[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie over een conflict met belastingdiensten Nederland-Litouwen

Internationaal fiscaal (verdrags)beleid

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2019D51586, datum: 2019-12-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-25087-253).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 25087 -253 Internationaal fiscaal (verdrags)beleid.

Onderdeel van zaak 2019Z25106:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

25 087 Internationaal fiscaal (verdrags)beleid

Nr. 253 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 13 december 2019

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 10 september 2019 over de reactie op verzoek commissie over een conflict met belastingdiensten Nederland-Litouwen.

De vragen en opmerkingen zijn op 17 oktober 2019 aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 12 december 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Anne Mulder

De adjunct-griffier van de commissie,
Freriks

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Staatssecretaris

Inleiding

Ik dank de leden van de fracties van de VVD, het CDA en D66 voor de gestelde vragen naar aanleiding van mijn brief van 10 september 2019 over een gerezen conflict met de belastingdiensten van Nederland en Litouwen. Ik heb hiervan met interesse kennisgenomen. Hierna zal de vragen per fractie beantwoorden. Daarbij wordt zoveel mogelijk de volgorde van het verslag gevolgd, behalve daar waar fracties een overeenkomende vraag hebben gesteld.

Antwoorden op de vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie benadrukken dat niet alleen kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen problemen hebben met buitenlandse belastingdiensten, maar ook bijvoorbeeld Nederlandse vrachtwagenchauffeurs werkzaam in Noorwegen. Problemen met buitenlandse belastingdiensten en het uitblijven van een oplossing tussen de Nederlandse Belastingdienst en de buitenlandse belastingdienst kunnen leiden tot grote financiële problemen en menselijk leed. Kan de Staatssecretaris in meer algemene zin aangegeven hoe vaak de Belastingdienst verzoeken krijgt van Nederlanders in andere EU-lidstaten, waarbij deze mensen «tussen wal en schip» vallen tussen de Nederlandse en een buitenlandse belastingdienst? Indien deze cijfers niet voorhanden zijn, kan er dan expliciet onderzoek naar gedaan worden? De leden van de VVD-fractie vragen welke regelingen of landen het meest leiden tot «mismatches» tussen Europese belastingdiensten.

Antwoord

In situaties waarbij er een grensoverschrijdend aspect speelt, krijgt de betrokken belastingplichtige bijna per definitie te maken met de belastingdiensten van meerdere (lid-)staten. Belastingplichtigen kunnen tegen (administratieve) hobbels aanlopen als zij van de ene belastingdienst bewijsmiddelen nodig hebben die de belastingdienst van het andere land vraagt. De inkomensverklaring in het kader van de kwalificerende buitenlandse belastingplicht is zo’n bewijsmiddel.

Meer in algemene zin zijn er bij de Belastingdienst geen concrete signalen bekend van regelingen die structureel niet uitvoerbaar zijn vanwege het ontbreken van medewerking van buitenlandse belastingdiensten. Wel ontvangt de Belastingdienst in het klantcontact regelmatig signalen van individuele belastingplichtigen. Deze signalen zijn echter zeer divers en doorgaans zeer specifiek voor de concrete situatie van de betrokken belastingplichtige. Zij kunnen bijvoorbeeld het juiste loket niet vinden of lopen tegen andere praktische hindernissen aan. De Belastingdienst houdt geen overzicht bij van de aantallen van belastingplichtigen die «tussen wal en schip vallen». Dat heeft ook weinig waarde omdat het uiteenlopende situaties betreft die aan de orde komen bij de individuele behandeling. De individuele belastingplichtigen worden zo goed mogelijk geholpen om aan hun fiscale verplichtingen te kunnen voldoen.

De leden van de VVD-fractie vragen om een kwalificatie van de beschreven casus. Is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat altijd zoveel mogelijk gedaan moet worden om dergelijke kafkaëske situaties te voorkomen, en dat dan niet verscholen mag worden achter een «systeem»?

Antwoord

In de beschreven casus weigerde de Litouwse belastingdienst het aangeboden Nederlandse formulier aanvankelijk te ondertekenen. In de twee voorafgaande jaren had de Litouwse belastingdienst het vergelijkbare Nederlandse formulier wel ondertekend. Er is een signaal afgegeven aan de Litouwse belastingdienst en vervolgens contact opgenomen met de belastingplichtige. Inmiddels beschikt de betreffende belastingplichtige over een door de Litouwse belastingdienst ondertekende inkomensverklaring. Er lijkt dus geen sprake te zijn van gewijzigd beleid bij de Litouwse belastingdienst.

