Openstelling SDE+ voorjaarsronde 2020
Stimulering duurzame energieproductie
Brief regering
Nummer: 2019D53352, datum: 2019-12-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31239-310).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Onderdeel van kamerstukdossier 31239 -310 Stimulering duurzame energieproductie .
Onderdeel van zaak 2019Z25966:
- Indiener: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-01-15 14:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-01-21 16:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-02-12 13:00: Klimaat en energie (Algemeen overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-03-04 14:40: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
31 239 Stimulering duurzame energieproductie
Nr. 310 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2019
Op 1 november jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over een extra openstellingsronde van de SDE+ voor hernieuwbare energie in het voorjaar van 2020 (Kamerstuk 32 813, nr. 400). Deze voorjaarsronde stel ik in drie fases open van 17 maart 2020 tot en met 2 april 2020. De voorjaarsronde 2020 zal qua opzet, techniek en categorieën identiek zijn aan de najaarsronde 2019 en staat daarmee open voor projecten die energie opwekken uit hernieuwbare bronnen zoals wind, biomassa, zon, geothermie en water. Net als in de najaarsronde 2019 zal een positieve transportindicatie bij hernieuwbare elektriciteit1 nodig zijn voor een succesvolle aanvraag.
Voor deze ronde stel ik een verplichtingenbudget van 2 miljard euro beschikbaar, het maximum van de bandbreedte uit mijn brief van 14 november jl. (Kamerstuk 35 300-XIII, nr. 15). Het beschikbare verplichtingenbudget is het maximale bedrag dat in totaal tijdens de looptijd van projecten aan subsidie betaald kan worden. De werkelijke kasuitgaven hangen af van de marktwaarde van energie en de daadwerkelijke energieproductie. De SDE+-subsidie wordt immers pas uitgekeerd op basis van de werkelijke energieproductie.
Ik pas de basisbedragen en andere subsidieparameters voor de verschillende technieken aan op basis van de meest actuele inzichten om zo rekening te houden met de reductie van de kostprijs van technieken. Ik baseer mij bij de vaststelling van deze getallen op het advies van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in samenwerking met adviesbureau DNV GL en onderzoeksinstituut ECN part of TNO, dat op de website van PBL wordt gepubliceerd. In bijlage 2 is een tabel met alle basisbedragen, basisenergieprijzen, vollasturen en de voorlopige correctiebedragen voor de SDE+ 2020 opgenomen. Uit het advies van PBL blijkt dat voor met name de technieken wind, zon en geothermie sprake is van een sterke daling ten opzichte van de basisbedragen van vorig jaar. Dit betekent dat de kosteneffectiviteit van deze technieken is toegenomen en dat er voor projecten in deze categorieën minder subsidie nodig is.
Tot slot
De voorjaarsronde 2020 is de laatste ronde onder de huidige SDE+-regeling en bedoeld om een extra impuls te geven aan de ontwikkeling van het aandeel hernieuwbare energie door de stimulering van nieuwe projecten en andere projecten waarvoor eerder de benodigde vergunningen ontbraken. Ik zal uw Kamer in het eerste kwartaal van 2020 nader informeren over de eerste openstellingsronde van de SDE++.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Bijlage 1: Overzicht van de openstelling SDE+ voorjaar 2020 in fases
In tabel 1 worden de data van de komende openstellingsronde en de fasebedragen nader toegelicht. De fasebedragen zijn verlaagd ten opzichte van de najaarsronde 2019 om rekening te houden met kostprijsreductie en om voldoende concurrentie tussen technieken plaats te laten vinden. Aanvragers hebben daarbij de mogelijkheid om subsidie aan te vragen onder het maximale basisbedrag van de desbetreffende categorie, zodat zij in de rangschikking van de aanvragen eerder aan bod komen.
17 maart, 9.00 uur | 0,070 | 0,049 |
23 maart, 17.00 uur | 0,080 | 0,056 |
30 maart, 17.00 uur tot 2 april, 17.00 uur |
0,130 | 0,092 |
1 De fasegrens hernieuwbaar gas is gecorrigeerd voor de bijdrage aan de duurzaamheidsdoelstelling (78,5%) en factor onderste/bovenste verbrandingswaarde Gronings aardgas (31,65/35,17). |
Bijlage 2: Overzicht van de openstelling SDE+ voorjaar 2020 in fases
Onderstaande gegevens zijn vastgesteld op basis van advies PBL, DNV-GL en TNO.
