[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Stand van zaken relevante moties

Bijlage

Nummer: 2019D52091, datum: 2019-12-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Intensivering aanpak tekorten in het onderwijs (2019D52088)

Preview document (🔗 origineel)


BIJLAGE BIJ NAJAARSBRIEF LERARENBELEID 2019

Stand van zaken relevante moties

Motie Kwint, Westerveld (34950-VIII, nr. 16)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat via een lerarenopleiding het mogelijk is om in dertien maanden 240 studiepunten te halen;

overwegende dat dit uit zou moeten komen op zeventien uur per dag studeren zonder weekenden en vakantie;

overwegende dat leerkracht een zeer verantwoordelijk beroep is waarvan de kwaliteit geborgd dient te worden;

spreekt uit dat een opleiding van 240 ECTS in dertien maanden geen recht doet aan zowel het stelsel van studiepunten als de complexiteit van het beroep van leraar;

verzoekt de regering, soortgelijke spoedcursussen naar het leraarschap te inventariseren en hierbij te bezien of die inhoud voldoende opleidt voor het leraarschap,

en gaat over tot de orde van de dag.

  • In de verzamelbrief van 12 juli jl. hebben wij u reeds geïnformeerd over het oordeel van de NVAO over een spoedcursus van de LOI, namelijk dat er geen signalen zijn dat de kwaliteit van dit traject onder de maat is. De inspectie maakt conform het verzoek in deze motie een inventarisatie van spoedcursussen naar het leraarschap. Deze zullen wij in het eerste kwartaal van 2020 naar uw Kamer sturen. Daarbij gaat de inspectie ook specifiek in op de spoedcursus van LOI.

Motie Kwint, Westerveld (27923, nr. 324)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit cijfers van het CBS blijkt dat schoolbesturen in het primair onderwijs in 2012 165 miljoen uitgaven aan personeel dat niet in loondienst is en dit bedrag in 2016 steeg naar 320 miljoen euro;

constaterende dat deze bedragen veelal gaan naar personeel dat wordt ingehuurd via uitzendbureaus en interim-managers;

verzoekt de regering, om inzichtelijk te maken hoeveel geld schoolbesturen nu uitgeven aan personeel dat niet in loondienst is en dit uit te splitsen naar personeel en bestuurders zoals interim-managers,

en gaat over tot de orde van de dag.

  • In de Arbeidsmarktbrief 2019 (pagina 4-5) staat een reactie op deze motie. We zetten in op verplicht verstrekken van beleidsinformatie over personeel niet in loondienst door schoolbesturen in po en vo en het maken van verdere afspraken tussen schoolbesturen over het gebruik van personeel niet in loondienst (zowel via uitzendbureaus als in andere vormen). We komen hier in het voorjaar van 2020 bij u op terug.

Motie Kwint, Westerveld (27923, nr. 327)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uitzendbureaus rijk worden, met dank aan het lerarentekort, door tegen zeer hoge kosten leraren aan scholen met een tekort aan te bieden;

overwegende dat hierdoor onnodig miljoenen aan belastinggeld in de zakken van private ondernemingen verdwijnen;

overwegende dat de oplossing voor dit probleem niet enkel bij de scholen neergelegd kan worden, aangezien die zo goed en zo kwaad als het gaat gewoon proberen een docent voor de klas te krijgen;

verzoekt de regering, spoedig afspraken te maken met schoolbesturen om het gebruik van uitzendbureaus tot een absoluut noodzakelijk minimum te beperken,

en gaat over tot de orde van de dag.

  • In de Arbeidsmarktbrief 2019 (pagina 4-5) staat een reactie op deze motie. We zetten in op verplicht verstrekken van beleidsinformatie over personeel niet in loondienst door schoolbesturen in po en vo en het maken van verdere afspraken tussen schoolbesturen over het gebruik van personeel niet in loondienst (zowel via uitzendbureaus als in andere vormen). We komen hier in het voorjaar van 2020 bij u op terug.

