het beheer en onderhoud van collecties daar niet
goedkoper door. Musea hebben hun inkomsten hard nodig. We gaan het dus
in beeld brengen. Dan voeren we later vast een discussie over de vraag
tot wat voor keuzen dat leidt. Er zijn landen waarin heel veel musea
gewoon gratis zijn. Dat is prachtig, maar gratis is natuurlijk nooit
gratis. Het wordt daar gewoon op een andere manier bekostigd dan uit het
toegangskaartje. Daar moeten we ook eerlijk over zijn.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik heb eigenlijk nog even een vraag over het fotomuseum. Ik begrijp wat
de minister aangeeft. Maar volgens mij klopt er iets niet helemaal. Er
zijn allerlei regels voor musea om hun collectie te beheren en te
onderhouden. De minister zegt: ik vind dat ze nu extra geld hebben
gekregen; hier houdt het even op. Ik begrijp dat, maar ik vind dat wel
jammer. Maar zou er op basis van die regels niet meer geld moeten zijn
om dat allemaal op orde te brengen? Die regels zijn in de tussentijd
niet bijgesteld. Of zegt de minister nu: ik hanteer een soort marge,
zodat ze er niet helemaal aan hoeven te voldoen? Ik vind het wel
belangrijk om dat even duidelijk te hebben. Het mag niet zo zijn dat ze
over drie jaar op hun donder krijgen omdat ze zich niet aan de wet
hebben gehouden.
Minister Van Engelshoven:
Dat is precies wat ik zeg. Daar hebben we dus de inspectie goed naar
laten kijken. De inspectie zegt: wat volgens de wet nodig is en moet,
dat kan de komende jaren binnen dit budget. Daarnaast had het museum nog
een aantal andere wensen. Dat zijn prachtige ambities, maar dat vereist
de wet niet. Binnen de mogelijkheden die ik heb, krijgen ze er de
komende jaren anderhalf miljoen bij om die inhaalslag te maken. Ik snap
alle ambities van het museum, maar dit is het dan nu ook wel even. Maar
het is niet zo dat wij dan over twee jaar gaan zeggen: nee, u had meer
moeten doen. Daarom hebben wij dat nu juist heel goed laten checken door
de inspectie.
Mevrouw Belhaj (D66):
Dat begrijp ik. Het luistert voor mij toch heel erg nauw. Het is dus
niet zo dat ze zich aan een bepaald percentage moeten houden, dat ze de
collectie binnen een bepaalde tijd weer op orde moeten hebben et cetera?
Ik wil toch aan de minister vragen om dat gewoon nog een keer even goed
te checken en daar goede afspraken over te maken, want ik heb het idee
dat er een beetje ruis zit tussen uw woorden dat het acceptabel is — dat
snap ik — en wat de wet het Fotomuseum voorschrijft.
Minister Van Engelshoven:
Hier hebben we de inspectie voor. Wij hebben op basis van de wet de
inspectie goed laten kijken of het museum met deze middelen binnen een
redelijke termijn aan de wettelijke verplichtingen kan voldoen. De
inspectie heeft mij verzekerd dat dat kan. Heeft het museum daarnaast
nog andere wensen, ook rondom collectiebeheer? Zijn dat mooie wensen en
ambities? Ja, maar de inspectie zegt niet: dat moet nu echt.
Mevrouw Ellemeet had nog een vraag over de niet-rijkscollecties. Hebben
we daar nou voldoende zicht op? Als Rijk zijn wij verantwoordelijk voor
de rijkscollecties. We hebben de inspectie die daar toezicht op houdt.
De kleine en middelgrote musea hebben vaak publieke collecties in
beheer; soms zijn er ook privécollecties in een museum. Voor de publieke
collecties zijn provincies en gemeenten verantwoordelijk; zij zijn dan
ook verantwoordelijk voor het collectiebeheer. Ik kan die
verantwoordelijkheid niet van hen overnemen. Ik kan ook niet zeggen dat
de inspectie daar voluit het toezicht op gaat uitoefenen, want daar
hebben we de capaciteit niet voor. Wat ik wel kan doen, is het volgende.
We hebben natuurlijk bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heel
veel deskundigheid op dit terrein. Het is heel goed om die kennis en
kunde met elkaar te delen. Daar waar een gemeente of provincie
incidenteel zegt "ik zou de inspectie graag eens hier of hier naar
willen laten kijken", ga ik dat niet tegenhouden, maar we hebben daar
wel heel beperkte capaciteit voor.
Voorzitter. Dan kom ik op een aantal punten betreffende muziek.
De voorzitter:
Mevrouw Ellemeet heeft toch nog een vraag over het vorige
onderdeel.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Over het voorvorige onderdeel. Ik had mijn zorgen geuit over de
presentatie-instellingen. De minister zegt dat er extra geld bij komt.
Het totale plaatje is helaas niet zo heel rooskleurig, omdat de
Pechtold-gelden, zoals ik ze maar even noem, voor een deel natuurlijk
bij de beeldende kunsten terecht waren gekomen en ingezet waren voor die
presentatie-instellingen. Dat budget houdt op in 2021. Dan was er de
honorariumrichtlijn, waarvan het bedrag ophoudt. Ik maak me alsnog
zorgen dat er uiteindelijk bij die kwetsbare groep, zoals ik hem maar
even noem, toch te weinig financiële ruimte is voor die fair practice.
We zien nu al een beetje het gevolg daarvan. Het aanbod neemt af. Ze
staan internationaal heel goed aangeschreven, dus het is juist een
waardevolle toevoeging aan onze cultuur. Bezoekers en curatoren komen
uit het buitenland naar onze presentatie-instellingen. Maar dat neemt nu
al af, omdat het aanbod afneemt. Ik maak mij gewoon zorgen om deze
groep. Het is een relatief kleine groep, maar heel waardevol, denk ik.
Volgens mij moet er nog eens goed gekeken worden hoe we kunnen zorgen
dat ook zij aan de Fair Practice Code kunnen voldoen.
Minister Van Engelshoven:
Ik heb u ook gezegd dat niet alles in één keer kan. De
presentatie-instellingen krijgen er 1,85 miljoen bij. Dat is op hun
budgetten niet weinig. Ik was hier laatst nog op bezoek bij West, ook
een presentatie-instelling. Zij waren redelijk tevreden over wat er nu
bij komt. Natuurlijk, het kan altijd nog beter en nog mooier. Maar we
moeten echt balanceren: wat is het totale budget dat we hebben en waar
we kunnen we echt tegemoetkomen aan de grootste vraagstukken die er
zijn? Ik denk dat de presentatie-instellingen met 1,85 miljoen niet
slecht bedeeld zijn. Daar kunnen ze echt stappen voor zetten. Als u meer
wil, dan zult u het toch ergens anders vandaan moeten halen. We kunnen
niet zeggen: we moeten overal en-en-en doen. Ik heb 80 miljoen extra,
maar ook niet meer dan dat.
De voorzitter:
Mevrouw Ellemeet, kort.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ja, 1,85 miljoen min acht ton honorariumrichtlijn en min € 430.000 van
de B-lijst, de Pechtold-gelden. Het is gewoon een kleiner bedrag. Ik
begrijp ook wat de minister zegt. Het moet rechtsom of linksom. Maar ik
wil dat deze afweging zorgvuldig wordt afgemaakt. Ik wil het onder de
aandacht brengen van de minister. Dit is een kwetsbare groep. De
beeldende kunsten bestoken ons niet met honderden mails. Toch vind ik
dat we ons niet alleen daardoor moeten laten leiden. Ik vind dat we ook
oog moeten hebben voor deze wat minder zichtbare belangrijke sector in
de cultuur. Ik wil de minister eigenlijk vooral vragen om hier nog eens
over in gesprek te gaan, zodat zij samen met de beeldendekunstensector
de juiste afweging kan maken voor het bestemmen van gelden.
Minister Van Engelshoven:
Ik ben het zeer met mevrouw Ellemeet eens dat we er niet zo naar moeten
kijken dat vooral de meest vocale groep het best wordt bediend. Maar ik
ben de afgelopen periode niet voor niets bij ongeveer alle
presentie-instellingen geweest om precies te kijken naar wat er nu nodig
is. Daar heb ik bevestigd gekregen dat men met deze middelen echt een
behoorlijke stap kan zetten. Ik geloof dat ik komende week nog weer bij
een presentatie-instelling zit. Ik zal het daar nog een keer bespreken.
Dit hebben we echt in goede dialoog met de sector gedaan.
Dan kom ik op de muziekarchieven, waar mevrouw Geluk naar vroeg. In de
uitgangspuntenbrief hebben we aangegeven dat er in de
basisinfrastructuur een regeling komt voor beheer, behoud en ontsluiting
van de sectorcollecties podiumkunsten. Dat is dus inclusief de
muziekarchieven. Dus dat is geborgd.
Mevrouw Belhaj vroeg nog naar het verdienvermogen van de middelgrote
ensembles. Daar hebben we het eerder het afgelopen jaar over gehad. Naar
aanleiding van de motie in januari is met de ensembles gesproken en is
het kader aangepast. Dat is inmiddels in werking getreden en de middelen
zijn ten goede gekomen aan die ensembles. Voor de periode 2018-2020 is
er drie ton per jaar extra beschikbaar. In de volgende periode wordt er
structureel meer gerekend.