Fase 1 – Opening op 17 maart, 09.00 uur | ||||||
Ketel op B-hout ≥ 5MWth | W/WKK | 0,027 | 0,016 | 0,020 | 7.500 | |
RWZI – Verbeterde slibgisting, warmte | W | 0,029 | 0,023 | 0,028 | 7.000 | |
RWZI – Bestaande slibgisting, hernieuwbaar gas | G | 0,030 | 0,016 | 0,020 | 8.000 | |
Diepe geothermie (uitbreiding) ≥ 500 meter | W | 0,031 | 0,016 | 0,020 | 6.000 | |
Wind op land, ≥ 8,0 m/s | E | 0,042 | 0,029 | 0,043 | P502 | |
RWZI – Verbeterde slibgisting, hernieuwbaar gas | G | 0,042 | 0,016 | 0,020 | 8.000 | |
Diepe geothermie ≥ 500 meter | W | 0,043 | 0,016 | 0,020 | 6.000 | |
Ketel op vaste of vloeibare biomassa ≥ 5 MWth | W/WKK | 0,044 | 0,016 | 0,020 | 7.000 | |
Ketel op vaste of vloeibare biomassa ≥ 5 MWth | W/WKK | 0,044 | 0,016 | 0,020 | 7.500 | |
Ketel op vaste of vloeibare biomassa ≥ 5 MWth | W/WKK | 0,044 | 0,016 | 0,020 | 8.000 | |
Ketel op vaste of vloeibare biomassa ≥ 5 MWth | W/WKK | 0,044 | 0,016 | 0,020 | 8.500 | |
RWZI – Verbeterde slibgisting, gecombineerde opwekking | WKK | 0,044 | 0,033 | 0,047 | 5.729 | |
Wind op land, ≥ 7,5 en < 8,0 m/s | E | 0,045 | 0,029 | 0,043 | P502 | |
Ketel op vaste of vloeibare biomassa ≥ 5 MWth | W/WKK | 0,045 | 0,016 | 0,020 | 6.000 | |
Ketel op vaste of vloeibare biomassa ≥ 5 MWth | W/WKK | 0,045 | 0,016 | 0,020 | 6.500 | |
Wind op waterkeringen, ≥ 8,0 m/s | E | 0,046 | 0,029 | 0,043 | P502 | |
Ketel op vaste of vloeibare biomassa ≥ 5 MWth | W/WKK | 0,046 | 0,016 | 0,020 | 5.000 | |
Ketel op vaste of vloeibare biomassa ≥ 5 MWth | W/WKK | 0,046 | 0,016 | 0,020 | 5.500 | |
Ketel op vaste of vloeibare biomassa ≥ 5 MWth | W/WKK | 0,047 | 0,016 | 0,020 | 4.500 | |
Wind op land, ≥ 7,0 en < 7,5 m/s | E | 0,048 | 0,029 | 0,043 | P502 | |
Wind op waterkeringen, ≥ 7,5 en < 8,0 m/s | E | 0,049 | 0,029 | 0,043 | P502 | |
Ketel op vaste of vloeibare biomassa ≥ 0,5 en < 5 MWth | W/WKK | 0,050 | 0,023 | 0,028 | 3.000 | |
Wind op land, ≥ 6,75 en < 7,0 m/s | E | 0,052 | 0,029 | 0,043 | P502 | |
Wind op waterkeringen, ≥ 7,0 en < 7,5 m/s | E | 0,052 | 0,029 | 0,043 | P502 | |
Directe inzet van houtpellets voor industriële toepassingen | W/WKK | 0,052 | 0,021 | 0,025 | 3.000 | |
Wind op land, < 6,75 m/s | E | 0,056 | 0,029 | 0,043 | P502 | |
Wind op waterkeringen, ≥ 6,75 en < 7,0 m/s | E | 0,057 | 0,029 | 0,043 | P502 | |
Wind in meer, water ≥ 1 km2 | E | 0,059 | 0,029 | 0,043 | P502 | |
Grootschalige vergisting (allesvergisting), warmte | W | 0,060 | 0,023 | 0,028 | 7.000 | |
Wind op waterkeringen, < 6,75 m/s | E | 0,061 | 0,029 | 0,043 | P502 | |
Monomestvergisting > 400 kW, warmte | W | 0,062 | 0,023 | 0,028 | 7.000 | |
Stoomketel op houtpellets ≥ 5MWth | W/WKK | 0,064 | 0,016 | 0,020 | 8.500 | |
Ultradiepe geothermie ≥ 4.000 meter | W | 0,065 | 0,016 | 0,020 | 7.000 | |
Ketels op houtpellets voor stadsverwarming ≥ 10MWth | W | 0,066 | 0,016 | 0,020 | 6.000 | |
Grootschalige vergisting (allesvergisting), gecombineerde opwekking | WKK | 0,067 | 0,029 | 0,038 | 7.622 | |