Motie Van der Molen, Thielen (35000 VII, nr. 54)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sommige studenten voor een lerarenopleiding hebben gekozen waarmee ze moeizaam een baan in het onderwijs kunnen vinden of behouden;

constaterende dat zij als zij voor een tweede lerarenopleiding kiezen het hogere instellingscollegegeld moeten betalen;

constaterende dat we vanwege het lerarentekort graag deze mensen willen behouden voor de onderwijssector;

constaterende dat met de wetswijziging verlaging wettelijk collegegeld geregeld is dat de halvering ook geldt voor studenten in het kleinschalig en intensief onderwijs en zij een veel hogere korting krijgen dan studenten van een reguliere opleiding;

verzoekt de regering, de Wet verlaagd wettelijk collegegeld aan te passen zodat alle studenten hetzelfde bedrag krijgen en de 2,5 miljoen euro die hiermee vrij komt te gebruiken voor een regeling voor mensen die voor een tweede lerarenopleiding kiezen en geen aanspraak kunnen maken op een andere regeling zoals de lerarenbeurs of zijinstroom;

verzoekt de regering tevens, hier voor het zomerreces van 2019 de Kamer over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

  • De regeling wordt in het eerste kwartaal van 2020 gepubliceerd. De beoogde invoeringsdatum is oktober 2020.

Motie Van den Hul, Westerveld (27923, nr. 347)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het lerarentekort scholen ertoe dwingt over te gaan op een (tijdelijke) vierdaagse schoolweek;

constaterende dat de vierdaagse schoolweek de gelijke kansen voor kinderen ondermijnt, een onevenredige belasting bij ouders en hun omgeving neerlegt en de werkdruk voor leraren niet verlaagt;

spreekt uit dat de vierdaagse schoolweek geen oplossing voor het lerarentekort is,

en gaat over tot de orde van de dag.

  • Wij vinden de vierdaagse schoolweek ook geen wenselijke oplossing voor het lerarentekort. In het traject Ruimte voor Regie in het primair onderwijs verkennen we vanuit een ander perspectief, namelijk vanuit onderwijskwaliteit en kansengelijkheid, manieren om scholen meer ruimte te geven in onderwijstijd.

Motie Van Meenen, Rog (35000 VII, nr. 68)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de tussenevaluatie van het bestuursakkoord blijkt dat niet goed is vast te stellen of doelen worden gehaald;

overwegende dat de doelen uitdagend onderwijs, onderwijsverbeteringen, professionele scholen en doorgaande ontwikkellijnen het beste worden bereikt met goede leraren voor de klas;

constaterende dat er op dit moment te grote verschillen tussen salaris- en loopbaanperspectieven in verschillende onderwijssectoren zijn;

overwegende dat in 2020 het bestuursakkoord afloopt en de prestatieboxmiddelen structureel staan ingeboekt op de OCW-begroting;

verzoekt de regering, te onderzoeken of en op welke wijze verantwoord een deel van de middelen uit de prestatiebox p.o. per 2020 aangewend kan worden voor een verdere verbetering van de salarispositie en carrièrepaden van basisschoolleerkrachten,

en gaat over tot de orde van de dag.

  • De Kamer wordt middels een aparte brief hierover geïnformeerd voor het einde van 2019.

Motie Rog (35000 VIII, nr. 50)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat middels een pedagogisch-didactisch getuigschrift docenten bevoegd lesgeven in het mbo;

constaterende dat met deze bevoegdheid docenten in het vmbo geen les mogen geven en dit voor beroepsgerichte vakken waar te weinig leraren voor zijn, een probleem is;

constaterende dat er een verkenning gaande is naar het bevoegdhedenstelsel;

verzoekt de regering, om bij deze verkenning naar het bevoegdhedenstelsel expliciet te onderzoeken hoe de Wet op het voortgezet onderwijs aangepast kan worden zodat docenten die hun bevoegdheid in een beroepsgericht vak middels een pedagogisch-didactisch getuigschrift behaald hebben, ook in het vmbo voor hetzelfde vak les kunnen geven;

verzoekt de regering tevens, hier in het voorjaar van 2019 de Kamer over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

  • De Kamer is in de brief ‘Naar een aantrekkelijke onderwijsarbeidsmarkt’ van 2 juli 2019 geïnformeerd over eerste bevindingen. Het voorstel wordt meegenomen in de rest van het traject naar een nieuw bevoegdhedenstelsel en het advies van de commissie Onderwijsbevoegdheden po-vo-mbo daarover.