Een aantal van u, mevrouw Belhaj en mevrouw Geluk, hadden vragen over de
ondersteuning van de amateurverenigingen, bijvoorbeeld koren. Over het
algemeen zijn dat amateurverenigingen. Het zijn er ongelofelijk veel. Er
zijn ongelofelijk veel mensen die zingen in een koor in Nederland, wat
heel erg goed is. Ik heb in oktober met het Koornetwerk Nederland
gesproken over de vraag wat er nodig is. Met het Fonds voor
Cultuurparticipatie en LKCA zijn we aan het kijken hoe we ervoor kunnen
zorgen dat die amateurverenigingen structureel beter worden ondersteund.
Wat zij mij vroegen was niet zozeer om elk van die verenigingen te
ondersteunen, want dat kun je landelijk niet. Maar het Koornetwerk
Nederland, bijvoorbeeld, is een netwerk waarin men gezamenlijk kennis
deelt en gezamenlijk kijkt hoe men dingen voor de sector beter kan
organiseren. Daar zouden zij wat ondersteuning voor nodig hebben. Dat
vind ik een heel zinvolle manier om daarnaar te kijken. Dat is ook echt
een rol waarvan je zegt: dat zou je landelijk kunnen faciliteren. Dus we
zijn daar met die verenigingen over in gesprek en gaan kijken of wij
daar vanuit de middelen wat aan kunnen doen.
Mevrouw Geluk kwam terug op de motie die zij eerder heeft ingediend over
kunstenaars met een beperking. Daarin gaat het echt over de
topkunstenaars met een beperking. Kunnen die nou voldoende meedoen? Een
heel mooi voorbeeld zagen we natuurlijk dit jaar bij de Dansdagen in
Maastricht, waar REDO de Zwaan won. Het betrof een fantastische danser
met een beperking, die echt op topniveau danst. Ik vond het echt heel
mooi en het doet heel veel voor mensen met een beperking in de kunsten
als zo iemand dan zo'n prachtige Zwaan krijgt. Maar ik noem ook wat
bijvoorbeeld de Hermitage doet met outsider art: een prachtige
tentoonstelling. Dan hang je als kunstenaar met een beperking wel in de
Hermitage in Amsterdam. Dat doet ook wat met kunstenaars met een
beperking. We hebben natuurlijk ook het initiatief BuitenGewoon Kunst
dat daar het nodige voor doet. Ook binnen de regeling van de fondsen is
dus aandacht voor professionele kunstenaars met een beperking. Ik zal
bij mijn reguliere overleg met de fondsen nog eens navragen of er voor
kunstenaars met een beperking nog knelpunten zitten om daaraan mee te
doen. De fondsen zorgen er bijvoorbeeld ook al voor dat kunstenaars met
een beperking voor wie het nagenoeg niet mogelijk is om een aanvraag te
schrijven persoonlijk een pitch kunnen komen doen. Zij doen dat dus in
alternatieve vorm. Voor kunstbeoefenaars met een handicap — dan gaat het
om amateurs — is binnen het Fonds voor Cultuurparticipatie een regeling
in ontwerp. Die is begin 2020 gereed. Aan de ene kant zien we dus heel
goede dingen gebeuren. In mijn reguliere overleg met de fondsen ga ik
bekijken of er voor professionele kunstenaars met een beperking nog
aanpassingen nodig zijn en een regeling voor amateurs is in de
maak.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Ik bedoelde niet zozeer die regeling voor amateurs. Ik zag in de
begroting dat er een vraagteken of zoiets stond waar u met dat bedrag
zou blijven of welk bedrag u daarvoor wilde uittrekken. Het was mij niet
duidelijk wat er nou was. Er was een bedrag voor vrijgemaakt, maar het
was niet duidelijk waar het nou naartoe ging. Daar krijg ik misschien
nog wel antwoord op.
Minister Van Engelshoven:
Laten we dat nog even voor u uitzoeken.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Dat is goed. Dank u wel.
Minister Van Engelshoven:
Mevrouw Ellemeet vroeg naar de toegankelijk van de culturele sector in
den brede. De Code Diversiteit & Inclusie biedt daar natuurlijk de
praktische handvatten voor. Ik verwacht van instellingen dat zij bij hun
plannen voor de komende periode ook aangeven hoe ze die toegankelijkheid
en inclusiviteit vorm willen geven en daarmee ook rekening houden in hun
begroting. We hebben afgelopen jaar op basis van een eerdere motie in de
Kamer vijf ton beschikbaar gesteld om te kijken hoe we de dialoog tussen
organisaties van mensen met een beperking en de culturele sector op gang
kunnen brengen om daar stappen te zetten. Dat heeft geleid tot een heel
goede dialoog. Ik ben daar zelf een keer bij geweest. Het leidt af en
toe, ook bij instellingen, tot inzichten. Dan zeggen ze: dat we daar
niet aan hebben gedacht. Dan zie je dat het echt vraagt om echt met de
groeperingen van mensen met een beperking te kijken waar de blokkades
liggen. Dan blijkt het vaak niet eens zo ingewikkeld te zijn om ze op te
lossen. We stimuleren dus dat daar in den brede aandacht voor is.
Voorzitter. Dan heb ik nog een heel stapeltje varia.
De voorzitter:
Ik denk dat meneer Bosma daarop zit te wachten.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik schrik altijd wakker bij het woordje "varia", want daar zit ik altijd
in.
Minister Van Engelshoven:
Meneer Bosma, dat komt omdat de enkele vraag die u stelt niet gelegen is
op de terreinen waar mijn prioriteiten liggen. Als u vragen in een ander
domein stelt, komt u eerder aan bod.
Voorzitter. Laat ik de heer Bosma niet langer laten wachten. Hij had het
over het sinterklaasfeest. Laat ik daar één ding over zeggen. Ja, dat is
immaterieel erfgoed. Een kenmerk van immaterieel erfgoed is dat het met
zijn tijd meebeweegt. Anders mag het van UNESCO ook geen immaterieel
erfgoed zijn. Die beweging komt uit de samenleving. Daar moeten we van
bovenaf niks opleggen. Dat is echt een dialoog die in de samenleving
plaatsvindt. Het enige wat ik altijd hoop is dat die dialoog op een
nette en prettige manier plaatsvindt met respect voor ieders positie.
Wat het Stedelijk Museum daarvan vindt, is de eigen verantwoordelijkheid
van het Stedelijk Museum. Daar treed ik niet in. Ik heb daarmee ook geen
subsidierelatie. Ook gemeenten moeten zelf kijken — en dat geldt in den
brede — hoe zij omgaan met immaterieel erfgoed en hoe zij de dialoog in
hun gemeente faciliteren, maar de kern van alle immateriële erfgoed is
dat het altijd meebeweegt met de tijd. Doet het dat niet, dan gaat
immaterieel erfgoed juist verloren. Wat de Soros foundation doet op dat
gebied, daar heb ik geen enkel beeld van.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag bij de heer Bosma.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ja, dat van Soros, dat vind ik raar, want zelfs in een krant die in
D66-kringen veel wordt gelezen, namelijk NRC Handelsblad, heeft een
artikel gestaan over dat meneer Soros het New Urban Collective
financiert, wat een van de drijvende krachten is en ook gelieerd aan
Kick Out Zwarte Piet. Meneer Soros stopt meer geld in de Nederlandse
samenleving met zijn propaganda dan de budgetten van alle politieke
partijen bij elkaar. Een collega van deze minister, mevrouw Ollongren,
heeft het vaak gehad over nepnieuws. Het is nogal interessant en
belangrijk voor Nederlanders, in een democratie, om te weten hoe een
politieke discussie wordt beïnvloed van buiten, met buitenlands geld.
Dat zou ík dolgraag willen weten.
De minister wil dat niet weten en dat begrijp ik allemaal wel. Zij zegt:
we moeten dat niet van bovenaf opleggen. Nee, dat is dus juist wat hier
wel gebeurt. Een voorbeeld: meneer Asscher is minister en heeft een
Zwarte Pietoverleg, stiekem. Van bovenaf, vanuit een ministerie, wordt
dus de samenleving beïnvloed. Dat is niet van onderop, dat is van
bovenaf! Ik wil het wel hebben over het Stedelijk Museum. Inderdaad,
daar bestaat geen subsidierelatie mee, maar het is toch vreemd dat zo'n
museum zo politiek actief is? Je ziet steeds vaker dat die musea — zie
de Gouden Eeuw in het Amsterdams Museum, zie het Rijksmuseum — steeds
meer in politiek correct vaarwater gaan komen en een soort hangplek aan
het worden zijn voor eigenlijk linkse activisten. Moet de overheid daar
iets van vinden? Of moet je dat gewoon maar op zijn beloop laten, net
zolang tot de hele Nederlandse geschiedenis die ze daar presenteren,
langs de meetlat gelegd wordt van Sylvana Simons?
Minister Van Engelshoven:
Ik vind het mooi dat onze musea midden in het maatschappelijk debat
staan. Dat is wat je ook wilt, dat musea ook goed kijken naar wat er
gebeurt in de samenleving en zich afvragen wat zij als museum in dat
debat kunnen betekenen. Het is echt aan de musea zelf om te kijken hoe
zij die rol invullen. Kunst is van en voor iedereen. Dat musea juist
door zich te begeven in dat maatschappelijk debat ... Heel veel
beeldende kunst heeft een relatie tot het maatschappelijk debat en
gelukkig zien we ook weer heel veel geëngageerde kunstenaars die met hun
werken een rol willen vervullen in dat debat. Ik denk dat ik het alleen
maar toejuich als musea daar ergens een rol in pakken.
