Beantwoording vragen commissie over de motie Bruins c.s. over de middelen beschut werk
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020
Brief regering
Nummer: 2019D52898, datum: 2019-12-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35300-XV-92).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 35300 XV-92 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020.
Onderdeel van zaak 2019Z25743:
- Indiener: T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-01-15 14:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-01-21 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-01-26 16:30: Extra-procedurevergadering (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-02-23 18:00: Participatiewet/Breed Offensief (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2022-03-10 15:04: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (đ origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
35 300 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020
Nr. 92 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18Â december 2019
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van de recent aangenomen motie van het lid Bruins (CU) c.s. over de middelen beschut werk (Kamerstuk 35 300 XV, nr. 67).
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
Vragen namens de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van de recent aangenomen motie van het lid Bruins c.s. over de middelen beschut werk (Kamerstuk 35 300 XV, nr. 67)
Vragen
Wordt hiermee de beschut-werk-bonus over het jaar 2020 volledig gecontinueerd (ervan uitgaande dat de onderbesteding 12,7 miljoen bedraagt en naar schatting van Cedris er 16,5 miljoen nodig is)? Is de inzet om de beschut-werk-bonus structureel te maken? Wordt geld voor beschut werk nu voortaan verdeeld naar rato van de gerealiseerde beschut-werk-plekken?
Antwoord:
Het dictum van de motie luidt:
«verzoekt de regering, het resterende beschikbare bedrag van de bonusregeling beschut werk over het uitvoeringsjaar 2019 in 2020 naar rato te verdelen over de gemeenten die daadwerkelijk beschutte werkplekken gerealiseerd hebben, in plaats van het overschot over alle gemeenten te verdelen»
Anders dan de vragenstellers suggereren wordt met dit dictum de regering niet gevraagd de bonus te continueren over het jaar 2020. De bonus beschut werk wordt altijd Ă©Ă©n jaar later uitbetaald over de realisaties in het jaar ervoor. In 2020 wordt dus de bonus over het jaar 2019 uitgekeerd. Dit is tevens de laatste keer dat de bonus wordt uitgekeerd. Het dictum vraagt de overblijvende middelen van de bonus beschut werk over 2019 in 2020 te verdelen op basis van de aantallen beschut werk. Dit betreft de gerealiseerde aantallen beschut werk in 2019. De reguliere systematiek, zoals gehanteerd in de afgelopen jaren, is dat de overblijvende middelen over alle gemeenten verdeeld worden op basis van de verdeling die ook geldt voor de begeleidingsmiddelen voor de nieuwe doelgroep. Ik zal uitvoering geven aan de motie door in 2020 van deze systematiek af te wijken en ook de overblijvende middelen te verdelen op basis van de realisaties.
De bonus beschut werk is nooit bedoeld als structurele vorm van financiering, maar is bedoeld om in de eerste jaren gemeenten te stimuleren beschutte werkplekken te realiseren. Het betreft een tijdelijke regeling met een laatste uitbetaling in 2020. Zoals ik heb aangegeven in de brief van 20 november 2019 in reactie op de evaluatie beschut werk (Kamerstuk 34 352, nr. 189), is uit de evaluatie geen eenduidig beeld gekomen van de kosten die gemoeid zijn met één beschutte werkplek. Ik ben daarom van plan een verdiepend onderzoek te laten doen specifiek naar de uitgaven van beschut werk. Ook zal ik onderzoeken of er voor de begeleidingsmiddelen beschut werk een beter verdeelmodel mogelijk is. Ik verwacht hier in de tweede helft van 2020 op terug te komen.