Motie Van Meenen, Westerveld (27923, nr. 380)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat regionale samenwerking van groot belang is in de strijd tegen het lerarentekort;

constaterende dat er nog steeds besturen zijn die niet actief wensen samen te werken in hun regio;

verzoekt de regering, een adequaat sanctiebeleid op te stellen om deze besturen alsnog te dwingen tot deelname aan de regionale samenwerking ter bestrijding van het lerarentekort,

en gaat over tot de orde van de dag.

  • We investeren in 2020 en 2021 €30 miljoen in regionale initiatieven om de tekorten tegen te gaan en streven naar een landelijk dekkend netwerk, waaraan zoveel mogelijk besturen deelnemen. In deze fase kiezen wij echter niet voor het sanctioneren van besturen die niet deelnemen maar voor stimuleren om wel deel te nemen. Hiertoe is in de regeling een staffel opgenomen. Deze houdt in dat wanneer er meer besturen deelnemen en/of het aantal fte van de deelnemende besturen hoog is, een regio meer subsidie krijgt.

Motie Westerveld, Kwint, Van den Hul (27923, nr. 375)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er 31.000 mensen zijn met een onderwijsbevoegdheid voor het primair onderwijs, die niet in het onderwijs werken;

overwegende dat twee derde van deze «stille reserve» ervoor openstaat om terug te keren naar het onderwijs;

constaterende dat hoge werkdruk een grote reden is om niet voor het onderwijs te kiezen;

overwegende dat meer handen in de klas de werkdruk kan verlagen en ervoor kan zorgen dat er meer tijd is voor persoonlijke aandacht voor leerlingen;

overwegende dat uit cijfers van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, de SBB, blijkt dat onderwijsassistenten moeilijk aan een baan komen;

verzoekt de regering, met voorstellen te komen om scholen te ondersteunen bij een effectieve inzet van onderwijsassistenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

  • We hebben onderzoek uitgezet naar de huidige arbeidsmarktpositie en effectieve inzet van onderwijsondersteunend personeel en zijn hiervoor in gesprek met sectorraden en vakbonden. We streven ernaar om halverwege 2020 met voorstellen te komen.  

Motie Westerveld, Van Meenen (27923, nr. 376)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij het aanbreken van de zomervakantie 1.000 leraren hun baan hebben verloren;

constaterende dat het aantal tijdelijke contracten in het onderwijs stijgt;

overwegende dat er in 2020 een tekort van bijna 3.300 leraren is;

verzoekt de regering, met werkgevers af te spreken dat leraren die boventallig zijn, niet worden ontslagen maar aan de slag kunnen op een andere school,

en gaat over tot de orde van de dag.

  • In het op 11 december gesloten onderhandelaarsakkoord voor de cao po 2019/2020 is de afspraak opgenomen om boventalligen niet werkloos te laten worden. Uitgangspunt van de afspraak is dat instroom in een werkloosheidsuitkering wordt voorkomen door tijdig afspraken te maken over het begeleiden van boventallige medewerkers naar een andere baan, bij voorkeur binnen de sector.

Motie Van den Hul, Kwint, Westerveld (27923, nr. 372)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de leerplicht geldt voor kinderen vanaf 5 jaar maar in de praktijk de norm is dat kinderen vanaf hun 4de jaar al naar de basisschool gaan;

constaterende dat schoolleiders waarschuwen dat als gevolg van het lerarentekort kinderen in de nabije toekomst misschien pas vanaf hun 5de jaar een plek op een basisschool kunnen krijgen;

verzoekt de regering, te garanderen dat elk kind vanaf 4 jaar nu en in de toekomst zeker is van een plek op een basisschool,

en gaat over tot de orde van de dag.

  • Het basisonderwijs is bedoeld voor kinderen vanaf vier jaar. Daarnaast moet het onderwijs zodanig worden ingericht dat leerlingen in beginsel in acht aansluitende schooljaren onderwijs volgen. Scholen kunnen niet een groep minder aanbieden. 