De heer Martin Bosma (PVV):
De minister heeft recentelijk in Parijs een speech gehouden bij de
UNESCO. We hebben alleen maar de Engelse versie hier. Ze had het over
vrijheid. Het gaat over 75 jaar vrijheid en dat die vrijheid bedreigd
wordt door de opkomst van het populisme en ook fake news and
misinformatie. De minister zegt: een museum laat zien wat er gebeurt in
de samenleving, maar die indruk heb ik niet, want het Stedelijk Museum
gaat niet bijvoorbeeld islamitische tradities aanvallen. Ze huren niet
Ayan Hirsi Ali in. Ze huren niet mijn fractieleider in om islamitische
tradities aan te vallen. Waarom niet? Omdat het een politiek correct
feestje is. Heeft een museum dan volgens de minister ook de plicht om
niet alleen maar constant het links activistische verhaal voor het
voetlicht te brengen, maar ook om een soort afspiegeling te zijn van de
samenleving?
Minister Van Engelshoven:
Ik heb net al gezegd: het is goed als musea midden in het
maatschappelijk debat staan en het is aan musea zelf om daar een vorm in
te kiezen. Het is niet dienstig als ik hier vandaan ga sturen: dat moet
zus of zo. Ik vind het heel mooi dat musea, of het nou gaat om moderne
kunst of om wat oudere kunst, steeds kijken hoe zij datgene wat ze laten
zien ook kunnen plaatsen in een maatschappelijk debat. Hoe zij dat doen,
laat ik echt graag aan die musea.
Voorzitter. Ik wil verdergaan met de vraag van mevrouw Geluk over de
brand in de kerk in Hoogmade. Even voor de goede orde, die kerk was geen
rijksmonument, dus wij hadden daar in die zin geen rol. Het is vooral
een verzekeringskwestie. Bij dit soort branden is het vaak in eerste
instantie aan de verzekeraars om te kijken naar hun financiële
verantwoordelijkheid. De vraag van mevrouw Geluk ging vooral over hoe we
voorkomen dat die branden ontstaan. Dat begint natuurlijk allereerst bij
goed beheer en onderhoud. Voor monumentale kerkgebouwen stimuleren we
dat via de Sim, de herbestemmingsregeling en de wind- en
waterdichtheidregeling. We hebben ook het programma Toekomst religieus
erfgoed, waarbij we kijken naar de toekomstbestendigheid van
kerkgebouwen. U weet dat ik in dat kader met gemeenten werk aan
kerkenvisies: hoe kunnen we een herbestemming geven aan kerken die leeg
komen? Er wordt ook gekeken naar bijvoorbeeld veiligheid en
brandveiligheid. Ik was afgelopen zaterdag nog bij de Eusebiuskerk in
Arnhem, waar ze het op een fantastische manier hebben gedaan.
De heer Bisschop had een vraag over de verduurzaming van monumenten.
Zowel de VNG als de Federatie Grote Monumentengemeenten is aangesloten
bij de Routekaart verduurzaming monumenten. Dat is de bijdrage van de
monumentensector aan het klimaatakkoord. In dat kader wordt met hen
besproken wat we kunnen doen aan de verduurzaming van monumenten. Er
wordt nu een tweetal onderzoeken uitgevoerd. In eerste instantie wordt
een onderzoek uitgevoerd naar knelpunten in de wet- en regelgeving voor
de verduurzaming. Er wordt gekeken naar instrumenten die gemeenten
kunnen ondersteunen bij hun rol bij die verduurzaming, en naar de manier
waarop we best practices verder kunnen verspreiden. Ik verwacht de
uitkomsten van die onderzoeken in het voorjaar van 2020. Ik zal u daar
dan over informeren.
Voorzitter. Dan kom ik op letteren en bibliotheken. De heer Asscher had
een aantal vragen op dat punt, ten eerste over het stimuleringsfonds.
Via het eerdere stimuleringsfonds hebben we twaalf gemeenten drie jaar
lang kunnen ondersteunen bij het opzetten en heropenen van een
bibliotheekvestiging. Wat zijn dan de voorwaarden daarvoor? Ja, we
hebben daarvoor geld beschikbaar. Dat betekent niet dat we van rijkswege
die bibliotheek structureel gaan openhouden. We ondersteunen bij het in
stand houden of de nieuwe opstart, maar dan moet de gemeente wel bereid
zijn om voor de verdere continuïteit te zorgen. Dat doen we via het
Gemeentefonds, ik neem aan via een decentralisatie-uitkering.
De heer Asscher zegt dat we dat op meer plekken zouden kunnen doen, als
we dat fonds verder uitbreiden. Binnenkort, eind dit jaar, komt de
evaluatie van de Bibliotheekwet eraan. Na de kerst zal ik u daarover
informeren. We gaan dan breder kijken naar de knelpunten rondom de
Bibliotheekwet. Natuurlijk kunnen we het huidige fonds verlengen, maar
ik heb daar twee aarzelingen bij. We moeten dan geld uit de begroting
daarvoor inzetten dat we niet voor iets anders, bijvoorbeeld voor
podiumkunsten, kunnen inzetten. Je kan geld maar één keer uitgeven. Het
moet ook geen uitnodiging worden aan gemeenten om het werk te laten
liggen: "dan komt de minister wel langs om daar de boel te redden". Ja,
het kan, maar het is niet gratis. We moeten dan andere dingen laten
liggen. Het zou mij een lief ding waard zijn om even te kunnen wachten
tot we de evaluatie van de Bibliotheekwet hebben, want dan kunnen we
breder kijken naar welke knelpunten er zijn en welke het meest urgent
zijn. Ik doe een beroep op de heer Asscher om nog even te wachten tot
die evaluatie, want ik weet nog niet of dit het meest dringende knelpunt
is waar we middelen in willen steken.
De heer Bisschop had een aantal vragen met betrekking tot het vak
Nederlands, over lezen en over de examinering in het vo. Ik ga u
daarvoor echt verwijzen naar de curriculumherziening. Want het vraagt
echt om zorgvuldigheid om te kijken hoe we dat in de
curriculumherziening gaan doen. U krijgt over een paar weken de brief
van het kabinet met ons standpunt over die curriculumherziening. Het
debat over wat we met het vak Nederlands gaan doen in die
curriculumherziening zou ik daar willen laten plaatsvinden, want je moet
het wel echt in die context zien. Ik wil namelijk ook voorkomen dat er
bij allerlei verschillende debatten wensen rondom dat curriculum worden
toegezegd en dat we dan uiteindelijk weer met dat hele opgetuigde
curriculum zitten, terwijl we dat juist niet wilden.
De heer Bisschop had nog een vraag over de subsidieregeling voor de
lettereneducatie. Ja, die is primair gericht op het primair onderwijs.
Ik zeg het er maar even bij dat de regeling in het voorjaar zo aan u is
voorgelegd. Toen is daarmee ingestemd. Het is voor mij op dit moment
echt niet mogelijk om nu weer aan die regeling te morrelen. Dat moeten
we met elkaar echt niet willen. Overigens deel ik de zorg van de heer
Bisschop wel. Naast de curriculumherziening die we binnenkort krijgen,
krijgt u van mij ook de brief over het leesadvies van de Onderwijsraad
en de Raad voor Cultuur. Ik stel voor dat we naar aanleiding van die
twee stukken kijken hoe we dat punt in het vmbo op een goede manier
kunnen adresseren, want u heeft daar wel een terecht punt.
De heer Bisschop (SGP):
Dank voor deze reactie. Ik merk dat de minister zoekt naar een manier om
op dit nijpende probleem — want dat is het in feite — toch te kunnen
acteren. Is het mogelijk om al in de brief die u zojuist hebt toegezegd
te reflecteren op hoe we de vmbo-sector in dat leesonderwijs kunnen
ondersteunen?
Minister Van Engelshoven:
Ja. Ik kan niet beloven dat u meteen tevreden bent over wat daar dan in
staat, maar we zullen dat punt nadrukkelijk meenemen.
Voorzitter. Er waren nog een heel aantal vragen over de audiovisuele
richtlijn. Er is natuurlijk een hele discussie over quotering qua
Nederlandse producties en over heffingen. Nog vóór de kerst komt
daarover een brief uw kant op. Daarin laten we als kabinet zien welke
stappen wij nu willen zetten. Ik vind het echt nodig — alle geluiden
vanuit uw Kamer ervaar ik dan ook echt als een steun in de rug — dat we
op dat punt, namelijk hoe we zorgen dat we in het kader van die
audiovisuele richtlijn de Nederlandse sector op dit punt kunnen
versterken, het een en ander doen. Ja, dat is nodig. Ik moet ook
daarvoor een vorm vinden waarmee we én iets kunnen doen voor de sector
én die ook draagvlak kan vinden in het kabinet. Daarover komen wij nog
vóór de kerst met een brief. Ik stel me zomaar voor dat we daar dan
apart over komen te spreken. Maar alle aansporingen vanuit uw commissie
zijn van harte welkom.
Voorzitter. Dan het voorstel van de heer El Yassini om de subsidie op
het toegangskaartje te vermelden. Laat ik zeggen dat ik niet het idee
kreeg dat dit in de rest van de commissie meteen tot groot enthousiasme
leidde. Ook ik heb er wel wat kanttekeningen bij, want ook ik heb een
verzuchting van: waarom moet het dan weer alleen bij de culturele
sector; is dat niet gek? Het punt van de heer Asscher was: mogen we daar
dan ook tegenover stellen wat daar wordt verdiend? Ik ken ook nog wel
een sector in de sport waar heel veel publiek geld naartoe gaat en waar
mensen ook een kaartje kopen. Je zou op dat kaartje salarissen in die
sector met zes nullen erachter kunnen schrijven. We hadden eerder
vanmiddag ook een discussie of het allemaal wat minder mag met
administratie en lasten. Eerlijk gezegd zie ik niet in wat dit toevoegt.