Indien dergelijke situaties zich voordoen, is het belangrijk dat de buitenlandse belastingplichtige weet waar hij terecht kan. Wordt een buitenlandse belastingplichtige ondanks gedane moeite geconfronteerd met een belastingdienst in het woonland die weigert de inkomensverklaring te ondertekenen, dan kan de belastingplichtige zich melden bij de Belastingdienst/Kantoor Buitenland. Afhankelijk van de feiten en omstandigheden van de voorgelegde situatie, wordt bezien op welke wijze dit kan worden opgelost.

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of er naast Litouwen andere landen (EU-lidstaten, de EER, Zwitserland en de BES-eilanden) zijn die het Nederlandse formulier over een inkomensverklaring niet ondertekenen. Zo ja, welke en is de Staatssecretaris op de hoogte van de onderliggende redenen?

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Staatssecretaris op de casus van een Nederlander in Litouwen, waarbij de Litouwse Belastingdienst de Nederlandse inkomensverklaring niet wil ondertekenen. Deze leden zijn blij dat de Belastingdienst contact op wil nemen met de brievenschrijver om samen het probleem op te lossen. Zij merken echter op dat andere inwoners van Litouwen met Nederlands inkomen, die kwalificeren voor binnenlandse belastingplicht tegen dezelfde problemen aanlopen. Wat kunnen deze belastingplichtigen doen? Komen zij ook in aanmerking voor een individuele oplossing? Kunnen zij zich melden bij de BelastingTelefoon Buitenland? Kan de Staatssecretaris aangeven of er inmiddels al contact geweest is tussen de Nederlandse en Litouwse Belastingdienst en of er een oplossing in zicht is? Zijn er nog meer landen waarvan de belastingdienst weigert om de inkomensverklaring te ondertekenen bekend bij de Nederlandse Belastingdienst?

De leden van de D66-fractie vragen hoe vaak het voorkomt dat andere dat andere belastingdiensten Nederlandse formulieren niet meer wensen te ondertekenen. Kan het kabinet per lidstaat aangeven hoe vaak een buitenlandse belastingdienst niet, of niet op tijd, een inkomensverklaring verifieert? Welke redenen geven deze buitenlandse belastingdiensten op? Zijn er internationale afspraken aan welke voorwaarden de modelverklaringen moeten voldoen?

De leden van de D66-fractie lezen dat «de medewerking in het overgrote deel van de gevallen zonder problemen loopt», maar er «helaas ook gevallen zijn waarbij de medewerking minder soepel verloopt». Kunt u dit kwantificeren? Zijn hierbij ook verschillen tussen de belastingdiensten van de verschillende EU-lidstaten?

Antwoord

In het geval van Litouwen is een signaal afgegeven aan de Litouwse Belastingdienst. De Belastingdienst heeft contact opgenomen met de belastingplichtige waaruit bleek dat de verklaring inmiddels was ondertekend. Er lijkt sprake te zijn geweest van een misverstand. De redenen voor het niet willen ondertekenen van een inkomensverklaring door belastingdiensten in de diverse landen zijn divers. Dit varieert van onbekendheid of onwetendheid bij de betreffende belastingambtenaar, het gebruik van het verkeerde formulier of het verkeerde loket bij de buitenlandse belastingdienst tot een onjuiste voorstelling van de situatie door de belastingplichtige zelf. De Belastingdienst heeft van een tweetal EU-lidstaten, namelijk Zweden en Bulgarije, het signaal ontvangen dat zij problemen hebben met de Nederlandse inkomensverklaring. De Zweedse belastingdienst heeft aangegeven alleen een verklaring te kunnen afgeven voor inkomsten die in Zweden in de belastingheffing zijn betrokken van belastingplichtigen die in Zweden onbeperkt belastingplichtig zijn. Zweden wil in andere situaties niet de suggestie wekken iets te kunnen verklaren over inkomsten die noch in Nederland (bronstaat) noch in Zweden in de heffing worden of zijn betrokken. Hierover vindt op ambtelijk niveau nog nader overleg met Zweden plaats.

Het Ministerie van Financiën van Bulgarije heeft recent een brief gestuurd dat de Bulgaarse belastingdienst regelmatig de situatie tegenkomt dat een persoon met de Bulgaarse nationaliteit verzoekt om de Nederlandse inkomensverklaring te ondertekenen, terwijl deze persoon naar Bulgaarse maatstaven geen fiscaal inwoner van Bulgarije is. Naar Nederlandse maatstaven is deze persoon echter ook geen fiscaal inwoner van Nederland. Aangezien in beide staten volgens het nationale recht geen sprake is van fiscaal inwonerschap, is er dan ook geen toegang tot het bilaterale belastingverdrag tussen Nederland en Bulgarije. Op ambtelijk niveau zal hierover op korte termijn in overleg worden getreden met Bulgarije. Het gaat hier mijns inziens om een juridisch vraagstuk en niet over een probleem in de uitvoering van de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen.