Motie Kops, Beertema (35300 VIII, nr. 32)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat circa 94.000 leraren in het funderend onderwijs een aanstelling hebben van 0,8 fte of minder;

overwegende dat het lerarentekort de komende jaren alleen maar verder zal oplopen;

verzoekt de regering, om parttimers in het primair en voortgezet onderwijs actief te bewegen om meer uren les te gaan geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

  • In de brief ‘Intensivering aanpak tekorten in het onderwijs’ wordt hierop ingegaan. Aanvullend hierop geven we u hierbij een aantal noties mee.1

  • Leraren met een parttime aanstelling die meer gaan werken, leveren een belangrijke bijdrage aan het verminderen van het lerarentekort. Als de huidige gemiddelde werkweek in het po van 28 uur in de komende vier jaar met een half uur zou worden uitgebreid, levert dat 760 fte op. Meer uren werken betekent bovendien voor veel leraren een grotere kans op economische zelfstandigheid. Het is aan de onderwijswerkgevers om voor hun sector op zoek te gaan naar maatoplossingen en om te stimuleren dat leraren die in deeltijd werken meer uren lesgeven. Ook in andere sectoren waar sprake is van krapte op de arbeidsmarkt worden afspraken gemaakt om meer werken te stimuleren.2 Zo is er in één van de principeakkoorden in de retail-sector afgesproken dat werkgevers inventariseren of deeltijders contractuitbreiding wensen. We zien graag dat onderwijswerkgevers ook tot een gerichte aanpak komen en zal dat met sociale partners bespreken.

  • Hoge kosten voor kinderopvang kunnen een drempel vormen om meer te gaan werken. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld zijn in het po en vo veel meer gezinnen met kinderen in de kinderopvang en BSO-leeftijd werkzaam dan gemiddeld in de rest van werkend Nederland.3 Met de reeds bestaande werkkostenregeling is er ruimte voor werkgevers om binnen bepaalde kaders onbelaste vergoedingen te verstrekken. Een tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang past goed in het doel van deze regeling. De indruk is dat de werkkostenregeling nog onvoldoende bekend is bij (onderwijs)werkgevers. Onbekend is of er nog ruimte is bij schoolbesturen om deze regeling hiervoor in te zetten. In overleg met sociale partners zullen we daarom verder uitwerken hoe meer bekendheid gegeven kan worden aan deze regeling.

  • Ten slotte heeft het kabinet in het IBO Deeltijdwerk laten uitzoeken hoe deeltijdwerk in Nederland is ontstaan, wat de gevolgen zijn en wat mogelijkheden zijn om drempels weg te nemen voor wie meer wil werken. Dit rapport zal samen met de kabinetsreactie begin 2020 naar de Kamer worden gestuurd.

Motie Kops, Beertema (35300 VIII, nr. 33)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het lerarentekort in het funderend onderwijs de komende jaren flink zal toenemen;

constaterende dat circa 94.000 leraren in het funderend onderwijs een aanstelling hebben van 0,8 fte of minder;

verzoekt de regering, te onderzoeken wat een voltijdbonus van 5% per kwartaal kost, oplevert en hoe dit uitgevoerd zou kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

  • In de brief ‘Extra actie tegen het lerarentekort’ d.d. 24 augustus 2018 hebben wij laten weten dat het volgens experts op het gebied van gelijke behandeling en gelijke beloning niet mogelijk is om een hoger salaris te betalen over de vijfde (of ook de vierde) weekdag, omdat dan een verboden onderscheid naar arbeidsduur wordt gemaakt. Een extra dag werken verandert de functie niet; een leraar doet op de vijfde werkdag (grotendeels) hetzelfde werk als op de andere dagen en kan daarom niet tot een relatief hogere beloning leiden. Echter, zoals aangegeven tijdens de Begrotingsbehandeling, verkent VWS of er onder tijdelijke omstandigheden wel ruimte te vinden is. Dit proces loopt nog, dus we komen hier op een later moment op terug.