Heel veel instellingen laten dat heel goed zien op hun websites omdat ze
heel erg op zoek zijn naar een bredere financieringsmix. Als ik een
kaartje zou krijgen waarop ik zou zien hoeveel subsidie die instelling
krijgt, zou ik eerlijk gezegd niet inzien wat voor boodschap u daarmee
aan mij wil overbrengen. Ik ben er niet heel enthousiast over; laat ik
er dat over zeggen.
De heer El Yassini (VVD):
De minister vraagt wat de toegevoegde waarde is. Volgens mij hebben we
het tijdens dit debat er ook over gehad dat als iets gratis is, dit niet
betekent dat het kosteloos is. Het komt in feite neer op het volgende.
Als iemand in Nederland geniet van kunst en cultuur en ergens een
kaartje koopt, investeren wij als overheid ook in de culturele sector.
Als mensen een kaartje kopen en zien dat het kaartje €9,95 is, moeten ze
zich heel goed realiseren dat de €9,95 die zij zelf betalen, een deel is
van de totaalkosten voor de culturele instelling, voor de kunst en voor
de cultuuruiting. Zo laten we aan de samenleving zien: cultuur is voor
ons waardevol, maar het is niet goedkoop. Het betekent dat als iemand
€9,95 voor zijn kaartje betaalt, de werkelijke prijs zonder subsidie €25
of misschien zelfs €30 zou kunnen zijn. Op die manier wordt een
waardering uitgesproken door het bekostigde bedrag op een
toegangskaartje te plaatsen, zodat inwoners in Nederland ook begrijpen
dat cultuur een belangrijk onderdeel is en dat het
cultuurbeleidondersteunend is. Uiteindelijk zorgt het ervoor dat we meer
draagvlak in de samenleving krijgen en dat mensen heel goed bevatten dat
iets misschien goedkoper of gratis is, maar niet kosteloos.
Minister Van Engelshoven:
Mensen kopen een kaartje. Dan weten ze dus ook wel dat het niet gratis
is. Maar mijn vraag is vooral: waarom dan weer per se in de culturele
sector? Als ik een kaartje koop voor de tram, zit daar ook een
behoorlijke subsidie op. Als ik een kaartje koop voor de trein, zit daar
een behoorlijke subsidie op. Als ik een kaartje koop voor een
voetbalwedstrijd, worden daarbij behoorlijke publieke kosten betaald die
ik niet betaal. En ga zo maar door. Ik denk dat dit soort bedragen
zitten achter bijna elk kaartje dat iemand koopt. Ik blijf dus met mijn
vraag zitten: waarom dan alleen voor de culturele sector en welk
probleem zijn we hier nou aan het oplossen?
De heer El Yassini (VVD):
Op die laatste vraag heb ik volgens mij al antwoord gegeven. Dat ga ik
niet herhalen; dat lijkt me wel duidelijk. Maar de minister zegt ook:
waarom alleen in de culturele sector? Ik heb niet gezegd dat het alleen
om de culturele sector gaat. Ik heb toevallig contact met onze
woordvoerder die over mobiliteit gaat. Die heeft er ook geen probleem
mee als op het treinkaartje mag staan hoeveel subsidie NS en ProRail
krijgen. Wat de zorgkosten betreft: als ik een operatie heb gehad, vind
ik het niet erg dat op de rekening, waarbij een deel van mijn eigen
risico wordt afgeschreven, ook staat wat de operatie heeft gekost. De
overheid betaalt meer dan €10.000 per student per jaar in het hoger
onderwijs. Als ik ga studeren, betaal ik maar €2.000 collegegeld. Ik
vind het helemaal niet erg om dat duidelijk te communiceren. We moeten
er in Nederland vanaf dat we elke keer denken dat er een soort boom op
het Binnenhof staat waar we even aan kunnen schudden. Het is inderdaad
belastinggeld dat uiteindelijk — op een goede manier — als investering
terechtkomt op plekken die wij als politiek heel belangrijk vinden. Ik
vind dus dat de culturele sector niet uitgezonderd is, maar aangezien ik
nu woordvoerder cultuur ben, zou ik zeggen: laten we daar eens mee
beginnen en laten we kijken wat er bij de rest ook nog ingevuld kan
worden.
Minister Van Engelshoven:
Volgens mij kost dit aan uitvoering meer dan het oplevert, maar ik stel
voorlopig wel vast dat dit volgens mij ook in het verkiezingsprogramma
van de VVD juist alleen bij de culturele sector stond. Als u het bij
voorrang bij andere sectoren wilt, dan zou ik er misschien nog eens over
kunnen denken, maar ik zie werkelijk niet welk probleem ik hiermee zou
oplossen. Volgens mij kunnen we onze middelen en energie dan beter in
andere vraagstukken steken.
Voorzitter. Mevrouw Ellemeet had een vraag over diversiteit. Zij zei dat
iedereen zich thuis moet voelen in het theater, maar moet iedereen dan
wel naar hetzelfde theater of moet je ook anders naar die diversiteit
kijken? Voor mij is het niet zo dat iedereen naar dezelfde
voorstellingen moet. Ook moet diversiteit in al haar facetten niet bij
iedere voorstelling en iedere culturele uiting tot uitdrukking komen.
Met betrekking tot diversiteit en inclusiviteit vind ik het wel
belangrijk dat iedereen in Nederland het idee heeft dat ook zijn of haar
verhaal wordt verteld en dat ook zijn of haar gezichtspunt wordt
vertolkt. Dat is belangrijk, net als het feit dat dat toegankelijk is en
dat dit in het hele land zo is. Op die manier moeten we naar
inclusiviteit. Met haar vind ik het heel belangrijk dat dit gebeurt. Er
gebeurt op dat terrein natuurlijk al heel veel. Volgens mij vroeg zij
specifiek naar combinaties met de zorg: wat kan cultuur bijvoorbeeld
voor ouderen doen? Dan gaat het er dus niet alleen om dat ouderen
cultuur kunnen beleven, maar dat zij ook kunnen participeren. Op al die
fronten wil ik inderdaad kijken naar diversiteit en inclusiviteit in den
brede. Diversiteit is vaak: je mag op het feestje komen. Maar mag je ook
meedoen op de dansvloer? Daar gaat het ook om. Ja, dat moeten we breed
bekijken voor alle groepen, maar het hoeft niet allemaal op dezelfde
plek tegelijkertijd. Dat moeten we elkaar niet willen aandoen.
Voorzitter. Een vraag waarvan ik weet dat die altijd komt, is de vraag
van de heer Kwint over de concertkaartjes. Zijn vraag aan mij was: wat
gebeurt er nou eigenlijk op dat terrein? Er gebeuren een aantal dingen.
Dit voorjaar is in het Europees Parlement en de Europese Raad voorlopige
overeenstemming bereikt over een richtlijn met maatregelen om het
Europese consumentenrecht te moderniseren in een zogenaamde New Deal for
Consumers. Een van die maatregelen is een verbod om met gebruik van
software meer kaartjes dan toegestaan te kopen, met als doel om deze
door te verkopen. Voor het eind van het jaar zal deze New Deal worden
gepubliceerd in het Staatsblad, waarna het ministerie van JenV 30
maanden de tijd heeft om de richtlijn te implementeren in het BW.
Hiervoor zal de sector nog geconsulteerd worden.
Daarnaast heeft de Stichting Weet Waar Je Koopt, een initiatief uit de
sector zelf, van mij subsidie ontvangen om de voorlichtingscampagne te
doen.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat heeft de heer Kwint een vraag.
De heer Kwint (SP):
Eerst een constatering: een jaar geleden heeft de hele Kamer gezegd iets
te willen doen aan het verdienmodel van die websites en nu is er een
bedrijf in dienst genomen om een voorlichtingscampagne te gaan
vormgeven. Ik vind dat nogal een poosje duren.
Dan over die Europese oplossing. Het verzoek in de motie was om het
verdienmodel van die doorverkoopsites aan banden te leggen. Bots of
computerprogramma's zijn een onderdeel om kaartjes te bemachtigen, maar
een hele kelder vol studenten doet precies hetzelfde. Dan ben je wat
meer kwijt aan manuren, maar het daadwerkelijke probleem, namelijk dat
kaartjes met woekerwinsten worden doorverkocht, waarvan de hele Kamer
vroeg om dat aan te pakken, wordt niet opgelost met alleen deze Europese
richtlijn. Is de minister dat met mij eens en is zij alsnog bereid om
met een verdere aanpak aan de slag te gaan?
Minister Van Engelshoven:
Ik realiseer me dat de heer Kwint altijd meer wil dan ik zou kunnen
bieden, en daar had ik mij ook op geprepareerd, maar dat wat ik zeg is
wel de route die wij gaan. We hebben een Europese richtlijn en die gaat
in Nederland geïmplementeerd worden, waarbij er dus echt stappen gezet
worden. Dat heb ik u ook in het vorige debat toegezegd, omdat ik ook
grenzen zie aan hoe je dat nationaal kunt aanpakken. Toen heb ik ook
gezegd dat ik een voorkeur heb voor een Europese aanpak. Dat doen we nu.