De leden van de VVD-fractie vragen of bekend is hoeveel Nederlanders woonachtig in het buitenland willen worden aangemerkt als kwalificerend buitenlands belastingplichtige, maar dat door de weigering formulieren te ondertekenen door buitenlandse belastingdiensten, tot op heden nog niet kunnen. Zijn de eerder genoemde cijfers over (kwalificerende) buitenlandse belastingplichtige in antwoord op Kamervragen van de leden Van Weyenberg en Lodders nog actueel? Zo nee, wat zijn de actuele cijfers?

De leden van de D66-fractie vragen om een nadere toelichting op de ontwikkeling van het aantal buitenlands kwalificerend belastingplichtigen in de jaren 2016, 2017, 2018 en 2019.

Antwoord

Vooraf dient te worden opgemerkt dat de doelgroep van de kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen breder is dan enkel Nederlanders woonachtig in het buitenland. Het grootste deel van de doelgroep betreft buitenlandse belastingplichtigen met een andere dan de Nederlandse nationaliteit.

Het exacte aantal buitenlandse belastingplichtigen dat niet kan worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige door weigering om mee te werken door de belastingdienst van het woonland is niet bekend, aangezien niet alle betrokken zich bij de Belastingdienst melden. Op jaarbasis ontvangt de Belastingdienst enkele tientallen signalen van buitenlandse belastingplichtigen die op het eerste oog aan de voorwaarden voldoen om te kunnen worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige, maar die ondanks aantoonbaar gedane moeite geen medewerking krijgen van de belastingdienst in het woonland. Zoals eerder aangegeven wordt in deze gevallen op individuele basis naar een oplossing gezocht.

De eerder in antwoord op Kamervragen van de leden Van Weyenberg en Lodders met de Kamer gedeelde gegevens over de aantallen (kwalificerende) buitenlandse belastingplichtigen zijn nog actueel. Hieronder volgt een overzicht van het verloop van het aantal buitenlandse belastingplichtigen dat volgens de aangifte inkomstenbelasting1 kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen is sinds de invoering van de regeling in 2015. De gegevens over het belastingjaar 2018 zijn nog niet compleet nu de aanslagregeling voor dat jaar nog niet is afgerond.

Aantal KBB 140.304 128.649 128.153 112.940

De leden van de VVD-fractie vragen de regering wederzijdse fiscale acceptatie, zeker tussen inwoners en de diensten van de EU op de agenda te zetten in Europese overleggen. Kan de Staatssecretaris dit toezeggen?

Antwoord

Hoewel het Hof van Justitie van de Europese Unie over de vrijheden van de interne markt waakt, is de opzet van belastingstelsels voor particulieren volledig aan de afzonderlijke lidstaten toevertrouwd. Mogelijke tegenstrijdigheden die kunnen ontstaan als gevolg van niet aansluitende nationale belastingsystemen zijn een gevolg van deze keuze. Er zijn geen gerichte overleggen in Brussel over belastingen voor particulieren of de uitvoering ervan. Nu, zoals in de bovenstaande antwoorden wordt beschreven, er geen sprake lijkt te zijn van structurele problemen bij de inkomensverklaringen is hier ook nog geen sprake van een concrete aanleiding tot (anders dan bilateraal) Europees overleg. Wel zijn er diverse mogelijkheden voor belastingdiensten onderling om best practices uit te wisselen en elkaar aan te spreken op praktische zaken die niet soepel lopen. Hierop wordt in de onderstaande beantwoording van de vragen van de fractie van D66 nader ingegaan.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Nederlandse Belastingdienst eraan hecht om de aangiften automatisch te verwerken om zo sneller een correcte aanslag op te kunnen leggen. Op welke manier past deze gang van zaken in het bieden van maatwerk?

Antwoord

Het bieden van maatwerk en het geautomatiseerd verwerken van de inkomensverklaringen dienen een vergelijkbaar doel, namelijk het zo spoedig mogelijk opleggen van een correcte aanslag inkomstenbelasting. Echter er bestaat ook een spanningsveld. Het bieden van maatwerk is vele malen arbeidsintensiever en daarmee tijdsintensiever dan de geautomatiseerde verwerking. Om die reden wordt alleen maatwerk geboden als op basis van de aan de Belastingdienst ter beschikking staande gegevens aannemelijk is dat de belastingplichtige aan de (overige) voorwaarden voldoet om te kunnen worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige en de belastingplichtige aantoonbaar moeite heeft gedaan om de inkomensverklaring ondertekend te krijgen.