Motie Heerema, Rog (35300 VIII, nr. 37)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat meer dan de helft van de docenten in het primair onderwijs parttime werkt en daarnaast werkt nog eens 15% minder dan 20 uur per week;

tevens constaterende dat het lerarentekort volledig opgelost kan worden als meer parttimers minder parttime gaan werken;

overwegende dat er financiële drempels zijn om docenten te verleiden om meer te gaan werken;

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe te bewerkstelligen dat het loont voor parttimers in het basis- en voortgezet onderwijs om meer uren te gaan werken en eventuele financiële belemmeringen in kaart te brengen;

verzoekt de regering tevens, de positie van gepensioneerden die langer willen doorwerken mee te nemen in het onderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

  • Zowel over de mogelijke financiële drempels bij meer werken als over de positie van gepensioneerden die langer willen doorwerken is de Kamer geïnformeerd met een brief op 12 juli 2019. Bij pensionering binnen 5 jaar vóór de AOW-leeftijd kan de leraar zonder gevolgen voor het pensioen weer gaan werken. Als de leraar meer dan 5 jaar voor de AOW-leeftijd het pensioen heeft laten ingaan, moet daarbij de intentie zijn geweest om definitief te stoppen met werken. Bij het weer gaan werken, kan dat fiscale gevolgen hebben voor (dat deel van) het pensioen. Verder zijn er geen financiële belemmeringen voor mensen om weer aan de slag te gaan, ook al zijn ze gepensioneerd. Er is ook een IBO Deeltijdwerk dat nader ingaat op algemene oorzaken en gevolgen van deeltijdwerken in Nederland. Een kabinetsreactie hierop wordt naar verwachting begin volgend jaar aan uw Kamer gestuurd.

Motie Westerveld (35300 VIII, nr. 50)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er minimaal 83.000 mensen zijn met een onderwijsbevoegdheid, die niet in het onderwijs werken;

overwegende dat twee derde van deze «stille reserve» heeft aangegeven dat ze overwegen terug te keren;

overwegende dat een deel hiervan het een te grote stap vindt om hun huidige baan op te zeggen, mocht de overstap tegenvallen;

constaterende dat het onderwijs kampt met een acuut lerarentekort;

verzoekt de regering, te bezien of ze afspraken kan maken met sociale partners over een terugkeergarantie voor ambtenaren met een bevoegdheid die in het onderwijs willen werken;

verzoekt de regering tevens, om met werkgevers in het bedrijfsleven het gesprek te voeren met als doel een terugkeergarantie voor werknemers met een bevoegdheid die in het onderwijs willen werken,

en gaat over tot de orde van de dag.

  • Er is overleg geweest met BZK. Vanuit het Rijk is een terugkeergarantie in verband met het (weer) gaan werken in het onderwijs onwenselijk vanwege de arbeidsmarktproblematiek die ook daar speelt. Op basis van eerste overleg bij de werkgevers in de marktsectoren is de verwachting dat ook hier een terugkeergarantie onwenselijk is, omdat werkgevers de achtergelaten plekken in verband met de continuïteit van hun bedrijfsvoering zo snel mogelijk zullen opvullen en terugkeer niet kunnen garanderen.

Motie Rog, Heerema, Van Meenen, Bruins (35300 VIII, nr. 51)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er sprake is van een alras toenemend lerarentekort; constaterende dat er desondanks in 2018 in de sector p.o. ruim 4.200 leraren en in de sector vo bijna 1.300 leraren een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering ontvangen;

voorts constaterende dat boven op de reguliere werkloosheidsuitkering de sociale partners uit de onderwijsbekostiging ruime bovenwettelijke vergoedingen zijn overeengekomen bij werkloosheid, met in 2018 een totale waarde van 134 miljoen euro in het p.o. en 45 miljoen euro in het vo;

overwegende dat er nu extra incidentele middelen voor onderwijs beschikbaar zijn gekomen en het belangrijk is dat dit geld zo veel mogelijk bij de leraar in de klas terechtkomt;

verzoekt de regering, concrete afspraken te maken met sociale partners over het significant versoberen van de bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringen en alles in het werk te stellen om werkloze leraren weer aan het werk in de klas te helpen,

en gaat over tot de orde van de dag.

  • De cao-tafels po en vo hebben d.d. 26 november brieven ontvangen waarin de wens in deze motie is overgebracht aan de sociale partners. We hebben de Kamer hierover geïnformeerd in reactie op vragen van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bij een brief op 3 december jl. (kenmerk 2019Z23929).