We hebben geen bedrijf in de arm genomen, maar het is een stichting
vanuit de sector zelf die voor ons die voorlichting zal verzorgen. Ik
begrijp dat de heer Kwint meer wil, maar dit is wat ik hem op dit moment
te bieden heb.
De heer Kwint (SP):
Het is niet alleen wat ik meer wil, maar 150 Kamerleden hebben de
minister de opdracht gegeven om dit verdienmodel aan te pakken. Dan is
het antwoord dat ik meer wil dan zij zou kunnen bieden, maar dat klopt
gewoon niet. Ik wil meer dan zij wil doen, dat klopt, maar zij kan heel
veel meer bieden. Heel Europa zit vol met landen die meer doen dan dit.
Ze zijn ermee bezig in België, in Ierland, in Engeland, Frankrijk,
Spanje en Italië. Dat zijn allemaal landen die meer bieden dan de
minister nu biedt. Ik snap gewoon niet zo goed waar het bezwaar van de
minister zit.
Minister Van Engelshoven:
We kunnen er nog een hele tijd over tiktakken, maar dit is de manier
waarop het kabinet is omgegaan met deze motie. Dat de heer Kwint verder
zou willen gaan op dit onderwerp, was mij al langer duidelijk.
De voorzitter:
De heer El Yassini heeft een vraag.
De heer El Yassini (VVD):
Niet om dit prachtige onderwerp van de heer Kwint te kapen, want hij is
daar vol energie altijd al mee bezig geweest en dat bewonder ik enorm,
maar ook de VVD ergert zich aan dit soort praktijken. Ik weet wel dat
als ik bij wijze van spreken een vliegticket koop en vervolgens niet
kan, en mijn broertje wil naar dezelfde bestemming toe, het bijna
onmogelijk is om dat ticket over te nemen. Als dat lukt moet je
ongelofelijk veel bijbetalen om er überhaupt een naamswijziging in te
krijgen. Misschien denk ik te simpel, maar ik hoor graag hoe de minister
daarnaar kijkt. Het zou al heel veel schelen als kaartjes worden
verkocht op naam, want dan moet ik mijn identiteit aantonen bij het
bezoeken van een concert of een festival; dat ik degene ben die dat
kaartje heeft gekocht. We kunnen het over hightechoplossingen hebben,
maar volgens mij is dit lekker low tech en veel makkelijker. Kunnen we
niet op die manier iets doen?
Minister Van Engelshoven:
Volgens mij zijn er wel artiesten die dat vragen. Als zij een concert
geven, willen zij dat een kaartje op naam wordt verkocht, dus dat kan
men al zelf doen. Hier heeft de minister van Justitie het voortouw bij
het implementeren van de wetgeving. Ja, de Belgen hebben op dit moment
meer geregeld dan wij, maar ik merk daar en bij andere Europese landen
een sterke voorkeur om het nu echt via de Europese route te regelen,
omdat het probleem anders verschuift. Bij ieder land afzonderlijk wordt
er vanuit andere landen geopereerd. Dus ja, we hebben hier echt gekozen
voor een gezamenlijke Europese aanpak.
Voorzitter. Tot slot had de heer Bisschop een praktische vraag aan mij
of ik de tentoonstelling die op zijn initiatief plaatsvindt wil openen.
Ja, de Statenvertaling is heel belangrijk geweest in de Nederlandse
taal. Ik ga graag een keer met hem naar de tentoonstelling kijken, maar
dinsdag kan ik helaas niet. Ik host dan het evenement over topvrouwen,
over meerdere vrouwen aan de top. Maar als de heer Bisschop mij wil
steunen in mijn pleidooi om meer vrouwen aan de top te krijgen, dan geef
ik hem wat meer aandacht op de Statenvertaling. Dat lijkt mij een mooie
deal.
De heer Bisschop (SGP):
Ik ben bang dat ik de minister een beetje moet teleurstellen. Ik heb me
waarschijnlijk niet goed uitgedrukt, want de opening van de
tentoonstelling zal plaatsvinden door de Kamervoorzitter. Helaas, die
uitnodiging ging niet in uw richting. De uitnodiging was wel om daarbij
aanwezig te zijn, en ik waardeer het zeer dat u mijn uitnodiging om een
persoonlijke rondleiding te krijgen wilt aannemen. Op het tweede punt
over de topvrouwen ben ik de minister zelfs al voor geweest. Afgelopen
zaterdag heb ik op een soroptimistenclub — nou kijkt iedereen glazig,
maar dat is een club van topvrouwen — in een panel gezeten en gezellig
met de dames gediscussieerd. Dus ik ben al goed bezig. Wij staan ons
mannetje, ook bij de vrouwen!
De voorzitter:
De minister tot slot.
Minister Van Engelshoven:
Dan kijk ik zeer uit naar de inbreng van de heer Bissschop bij het
overleg Emancipatie op 2 december.
De voorzitter:
Daarmee bent u aan het einde gekomen van uw eerste termijn. Ik kijk naar
de klok, het is 15.30 uur en we hebben nog een tweede termijn voor de
boeg. Daarom heb ik in het kader van het management van de verwachtingen
al een lijstje rondgestuurd met de minuten die u nog resteren. Dat is
niet veel. De heer Kwint zit al in de ontkenning, die heeft het niet
gezien, maar meneer Kwint, u heeft nog een minuut. U kunt snel spreken
en heeft waarschijnlijk ook een aantal moties, dus ga maar eens kijken
hoe dat in die ene minuut past. Ik geef snel het woord aan de heer Bosma
van de PVV.
De heer Martin Bosma (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Volgend jaar kom ik pas weer bij het blokje
varia en trek ik mijn lunch maar even door. Je zal maar op de
theaterschool zitten en hier urenlang naar moeten luisteren, dan kies je
toch een andere opleiding. Maar goed.
Voorzitter. Als mensen over Soros gaan gillen, dan gaat het vaak over
samenzwering en soms antisemitisme, maar zelf NRC Handelsblad heeft een
groot artikel geschreven over de beïnvloeding van de heer Soros. Ik wil
dat graag wat beter uitgezocht hebben.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze Soros (en/of
organisaties die door hem zijn opgezet of mede gefinancierd worden) de
culturele traditie van het sinterklaasfeest in Nederland probeert
(proberen) te beïnvloeden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Martin Bosma. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 90 (35300-VIII).
De heer Martin Bosma (PVV):
Voorzitter. De PVV komt altijd op voor het parlementaire erfgoed van
D66. Vroeger was D66 voor het referendum. Nu niet meer, maar de PVV nog
wel. Idem de massa-immigratie, idem Zwarte Piet. Nu recycle ik ook weer
een oud D66-idee en ik hoor mevrouw Belhaj al lichtelijk applaudisseren,
ik doe het speciaal voor haar.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering zich uit te spreken voor een bijdrage aan het
Songfestival in het Nederlands,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Martin Bosma. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 91 (35300-VIII).
Dank u wel meneer Bosma. De heer El Yassini.
De heer El Yassini (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de minister bedanken, want we hebben het
met name over drie belangrijke punten gehad.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter, mijn excuses, maar ik raakte helemaal opgewonden over de
motie van de heer Bosma, en had allerlei beelden over wat voor kleren
hij aan zou doen naar het Eurosongfestival. Iets met roze
leggings.
De heer El Yassini (VVD):
Ik hoop veel veren. Ik wil de minister bedanken, want we hebben het over
drie belangrijke zaken gehad. Een daarvan was regionale spreiding, en de
minister heeft duidelijk aangegeven dat ze dat als algemeen
beoordelingscriterium serieus opneemt, zodat er geografische spreiding
is. Daar zijn we heel blij mee. Ook zitten we op een lijn dat de
geboortepapieren iets belangrijks is voor de toekomst.
Dan nog even de discussie over de toegangskaarten. Ik snap dat de
minister hier nog niet heel erg enthousiast over is, maar het is bedoeld
om ervoor te zorgen dat in de samenleving een veel grotere bewustwording
is dat cultuur veel duurder en kostbaarder is dan wat wij voor een
toegangskaartje aan de kassa betalen. Het levert veel meer op, en wij
moeten in de samenleving laten zien hoe belangrijk het is om te blijven
investeren in cultuur. Daarom dien ik een motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat cultuur een waardevolle rol speelt in onze
maatschappij;
constaterende dat cultuur niet goedkoop is en deels gefaciliteerd wordt
door de overheid in de vorm van subsidie;
van mening dat het aantrekkelijk moet zijn en blijven om te investeren
in onze cultuur;
verzoekt de regering om het ontvangen subsidiebedrag door
cultuurinstellingen te vermelden op het toegangskaartje, zodat iedereen
kan zien hoe kostbaar cultuur is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid El Yassini. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 92 (35300-VIII).