De leden van de VVD-fractie vragen de regering of er ondertussen al contact is geweest tussen de heer H.R.K. en de Belastingdienst en welke oplossing er is gevonden. Kan de regering toezeggen zich maximaal inspannen om dit probleem op te lossen? Kan de Kamer, voor zover dit vanuit het oogpunt van anonimiteit mogelijk is, op de hoogte gehouden worden of het conflict opgelost is? Kan de gevonden oplossing op korte termijn ook een oplossing zijn voor Nederlanders woonachtig in andere EU-lidstaten, de EER, Zwitserland en de BES-eilanden die tegen dezelfde problematiek in het systeem van de inkomensverklaring aanlopen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, met welke landen is al contact gehad en hoe verloopt het proces tot het vinden van een oplossing?

Antwoord

Zoals hiervoor aangegeven is in de betreffende casus een signaal naar de Litouwse belastingdienst gestuurd. Daarna heeft de Belastingdienst contact opgenomen met de belastingplichtige en bleek het gerezen probleem opgelost. Er blijkt geen structureel probleem te zijn. In gevallen waarin de belastingplichtige wel recht lijkt te hebben op de inkomensverklaring en ondanks gedane moeite deze niet krijgt, biedt de Belastingdienst maatwerk. Voor overleg met voorkomende andere landen, zoals nu Zweden en Bulgarije, verwijs ik naar mijn eerdere antwoorden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast aandacht van de Staatssecretaris voor de situatie van Nederlanders die in Polen wonen en daar (gedeeltelijke) Nederlandse AOW en eventueel Nederlands pensioen ontvangen. De belastingheffing over AOW en pensioenen in de relatie tussen Nederland en Polen is erg ingewikkeld. Kan de Staatssecretaris uiteenzetten wat het belastingverdrag hier precies over bepaalt en hoe dit geïnterpreteerd moet worden? Klopt het dat de woonstaat over het pensioen mag heffen, ook bij afkoop, tenzij in de bronstaat premies in aftrek gekomen zijn (art. 18, eerste t/m derde lid, van het verdrag)? Klopt het dat de bronstaat mag heffen over overheidspensioenen, tenzij de belastingplichtige de nationaliteit heeft van de woonstaat (art. 19, eerste en tweede lid, van het verdrag)? Klopt het dat de bronstaat mag heffen over uitkeringen van het sociale zekerheidsstelsel, zoals de AOW (art. 18, vijfde lid, van het verdrag)? Klopt het dat op grond van art. 23, vijfde lid, sub a, van het verdrag vervolgens dan alsnog inkomstenbelasting in Polen moet worden bijbetaald?

Antwoord

In het verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen Nederland en Polen is geregeld dat Nederland als bronland belasting mag heffen over de Nederlandse overheidspensioenen, tenzij de belastingplichtige de Poolse nationaliteit heeft en inwoner van Polen is, en over sociale-zekerheidspensioenen (waaronder Nederlandse AOW-uitkeringen) die worden betaald aan inwoners van Polen Onder voorwaarden geldt een bronstaatheffing ook voor particuliere pensioenen en lijfrenten.

Ook Polen is gerechtigd tot belastingheffing (en daarvan zal dus ook aangifte moeten worden gedaan volgens de Poolse wetgeving, aangezien het inkomen betreft van inwoners van Polen). Polen mag deze inkomsten dus bij de belastingheffing in aanmerking nemen, maar moet vervolgens voorkoming geven voor de Nederlandse belasting.

Ter voorkoming van dubbele belasting past Polen de verrekeningsmethode toe. De verrekeningsmethode is een internationaal gebruikelijke methode om dubbele belasting te voorkomen en is in overeenstemming met het OESO-modelverdrag. De keuze voor een verrekenings- of vrijstellingsmethode is een Poolse nationale aangelegenheid. Omdat de Poolse belasting over de AOW-uitkering hoger is dan de Nederlandse inkomstenbelasting daarover, moet na verrekening van de Nederlandse inkomstenbelasting in Polen vaak nog aanvullende belasting worden betaald. Van dubbele belastingheffing is geen sprake.

Antwoord

In het huidige belastingverdrag tussen Nederland en Polen geldt in beginsel woonstaatheffing voor particuliere pensioenen en lijfrenten, tenzij aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Kort gezegd, is sprake van bronstaatheffing voor zover(cumulatief) de aanspraak op het pensioen of de lijfrente door het bronland fiscaal is gefacilieerd, het pensioen of de lijfrente door het «woonland» niet regulier wordt belast én het brutobedrag van de in een jaar ontvangen pensioen- of lijfrente-uitkering of uitkering volgens het socialezekerheidsstelsel van het bronland meer bedraagt dan € 20.000.

In het belastingverdrag tussen Nederland en Polen is voor afkoopsommen, overheidspensioenen en sociale-zekerheidspensioenen over het algemeen een bronstaatheffing opgenomen. Polen mag deze inkomsten van haar inwoners ook bij de belastingheffing in aanmerking nemen, maar moet vervolgens wel voorkoming geven voor de Nederlandse belasting om dubbele belasting tegen te gaan.