Ketel op vloeibare biomassa ≥ 0,5 MWth | W/WKK | 0,069 | 0,023 | 0,028 | 7.000 | |
Fasegrens fase 1 | G3 | 0,049 | ||||
Fasegrens fase 1 | overig | 0,070 | ||||
Fase 2 – Opening op 23 maart, 17.00 uur | ||||||
Monomestvergisting > 400 kW, gecombineerde opwekking | WKK | 0,074 | 0,029 | 0,039 | 7.353 | |
Fotovoltaïsche zonnepanelen, ≥ 1 MWp, veld- of watersysteem | Netlevering | E | 0,074 | 0,029 | 0,047 | 950 |
Niet-netlevering | 0,051 | 0,069 | ||||
Fotovoltaïsche zonnepanelen, ≥ 1 MWp, zonvolgend veld- of watersysteem | Netlevering | E | 0,074 | 0,029 | 0,047 | 1.045 |
Niet-netlevering | 0,051 | 0,069 | ||||
Fotovoltaïsche zonnepanelen, ≥ 1 MWp, gebouwgebonden | Netlevering | E | 0,079 | 0,029 | 0,047 | 950 |
Niet-netlevering | 0,051 | 0,069 | ||||
Zonthermie, ≥ 1 MWth | W | 0,080 | 0,023 | 0,028 | 600 | |
Fasegrens fase 2 | G3 | 0,056 | ||||
Fasegrens fase 2 | overig | 0,080 | ||||
Fase 3 – Opening op 30 maart, 17.00 uur en sluiting 2 april, 17.00 uur | ||||||
Grootschalige vergisting (allesvergisting), hernieuwbaar gas | G | 0,064 | 0,016 | 0,020 | 8.000 | |
Monomestvergisting > 400 kW, hernieuwbaar gas |
G | 0,068 | 0,016 | 0,020 | 8.000 | |
Biomassavergassing (≥ 95% biogeen) | G | 0,073 | 0,016 | 0,020 | 7.500 | |
Fotovoltaïsche zonnepanelen, ≥ 15 kWp en < 1 MWp | Netlevering | E | 0,085 | 0,029 | 0,047 | 950 |
Niet-netlevering | 0,060 | 0,078 | ||||
Monomestvergisting ≤400 kW, hernieuwbaar gas | G | 0,088 | 0,016 | 0,020 | 8.000 | |
Zonthermie, ≥140 kWth tot 1 MWth | W | 0,095 | 0,030 | 0,035 | 600 | |
Waterkracht, valhoogte ≥ 50 cm, renovatie | E | 0,097 | 0,035 | 0,049 | 2.600 | |
Monomestvergisting ≤400 kW, warmte | W | 0,098 | 0,023 | 0,028 | 7.000 | |
Monomestvergisting ≤400 kW, gecombineerde opwekking | WKK | 0,121 | 0,049 | 0,063 | 6.374 | |
Waterkracht, valhoogte ≥ 50 cm | E | 0,1304 | 0,035 | 0,049 | 5.700 | |
Vrije stromingsenergie, valhoogte < 50 cm | E | 0,1304 | 0,035 | 0,049 | 3.700 | |
Osmose | E | 0,1304 | 0,035 | 0,049 | 8.000 | |
Fasegrens fase 3 | G3 | 0,092 | ||||
Fasegrens fase 3 | overig | 0,130 | ||||
1 E=elektriciteit, G=gas, W=warmte, WKK = warmtekrachtkoppeling 2 Het aantal vollasturen voor de windcategorieën wordt vastgesteld op de netto P50 waarde vollasturen op grond van de windenergie-opbrengstberekening. Deze waarde wordt per project bepaald. 3 Hernieuwbaar gas telt niet volledig mee voor de Europese duurzame energie doelstellingen. De fasegrenzen voor gas wijken daarom af van de fasegrenzen voor elektriciteit en warmte met een factor 0,706. Daardoor concurreren projecten op basis van bijdragen aan de doelstelling. 4 Deze waarde is gebaseerd op het maximale basisbedrag voor SDE+ subsidie. Het berekende basisbedrag ligt hoger, waardoor niet de gehele onrendabele top met SDE+ subsidie wordt vergoed. www.rvo.nl/sde |
Hernieuwbare elektriciteit uit zonne-energie, waterkracht of windenergie, of een productie-installatie waarbij sprake is van gecombineerde opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte uit biomassavergisting.↩︎