Motie Rog, Bruins (35300 VIII, nr. 53)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in het primair onderwijs een lerarentekort is dat de komende jaren verder op gaat lopen en het daarom nodig is de instroom op de pabo de komende jaren te vergroten;

constaterende dat er voor aankomende pabostudenten geen enkel profiel op de havo is waarmee ze eindexamen hebben kunnen doen in de vakgebieden aardrijkskunde, geschiedenis én natuur en techniek om zonder toelatingstoetsen te kunnen starten met de pabo;

verzoekt de regering, de ondersteuning van aankomende pabostudenten te intensiveren door het zelfstudiemateriaal op de site «Goed voorbereid naar de pabo» te verrijken, zodat elke aankomende pabostudent zich zelfstandig kan voorbereiden op instroom in de pabo;

verzoekt de regering tevens, om de stoomcursussen ter voorbereiding op de toelatingstoetsen voor de pabo open te stellen voor alle havo-afgestudeerden die naar de pabo willen en voor alle mbo-afgestudeerden die het keuzedeel «instroom pabo» niet hebben gevolgd,

en gaat over tot de orde van de dag.

  • Zoals aangegeven in brief ‘Intensivering aanpak tekorten in het onderwijs’ voeren we deze motie uit in de bredere aanpak van de knelpunten rond de toelatingseisen en –toetsen voor de pabo.

Motie Rog, Heerema (35300 VIII, nr. 55)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een uitwerking van de afspraak in het regeerakkoord om te komen tot differentiaties op de pedagogische academie voor het basisonderwijs (pabo), gericht op het jonge kind en het oudere kind, nog immer op zich laat wachten;

constaterende dat door de toelatingstoetsen potentiële kleuterleer-krachten niet worden toegelaten tot de pabo, terwijl deze toetsen geen enkel verband houden met het curriculum dat van toepassing is op de kleutertijd in het basisonderwijs;

constaterende dat een hoog percentage studenten uitvalt tijdens de opleiding, omdat zij les willen geven aan het oudere kind, maar door de aandacht tijdens de opleiding voor het jonge kind en/of de kleuterstage afhaken;

tevens constaterende dat een hoog percentage studenten uitvalt tijdens de opleiding, omdat zij juist les willen geven aan het jonge kind, maar door de aandacht tijdens de opleiding voor het oudere kind en/of stage afhaken;

verzoekt de regering, bij de uitwerking van de afspraak in het regeerakkoord over de differentiatie op de pabo, het per volgend studiejaar mogelijk te maken dat studenten naast de huidige pabo ook kunnen kiezen voor een gespecialiseerde pabo gericht op het jonge kind of een gespecialiseerde pabo gericht op het oudere kind en de eventuele toelatingseisen en bevoegdheidseisen daarop aan te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

  • Zoals aangegeven in brief ‘Intensivering aanpak tekorten in het onderwijs’ wordt deze motie meegenomen in het bredere traject naar een nieuw bevoegdhedenstelsel en het advies van de commissie Onderwijsbevoegdheden po-vo-mbo daarover.

Motie Bisschop, Rog (35300 VIII, nr. 75)

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat leerkrachten die inhoudelijk bekwaam zijn voor het werken met het jonge kind niet als bevoegd aan de slag kunnen omdat zij niet voldoen aan eisen die ontwikkeld zijn met oog op de bovenbouw van het basisonderwijs;

overwegende dat het ontwerp van een nieuw stelsel van bevoegdheden pas eind 2020 beschikbaar is;

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe op korte termijn meer maatwerk kan worden geboden ten aanzien van bevoegdheden voor het werken met het jonge kind,

en gaat over tot de orde van de dag.

  • Zoals aangegeven in de brief ‘Intensivering aanpak tekorten in het onderwijs’ wordt deze motie meegenomen in het bredere traject naar een nieuw bevoegdhedenstelsel en het advies van de commissie Onderwijsbevoegdheden po-vo-mbo daarover.


Toezeggingen die met de brief ‘Intensivering aanpak tekorten in het onderwijs’ worden afgedaan:

  • In de volgende voortgangsrapportage wordt uitgebreider ingaan op de resultaten van pabostudenten uit het mbo.

  • Dit jaar vindt de evaluatie plaats van de opleidingseisen lerarenopleidingen, de Tweede Kamer ontvangt deze eind 2019.