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris aan te geven hoe groot het verschil is tussen de Nederlandse en Poolse belasting over de AOW-uitkering en tevens gemotiveerd aan te geven of sprake is van dubbele belasting. Deze leden merken namelijk op dat in Nederland niet of nauwelijks belasting verschuldigd is over alleen aan AOW-uitkering. Dus het is niet alleen ingewikkeld voor Nederlanders in Polen dat zij in twee landen belasting verschuldigd zijn, maar dat toch geen sprake is van dubbele belasting. Het betekent ook nogal iets voor de koopkracht van mensen als een fors deel van de netto-AOW alsnog aan belasting opgaat.

Antwoord

Op grond van het belastingverdrag mag Nederland belasting heffen over Nederlandse AOW-uitkeringen. Polen verrekent vervolgens deze Nederlandse belasting met de in Polen verschuldigde belasting over het wereldinkomen. Inwoners van Polen die een Nederlandse AOW-uitkering ontvangen worden dus niet geconfronteerd met dubbele belasting over hun AOW-uitkering. Als gevolg van de verrekeningsmethode mag het nieuwe woonland (Polen) bijheffen tot het belastingniveau van haar inwoners. Daarmee kan Polen de belastingdruk en de koopkracht van de Poolse inwoners bepalen. De keuze voor een verrekenings- of vrijstellingsmethode is een Poolse nationale aangelegenheid.

Hoe groot het verschil is tussen de Nederlandse en de Poolse belasting over de AOW-uitkering is afhankelijk van de individuele omstandigheden van het geval.

Ik heb begrepen dat Poolse inwoners met een Nederlandse AOW-uitkering tegen hoge boetes en interest in Polen lopen wanneer niet tijdig aan de aangifteverplichting of betalingsverplichting is voldaan. Nederland heeft meerdere keren bij Polen hier aandacht om gevraagd. Ik heb begrepen dat Poolse inwoners met een Nederlandse AOW-uitkering tegen hoge boetes en interest in Polen lopen wanneer niet tijdig aan de aangifteverplichting of betalingsverplichting is voldaan. Nederland heeft meerdere keren bij Polen hier aandacht om gevraagd. Ik heb begrepen dat de voormalige Poolse Staatssecretaris van Financiën het zorgpunt van boetes en interest bij de Poolse belastingdiensten onder de aandacht heeft gebracht. Het is mij niet bekend of en hoe vaak coulance is toegepast ten aanzien van boetes en interest in dergelijke situaties.

Kan de Staatssecretaris bevestigen dat de enige oplossing voor dit probleem een verdragswijziging is?

Antwoord

Conform het huidige verdragsbeleid streeft Nederland naar een onvoorwaardelijke bronstaatheffing voor pensioenen (inclusief sociale zekerheid), ongeacht de heffing in het andere land. Het is internationaal gebruikelijk dat het in belastingverdragen aan het woonland wordt gelaten hoe het woonland dubbele belasting bij zijn eigen inwoners wil voorkomen. De keuze voor een voorkomingsmethode is een beleidsmatige afweging van een woonland en hangt samen met de keuze voor het realiseren van het principe van kapitaalexportneutraliteit dan wel kapitaalimportneutraliteit. De wenselijkheid voor kapitaalexportneutraliteit is het uitgangspunt bij de keuze voor een verrekening, terwijl kapitaalimportneutraliteit het uitgangspunt vormt bij een keuze voor vrijstelling. Deze afweging is dan ook een Poolse nationale aangelegenheid waar Nederland geen invloed op wenst te hebben.

Klopt het dat Polen op grond van het vorige belastingverdrag tussen Nederland en Polen dat geldig was tot en met 2002 wel een vrijstelling moest verlenen over AOW-uitkeringen?

Antwoord

In het belastingverdrag tussen Nederland en Polen uit 1979 dat geldig was tot en met 31 december 2003 was het heffingsrecht over Nederlandse AOW-uitkeringen betaald aan een inwoner van Polen toegewezen aan het nieuwe woonland (Polen). Als gevolg van deze bepaling kon Polen over de Nederlandse AOW-uitkeringen van haar inwoners belasting heffen en was een vrijstelling of verrekening door Polen niet nodig.

Lopen er momenteel onderhandelingen tussen Nederland en Polen en zijn die in de afrondende fase?

