Uitvoering van de motie van de leden Van Weyenberg en Gijs van Dijk over het concurrentiebeding tot het strikt noodzakelijke beperken
Arbeidsmarktbeleid
Brief regering
Nummer: 2019D52688, datum: 2019-12-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29544-965).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 29544 -965 Arbeidsmarktbeleid.
Onderdeel van zaak 2019Z25624:
- Indiener: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-01-15 14:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-01-21 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-01-13 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
29 544 Arbeidsmarktbeleid
Nr. 965 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2019
Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Van Kent (SP) (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1093), het lid Gijs van Dijk (PvdA) (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1094), en het lid Van Weyenberg (D66) (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1096) over het bericht dat het concurrentiebeding vaak oneigenlijk wordt gebruikt.
Zoals ik in de plenaire behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heb aangegeven, zal ik via een onderzoek uitvoering geven aan de motie van de leden Van Weyenberg en Gijs van Dijk1, waarin de regering wordt verzocht te onderzoeken op welke manier het gebruik van het concurrentiebeding tot het strikt noodzakelijke kan worden beperkt en daarbij de volgende opties mee te nemen:
• het uitsluiten van het concurrentiebeding bij contracten voor bepaalde tijd;
• het beperken van de maximale duur en de geografische reikwijdte van het concurrentiebeding bij contracten voor onbepaalde tijd; en
• een minimale vergoeding voor het concurrentiebeding bij contracten voor onbepaalde tijd.
Bij deze behandeling heb ik ook toegezegd dat ik ga onderzoeken wat de omvang van het probleem is van oneigenlijk gebruik van het concurrentiebeding. Ik zal het onderzoek dus breed opzetten en nader onderzoek doen naar de werking van het concurrentiebeding. Hierbij kan onderzocht worden bij welke categorieën van werknemers en in welke sectoren er veel gebruik wordt gemaakt van een concurrentiebeding. Tevens kan onderzocht worden in hoeverre er sprake is van oneigenlijk gebruik van het concurrentiebeding. Hier kan gedacht worden aan het opnemen van concurrentiebedingen in arbeidsovereenkomsten die leiden tot onevenredige problemen bij werknemers of die niet noodzakelijk zijn voor werkgevers.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Kamerstuk 35 300 XV, nr. 61.↩︎