De heer El Yassini (VVD):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Ellemeet.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik ga ratelen om mijn moties binnen de tijd te krijgen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er zorgen zijn over de gevolgen voor onder anderen
jonge talenten en vernieuwende disciplines binnen de podiumkunsten door
verschuiving van budget van het Fonds Podiumkunsten naar de BIS;
overwegende dat bij deze verschuiving de gevolgen voor de podiumkunsten
inzichtelijk moeten zijn opdat er een weloverwogen keuze gemaakt kan
worden;
van mening dat dit gewenste inzicht samenhangt met het gevraagde
onderzoek naar de kosten en gevolgen van fair practice, welk in februari
aan de Kamer wordt gestuurd;
verzoekt de regering in overleg met het Fonds Podiumkunsten inzichtelijk
te maken om hoeveel instellingen het gaat en welk financieel beslag dit
heeft, en de Kamer hier uiterlijk dit voorjaar over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet, Belhaj, Asscher en
Geluk-Poortvliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 93 (35300-VIII).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er onlangs een Code Diversiteit & Inclusie is
afgesloten in de cultuursector;
overwegende dat kunst en cultuur door iedereen moeten kunnen worden
gemaakt en bezocht, ongeacht persoonlijke achtergrond;
overwegende dat het voor mensen met een beperking, zoals
slechthorendheid of blindheid, extra lastig kan zijn cultuurevenementen
bij te wonen;
verzoekt de regering te onderzoeken hoe het gesteld is met de
toegankelijkheid van cultuurinstellingen en wat mogelijke belemmeringen
zijn voor mensen met een beperking,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet en Asscher. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 94 (35300-VIII).
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
De laatste motie, voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het behoud en beheer de verantwoordelijkheid is van
eigenaren en constaterende dat we zicht hebben op de staat van de
rijkscollectie, maar niet op publieke collecties die daarbuiten
vallen;
constaterende dat onder andere de Raad voor Cultuur concludeert dat
onder invloed van maatschappelijke druk het accent in het museumbeleid
te veel is komen te liggen op grote tentoonstellingen en
publieksaantallen en minder op het beheer van de publieke collectie en
er daardoor een sluipend verval dreigt;
overwegende dat deze publieke collecties deel zijn van onze geschiedenis
en het nationaal erfgoed en dat er daarom veel belang is bij vakkundig
beheer van deze kunst;
verzoekt de regering de staat van deze publieke collecties, in
samenspraak met hun eigenaren, te verkennen en de resultaten hiervan mee
te nemen in de gesprekken met de stedelijke cultuurregio's;
verzoekt de regering tevens de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet en Belhaj. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 95 (35300-VIII).
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. En dank aan alle studenten voor hun
aanwezigheid. Mooi dat jullie hier zijn; dat past goed binnen jullie
opleiding.
De voorzitter:
Mevrouw Geluk-Poortvliet.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Voorzitter. Ik heb een motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat amateurkunstverenigingen, zoals muziekverenigingen en
koren, van grote waarde zijn voor de samenleving;
constaterende dat er geen structurele overkoepelende ondersteuning is
voor deze verenigingen;
verzoekt de regering te onderzoeken hoe de structurele ondersteuning van
amateurkunstverenigingen kan worden versterkt, en de Kamer daarover vóór
de zomer van 2020 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geluk-Poortvliet, Belhaj,
Asscher, Kwint en Ellemeet.
Zij krijgt nr. 96 (35300-VIII).
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Voorts wil ik de minister graag hartelijk bedanken voor de uitvoerige
beantwoording van al mijn vragen. Ik wacht het antwoord over het geld
uit de begroting voor mensen met een beperking dan nog even af.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De indiening van uw motie heeft in ieder geval voldoende
steun. De heer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Ik sprak in de lunchpauze een aantal studenten van de Toneelacademie. Ik
kreeg deze tomaat mee. U zult begrijpen: dat deed me buitengewoon veel
plezier. Die was onderdeel van een kunstwerk waarin opgeroepen werd om
niet te bezuinigen op het Fonds Podiumkunsten. Waarom? Omdat zowel deze
studenten als ik niet overtuigd zijn van het verhaal van de minister. Ik
geloof in de intenties van verjonging en verbreding. Ik geloof niet dat
het op deze manier kan. Ik geloof dat het Fonds Podiumkunsten op deze
manier beschadigd wordt. Daarom de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet binnen de podiumkunsten voornemens is het
gesubsidieerde aanbod te verjongen en verbreden;
constaterende dat de haalbaarheid van deze ambitie onder grote druk komt
te staan door de forse bezuiniging bij het Fonds Podiumkunsten;
verzoekt de regering bij de Najaarsnota met voorstellen te komen om de
bezuiniging van 8,6 miljoen op het Fonds Podiumkunsten ongedaan te
maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint, Ouwehand en Asscher. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 97 (35300).
(Applaus)
De voorzitter:
Nee, heel flauw. Ik begrijp uw enthousiasme …
De heer Kwint (SP):
Ik ook.
De voorzitter:
… maar ik heb aangegeven dat we dit liever niet doen in dit huis. De
heer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Ik wil benadrukken dat ik hier niet voor betaald heb. Dat is overigens
een schrijnende realiteit voor een groot deel van de mensen die in de
culturele sector werkzaam zijn.
De voorzitter:
Meneer Kwint. Eén minuut. U neemt heel veel ruimte, dus heel snel
nu.
De heer Kwint (SP):
Ik lees ze alleen nog voor.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat gesubsidieerde instellingen vaak bij diverse overheden
of door de overheid gevulde fondsen aan verschillende aanvraag- en
verantwoordingseisen moeten voldoen;
constaterende dat cultuurgeld beter besteed is aan makers dan aan
consultants en boekhouders;
verzoekt de regering de verantwoordingsdruk voor makers en instellingen
te verlichten en tenminste de aanvraagprocedures en
verantwoordingsvoorschriften bij de diverse overheden zo veel mogelijk
te uniformeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint en Belhaj. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 98 (35300).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er een breed gedeelde politieke wens is om popmuziek
beter te ondersteunen;
verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat het opnemen van een of
meer popfestivals in de basisinfrastructuur niet ten koste gaat van de
totale financiële ondersteuning die popfestivals nu via het Fonds
Podiumkunsten ontvangen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint. Naar mij blijkt, wordt de
indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 99 (35300).
De heer Kwint (SP):
Excuses, de laatste motie is handgeschreven. Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Belhaj.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik zal beginnen met de motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de ACM afgelopen zomer een leidraad heeft opgesteld om
tariefafspraken tussen zzp'ers mogelijk te maken;
overwegende dat het belangrijk is dat zzp'ers in de kunst- en
cultuursector eerlijk betaald krijgen, maar dat op dit moment niet
voldoende gebeurt;
overwegende dat de leidraad goed aansluit bij de uitvoering van de Fair
Practice Code en bij het kabinetsbeleid om de positie van zzp'ers te
versterken;
verzoekt de regering, eventueel in samenwerking met de ACM en de
Regiegroep Arbeidsmarktagenda, de Leidraad tariefafspraken zzp'ers onder
de aandacht te brengen in de kunst- cultuursector, en hen waar nodig te
ondersteunen in de uitvoering en toepassing van de leidraad in de
praktijk,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Belhaj, Ellemeet, Asscher en
Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 100 (35300).
Mevrouw Belhaj (D66):
Dan afrondend. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen.
Ik wil nog drie belangrijke opmerkingen maken. Ik ben mijn speech of
mijn betoog begonnen met een betoog aan de samenleving. De reden
daarvoor was dat ik erachter kwam dat, als je mensen in Nederland vroeg
waar zij meer of minder geld naartoe wilden hebben, kunst en cultuur,
samen met defensie, onderaan bungelden. Dat is enorm verdrietig, want
heel veel mensen in Nederland, of zij dat zelf doen als
amateurkunstenaar of bij professionele kunsten, die genieten in allerlei
zalen en op allerlei plekken, realiseren zich af en toe niet dat dat ook
betekent dat daar investeringen in gedaan moeten worden. Ik zie de
subsidies voor kunst en cultuur dan ook als investeringen. Investeringen
in mensen die mooie dingen willen creëren of de behoefte hebben om daar
dagelijks mee bezig te zijn, maar ook in alle mensen die de behoefte
hebben om hun geest te verrijken, om zich geestelijk vrij te voelen. Ik
denk dat dat heel noodzakelijk is, vooral in een samenleving waarin je
je af en toe afvraagt hoeveel vrijheid we nog met elkaar krijgen om vrij
te kunnen denken en te kunnen genieten.
Ik weet niet hoeveel spreektijd ik heb, maar volgens mij nog wel een
klein beetje. Ik reageerde een beetje fel op het voorstel van de VVD en
ik dacht in de pauze: waarom doe ik dat nu eigenlijk? Dat heeft
simpelweg te maken met het feit dat ik zelf heel lang in die sector heb
gewerkt, zelf in Den Haag hier buiten heb gedemonstreerd en heel erg
gekwetst was door hoe er soms gesproken wordt over de culturele sector
en over kunstenaars. Ik proefde met dit ideetje, op zo'n belangrijke dag
als vandaag, even dat we weer terug waren bij af. En daardoor werd ik
even enorm narrig. Dat blijf ik waarschijnlijk ook nog wel even, want ik
vind het belangrijk dat die sector niet de hele tijd behandeld wordt als
een sector waar je maar wat bijzondere ideeën op kan loslaten.
Daarom wil ik mijn betoog eindigen met de uitspraak dat ik blij ben dat
er zo veel geld voor kunst en cultuur bij is gekomen. Ik wens de
minister de komende maanden heel veel succes, vooral met de uitvoering
van de moties.
De voorzitter:
De heer El Yassini heeft nog een vraag.