Antwoord

Ja, momenteel lopen er verdragsonderhandelingen tussen Nederland en Polen. Die onderhandelingen zijn in een afrondende fase.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie vragen welke mogelijkheden er in internationaal en EU-verband zijn om met belastingdiensten van andere lidstaten goede voorbeelden uit te wisselen, maar ook om elkaar onderling aan te spreken over zaken die minder goed of slecht gaan. De leden van de D66-fractie vragen om een nadere toelichting op de praktisch gerichte activiteiten die direct toezien op de uitvoeringsprogramma, ook in het kader van het Fiscalis-programma: welke praktisch gerichte activiteiten zijn er sinds de beantwoording van schriftelijke vragen van het lid van Weyenberg ondernomen en welke resultaten zijn hiermee geboekt? Deze leden vragen of er naast het Nederlandse Team Grensoverschrijdend Werken en Ondernemen (Team GWO) ook een Europees team of loket is waarbij mensen met hun vragen of problemen terecht kunnen, aansluitend bij of in lijn met bijvoorbeeld het SOLVIT-netwerk in het kader van de interne markt. Deze leden vragen hoeveel vragen SOLVIT jaarlijks krijgt over belastingen, mede gezien «SOLVIT alle grensoverschrijdende problemen behandelt die verband houden met de vier vrijheden van verkeer (van personen, goederen, diensten en kapitaal) en beleid dat daar nauw mee samenhangt (zoals belastingen, werkgelegenheid, sociaal beleid en vervoer)».

Antwoord

Internationale gremia bieden diverse mogelijkheden voor het uitwisselen van best practices. Het Fiscalis-programma van de EU biedt de mogelijkheid tot het middels kortdurende werkbezoeken (gefinancierd vanuit het programma) uitwisselen van best practices tussen belastingdiensten van EU-lidstaten op het niveau van de uitvoeringspraktijk over specifiek gedefinieerde onderwerpen. Bespreking daarvan gebeurt in algemene zin en in een breder kader en dus niet op casusniveau (wat ook niet mogelijk is vanwege formeelrechtelijke aspecten die hierbij in acht moeten worden genomen).

Het elkaar als EU-lidstaat aanspreken over zaken die in algemene zin minder goed gaan in de uitvoeringspraktijk gebeurt ook tijdens reguliere thematische dan wel bestuurlijke EU-bijeenkomsten waar vertegenwoordigers van lidstaten elkaar periodiek treffen. Voorbeeld is het niet tijdig afhandelen van verzoeken om informatie aan belastingdiensten; als gevolg van dergelijke signalen wordt daadwerkelijke actie ingezet bij de lidstaat die het betreft en leidt daarmee tot daadwerkelijke verbetering van de uitvoering.

Naast het Fiscalisprogramma zijn er ook in overige gremia mogelijkheden tot het uitwisselen van «best practices» en het elkaar als lidstaten aanspreken over zaken die minder goed gaan in de praktijk. Dit gebeurt bijvoorbeeld in Benelux-verband met de aangesloten landen en in de contacten met Duitsland en België op basis van de bilaterale verdragen die zien op de grenssamenwerking tussen Nederland en Duitsland respectievelijk België. Het SOLVIT-netwerk heeft in het jaar 2018 68 fiscale cases opgelost.2

De leden van de D66-fractie vragen in welke mate er bij het Team GWO, het Brexit-loket en de Belastingdienst een toename is geweest in het aantal vragen over grensoverschrijdend werken en ondernemen in het Verenigd Koninkrijk in aanloop naar een mogelijke Brexit. Welke onderwerpen kwamen hier het meest aan bod? Welke invloed zou een mogelijke Brexit hebben op de samenwerking tussen de Nederlandse en Britse belastingdienst?

Antwoord

Het team GWO krijgt een verwaarloosbaar aantal telefoontjes over de Brexit. Het aantal telefoontjes in 2019 dat vanuit het Brexitloket naar de Belastingdienst wordt doorverbonden fluctueert, maar is al het gehele jaar beperkt in omvang. Het gaat om een handvol tot enkele tientallen telefoontjes per maand. Tot slot zijn er Brexit-vragen die rechtstreeks binnenkomen bij de Belastingdienst, dit zijn er tot nu toe in heel 2019 enkele tientallen.

De onderwerpen die daarbij aan bod komen zijn onder meer:

− Het aanvragen van een EORI-nummer,

− In-, uit- en doorvoer van goederen van of naar het VK,

− Tijdelijke uitvoer/terugkerende goederen,

− Verlegging van omzetbelasting (vergunning artikel 23),

− Vragen over wet- en regelgeving omzetbelasting in combinatie met Brexit,

− Vragen over loon/personeel in combinatie met Brexit.

Ik kan nu geen uitspraken doen over de gevolgen van Brexit voor de samenwerking tussen beide belastingdiensten. Uiteraard is het mijn intentie deze zodanig in te vullen dat de aanvullende administratieve lasten voor burgers en bedrijven geminimaliseerd worden.

De leden van de D66-fractie vragen om een actualisatie van de ontwikkelingen ten aanzien van FATCA en de AVG. Deze leden vragen of de Nederlandse en Franse belastingdiensten informatie en kennis uitwisselen over deze problematiek. De leden van de D66-fractie vragen of het bericht van de Accidental Americans klopt dat FATCA bij de eerstvolgende Ecofinraad wordt besproken en zo ja, wat de Nederlandse inzet hierbij is.

Antwoord

In antwoord op de vraag van de leden van de fractie van D66 om een actualisatie van de ontwikkelingen ten aanzien van FATCA en de AVG kan ik aangeven dat ik geen informatie heb over de casus waaraan in het artikel gerefereerd wordt en waarin de vraag voorligt of het legitiem is dat bankgegevens verstrekt worden aan andere landen, in casu de VS.

Bij de totstandkoming van het Verdrag tussen Nederland en de VS tot verbetering van de internationale naleving van de belastingplicht en de tenuitvoerlegging van FATCA (NL IGA) in 2013 is veel aandacht besteed aan gegevensbescherming. Ook de andere EU-lidstaten hebben zorgvuldig gehandeld en hebben gezamenlijk advies gevraagd aan «article 29 working party on Data Protection» (WP29) van de Europese Commissie. WP29 heeft aangegeven dat een wettelijke basis noodzakelijk is om de gegevens uit te wisselen en heeft aanbevolen de af te sluiten IGA ter toetsing voor te leggen aan de nationale autoriteit gegevensbescherming. De NL IGA is dan ook voorgelegd aan het College bescherming persoonsgegevens (nu de Autoriteit persoonsgegevens). Het college heeft geoordeeld dat met de NL IGA de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) werd nageleefd. Inmiddels is de AVG van kracht maar die verschilt inhoudelijk niet van de (ingetrokken) Wbp.

Op de informatie-uitwisseling is in Nederland de Wet internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB) van toepassing. In de WIB zijn de richtlijnen van de Europese Unie geïmplementeerd, evenals andere regelingen van internationaal recht op het gebied van de wederzijdse bijstand. Er is dan ook geen verschil tussen het uitwisselen van FATCA-gegevens en gegevens op basis van richtlijnen en verdragen. De informatie-uitwisseling zoals afgesproken in de NL IGA is gebaseerd op de inlichtingenbepalingen in het bilaterale belastingverdrag tussen Nederland en de VS. Zowel het belastingverdrag met de VS en het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken (WABB-verdrag) als de WIB bieden waarborgen voor internationale (automatisch) informatie-uitwisseling. In de memorie van toelichting bij de goedkeuringswet van de NL IGA is uitgebreid op deze materie ingegaan.

Alle inlichtingenuitwisselingen (die onder de bilaterale verdragen, MoU’s, TIEA’s, multilaterale afspraken zoals competente autoriteiten overeenkomsten CRS en CbC) vinden plaats met landen die ook zijn aangesloten bij het Verdrag Wederzijdse Bijstand in belastingzaken (WABB). Voordat een land kan toetreden tot het WABB-verdrag wordt door de OESO en het Global Forum gescreend of zij voldoen aan alle internationale afspraken, zoals dataprotectie. Een groep van experts vanuit verschillende Global Forum lidstaten toetst de landen op dat laatste.

Nederland zoekt regelmatig contact met de andere EU-lidstaten om tot een gezamenlijke aanpak te komen van de FATCA-problematiek. Dat heeft mede tot gevolg dat FATCA op voorspraak van Frankrijk en Nederland op de agenda stond van de High Level Working Party (HLWP) van 28 oktober en van 22 november jl. In deze vergaderingen heeft Nederland de huidige problemen rondom FATCA aangekaart en een oproep gedaan om gezamenlijk actie te ondernemen richting de VS. Dit heeft geresulteerd in de verzending van een gezamenlijke brief van de EU-lidstaten aan de VS. De hoge kosten van de procedure om afstand te doen van de Amerikaanse nationaliteit en de complexiteit van het Amerikaanse aangifteproces staan hierin centraal. Van belang is daarbij ook dat (meer) duidelijkheid wordt verschaft over de omstandigheden waaronder aan banken mogelijke sancties kunnen worden opgelegd. Dit in antwoord op de vraag van de leden van de fractie van D66. De Nederlandse inzet om tot een oplossing te komen voor «accidental Americans» blijft onverminderd groot. Ik verwijs hier graag naar de antwoorden op de Kamervragen die ik deze zomer aan uw Kamer heb gestuurd.

De leden van de D66-fractie vragen om een reactie op het bericht dat veel Nederlandse sporters en artiesten, zoals muzikanten, dj’s en popartiesten, problemen hebben met buitenlandse belastingdiensten. Klopt het dat er geen gelijk speelveld is tussen Nederlandse sporters en artiesten in het buitenland en buitenlandse sporters en artiesten in Nederland, omdat Nederlandse sporters en artiesten in het buitenland vaak belasting moeten betalen en buitenlandse sporters en artiesten in Nederland vaak vrijgesteld zijn? Op welke wijze zet het kabinet zich in om door middel van belastingverdragen dubbele belasting en administratieve lasten voor onder andere Nederlandse sporters en artiesten te voorkomen? Welke concrete resultaten zijn hier de afgelopen vijf jaar mee geboekt?

Antwoord

In het OESO-modelverdrag wordt het inkomen van sporters en artiesten onderworpen aan belastingheffing in het land waar wordt opgetreden. Nederland daarentegen streeft – in afwijking van het OESO-modelverdrag – ernaar om voor inkomsten van sporters en artiesten aan te sluiten bij de heffingsregels inzake inkomsten uit onderneming of uit dienstverband zoals in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 is verwoord. Dit betekent een woonstaatheffing voor optredens met een incidenteel karakter of als die van korte duur zijn. Hiermee moet er een gelijk speelveld komen tussen Nederlandse sporters en artiesten in het buitenland en buitenlandse sporters en artiesten in Nederland. In de praktijk is echter gebleken dat vrijwel al onze (potentiële) verdragspartners waarde hechten aan de opname van een afzonderlijk artiesten- en sportersartikel conform het OESO-modelverdrag. Ik zal in mijn brief over het nieuwe fiscale verdragsbeleid hier nader op in gaan.

De leden van de D66-fractie vragen, mede naar aanleiding van het feit dat voor belastingplichtigen die in het buitenland wonen nog steeds gebruik zal worden gemaakt van papieren berichtenverkeer, in hoeverre deze post op tijd bij buitenlandse belastingplichtigen terecht komt. Deze leden vragen op welke wijze deze blauwe brieven worden verstuurd. Maakt de Belastingdienst voor postbezorging naar het buitenland bijvoorbeeld gebruik van priorityzegels? Hoe vaak komt het voor dat de duur van de postbezorging ertoe leidt dat de uiterlijke betaaldatum wordt overschreden? Hoe vaak leidt dit tot een aanmaning, die vervolgens ook weer met de post verstuurd moet worden, en daarmee tot extra kosten voor de Belastingdienst? Kan het kabinet een indicatie geven hoeveel dagen er nodig zijn om post van de Belastingdienst te bezorgen in een EU-lidstaat, de VS, Canada, China, Brazilië, Nigeria en Australië? Wat is volgens het kabinet een redelijke maximumtermijn voor het aantal benodigde dagen om post van de Belastingdienst terecht te laten komen bij belastingplichtigen in het buitenland? Deze leden vragen om hierbij specifiek in te gaan op de situatie van buitenlandse belastingplichtigen die geen postadres in Nederland hebben.

Antwoord

De meeste papieren post die wordt verzonden naar buitenlandse belastingplichtigen die geen postadres in Nederland hebben, wordt door hen tijdig ontvangen, in die zin dat er nog een redelijke reactietijd overblijft voor de belastingplichtige. Voor sommige landen is het echter zo dat de maximale bezorgduur erg lang is. Dit is bijvoorbeeld bij Gabon en Liberia het geval. De contractuele bezorgduur voor deze landen is maximaal 25 werkdagen. Hierbij kan er dus, indien de brief inderdaad zo lang onderweg is, een probleem met de reactietijd optreden. Het is mij niet bekend hoe vaak zich dit voordoet en hoe vaak dit de oorzaak is van de overschrijding van een betaaldatum. Wel komen er incidenteel klachten over late postbezorging. Als dit zich bij een specifiek land voordoet en de lokale postbezorgdienst de maximale termijn heeft overschreden, kan de Belastingdienst hierover in contact treden met PostNL. PostNL maakt bilaterale afspraken over onder ander kwaliteit en overkomstduur. Daarnaast zijn er escalatiepaden afgesproken, indien de kwaliteit van bezorging structureel achterblijft.

De post wordt naar het buitenland verzonden met het «standard» servicekader en dus niet met priority. Dit heeft geen invloed op de betrouwbaarheid van de post. Wel is de contractuele maximale bezorgduur bij «priority» enkele dagen korter dan bij «standard». Dit wil echter niet zeggen dat de bezorging bij «priority» ook feitelijk sneller plaatsvindt.

Een voorbeeld van de contractbezorgduren in werkdagen:

Duitsland 2–4 5–8
VS 3–6 7–11
Singapore 4–6 7–8
Zuid-Korea 7–10 7–10

  1. In deze aantallen zijn dus niet opgenomen de kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen die geen aangifte inkomstenbelasting doen.↩︎

  2. https://ec.europa.eu/internal_market/scoreboard/_docs/2019/performance_by_governance_tool/solvit_en.pdf↩︎