  • De Kamer ontvangt in december de nieuwe cijfers omtrent zijinstroom.

  • In de volgende arbeidsmarktrapportage lichten we toe hoe de G4 omgaan met het hoge percentage scholen onder de opheffingsnorm.

  • Honoreren van alle aanvragen voor de regeling subsidie onderwijsassistenten naar opleiding tot leraar.

  • In de volgende voortgangsrapportage wordt uitgebreider ingaan op de resultaten van pabostudenten uit het mbo.

  • De Kamer ontvangt eind 2019 de evaluatie van het LOF. In het voorjaar volgt een beleidsreactie. De evaluatie is als bijlage bij de brief toegevoegd.

  • Aan de heer Heerema is toegezegd op te helderen op welke wijze leraren uit het buitenland (specifiek: van buiten de EER) in het onderwijs aan de slag kunnen

    • Mits bevoegd, met een arbeidscontract van een school en een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) kunnen leraren van buiten de EER in Nederland aan de slag.4 Voor het toekennen van GVVA is de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) verantwoordelijk. De werkgever kan hiervoor een aanvraag indienen bij de IND. Als onderdeel van deze procedure toetst het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) of er in Nederland of binnen de EER geen arbeidsaanbod is dat de vacature kan vervullen. Daarbij moet de werkgever aantonen dat er voldoende inspanning is geleverd om dit aanbod te onderzoeken. Indien er binnen Nederland en de EER geen geschikte kandidaten zijn én de buitenlandse leerkracht over een erkend diploma beschikt, kan een vergunning worden verleend.

  • Hieronder gaan we in op de toezegging om uw Kamer voor het eind van 2019 te informeren over cijfers zomerpiek in relatie tot regionale belang van tijdelijke contracten.

    • We hebben het Participatiefonds gevraagd de relatief hoge instroom vanuit het po in de WW rond de zomer van 2019 te analyseren. Uit een eerste analyse blijkt dat ongeveer de helft van de jaarlijkse instroom plaatsvindt aan het einde van het schooljaar. Dit is gebruikelijk en wijkt niet af van eerdere jaren. De omvang van de instroom neemt wel steeds verder af: 1104 instromers over de zomer 2019 versus 1304 instromers over de zomer 2018. Over ruim de helft hiervan heeft het Participatiefonds gegevens, waarvan vrijwel alle instroom is gebaseerd op ontslag vanwege persoonsgebonden gronden.5 Het ontslag vanwege beëindiging van een tijdelijk dienstverband en ontslag vanwege onbekwaamheid of ongeschiktheid zijn daarbinnen de belangrijkste categorieën.

    • Hoewel deze instroom voor een belangrijk deel onvermijdelijk is vanwege het functioneren van de arbeidsmarkt (frictiewerkloosheid), is het in het belang van de sector po om instromers zo snel als mogelijk vanuit de WW weer aan de slag te helpen. Dit gebeurt al via de geïntensiveerde aanpak van het Participatiefonds. Sinds anderhalf jaar zijn bijna 800 werkhervattingen vanuit werkloosheid zijn gerealiseerd.6


  1. Daarmee komen we ook tegemoet aan verzoek dat de heer Kops heeft gedaan over moties nummer 32 en 33 tijdens het ordedebat over de vaststelling van de begroting (2019Z21531).↩︎

  2. Zie ook het onderzoeksrapport ‘Krapte op de Arbeidsmarkt’ (SZW, 2019) waarin 95 principeakkoorden zijn onderzocht.↩︎

  3. Kamerstukken II, 2018–2019, 31 293, nr. 476.↩︎

  4. Bevoegde leraren van buiten de EU kunnen kosteloos een aanvraag indienen bij DUO voor diplomaerkenning. In 2019 zijn er zo’n 5000 aanvragen voor diplomaerkenning bij DUO gedaan.↩︎

  5. Het Participatiefonds heeft over 582 gevallen analyse kunnen doen. De instroom vanwege ontslag op formatieve gronden (te veel aan formatie in relatie tot het aantal leerlingen, ofwel boventalligheid) is met 9 instromers nihil.↩︎

  6. Dit betreft werkhervattingen van uitkeringsgerechtigden die langer dan zes maanden in de WW zaten.↩︎