De heer El Yassini (VVD):
Ik snap het gevoel van mevrouw Belhaj, maar volgens mij moet zij ook wel
inzien dat dit gedaan wordt vanuit de intentie om juist die culturele
sector een plek te geven binnen Nederland en bij onze inwoners, om
duidelijk te maken dat investeren in cultuur en cultuurbeleid echt goed
is en om ervoor te zorgen dat mensen zich ervan bewust zijn dat cultuur
veel meer is dan alleen de prijs op het toegangskaartje maar we daar
veel meer met z'n allen in investeren. Ziet mevrouw Belhaj ook dat we
hiermee echt proberen juist meer draagvlak te creëren in de samenleving
voor cultuurbeleid en het investeren in cultuur?
Mevrouw Belhaj (D66):
Dat zie ik niet. Ik heb nog nooit iemand horen zeggen: als ik eens zou
weten hoeveel investering er van het Rijk in zit, dan waardeer ik het
meer of dan loop ik nog blijer weg met dat kaartje en hang ik het op
mijn prikbord. Nee, mensen kopen een kaartje en hangen dat vervolgens op
hun prikbord omdat ze een mooie ervaring hebben gehad waaraan ze
herinnerd willen blijven worden. Het gaat mensen er dan helemaal niet om
hoeveel geld er door de overheid in is gestopt. De overheid geeft
constant geld uit voor allerlei belangen in de samenleving en aan
allerlei verschillende groepen, en gelukkig maar. Het een wel doen en
het ander niet, lijkt mij een slecht plan. Ik denk dat het belangrijk is
in deze tijd dat we stimuleren dat er solidariteit is tussen mensen,
waarbij de een bijvoorbeeld houdt van voetbal en de ander misschien van
kunst en cultuur of misschien beide. De overheid is er om mensen de kans
te geven om daarvan te kunnen genieten.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Asscher.
De heer Asscher (PvdA):
Voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat onze rijkscollecties van het Rijk en daarmee van ons
allemaal zijn;
overwegende dat toegangsprijzen mensen er nu van weerhouden om een
rijksmuseum te bezoeken;
van mening dat ons cultureel erfgoed voor iedereen toegankelijk moet
zijn;
verzoekt de regering te verkennen of het één dag per maand gratis
openstellen van rijksmusea bijdraagt aan het bereiken van nieuwe
bezoekers,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Asscher, Belhaj en Ellemeet.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 101 (35300-VIII).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in andere landen voortvarend vorm wordt gegeven aan de
implementatie van de nieuwe Europese Richtlijn audiovisuele
mediadiensten;
constaterende dat het kabinet vooralsnog kiest voor een
minimumimplementatie van deze richtlijn;
overwegende dat het van belang is dat de Nederlandse overheid het
stimuleringsklimaat ijkt aan dat van andere Europese landen;
verzoekt de regering om bij de implementatie van de Europese richtlijn
expliciet ook een percentage van 10% recent geproduceerde Nederlandse of
Friestalige producties op te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Asscher, Belhaj, Ellemeet en
Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 102 (35300-VIII).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aantal gemeenten zonder bibliotheek dreigt toe te
nemen;
constaterende dat ruim 40 bibliotheken zich hebben gemeld bij het
ministerie voor een stimuleringssubsidie, maar dat slechts twaalf
daarvan in aanmerking zijn gekomen;
overwegende dat de bibliotheek dé plek is waar iedereen, ongeacht
inkomen en opleidingsniveau, in aanraking kan komen met kunst en
cultuur;
van mening dat een toegankelijke bibliotheek belangrijk is in de strijd
tegen laaggeletterdheid;
verzoekt de regering zich in te spannen voor het behoud van bibliotheken
en het stimuleringsfonds te verruimen en ook open te stellen voor
bibliotheken in financiële problemen buiten de kleine gemeenten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Asscher, Ellemeet en Kwint. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 103 (35300-VIII).
De heer Asscher (PvdA):
Tot slot zou ik u, voorzitter, willen vragen om de Raad voor Cultuur te
verzoeken om als zij denken dat het kader te klein is, al voor het
verschijnen van de Voorjaarsnota een signaal aan deze Kamer te geven,
zodat de minister op tijd een reservering kan treffen.
De voorzitter:
Ja, dat kunnen we via de comissie doorgeleiden.
De heer Bisschop tot slot.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik wil graag beginnen met de minister te danken voor de
beantwoording en met haar natuurlijk ook de ambtelijke ondersteuning. Ik
heb een motie en die betreft het antisemitisme. Ik zou daar iets meer de
focus op willen hebben.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het gelet op het groeiende antisemitisme wenselijk is zo
veel mogelijk jongeren weerbaar te maken en in contact te brengen met de
Joodse gemeenschap en haar geschiedenis;
constaterende dat steeds meer cultureel aanbod beschikbaar is waardoor
jongeren op goede wijze kennis kunnen maken met de Joodse gemeenschap en
haar geschiedenis;
verzoekt de regering in overleg met organisaties als het Joods Cultureel
Kwartier, het CIDI en de Stichting Antisemitisme Preventie te
onderzoeken hoe scholen actief kunnen worden gestimuleerd en ondersteund
om gebruik te maken van de mogelijkheden om leerlingen kennis te laten
maken met de Joodse gemeenschap en haar geschiedenis,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 104 (35300-VIII).
De heer Bisschop (SGP):
Ik dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u. De minister kan direct reageren.
Minister Van Engelshoven:
Voorzitter. Ik begin met de moties. De moties op de stukken nrs. 101 tot
en met 104 moet ik nog krijgen, maar volgens mij komt dat al pratende
wel goed.
De motie op stuk nr. 90 van de heer Bosma over het sinterklaasfeest
ontraad ik, ook gelet op het debat, maar dat zal u niet verbazen.
De motie op stuk nr. 91 van de heer Bosma ontraad ik ook. Het lijkt me
heel goed dat diegenen die verantwoordelijk zijn voor het Songfestival,
kijken welke inzending op de meeste steun kan rekenen. Dat moeten we
niet vanuit hier gaan voorschrijven.
De voorzitter:
De moties op de stukken nrs. 90 en 91 van de heer Bosma worden
ontraden.
De heer Martin Bosma (PVV):
De minister heeft dus een populistisch argument om mijn moties te
ontraden.
Minister Van Engelshoven:
Volgens mij is vooral AVROTROS verantwoordelijk voor de organisatie. Ik
heb voldoende vertrouwen in wat zij doen om te zorgen dat daarin een
goede keuze wordt gemaakt.
Dan de motie op stuk nr. 92 van de heer El Yassini. Gelet op het
gewisselde, snapt hij dat ik die motie ga ontraden. Ik zie in zijn motie
wel een heel mooi zinnetje staan dat op het kaartje zou kunnen, namelijk
dat we moeten blijven investeren in onze cultuur. Als we dat op alle
kaartjes zetten, lijkt me dat ook een hele mooie.
De motie op stuk nr. 93 van mevrouw Ellemeet over het Fonds
Podiumkunsten geef ik het oordeel Kamer. Ik kom graag bij u terug met de
resultaten van die verkenning.
Ook de motie op stuk nr. 94 van mevrouw Ellemeet over de
toegankelijkheid van cultuurinstellingen geef ik het oordeel
Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 95 over de staat van de publieke collecties. Ik
wil dat graag met mijn collega's bespreken en kijken wat we daar
gezamenlijk in kunnen doen. Deze motie krijgt dus ook het oordeel
Kamer.
De motie op stuk nr. 96 van mevrouw Geluk-Poortvliet over structurele
ondersteuning van amateurkunstverenigingen geef ik ook het oordeel
Kamer. Ik kom daar graag bij u op terug. Ik had het zelf al aan het
korennetwerk toegezegd, dus dat zeg ik ook hier toe.
De motie op stuk nr. 97 van de heer Kwint ontraad ik, maar dat zal hem
niet verbazen. We gaan naar aanleiding van de motie-Ellemeet eerst
kijken wat de gevolgen zijn en daarna komt het debat.
De motie op stuk nr. 98 van de heer Kwint over het regelwoud, zoals hij
het noemt, maar wat ik de administratievelastendruk en de
verantwoordingsvoorschriften noem, geef ik het oordeel Kamer. We moeten
met elkaar kijken hoe we de voorschriften zo veel mogelijk kunnen
uniformeren.
Dan de motie op stuk nr. 99 van de heer Kwint over de popfestivals. Die
motie ontraad ik, want die is eigenlijk overbodig. De middelen voor
festivals bij het Fonds staan los van het budget voor festivals in de
BIS. Honorering van een popfestival in de BIS heeft geen gevolgen voor
het budget van het Fonds. Er is juist meer ruimte voor de festivals.
Deze motie ontraad ik dus.
De heer Kwint (SP):
Even om het scherp te krijgen, want als de motie overbodig is, kan ik
die net zo goed intrekken. Er worden nu ook al festivals ondersteund
vanuit het Fonds Podiumkunsten. Los van wat wij er allebei van vinden,
gaat er geld weg bij het Fonds Podiumkunsten. Gaat dat er niet toe
leiden dat er straks minder popfestivals kunnen worden ondersteund
vanuit het Fonds Podiumkunsten?
Minister Van Engelshoven:
Er is altijd een verschil tussen wat kan en wat gaat gebeuren. Daarom
ben ik een beetje terughoudend om hier volmondig "ja" op te zeggen.
Anders wek ik de verwachting dat het altijd een-op-een is, terwijl het
ook gewoon aan de kwaliteit van de aanvragen ligt. Het kan, maar per
saldo is er meer geld voor festivals, dus de kans dat daar minder
gebeurt, is buitengewoon klein.
De voorzitter:
Daar moet u het voor nu mee doen, meneer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Pardon?
Minister Van Engelshoven:
De motie-Belhaj c.s. op stuk nr. 100 over de leidraad tariefafspraken
zzp'ers geef ik oordeel Kamer. We moeten echt gaan kijken hoe we de
sector daarbij kunnen helpen. Ik heb u ook gezegd dat ik daar zo nodig
met wetgeving wil komen.
De motie op stuk nr. 101 van de heer Asscher verzoekt de regering om de
mogelijkheid te verkennen om rijksmusea een dag per maand gratis open te
stellen. Deze motie krijgt oordeel Kamer met de voorbehouden die ik
daarbij heb aangegeven. We gaan dat verkennen. Ik kom daar opnieuw bij u
op terug.
Dan de motie op stuk nr. 102 over de audiovisuele richtlijn. Ik wil de
heer Asscher eigenlijk vragen om de motie aan te houden. Ik vind het
idee sympathiek, maar ik heb gezegd dat ik binnenkort met een brief kom.
In de motie wordt een heel concreet percentage genoemd. Vanwege de
zorgvuldigheid moet ik daarover echt eerst even overleg met de collega's
in het kabinet hebben. We moeten even goed kijken hoever we komen in die
brief. Ik zou dus zeggen: houd de motie even aan tot die brief er is. En
die komt nog voor de kerst. Doet u dat niet, dan moet ik de motie echt
ontraden.
De heer Asscher (PvdA):
Dan zou ik liever even een schriftelijk preadvies krijgen voor de
stemming. Misschien kunt u die stemmingen een weekje uitstellen. Ik denk
dat het belangrijk is om dit statement af te geven, juist bij het maken
van een brief. En als een Kamermeerderheid deze kant op wil, dan zal het
nooit om 1% gaan. Dan lijkt me dat belangrijker en misschien zelfs wel
een steuntje in de rug van de minister.
Minister Van Engelshoven:
Ja, ik wil daar best een briefje over schrijven. U noemt in de motie
echt een heel concreet percentage. Daar moet ik gewoon echt even goed
naar kijken. Maar u krijgt vóór de stemmingen gewoon een briefje van
me.
De voorzitter:
Maar dan is het even de vraag wat de heer Asscher doet. Meneer Asscher,
u krijgt een brief.
De heer Asscher (PvdA):
Volgens mij is het belangrijk dat de minister de steun van de Kamer
krijgt om hier invulling aan te geven. De minister voert aan dat er een
concreet percentage wordt genoemd. Als de minister zegt "misschien dat
mijn collega's per se 9% willen, of 8%", dan doe ik daar niet lastig
over. En ik denk mijn mede-indieners ook niet. Zou het helpen als in de
motie staat: bijvoorbeeld 10%? Dat is namelijk het enige bezwaar dat ik
hoor: dat er een concreet percentage in staat. Het lijkt me toch wel
goed.
De voorzitter:
Ja, maar ik vind het lastig om te onderhandelen over moties.
De heer Asscher (PvdA):
Ik ook. Mevrouw de voorzitter, u heeft helemaal gelijk.
De voorzitter:
De motie zoals u haar heeft ingediend, zo is die. De minister zegt nu
een brief toe. Dus dan is het aan u om de motie aan te houden of haar in
stemming te laten brengen. Maar dan krijgt u, als ik de minister goed
begrijp, nu het oordeel ontraden.
Minister Van Engelshoven:
Ik wil het best nog even uitleggen. De heer Asscher legt het in zijn
motie nu gewoon expliciet op 10% vast. Daar heb ik gewoon moeite mee,
omdat ik de precieze consequenties daarvan niet helemaal kan inschatten.
We moeten daar echt even goed en zorgvuldig naar kijken.
De heer Asscher (PvdA):
Oké, ik wacht de brief even af. Dat is goed.
De voorzitter:
U houdt de motie dus aan?
De heer Asscher (PvdA):
De stemmingen zijn voorzien voor komende dinsdag?
De voorzitter:
Ja. Dat is morgen.
De heer Asscher (PvdA):
Oh, morgen al. Verrek, dat is waar. Het is maandag.
De voorzitter:
Ja, de week is begonnen. Die begint op maandag. En die brief kan de
minister, denk ik, niet geschreven heb voor morgen. Klopt dat?
De heer Asscher (PvdA):
Dan zou ik de stemming over deze motie alstublieft een weekje later
willen hebben.
De voorzitter:
Daar moet u dan weer een meerderheid voor hebben, maar ik geloof dat
iedereen het daarmee eens zijn. Dan houdt u deze motie dus aan?
De heer Asscher (PvdA):
Ja.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Asscher stel ik voor zijn motie (35300-VIII, nr.
102) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Van Engelshoven:
Dan krijgt u komende week van mij even een toelichting daarop, met
informatie over waar ik de ruimte zoek.
Dan de motie op stuk nr. 103 over het behoud van de bibliotheek. Ik zou
de heer Asscher willen vragen om ook deze motie even aan te houden tot
de evaluatie van de bibliotheekwet. Die komt vlak na de kerst. Ik wil er
echt even naar kijken. Als we hier middelen voor uittrekken, kan ik die
niet uittrekken voor andere prioriteiten die wellicht uit de evaluatie
naar voren komen. Ik zeg er ook eerlijk bij: als we hier geld in moeten
stoppen, bijvoorbeeld nog een keer zo'n bedrag, kan dat niet naar andere
urgente zaken die uw Kamer wellicht ook wenselijk acht. We hebben er
vandaag uitvoerig over gewisseld. Ik proef zomaar dat er mensen zijn die
toch graag meer geld naar het Fonds Podiumkunsten willen. Van die ruimte
gaat het dan ook af.
De voorzitter:
Meneer Asscher, bent u bereid om uw motie aan te houden? Niet. Dan wordt
de motie op stuk nr. 103 ingediend en ontraden.
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 104. Dat is de laatste
motie.
Minister Van Engelshoven:
Over de motie van de heer Bisschop op stuk nr. 104: we hebben dat in het
debat gewisseld. We hebben tal van organisaties die materiaal maken in
het kader van de kerndoelen. Als we het onder de aandacht brengen
daarvan iedere keer moeten faciliteren, en dan bij de ene wel en bij de
andere weer niet ... Volgens mij moeten we dat pad echt niet opgaan, dus
daarom ontraad ik deze motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 104 wordt ontraden. Nog even om het recht te
zetten: er wordt niet morgen, maar volgende week dinsdag gestemd over de
moties, dus dat biedt de minister nog de mogelijkheid om een brief te
schrijven.
Heeft de minister nog een aantal antwoorden op uitstaande vragen?
Minister Van Engelshoven:
Ja, nog één. Mevrouw Geluk had nog een vraag over kunstenaars met een
beperking. Voor participatie door kunstbeoefenaars zijn er specifieke
mogelijkheden via het Fonds Kunstparticipatie. Voor kunstenaars die op
professioneel niveau kunst beoefenen, staan de normale regelingen bij de
fondsen open. De fondsen kijken of zij in hun aanvraagprocedures iets
moeten doen om die toegankelijk te houden. Volgens mij is het dus heel
duidelijk wat we op die twee sporen doen voor kunstbeoefenaars met een
beperking, zij het professionele kunstenaars of amateurs. We zien
voorbeelden dat dat echt werkt.
Voorzitter, ik ben klaar met mijn tweede termijn.
De voorzitter:
Het is 16.00 uur, dus dat is mooi. Voordat ik deze vergadering sluit,
zou ik nog een aantal toezeggingen en afspraken met u door willen nemen,
zodat zowel de minister als de woordvoerders dezelfde afspraken hebben
na dit debat.
De Kamer ontvangt zo snel mogelijk in het voorjaar een brief met inzicht in de aanvragen vanuit de sector podiumkunsten.
De minister zegt toe de Kamer te voorzien van een soort routekaart met momenten van reflectie en beslismomenten bij subsidieaanvragen in de cultuursector.
Minister Van Engelshoven:
Ja.
De voorzitter:
Dan:
De Kamer ontvangt voor de zomer van 2020 een brief met de resultaten van het onderzoek naar de stand van de popsector.
De Kamer ontvangt voor het kerstreces een brief over de mogelijkheid van het tentoonstellen van de geboortepapieren van Nederland in de Tweede Kamer.
De Kamer wordt nader geïnformeerd over de mogelijkheden rond gratis opening van musea op één dag per maand, en over initiatieven die er in de gemeenten al zijn.
Dat is eigenlijk een motie; daar wordt nog over gestemd.
Na het kerstreces ontvangt de Kamer een brief inzake de evaluatie van de Bibliotheekwet.
De minister zegt toe in de beleidsreactie op het leesadvies van de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur ook in te gaan op de situatie in het vmbo.
Tot slot:
Voor de stemming van volgende week dinsdag ontvangt de Kamer een brief met een eerste inzicht in de uitwerking van de Audiovisuele richtlijn.
Was dat het?
Minister Van Engelshoven:
Ja.
De voorzitter:
Meneer Bisschop, u steekt uw hand op? Nee, dit was het.
Dan wil ik alle mensen op de publieke tribune, maar zeker ook buiten
deze zaal, heel hartelijk danken voor hun enthousiaste aanwezigheid
hier. Ik dank de minister voor haar komst naar de Kamer, en ik dank de
ambtenaren. Ik dank mijn collega's voor hun bijzondere bijdragen
vandaag. Dank u wel.
Sluiting 16.02 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 13 (2019-2020) van 18 november 2019 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |