[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda voor de informele JBZ-raad van 23-24 januari 2020 te Zagreb

JBZ-Raad

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2020D01953, datum: 2020-01-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32317-589).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32317 -589 JBZ-Raad.

Onderdeel van zaak 2020Z00893:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

32 317 JBZ-Raad

Nr. 589 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 januari 2020

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid over:

– de brief van 14 januari 2020 inzake de geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 23–24 januari 2020 te Zagreb (Kamerstuk 32 317, nr. 582) en

– over de brief van 20 december 2019 inzake het verslag van de JBZ-Raad van 2–3 december 2019 te Brussel (Kamerstuk 32 317, nr. 581).

De vragen en opmerkingen zijn op 21 januari 2020 aan de Minister van Justitie en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 22 januari 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Van Meenen

Adjunct-griffier van de commissie,
Wever

I. Vragen en opmerkingen van de fracties

1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van bescherming van de rechtsstaat en grondrechten (zoals anti-discriminatie). Samenwerking met andere lidstaten ondersteunen zij dan ook. Graag zien deze leden dan ook een toelichting op de invulling van deze samenwerking en mogelijke consequenties aan het niet naleven van gemaakte afspraken.

Tevens spreken de aan het woord zijnde leden waardering uit voor het herhaaldelijk onderstrepen van het belang om gezamenlijk grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden bij de aanpak van seksueel kindermisbruik online. Voornoemde leden benadrukken dan ook dat herhaaldelijke aandacht voor dit onderwerp voor hen van belang is. Deze leden vragen daarom om een toelichting op het noemen van nieuwe technologieën door een aantal lidstaten om te gebruiken bij het verwezenlijken van slachtofferrechten. Ook vinden zij het van belang dat de positie van slachtoffers op het terrein van schadevergoeding wordt verbeterd. Graag zien zij dan ook een herijking van de richtlijn betreffende de schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven. Voornoemde leden vragen om een toelichting op de inzet van het kabinet ten aanzien van herijking van deze richtlijn.

Met betrekking tot de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) vragen de leden van de VVD-fractie hoe wordt omgegaan met knelpunten die in de evaluatie mogelijk naar voren komen en wat de aanpak hiervan zal zijn. Deze leden vragen ook of er, naar aanleiding van het artikel «Britten informeerden EU niet over veroordeling1», gedurende deze informele JBZ-Raad wordt gesproken over hoe hiermee om te gaan en tevens hoe het kabinet in algemene zin omgaat met landen wanneer blijkt dat lidstaten hun verplichtingen op het gebied van deze gegevensuitwisselingen niet nakomen.

2. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele JBZ-raad van 23 en 24 januari in Zagreb. Zij hebben nog enkele vragen naar aanleiding van deze geannoteerde agenda en uw inzet op verschillende terreinen.

De leden van de CDA-fractie vragen of u bereid bent om voor maandag 17 februari 2020 een (kort) verslag van de JBZ-raad te sturen aan de Tweede Kamer, met name daar waar het gaat om de leidraad van het werkprogramma van de nieuwe Europese Commissie.

De aan het woord zijnde leden constateren instemmend dat uw inzet met name zal zijn om bestaande EU-instrumenten en/of ingezette trajecten geconsolideerd en optimaal uitgevoerd dienen te worden de komende periode. Zij vragen of u verwacht dat u hier medestanders in zal vinden in de vorm van andere lidstaten die ook een dergelijke agenda nastreven. Ook vragen zij of u kunt aangeven of er lidstaten zijn die aansturen op een meer veranderingsgerichte agenda voor de komende periode op het terrein van JBZ. Deze leden vragen u voorts of de problemen die de afgelopen periode zijn ontstaan rondom de rechtsstatelijkheid van enkele lidstaten wel aanleiding kunnen geven voor nieuwe regelgeving of dat u verwacht dat binnen de huidige regelgeving deze problemen opgelost kunnen worden.

De leden van de CDA-fractie zien dat er door u veel aandacht is besteed aan de «horizontale uitgangspunten» van de Nederlandse inzet voor de prioriteiten van Europa op JBZ-terrein. Dat achten deze leden positief. Zij zien onder meer dat u op het terrein van veiligheid stelt dat u aandacht besteedt aan cybersecurity op Europees vlak. Voornoemde leden zijn wel verbaasd dat dit maar weinig aandacht krijgt in uw uitgangspunten, zeker nu cybersecurity de afgelopen dagen opnieuw in de actualiteit kwam door het lek bij een groot softwarebedrijf dat onder meer oplossingen biedt voor veilig werken op afstand. In hoeverre zijn de Europese doelstellingen zoals deze geschetst worden in de Nederlandse Cybersecurity Agenda onderdeel geworden van de horizontale uitgangspunten zoals door u beschreven? Kunt u uiteenzetten hoe u de Europese doelstellingen uit de Agenda de komende jaren gaat bewerkstelligen en hoe u zich ervoor gaat inzetten dat deze doelstellingen onderdeel worden van de strategische richtsnoeren?

De leden van de CDA-fractie vragen u wat het voorziene tijdspad is voor implementatie van de interoperabiliteitsverordeningen, met name in de Nederlandse situatie. Zijn er achterstanden en wordt de implementatie-deadline gehaald?

Voornoemde leden willen weten of het klopt dat de Europese Commissie als één van de topprioriteiten op het terrein van interne veiligheid de versterking van de informatie-uitwisseling noemt. Kunt u bij de bespreking van deze terechte topprioriteit de zorgen betrekken die bestaan ten aanzien van het rechtstatelijke gehalte van enkele van de lidstaten? Ook vragen deze leden of het een oplossing zou zijn om wat betreft de voortgang op het vlak van informatie-uitwisseling (in het bijzonder ten aanzien van e-evidence, maar ook bij de uitvoering van het Europees aanhoudingsbevel (EAB) en de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken) met landen die een gelijke rechtstatelijke ambitie koesteren, een kopgroep te vormen. Zou het een optie zijn dat de landen die net als Nederland een evident voorstander zijn van een kwalitatief hoogwaardige rechtsstaat samen (bijvoorbeeld bij verdrag) een eigen juridische ruimte binnen de EU creëren, waarbinnen nieuwe ontwikkelingen op het vlak van informatie-uitwisseling – gebaseerd op beproefd wederzijds vertrouwen in de rechtsstaat – tot ontwikkeling kunnen komen? Zou u deze optie in overweging willen nemen, op weg naar Kroatië?

3. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de documenten voor de informele JBZ-Raad. Zij hebben naar aanleiding van deze documenten en recente ontwikkelingen nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat het Verenigd Koninkrijk (VK) oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van het Schengen Informatie Systeem (SIS). Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot het VK en het SIS? Bent u reeds in gesprek hierover getreden met uw Britse en/of Europese evenknieën en, zo ja, wat was het resultaat hiervan? Bovendien bleek dat het VK de gegevens van 75.000 veroordeelde criminelen uit EU27-landen niet heeft gedeeld met andere EU-Lidstaten.2 Hoeveel Nederlandse criminelen die in het VK zijn veroordeeld, zijn niet aan Nederland doorgegeven? Hoe beoordeelt u deze gang van zaken? Heeft dit de veiligheid in andere lidstaten benadeeld? Hoeveel van deze criminelen bevinden zich op Nederlands grondgebied? Worden zij door de Nederlandse opsporingsautoriteiten in de gaten gehouden? Met het oog op de Brexit op 31 januari 2020, hoe voorziet u de toekomstige samenwerking met de Britten in algemene zin na de Brexit? Hoe kunnen Nederland en de andere EU-lidstaten ervoor zorgen dat zij cruciale gegevensuitwisseling met de Britse opsporingsautoriteiten op een verantwoord operationeel en juridisch niveau houden?

De leden van de D66-fractie maken zich grote zorgen over de onduidelijkheid ten aanzien van de onderhandelingen tussen de EU en de Verenigde Staten (VS) inzake grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijs in strafzaken. Voornoemde leden vinden het bericht dat het VK eenzelfde eigenstandig verdrag onderhandelt met de VS alarmerend. Welke afspraken zijn er gemaakt met het VK over de persoonsgegevens van EU27-onderdanen die in bezit zijn gekomen van de Britse (opsporings)autoriteiten? Wat is het resultaat van de onderhandelingsronde die op 11 december 2019 plaatsvond tussen de EU en de VS? Welke garanties geeft de openbaring van de Europese Commissie naar de VS dat het akkoord tussen het VK en de VS over grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijsmateriaal geen basis kan vormen voor het akkoord tussen de EU en de VS?

De aan het woord zijnde leden hebben kennisgenomen van de arrestatie van een Britse onderdaan op vrijdag 17 januari 2020, die ervan wordt verdacht 12 miljard inloggegevens te hebben willen verkopen.3 Voornoemde leden zijn benieuwd op welke juridische grond deze arrestatie berust. Op basis van welk verdrag of juridische overeenkomst berust de internationale politiesamenwerking met betrekking tot de arrestatie van deze Brit en een Ier met de Britse, Duitse en Amerikaanse autoriteiten?

Voornoemde leden volgen nauwgezet de ontwikkelingen omtrent de nieuwe treinverbinding tussen Londen en Amsterdam. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van passagierscontroles op de Eurostar, die een directe verbinding met Londen geeft? Is er intussen een verdrag afgesloten? Zo ja, wat is de juridische basis voor de passagierscontroles? Wat zijn de rechten en plichten van reizigers? Worden de Nationale Politie en/of de Koninklijke Marechaussee bevoegd om op deze treinen controles uit te voeren? Zo ja, vinden deze regulier of juist selectief plaats en vanaf wanneer? Wat is uw reactie op de ophef die is ontstaan over de pre-clearance controle?4

De leden van de D66-fractie lazen dat tijdens de JBZ-Raad op 2 en 3 december 2019 onder meer is gesproken over de toekomst van interne veiligheid binnen de EU. De Europese Commissie wil inzetten op de versterking van informatie-uitwisseling en op de samenwerking en samenhang op het rechtshandhavingsterrein. Ook zou een versterking van het juridisch kader voor operationele samenwerking zijn bepleit door de Europese Commissie. Wat is de visie van Nederland hierop? Is het kabinet van mening dat het tijd is voor de oprichting van een operationele Europese FBI? Zo ja, hoe wordt hier vorm aan gegeven? Zo nee, waarom niet? Welke samenwerking voorziet Nederland met het in oprichting verkerende MIT? Welke stelling zal Nederland innemen ten aanzien van het voorstel van de Europese Commissie?

De leden van de D66-fractie verwelkomen de nieuwe initiatieven op het gebied van anti-witwassen. Ten aanzien van de aanpak van witwassen, en in het bijzonder het belang van publiek-private samenwerking, vragen voornoemde leden zich af hoe Nederland de synergie beoordeelt tussen de recente voornemens van de Nederlandse aanpak van witwassen met de EU-aanpak. Gaat Nederland vol inzetten op het Europees Openbaar Ministerie (EOM) bij de Europees-internationale aanpak van witwassen, en zo ja, hoe? Aan de lidstaten is gevraagd een realistische schatting te geven van het aantal fraudezaken in de EU dat ze denken aan te leveren bij het EOM en waar de hoeveelheid Europese gedelegeerde aanklagers op gebaseerd zal zijn. Wat is hierbij de inschatting van Nederland? Hoe sluit dit aan op nationale opsporingsdoelen?

De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over de oprichting van het EOM. Kunt u toelichten wat de stand van zaken is rondom de oprichting van het EOM? Waar staan we nu? Hebben alle lidstaten, nu Hoofdaanklager Kövesi al een tijd benoemd is, ook hun nationale Europese aanklager benoemd? Loopt alles op schema om in november 2020 te starten? Is er bijvoorbeeld budget toegewezen? Hoeveel personeel is er aangenomen? Indien alles nog niet op schema loopt, bent u bereid zich in te zetten voor een spoedige start? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen? De aan het woord zijnde leden vragen graag om een uitgebreide toelichting.

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat u stelt dat de regering gecommitteerd is aan digitalisering en de toepassing van nieuwe technologieën binnen het justitie- en veiligheidsdomein. U zegt waarde te hechten aan een mensgerichte aanpak en toepassing van betrouwbare technologieën die fundamentele rechten waarborgen. Welk juridisch kader stelt u zich voor? Hoe wordt er met het verantwoordelijke Ministerie van Economische Zaken afgestemd? Wanneer wordt het nationaal strategisch plan Artificiële Intelligentie (AI) gepubliceerd? Kan een update worden verschaft over de oprichting van een Europees cyber security center? Waarom heeft Nederland met een blokkerende minderheid gestemd voor uitstel van besluitvorming hierover?

De leden van de D66-fractie hebben ook tijdens het vorige algemeen overleg over de JBZ-Raad de problematiek uiteengezet omtrent digitale nalatenschap. De Minister voor Rechtsbescherming beloofde hierop dit onder de aandacht te brengen van de nieuwe Europese Commissie. Is het hem reeds gelukt tijdens de Raad dit onderwerp aan te kaarten? Zo ja, hoe reageerden de betrokken partijen en zijn er al bekende vervolgstappen? Zo niet, wanneer zal de Minister voor Rechtsbescherming dit onderwerp agenderen?

De aan het woord zijnde leden hebben kennisgenomen van de zorgen van EU-LISA. Dit agentschap signaleert het ontbreken van een coördinatiestructuur met betrekking tot het realiseren van interoperabiliteit en de tenuitvoerlegging van de interoperabiliteitsverordeningen. Deelt Nederland deze zorgen, en zo ja, wat doet het kabinet eraan om er samen met andere lidstaten en de Europese Commissie voor te zorgen dat deze coördinatie op degelijke wijze tot stand komt? Welke instantie wordt in Nederland verantwoordelijk voor de coördinatie op nationaal niveau? Wat is het tijdpad met betrekking tot de implementatie van de interoperabiliteitsverordeningen en hoe worden de kosten verdeeld?

De leden van de D66-fractie achten het van belang om de positie van slachtoffers op de agenda van de EU te houden. Daarbij vraagt Nederland aandacht voor de financiële compensatie van slachtoffers in grensoverschrijdende situaties. Nederland stelt dat het uitgangspunt moet zijn dat de dader de schade moet vergoeden. Voornoemde leden vragen hoe u zich dit voorstelt. Wat gebeurt er als de dader op het kerkhof ligt, niet opgespoord wordt, of niet kan betalen? Welke instantie zou in een dergelijk geval moeten worden belast met deze compensatie? Wat acht u een acceptabele compensatietermijn? Heeft u hier een impactanalyse op uitgevoerd?

Ten aanzien van de aanpak van milieucriminaliteit stipte Europol de waarde van de multidisciplinaire aanpak aan. Europol stelde dat het aantal milieudelicten toeneemt. Echter, de aanpak5 van milieucriminaliteit in Nederland blijft ver onder de maat.6 Hoe wordt de motie Groothuizen/Buitenweg (Kamerstuk 35 000-VI-40) ook Europees-grensoverschrijdend uitgevoerd? Welke middelen worden daarbij door Nederland ingezet?

Op 16 januari 2020 werd in de Tweede Kamer een conferentie gehouden over de rechtsstaat, onder andere met aandacht voor onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Tevens werd gesproken over rechtsstaatmonitoring in Europa en over de onafhankelijkheid7 van de rechterlijke macht in EU-lidstaten, waaronder Polen.8 Is tussen Nederland en andere EU-lidstaten van gedachten gewisseld over de effectiviteit van de huidige rechtsstaatmonitoring in de EU? Op welke wijze geeft u uitvoering aan de motie Paternotte/Omtzigt (Kamerstuk 21 501-02-2043) waarin de regering verzocht wordt om in de JBZ-Raad het standpunt uit te dragen dat de reikwijdte van de rechtsstaattoets verbreed moet worden en ook fundamentele grondrechten, corruptie en democratie moet bevatten en daarnaast dat een onafhankelijke panel van experts hierover aan de EU-instellingen rapporteert? Blijft u dit in de JBZ-Raad aan de orde stellen? Welke resultaten heeft dit tot nu toe gehad?

De leden van de D66-fractie ontvangen tot hun teleurstelling signalen dat het Kroatische voorzitterschap niet van plan is de komende maanden in de Raad stappen te zetten in de Artikel 7-procedure tegen Hongarije en Polen. Herkent u zich in die signalen? Bent u voornemens om, wanneer dit nodig mocht zijn, het Kroatisch voorzitterschap te verzoeken de rechtsstaat en de Artikel 7-procedure structureel op de agenda van de JBZ-Raad en de Raad Algemene Zaken te agenderen? Zo nee, waarom niet? Daarnaast vragen deze of u, wellicht samen met de Minister van Buitenlandse Zaken, bereid bent om met gelijkgezinde lidstaten middels een coalition of the willing verdere stappen te zetten tegen Hongarije en Polen? Zo nee, waarom niet? Deze leden vragen dit met het oog op de verdragsverplichtingen die Nederland kent om de basiswaarden van de EU te beschermen en vanwege de zeer trage voortgang in de JBZ-Raad op dit punt.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben slechts een enkele verhelderende vraag voorafgaande aan de informele JBZ-Raad. Deze leden horen graag welke precieze voornemens er bij de nieuw aangetreden Europese Commissie leven inzake digitalisering en de toepassing van nieuwe technologieën op de beleidsterreinen die onder de werkingssfeer van de JBZ-raad vallen. De leden vernemen graag de laatste stand van zaken.

5. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda van de aankomende informele bijeenkomst van de JBZ-Raad. Daarover hebben zij enkele vragen. Daarnaast zijn er enkele actualiteiten waarover zij de betreffende bewindslieden willen bevragen.

De leden van de SP-fractie constateren dat in de geannoteerde agenda is opgenomen dat het kabinet niet is overtuigd van het nut en de noodzaak van uitbreiding van het mandaat van het EOM. Op basis van de betreffende passage kregen deze leden de indruk dat het kabinet te passief omgaat met deze discussie. Zij zouden graag zien dat het kabinet zich actief inzet om een uitbreiding van het EOM te voorkomen. Wat gaat u concreet doen om een uitbreiding van het EOM tegen te gaan? De aanpak van terrorisme hoort toch altijd bij lidstaten zelf te liggen en dat principe verdient het toch om voor te strijden?

Uit de geannoteerde agenda maken voornoemde leden op dat in de bestaande veiligheidsagenda de aanpak van terrorisme, mensenhandel, cybercrime, drugsproductie- en smokkel en de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen geprioriteerd is. Het kabinet schrijft voor de komende jaren de aanpak van ondermijnende criminaliteit te willen prioriteren. Er zou een focus moeten komen op het navolgen van crimineel verkregen geld (follow-the-money), ontneming van crimineel verkregen geld en het bestrijden van witwassen. De aan het woord zijnde leden begrijpen dat het aanvangen van een nieuwe Europese Commissie de aanleiding kan zijn om nieuwe prioriteiten te stellen. Maar gezien het belang van deze thema’s mogen voornoemde leden toch zeker aannemen dat er al eerder aandacht voor was? Hoe kan het dan dat hier nu nog over gesproken moet worden? Kunt u aangeven op welke wijze de samenwerking op dit moment verloopt en hoe u deze waardeert? Welke wijzigingen op het terrein van het navolgen van crimineel verkregen geld, het ontnemen van crimineel verkregen geld en het bestrijden van witwassen ziet u op Europees niveau?

De leden van de SP-fractie kijken uit naar het bespreken van hun initiatief om tot een Europese zwarte lijst voor bedrijven die zich schuldig hebben gemaakt aan milieucriminaliteit te komen en wachten verdere berichtgeving hierover af.

Dan hebben de aan het woord zijnde leden nog enkele vragen over de actualiteiten. Afgelopen algemene overleggen over de JBZ-Raad is er telkens aandacht geweest voor de rechtsstatelijke situatie in Polen. Voornoemde leden hebben hier nog altijd onverminderd aandacht voor. Zij merken in dat kader op dat de Europese Commissie een tweede poging heeft ondernomen om de Poolse Tuchtkamer te laten schorsen. Wat is de reactie van het kabinet op deze situatie? En hoe groot schat u de kans in dat deze poging van de Europese Commissie wel zal slagen? De leden van de SP-fractie merken verder op dat er in de media veel aandacht is voor de rechtstatelijke situatie in Polen, maar zij missen de aandacht voor de rechtstatelijke situatie in Hongarije. Kunt u kort schetsen wat daar op dit moment de rechtstatelijke situatie is en in het bijzonder wat de status is van de Artikel 7-procedure?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het bericht dat in het VK vijf jaar lang gebrekkig informatie is uitgewisseld over veroordelingen van Europese burgers en dat dit vervolgens is verzwegen. Het is natuurlijk een tragisch verhaal dat het eerst vijf jaar heeft moeten duren voordat een dergelijke computerfout is geconstateerd, met alle mogelijke gevolgen van dien. Kunt u al iets zeggen over hoe dit heeft kunnen gebeuren? Wat zijn de gevolgen hier van voor Nederland? Deze leden stellen zich bijvoorbeeld voor dat er nu Nederlandse burgers rondlopen die in het VK veroordeeld zijn en door onwetendheid van Nederlandse autoriteiten ten onrechte met een verklaring omtrent gedrag rondlopen. Gaat dit nu gecheckt worden? Wat is het risico dat dit in Nederland of andere landen ook kan gebeuren? Voornoemde leden constateren dat het meest pijnlijke toch wel is dat de Britten hier geen ruchtbaarheid aan hebben gegeven. De gehele samenwerking op het gebied van justitie is gebaseerd op wederzijdse erkenning en vertrouwen. Hoe beziet u deze casus in die context? De aan het woord zijnde leden wensen een uitgebreide reactie.

Om nog even bij het VK te blijven. Het zou nu zo maar eens kunnen dat de Britten per 1 februari de EU verlaten. Gezien de geografische ligging en de culturele, politieke en economische belangen is het cruciaal dat samenwerking op justitie gewaarborgd blijft. Maar de nieuwe situatie zal tot verschillende verschuivingen leiden. Kunt u een overzicht geven van welke vormen van samenwerkingen gecontinueerd blijven? Welke vormen van samenwerking worden beëindigd en in hoeverre komt daar een nieuwe vorm van samenwerking voor in de plaats? Daar waar de samenwerking wordt gecontinueerd, hoe wordt er op toe gezien dat de Britten aan de juiste standaarden en waarborgen voldoen om überhaupt mee te kunnen samenwerken, bijvoorbeeld bij het uitwisselen van gegevens?

Op 16 januari meldde het Financieel Dagblad dat de Europese Commissie overweegt gezichtsherkenningstechnologie in het openbaar te verbieden voor vijf jaar. Het bericht vermeldt dat veiligheids- en onderzoeksprojecten uitgezonderd zouden worden. Hoe beziet u dit voornemen? De Europese Commissie kan toch ook aan beleid werken en de beslissing om met gezichtsherkenningstechnologie te werken aan de lidstaten overlaten? Wat wordt uw inzet in dit dossier?

II. Antwoord van de bewindspersonen

Algemeen

Met belangstelling hebben wij kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks en SP in relatie tot de informele JBZ-Raad 23–24 januari 2020. Hieronder treft u de beantwoording aan per thema op het gebied van Justitie en Veiligheid.

Strategische richtsnoeren

De leden van de CDA-fractie constateren instemmend dat uw inzet met name zal zijn om bestaande EU-instrumenten en/of ingezette trajecten geconsolideerd en optimaal uitgevoerd dienen te worden de komende periode. Zij vragen of u verwacht dat u hier medestanders in zal vinden in de vorm van andere lidstaten die ook een dergelijke agenda nastreven. Ook vragen zij of u kunt aangeven of er lidstaten zijn die aansturen op een meer veranderingsgerichte agenda voor de komende periode op het terrein van JBZ. Deze leden vragen u voorts of de problemen die de afgelopen periode zijn ontstaan rondom de rechtsstatelijkheid van enkele lidstaten wel aanleiding kunnen geven voor nieuwe regelgeving of dat u verwacht dat binnen de huidige regelgeving deze problemen opgelost kunnen worden.

Onder een grote groep lidstaten bestaat een brede behoefte aan consolidatie en optimale uitvoering van bestaande en recente EU instrumenten in nationale regelgeving en in de praktijk. Het kabinet ziet een goede implementatie als een voorwaarde voor het versterken van het wederzijds vertrouwen in elkaars rechtsstelsels, en daarmee als een positieve agenda die ook bijdraagt aan rechtsstatelijkheid binnen de Unie. Het kabinet ziet ook graag dat de Commissie en lidstaten extra aandacht geven aan de handhaving van regelgeving, waarbij lidstaten voldoende ruimte moeten hebben om handhaving op een binnen hun nationale stelsel passende wijze in te richten. Deze behoefte sluit een agenda die is gericht op de aanpak van grensoverschrijdende problemen op EU-niveau waar mogelijk en noodzakelijk niet uit. Ook daar vindt Nederland een grote groep lidstaten aan haar zijde, waarbij de specifieke invulling voor iedere lidstaat ook afhankelijk is van de nationale situatie.

De leden van de CDA-fractie zien dat er door u veel aandacht is besteed aan de «horizontale uitgangspunten» van de Nederlandse inzet voor de prioriteiten van Europa op JBZ-terrein. Dat achten deze leden positief. Zij zien onder meer dat u op het terrein van veiligheid stelt dat u aandacht besteedt aan cybersecurity op Europees vlak. Voornoemde leden zijn wel verbaasd dat dit maar weinig aandacht krijgt in uw uitgangspunten, zeker nu cybersecurity de afgelopen dagen opnieuw in de actualiteit kwam door het lek bij een groot softwarebedrijf dat onder meer oplossingen biedt voor veilig werken op afstand. In hoeverre zijn de Europese doelstellingen zoals deze geschetst worden in de Nederlandse Cybersecurity Agenda onderdeel geworden van de horizontale uitgangspunten zoals door u beschreven? Kunt u uiteenzetten hoe u de Europese doelstellingen uit de Agenda de komende jaren gaat bewerkstelligen en hoe u zich ervoor gaat inzetten dat deze doelstellingen onderdeel worden van de strategische richtsnoeren?

Het kabinet zet in lijn met de ambities en doelstellingen van de Nederlandse Cyber Security Agenda (NCSA) nadrukkelijk in op een gezamenlijke Europese aanpak ter versterking van cybersecurity op EU-niveau. Tijdens de informele JBZ-raad zal de Minister van Justitie en Veiligheid bepleiten dat de strategische richtsnoeren voor deze ambitie een aanknopingspunt zouden moeten bevatten. De horizontale uitgangspunten zoals beschreven in de geannoteerde agenda moeten bezien worden als kenmerkend voor de Nederlandse benadering van het gehele JBZ-terrein, waarbij de gezamenlijke Europese aanpak ter versterking van cybersecurity voor Nederland een specifieke prioriteit is.

Op Europees niveau wordt in het kader van de implementatie van de Netwerk- en Informatiebeveiliging Richtlijn intensief samengewerkt op zowel beleidsmatig als operationeel gebied. Daarnaast is recent de Cyber Security Act in werking getreden in het kader waarvan de Europese Cyber Security Certificeringsgroep is gestart die EU cybersecurity certificeringsschema’s ontwikkelt. Verder is op Nederlands initiatief een EU cyberdiplomatie toolbox en een cybersanctie regime tot stand gebracht. Hiermee kunnen verschillende instrumenten van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid worden aangewend om degenen die ondermijnende cyberactiviteiten ontplooien ter verantwoording te roepen. Deze voorbeelden laten zien dat er sprake is van een gezamenlijke Europese aanpak. De komende tijd blijft het kabinet zich inzetten om cybersecurity in Europees verband verder te versterken. Het kabinet pleit onder meer voor een sterkere focus op Europese samenwerking op het vlak van tegengaan van digitale dreigingen en economische veiligheid.

De leden van de CDA-fractie willen weten of het klopt dat de Europese Commissie als één van de topprioriteiten op het terrein van interne veiligheid de versterking van de informatie-uitwisseling noemt. Kunt u bij de bespreking van deze terechte topprioriteit de zorgen betrekken die bestaan ten aanzien van het rechtstatelijke gehalte van enkele van de lidstaten? Ook vragen deze leden of het een oplossing zou zijn om wat betreft de voortgang op het vlak van informatie-uitwisseling (in het bijzonder ten aanzien van e-evidence, maar ook bij de uitvoering van het Europees aanhoudingsbevel (EAB) en de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken) met landen die een gelijke rechtstatelijke ambitie koesteren, een kopgroep te vormen. Zou het een optie zijn dat de landen die net als Nederland een evident voorstander zijn van een kwalitatief hoogwaardige rechtsstaat samen (bijvoorbeeld bij verdrag) een eigen juridische ruimte binnen de EU creëren, waarbinnen nieuwe ontwikkelingen op het vlak van informatie-uitwisseling – gebaseerd op beproefd wederzijds vertrouwen in de rechtsstaat – tot ontwikkeling kunnen komen? Zou u deze optie in overweging willen nemen, op weg naar Kroatië?

De Europese Commissie, en in het bijzonder Commissaris Johansson, heeft de grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van rechtshandhaving inderdaad tot een prioriteit benoemd, waarbij Commissaris Johansson heeft benadrukt daarbij in het bijzonder oog te hebben voor de informatie-uitwisseling die nodig is om georganiseerde criminaliteit en terrorisme te kunnen voorkomen en onderzoeken. Juist om een kwalitatief hoogwaardige en effectieve informatie-uitwisseling op het gebied van rechtshandhaving te realiseren op EU-niveau is het voor het kabinet van belang dat eventuele voorstellen en bestaande afspraken op het gebied van informatie-uitwisseling overeengekomen worden met en van toepassing zijn op alle EU-lidstaten. De grensoverschrijdende aard van de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit en terrorismebestrijding, ook binnen het digitale domein, dwingt de lidstaten daar ook toe. Tegelijkertijd zet Nederland in op het behoud en de versterking van de rechtsstaat binnen de Unie, zoals ook uiteengezet in de beantwoording van andere vragen op dit terrein.

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat u stelt dat de regering gecommitteerd is aan digitalisering en de toepassing van nieuwe technologieën binnen het justitie- en veiligheidsdomein. U zegt waarde te hechten aan een mensgerichte aanpak en toepassing van betrouwbare technologieën die fundamentele rechten waarborgen. Welk juridisch kader stelt u zich voor? Hoe wordt er met het verantwoordelijke Ministerie van Economische Zaken afgestemd? Wanneer wordt het nationaal strategisch plan Artificiële Intelligentie (AI) gepubliceerd? Kan een update worden verschaft over de oprichting van een Europees cyber security center? Waarom heeft Nederland met een blokkerende minderheid gestemd voor uitstel van besluitvorming hierover?

Het kabinet ziet de verenigbaarheid van het waarborgen van veiligheid en het beschermen en bevorderen van fundamentele rechten als een horizontaal uitgangspunt waar de aandacht voor heeft en vraagt binnen het gehele justitie- en veiligheidsdomein. Er is daarom geen sprake van de ontwikkeling van één specifiek juridisch kader. In algemene zin is de inzet is er wel op gericht te onderzoeken of de reeds bestaande bepalingen voldoen om adequate bescherming te bieden, en waar nodig, aanvullende waarborgen te treffen. Aan digitalisering en de toepassing van nieuwe technologieën wordt Rijksbreed samengewerkt, ook ten aanzien van de positiebepaling op EU-niveau. Als onderdeel daarvan wordt er vanzelfsprekend nauw samengewerkt tussen o.a. het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het Strategisch Actieplan voor Artificiële Intelligentie (SAPAI) is op 8 oktober 2019 aangeboden aan uw Kamer. De kabinetspositie over AI is vastgelegd in het Strategisch Actieplan voor Artificiële Intelligentie en de beleidsbrieven AI, publieke waarden en Mensenrechten en Waarborgen tegen risico’s van data-analyses door de overheid.9

Ten aanzien van de stand van zaken van de onderhandelingen over de Verordening tot oprichting van het Europees kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging is uw Kamer in de aanbiedingsbrief bij de geannoteerde agenda voor de JBZ-raad van juni 201910 geïnformeerd over het bereiken van een algemene oriëntatie in de Raad, waarna de triloog met het EP en de Commissie gestart. In de bereikte algemene oriëntatie is het drieledige doel van het voorstel gehandhaafd gebleven: het creëren van één EU Cybersecurity Centre (EUCC) dat verantwoordelijk wordt voor het coördineren en stroomlijnen van de EU inzet op cybersecurity, een verplichting aan EU-lidstaten om een «Nationaal Coördinatie Centrum» voor te dragen, en een voorstel om een Cybersecurity Competence Community te creëren. Op 27 maart 2019 heeft een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, in Coreper echter niet ingestemd met een mandaatverlening voor het voortzetten van de onderhandelingen met het Europees Parlement. De reden hiervoor is dat een aantal fundamentele vragen nog open staan in de gesprekken tussen de Commissie, EP en Raad, bijvoorbeeld ten aanzien van de wijze van financiering, aard van het centrum en stemrecht.

Nederland steunt een verbeterde coördinatie tussen EU programma’s op het gebied van cyber security kennisontwikkeling middels een «dedicated centre», en daarmee de verordening. Daarbij geeft Nederland echter voorkeur aan een breed en inhoudelijk goed gedragen voorstel. Een pauzering van de onderhandelingen dient om ruimte te creëren voor gedegen adressering (zowel in de nationale context als in EU-verband) van de openstaande knelpunten. De Verordening is immers pas voorzien om in werking te treden vanaf de nieuwe begrotingstermijn in 2021. De belangrijkste voorliggende vraag is hoe de financiering zich verhoudt tot de programma’s Horizon Europe en Digital Europe. Dit blijkt juridisch complexer te liggen dan aanvankelijk gedacht. Gerelateerd aan dit vraagstuk is ook de stemverdeling tussen lidstaten en de Commissie een punt van discussie. Ook is er nog geen uitsluitsel over de locatie van het EU competence centrum. Conform het BNC-fiche blijft Nederland in de onderhandelingen waken voor overbodige overhead, bureaucratie en structuren. Daarnaast zet Nederland zich in voor het borgen van de aansluiting op bestaande structuren op Europees niveau en in de lidstaten. Onder het Kroatische voorzitterschap zullen de komende tijd de besprekingen tussen de lidstaten weer voortgezet worden.

De leden van de GroenLinks-fractie horen graag welke precieze voornemens er bij de nieuw aangetreden Europese Commissie leven inzake digitalisering en de toepassing van nieuwe technologieën op de beleidsterreinen die onder de werkingssfeer van de JBZ-raad vallen. De leden vernemen graag de laatste stand van zaken.

Bij haar aantreden heeft de Europese Commissie een aantal voornemens kenbaar gemaakt. De lidstaten zijn nog in afwachting van de presentatie van het werkprogramma van de Commissie, naar verwachting eind deze maand. Ten aanzien van de omgang met nieuwe technologie voorziet de Commissie op korte termijn de presentatie van een witboek over AI gericht op de menselijke en ethische implicaties van AI. Daarnaast voorziet de Commissie in 2020 ook een evaluatie van de implementatie van Algemene Verordening Gegevensbescherming. Op het gebied van de digitalisering van de judiciële samenwerking zijn de ambities van de Commissie nog niet in detail bekend. De Raad heeft reeds de e-justice strategie 2019–202311 aangenomen. Ten aanzien van de toepassing van nieuwe technologie binnen de rechtshandhaving is het vermeldenswaardig dat Europol en de Commissie er met steun van de lidstaten naar streeft om expertise over de toepassing van nieuwe technologie binnen de rechtshandhaving te bundelen ten behoeve van de lidstaten. Op het gebied van nieuwe ambities op het terrein van cybersecurity en de bescherming van kritieke infrastructuur zijn de plannen van de Commissie nog niet concreet. In het algemeen is het de intentie van de Commissie om het vermogen van de Unie om de preventie, detectie en reactie op hybride dreigingen te versterken en om desinformatie te bestrijden, om te beginnen door de bestaande gedragscode te evalueren.

Rechtsstatelijkheid

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van bescherming van de rechtsstaat en grondrechten (zoals anti-discriminatie). Samenwerking met andere lidstaten ondersteunen zij dan ook. Graag zien deze leden dan ook een toelichting op de invulling van deze samenwerking en mogelijke consequenties aan het niet naleven van gemaakte afspraken.

Graag verwijs ik voor de beantwoording van deze vraag naar mijn brief van 20 december 2018 over Europese strafrechtelijke samenwerking.12

De leden van de D66-fractie benoemen dat op 16 januari 2020 in de Tweede Kamer een conferentie werd gehouden over de rechtsstaat, onder andere met aandacht voor onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Tevens werd gesproken over rechtsstaatmonitoring in Europa en over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in EU-lidstaten, waaronder Polen. Is tussen Nederland en andere EU-lidstaten van gedachten gewisseld over de effectiviteit van de huidige rechtsstaatmonitoring in de EU? Op welke wijze geeft u uitvoering aan de motie van de leden Paternotte en Omtzigt13 waarin de regering verzocht wordt om in de JBZ-Raad het standpunt uit te dragen dat de reikwijdte van de rechtsstaattoets verbreed moet worden en ook fundamentele grondrechten, corruptie en democratie moet bevatten en daarnaast dat een onafhankelijke panel van experts hierover aan de EU-instellingen rapporteert? Blijft u dit in de JBZ-Raad aan de orde stellen? Welke resultaten heeft dit tot nu toe gehad?

Tijdens de Raad Algemene Zaken van 16 september 2019 heeft Nederland, in lijn met de motie van de leden Paternotte en Omtzigt14 en de toezegging gedaan in het Algemeen Overleg RAZ d.d. 10 september jl., het belang onderstreept van het betrekken van externe expertise in het kader van de toetsingscyclus. Nederland noemde daarbij als voorbeeld de Venetië Commissie. Er bleek onder de lidstaten geen steun te bestaan voor een nieuw op te richten expert-comité, omdat dit tot duplicatie met bestaande instrumenten zal leiden. Nederland pleitte voor een brede inhoudelijke reikwijdte van de cyclus, inclusief democratie, grondrechten en corruptie, zoals ook de Commissie in haar recente mededeling aangeeft na te streven. Verder benadrukte Nederland dat ook de EU-instellingen zelf deze beginselen dienen te respecteren. De Commissie is voornemens een ruim toepassingsgebied te hanteren voor toetsing in het kader van de rechtsstaatscyclus, aangezien ook andere aspecten, bijvoorbeeld corruptie of vrije verkiezingen, relevant zijn voor de beoordeling of de beginselen van de rechtsstaat gerespecteerd worden. Nederland kijkt uit naar de eerste rapportage die in het kader van de cyclus dit najaar zal verschijnen. Nederland zal indien nodig aandacht blijven vragen voor een brede inhoudelijke reikwijdte.

Wat betreft de rechtststaatmonitoring verwijs ik naar het verslag van de JBZ-Raad van 2–3 december jl. aan uw Kamer15 over de werklunch over het EU-toetsing mechanisme voor de rechtsstaat en de JBZ-Raad. Daarbij is aangegeven dat naar de mening van Nederland de rechtsstaatmonitoring aan effectiviteit kan winnen door tevens de Ministers in de JBZ-Raad – naast de Raad Algemene Zaken – over de rechtsstatelijke onderwerpen die onder hun bevoegdheid vallen, zoals bijvoorbeeld corruptie en onafhankelijkheid van de rechterlijke macht.

De leden van de D66-fractie ontvangen tot hun teleurstelling signalen dat het Kroatische voorzitterschap niet van plan is de komende maanden in de Raad stappen te zetten in de Artikel 7-procedure tegen Hongarije en Polen. Herkent u zich in die signalen? Bent u voornemens om, wanneer dit nodig mocht zijn, het Kroatisch voorzitterschap te verzoeken de rechtsstaat en de Artikel 7-procedure structureel op de agenda van de JBZ-Raad en de Raad Algemene Zaken te agenderen? Zo nee, waarom niet? Daarnaast vragen deze of u, wellicht samen met de Minister van Buitenlandse Zaken, bereid bent om met gelijkgezinde lidstaten middels een coalition of the willing verdere stappen te zetten tegen Hongarije en Polen? Zo nee, waarom niet? Deze leden vragen dit met het oog op de verdragsverplichtingen die Nederland kent om de basiswaarden van de EU te beschermen en vanwege de zeer trage voortgang in de JBZ-Raad op dit punt.

Drie weken na aanvang van het Kroatisch Voorzitterschap is het nog te vroeg om te concluderen dat het niet van plan is de komende maanden stappen te zetten in beide artikel 7-procedures. Samen met gelijkgezinde landen zal Nederland zich ervoor blijven inspannen dat, indien actuele ontwikkelingen daartoe nopen, de artikel 7-procedure geagendeerd wordt op de Raad Algemene Zaken. Ook langs andere wegen, bijvoorbeeld door deelname aan zaken bij het Europees Hof van Justitie die betrekking hebben op de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in onder meer Polen en Hongarije, trekt Nederland nauw op met gelijkgezinde landen om het belang van de rechtsstaat uit te dragen en te verdedigen.

In het kader van de bespreking van de strategische richtsnoeren op JBZ-gebied, die naar verwachting in de JBZ-Raad van maart aan de orde komen, zal Nederland aandringen op geregelde bespreking van de rechtsstatelijkheid door de ministers van Justitie in de JBZ-Raad.

Dan hebben de leden van de SP nog enkele vragen over de actualiteiten. Afgelopen algemene overleggen over de JBZ-Raad is er telkens aandacht geweest voor de rechtsstatelijke situatie in Polen. Voornoemde leden hebben hier nog altijd onverminderd aandacht voor. Zij merken in dat kader op dat de Europese Commissie een tweede poging heeft ondernomen om de Poolse Tuchtkamer te laten schorsen. Wat is de reactie van het kabinet op deze situatie? En hoe groot schat u de kans in dat deze poging van de Europese Commissie wel zal slagen? De leden van de SP-fractie merken verder op dat er in de media veel aandacht is voor de rechtstatelijke situatie in Polen, maar zij missen de aandacht voor de rechtstatelijke situatie in Hongarije. Kunt u kort schetsen wat daar op dit moment de rechtstatelijke situatie is en in het bijzonder wat de status is van de Artikel 7-procedure?

Nederland steunt de stappen van de Europese Commissie om Polen voor het Hof te dagen in haar inbreukprocedure over het Poolse tuchtregime voor rechters en de tuchtkamer van het Poolse Hooggerechtshof, en om het Hof daarbij te verzoeken aan Polen voorlopige maatregelen op te leggen. De Commissie verzoekt het Hof daarbij meer concreet om Polen te gelasten de werking van de tuchtkamer op te schorten. Nederland wacht de uitkomst van de zaak, zowel ten aanzien van de voorlopige maatregelen als ten aanzien van de einduitspraak in de inbreukprocedure, af. Daarbij wijst de regering erop dat in een voorgaande zaak bij het Europees Hof van Justitie, die eveneens zag op (een onderdeel van) de justitiële hervormingen in Polen het verzoek om voorlopige maatregelen van de Commissie werd ingewilligd en het Hof uiteindelijk oordeelde dat sprake was van schending van de beginselen van de rechtsstaat. Nederland volgt verder nauwgezet de ontwikkelingen rond de tuchtprocedure in Polen, meer in het bijzonder als het gaat om de zogenaamde muilkorfwet, die – indien goedgekeurd – onder meer optreden mogelijk maakt tegen rechters die de legitimiteit of onafhankelijkheid van andere rechters in twijfel trekken. De Venetië Commissie heeft hierover een kritisch rapport uitgebracht, en Commissaris Jourová heeft per brief de zorgen van de Europese Commissie kenbaar gemaakt.

Ten aanzien van Hongarije hebben inmiddels twee hoorzittingen plaatsgevonden in de Raad Algemene Zaken, maar blijven de zorgen op het terrein van de rechtsstaat, grondrechten en democratie voortduren. Nederland zal samen met gelijkgezinde landen zich ervoor blijven inzetten dat deze zorgen adequaat geadresseerd worden. Het wijst in dit verband ook op aankomende uitspraken van het Europees Hof van Justitie in een aantal inbreukzaken op het terrein van rechtsstaat, democratie en grondrechten.

Brexit

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat het Verenigd Koninkrijk (VK) oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van het Schengen Informatie Systeem (SIS). Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot het VK en het SIS? Bent u reeds in gesprek hierover getreden met uw Britse en/of Europese evenknieën en, zo ja, wat was het resultaat hiervan? Bovendien bleek dat het VK de gegevens van 75.000 veroordeelde criminelen uit EU27-landen niet heeft gedeeld met andere EU-Lidstaten. Hoeveel Nederlandse criminelen die in het VK zijn veroordeeld, zijn niet aan Nederland doorgegeven? Hoe beoordeelt u deze gang van zaken? Heeft dit de veiligheid in andere lidstaten benadeeld? Hoeveel van deze criminelen bevinden zich op Nederlands grondgebied? Worden zij door de Nederlandse opsporingsautoriteiten in de gaten gehouden? Met het oog op de Brexit op 31 januari 2020, hoe voorziet u de toekomstige samenwerking met de Britten in algemene zin na de Brexit? Hoe kunnen Nederland en de andere EU-lidstaten ervoor zorgen dat zij cruciale gegevensuitwisseling met de Britse opsporingsautoriteiten op een verantwoord operationeel en juridisch niveau houden?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de arrestatie van een Britse onderdaan op vrijdag 17 januari 2020, die ervan wordt verdacht 12 miljard inloggegevens te hebben willen verkopen. Voornoemde leden zijn benieuwd op welke juridische grond deze arrestatie berust. Op basis van welk verdrag of juridische overeenkomst berust de internationale politiesamenwerking met betrekking tot de arrestatie van deze Brit en een Ier met de Britse, Duitse en Amerikaanse autoriteiten?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het bericht dat in het VK vijf jaar lang gebrekkig informatie is uitgewisseld over veroordelingen van Europese burgers en dat dit vervolgens is verzwegen. Het is natuurlijk een tragisch verhaal dat het eerst vijf jaar heeft moeten duren voordat een dergelijke computerfout is geconstateerd, met alle mogelijke gevolgen van dien. Kunt u al iets zeggen over hoe dit heeft kunnen gebeuren? Wat zijn de gevolgen hiervan voor Nederland? Deze leden stellen zich bijvoorbeeld voor dat er nu Nederlandse burgers rondlopen die in het VK veroordeeld zijn en door onwetendheid van Nederlandse autoriteiten ten onrechte met een verklaring omtrent gedrag rondlopen. Gaat dit nu gecheckt worden? Wat is het risico dat dit in Nederland of andere landen ook kan gebeuren? Voornoemde leden constateren dat het meest pijnlijke toch wel is dat de Britten hier geen ruchtbaarheid aan hebben gegeven. De gehele samenwerking op het gebied van justitie is gebaseerd op wederzijdse erkenning en vertrouwen. Hoe beziet u deze casus in die context? De aan het woord zijnde leden wensen een uitgebreide reactie.

Voorts stellen de leden van de SP-fractie dat het nu zo maar eens zou kunnen dat de Britten per 1 februari de EU verlaten. Gezien de geografische ligging en de culturele, politieke en economische belangen is het cruciaal dat samenwerking op justitie gewaarborgd blijft. Maar de nieuwe situatie zal tot verschillende verschuivingen leiden. Kunt u een overzicht geven van welke vormen van samenwerkingen gecontinueerd blijven? Welke vormen van samenwerking worden beëindigd en in hoeverre komt daar een nieuwe vorm van samenwerking voor in de plaats? Daar waar de samenwerking wordt gecontinueerd, hoe wordt erop toe gezien dat de Britten aan de juiste standaarden en waarborgen voldoen om überhaupt mee te kunnen samenwerken, bijvoorbeeld bij het uitwisselen van gegevens?

De leden van de D66-fractie vragen naar de huidige stand van zaken met betrekking tot het VK en het Schengen Informatiesysteem (SIS). De genoemde gebreken in het kader van het SIS zijn naar voren gekomen in een Schengen evaluatie in EU-verband uit 2018. Deze evaluaties worden geregeld uitgevoerd bij lidstaten. Naar aanleiding van de evaluatie heeft het VK aangegeven de tekortkomingen te herstellen en daar over te rapporteren. Nederland zal deze voorziene verbeteringen uiteraard goed in de gaten blijven houden. Het is goed dat dergelijke evaluaties worden uitgevoerd en de inzet van het kabinet is om de implementatie van EU instrumenten in alle lidstaten te versterken.

De leden van D66-fractie en de leden van SP-fractie vragen ook naar het bericht dat het VK de gegevens van 75.000 veroordeelde criminelen uit EU-landen niet heeft gedeeld met die lidstaten vanwege een computerfout. Het gaat hier om de verplichting in EU-verband om een veroordeling van een burger uit een ander EU-land automatisch door te sturen naar het land van nationaliteit. Deze fout van het VK is betreurenswaardig. Het is allereerst aan het VK om deze fout te herstellen. Ik zal bij mijn Britse collega aandringen op een spoedige oplossing en op basis van de informatie van het VK en de Commissie vervolgstappen vaststellen en u daar nader over informeren.

Zoals de leden van SP-fractie ook benadrukken is nauwe samenwerking met het VK op dit terrein voor Nederland van groot belang in de bestrijding van criminaliteit en terrorisme, ook als het VK straks geen lid meer is van de EU. Nederland zet daarom in op ambitieuze afspraken over interne veiligheid in het akkoord over de toekomstige relatie met het VK. Zoals onlangs aan uw Kamer gemeld16, zet Nederland hierbij met name in op soepele informatie-uitwisseling en rechtshulpsamenwerking en samenwerking bij de bestrijding van zware criminaliteit en terrorisme, onder andere via EU-agentschappen Europol en Eurojust. Tevens zet Nederland erop in om te regelen dat ook na Brexit justitiële documentatie kan worden uitgewisseld in het kader van pre-employment screening om kindermisbruik tegen te gaan.

Bij de vorm en inhoud van de te maken afspraken dienen een balans van rechten en verplichtingen en passende waarborgen in acht te worden genomen om de rechten van EU-burgers te beschermen (waaronder het recht op bescherming van persoonsgegevens). Nederland zet er dan ook op in dat spoedig gestart wordt met de procedure om ook op het terrein van de politie- en justitiesamenwerking tot een adequaatheidsbesluit te komen, waarmee de uitwisseling van politie- en justitiegegevens tussen de EU en haar lidstaten en het VK wordt vergemakkelijkt en de privacy van EU burgers kan worden gewaarborgd. Het akkoord over de toekomstige relatie biedt voor de EU mogelijkheden om naleving door het VK op deze punten te borgen, met name ook in vergelijking tot andere internationale rechtsinstrumenten.

E-evidence

De leden van de D66-fractie maken zich grote zorgen over de onduidelijkheid ten aanzien van de onderhandelingen tussen de EU en de Verenigde Staten (VS) inzake grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijs in strafzaken. Voornoemde leden vinden het bericht dat het VK eenzelfde eigenstandig verdrag onderhandelt met de VS alarmerend. Welke afspraken zijn er gemaakt met het VK over de persoonsgegevens van EU27-onderdanen die in bezit zijn gekomen van de Britse (opsporings)autoriteiten? Wat is het resultaat van de onderhandelingsronde die op 11 december 2019 plaatsvond tussen de EU en de VS? Welke garanties geeft de openbaring van de Europese Commissie naar de VS dat het akkoord tussen het VK en de VS over grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijsmateriaal geen basis kan vormen voor het akkoord tussen de EU en de VS?

De Amerikaanse CLOUD-act geeft landen de bevoegdheid om zogenaamde «executive agreements» te sluiten met de Verenigde Staten waarin afspraken kunnen worden gemaakt over het grensoverschrijdend opvragen van elektronisch bewijs in opsporingsonderzoeken tussen de verdragsstaten. Het Verenigd Koninkrijk heeft als eerste land van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Deze «executive agreement» is gesloten op 3 oktober 2019.17 Na een review periode wordt de inwerkingtreding voorzien op 8 juli 2020.

Wat betreft het gebruik van persoonsgegevens van EU27-onderdanen die in bezit zijn gekomen van de Britse (opsporings)autoriteiten kan in algemene zin worden gesteld dat het gebruik van gegevens in het kader van rechtshulp voor een ander doel dan waarvoor deze zijn vergaard, aan nadere regels is gebonden of niet is toegestaan. Dit geldt ook voor het delen van deze gegevens met derde landen. Nadat het VK uit de EU is getreden en de overgangsperiode is geëindigd, zal het VK niet langer zijn gebonden aan EU regelgeving. Nederland zet er daarom op in dat spoedig gestart wordt met de procedure om op het terrein van de politie- en justitiesamenwerking tot een adequaatheidsbesluit te komen, waarmee de uitwisseling van politie- en justitiegegevens tussen de EU en haar lidstaten en het VK wordt vergemakkelijkt en de privacy van EU burgers kan worden gewaarborgd.

In antwoord op uw vraag over de vorige onderhandelingsronde tussen de Commissie, namens de EU, en de VS over de overeenkomst inzake grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijsmateriaal voor justitiële samenwerking in strafzaken, meld ik u het volgende. Zoals aangegeven in de geannoteerde agenda voor de JBZ raad van juni 201918 wordt de inhoud van het resultaat van de onderhandelingen in zijn geheel beoordeeld aan het einde van de onderhandeling. Hierbij wordt bijvoorbeeld gelet op de aandachtspunten van wederkerigheid en het onder voorwaarden betrekken van een publieke autoriteit in het land waar de gegevens zijn opgeslagen of waar de aanbieder gevestigd is. Onderdeel van het onderhandelingsmandaat is dat de Commissie aan de Raad rapporteert over de voortgang van de onderhandelingen. Bovenstaande aandachtspunten zal ik gedurende de rapportages van de Commissie aan de Raad zo nodig naar voren brengen. De Commissie voert de onderhandelingen in strikte vertrouwelijkheid; ik kan u daarom alleen op het proces informeren. Eerder heb ik in geannoteerde agenda’s gemeld dat er nog geen inhoudelijke onderhandelingen hebben plaatsgevonden. Op 21 januari, heeft Commissaris Reynders tijdens een vergadering van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van het Europees Parlement, medegedeeld dat hij tijdens de ontmoeting met vertegenwoordigers uit de VS op 11 december 2019 heeft duidelijk gemaakt dat eerst een intern akkoord binnen de EU over de E-evidence Verordening en Richtlijn moet worden bereikt voordat een overeenkomst met de VS gesloten kan worden. Commissaris Reynders informeerde verder dat hoewel de posities van de EU en de VS uiteenlopen, een gemeenschappelijk doel bestaat om raakvlakken te vinden op inhoudelijke punten en niet verder over het format van de onderhandelingen te discussiëren. De verwachting is dat de Commissie en de VS begin maart een volgende onderhandelingsronde.

Op uw vraag of de overeenkomst tussen het VK en de VS de basis vormt voor de onderhandelingen tussen de Commissie en de VS kan ik aangeven dat dit niet het geval is. Een belangrijke pijler onder het onderhandelingsmandaat van de Commissie is het bewaken van het EU acquis; vooral waar het de gegevensbescherming betreft, en het E-evidence-pakket waarmee de EU voor het verkrijgen van elektronisch bewijs specifiek EU recht voorbereid. Het is positief dat de tekst van het onderhandelingsmandaat voorziet in verankering van grondrechten voor burgers, in aandacht voor de positie van het bedrijfsleven en leidt tot voordelen voor de rechtshandhaving.

Interne veiligheid

De leden van de D66-fractie lazen dat tijdens de JBZ-Raad op 2 en 3 december 2019 onder meer is gesproken over de toekomst van interne veiligheid binnen de EU. De Europese Commissie wil inzetten op de versterking van informatie-uitwisseling en op de samenwerking en samenhang op het rechtshandhavingsterrein. Ook zou een versterking van het juridisch kader voor operationele samenwerking zijn bepleit door de Europese Commissie. Wat is de visie van Nederland hierop? Is het kabinet van mening dat het tijd is voor de oprichting van een operationele Europese FBI? Zo ja, hoe wordt hier vorm aan gegeven? Zo nee, waarom niet? Welke samenwerking voorziet Nederland met het in oprichting verkerende MIT? Welke stelling zal Nederland innemen ten aanzien van het voorstel van de Europese Commissie?

De noodzaak en ambitie voor intensieve grensoverschrijdende operationele samenwerking deel ik. Nederland is voorstander van evaluatie van lacunes en behoeften. Zoals ik eerder met uw Kamer heb besproken ben ik voorstander van het intensiveren van bestaande mogelijkheden van internationale politiesamenwerking in plaats van het te zoeken in institutionele wijzigingen.

Uitgangspunt voor Nederland is daarbij dat het bestaande EU rechtskader wordt gehandhaafd. Aanpassing van het bestaande EU-rechtskader voor wederzijdse rechtshulp en justitiële samenwerking is enkel aan de orde als er andere oplossingen niet toereikend zijn en met inachtneming van de bevoegdheden van de lidstaten. Zo is de keuze voor de operationele inzet van opsporingscapaciteit een bevoegdheid van de lidstaten.

De Nederlandse inzet is dat effectiever wordt samengewerkt op basis van het bestaande wettelijke kader, onder andere door middel van het waarborgen van effectieve grensoverschrijdende processen en samenwerking tussen autoriteiten, training van personeel en praktische ondersteuning binnen het bestaande wettelijke kader. In dat licht ziet Nederland ook aanknopingspunten bij versterkingsinitiatieven zoals die in het nieuwe Benelux politiesamenwerkingsverdrag zijn opgenomen. De samenwerking dient verder te worden versterkt door de EU agentschappen. Zij kunnen een belangrijke rol spelen door het bieden van operationele ondersteuning, trainingen, hoogwaardige expertise en analyse van informatie.

De oprichting van een zogenoemd Europees FBI is niet aan de orde. Er zijn er al veel mogelijkheden tot intensieve politiesamenwerking, waarvan ik graag zie dat die nog intensiever benut worden. Inzake de internationale aspecten van het Multidisciplinair Interventie Team (MIT) dat is aangekondigd in het kader van het Breed Offensief Tegen Ondermijnende Criminaliteit zal ik uw Kamer in het kader van de communicatie over de Voorjaarsnota nader informeren.

Uit de geannoteerde agenda maken de leden van de SP-fractie op dat in de bestaande veiligheidsagenda de aanpak van terrorisme, mensenhandel, cybercrime, drugsproductie- en smokkel en de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen geprioriteerd is. Het kabinet schrijft voor de komende jaren de aanpak van ondermijnende criminaliteit te willen prioriteren. Er zou een focus moeten komen op het navolgen van crimineel verkregen geld (follow-the-money), ontneming van crimineel verkregen geld en het bestrijden van witwassen. De aan het woord zijnde leden begrijpen dat het aanvangen van een nieuwe Europese Commissie de aanleiding kan zijn om nieuwe prioriteiten te stellen. Maar gezien het belang van deze thema’s mogen voornoemde leden toch zeker aannemen dat er al eerder aandacht voor was? Hoe kan het dan dat hier nu nog over gesproken moet worden? Kunt u aangeven op welke wijze de samenwerking op dit moment verloopt en hoe u deze waardeert? Welke wijzigingen op het terrein van het navolgen van crimineel verkregen geld, het ontnemen van crimineel verkregen geld en het bestrijden van witwassen ziet u op Europees niveau?

De financiële aanpak van criminaliteit staat inderdaad al langer op de agenda en wordt zowel in wetgevende als beleidsmatige en operationele zin op EU niveau opgepakt. Voorbeelden zijn de verschillende EU anti-witwasrichtlijnen of de EU confiscatieverordening die momenteel wordt geïmplementeerd. Ook is tijdens het Nederlands EU voorzitterschap in 2016 een impuls gegeven aan het financieel rechercheren en het verhogen van de expertise en samenwerking in en tussen lidstaten. Andere voorbeelden zijn de operationele acties verbonden aan de EU beleidscyclus van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit waarin een specifieke prioriteit zich richt op criminele geldstromen, inbeslagnames en witwassen. Daarbij treedt Nederland als trekker op. Ook wordt bij Europol het European Financial and Economic Crime Centre opgericht naar analogie van het Europol Cyber Crime Centre.

Gelet op de problematiek in Nederland en in Europa inzake georganiseerde ondermijnende criminaliteit wenst het Kabinet de financiële aanpak van criminaliteit op EU niveau verder te ontwikkelen.

Vanwege de complexiteit van het volgen van criminele geldstromen mede ingegeven door nieuwe technologische ontwikkelingen en verdere internationalisering, zullen blijvend inspanningen op EU niveau nodig zijn. Daarbij is van belang dat kennis over bijvoorbeeld facilitators en gebruik van financiële constructies en ondergronds bankieren wordt verbeterd en wordt ingezet op een snelle informatiedeling en -analyse.

In het nationale plan van aanpak voor het tegengaan van witwassen dat op 30 juni aan uw Kamer werd verzonden is de Nederlandse inzet op de financiële aanpak van criminaliteit op Europees niveau aangekondigd.19 Daarin wordt onder andere genoemd een nieuwe onafhankelijke Europese toezichthouder voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering, afschaffing van het 500 euro biljet, verdere versterking van de samenwerking tussen nationale financial intelligence units, publiek private samenwerking en de aanscherping van de regulering voor cryptodiensten en Initial Coin Offerings (ICO’s) ter uitvoering van de standaarden van de Financial Action Task Force (FATF). Daarnaast moet publiek-private samenwerking in Europees verband worden versterkt naar analogie van de inspanningen die momenteel in het Nederlandse Financieel Expertise Centrum worden opgepakt. Het Europol Financial Intelligence Public Private Partnership, EFIPPP, waarin transnationale financiële informatie wordt uitgewisseld kan daarbij behulpzaam zijn. Verder moet worden doorgegaan met het versterken van de expertise in lidstaten op financieel rechercheren.

Europees Openbaar Ministerie

De leden van de D66-fractie verwelkomen de nieuwe initiatieven op het gebied van anti-witwassen. Ten aanzien van de aanpak van witwassen, en in het bijzonder het belang van publiek-private samenwerking, vragen voornoemde leden zich af hoe Nederland de synergie beoordeelt tussen de recente voornemens van de Nederlandse aanpak van witwassen met de EU-aanpak. Gaat Nederland vol inzetten op het Europees Openbaar Ministerie (EOM) bij de Europees-internationale aanpak van witwassen, en zo ja, hoe? Aan de lidstaten is gevraagd een realistische schatting te geven van het aantal fraudezaken in de EU dat ze denken aan te leveren bij het EOM en waar de hoeveelheid Europese gedelegeerde aanklagers op gebaseerd zal zijn. Wat is hierbij de inschatting van Nederland? Hoe sluit dit aan op nationale opsporingsdoelen?

Het EOM heeft een mandaat dat is gekoppeld aan de zogenoemde Richtlijn ter bescherming van de financiële belangen van de EU (PIF-richtlijn). Dat betekent dat het EOM geen mandaat heeft voor witwassen zonder dat er een directe relatie met de reikwijdte van deze richtlijn, resp. de EU-begroting is. Voor de Nederlandse inzet op het EOM wijs ik u op de geannoteerde agenda en beantwoording van de vraag van de SP.

Wat betreft het antwoord op uw vraag hoeveel EU fraude zaken Nederland zal aanleveren heb ik aan de Europees Hoofdaanklager desgevraagd geantwoord dat wij de specifiek gevraagde gegevens niet kunnen leveren aangezien die niet als zodanig in Nederland worden bijgehouden. Ik heb er ook op gewezen dat wij een inschatting hebben gemaakt van het – naar verwachting beperkte – aantal zaken ten behoeve van het implementatietraject voor de oprichting van het EOM, maar dat dit zeker niet de enige factor is voor het bepalen van het noodzakelijke aantal Europese gedelegeerde aanklagers in Nederland, gezien hun bredere takenpakket. Ik heb er bij de Hoofdaanklager daarom op aangedrongen dat het EOM in Nederland over tenminste twee voltijds gedelegeerde aanklagers zal kunnen beschikken.

Er is een duidelijke synergie tussen de Europese en de nationale aanpak op het terrein van witwassen. De Nederlandse Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme betreft wetgeving waarbij de verplichtingen voortvloeid uit de Europese anti-witwasrichtlijn worden geïmplementeerd. Op een aantal punten, zoals de oprichting van een Europese onafhankelijke toezichthouder op witwassen, loopt de nationale aanpak vooruit op de Europese aanpak en zet Nederland op Europees niveau daarop in. Op andere punten, zoals de invoering van een verbod van contanten vanaf 3.000 Euro voor beroepsmatige handelaren, maakt Nederland gebruikt van de mogelijkheden die voornoemde richtlijn biedt om nationaal verdergaande maatregelen te treffen.

De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over de oprichting van het EOM. Kunt u toelichten wat de stand van zaken is rondom de oprichting van het EOM? Waar staan we nu? Hebben alle lidstaten, nu Hoofdaanklager Kövesi al een tijd benoemd is, ook hun nationale Europese aanklager benoemd? Loopt alles op schema om in november 2020 te starten? Is er bijvoorbeeld budget toegewezen? Hoeveel personeel is er aangenomen? Indien alles nog niet op schema loopt, bent u bereid zich in te zetten voor een spoedige start? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen? De aan het woord zijnde leden vragen graag om een uitgebreide toelichting.

Op één lidstaat na hebben alle deelnemende lidstaten inmiddels drie kandidaten aangedragen voor de positie van Europees aanklager. Deze zijn gehoord door het onafhankelijke selectiepanel en gerangschikt. De laatste lidstaat moet nog twee nieuwe kandidaten voordragen, nadat er eerder twee zijn afgewezen door het selectiepanel. Als de nieuwe kandidaten bekend zijn, kunnen ze worden gehoord door het selectiepanel. Nadat het selectiepanel akkoord is met de twee voorgestelde kandidaten van de genoemde lidstaat kan de Raad een Europees aanklager per lidstaat benoemen. Daarna kan ook het College voor het EOM worden opgericht.

Er is budget toegewezen aan het EOM, en er zijn inmiddels ook enige medewerkers aangenomen. Andere vacatures moeten echter nog worden vervuld. Het EOM zal overigens pas over enige jaren op volle sterkte zijn.

Volgens de Commissie liggen de voorbereidingen grosso modo nog steeds op schema, zodat ik geen aanleiding zie actief aan te dringen op spoed. Ik heb daarentegen wel benadrukt dat het EOM in mijn optiek niet van start moet gaan, voordat het beschikt over een functionerend case management systeem.

De leden van de SP-fractie constateren dat in de geannoteerde agenda is opgenomen dat het kabinet niet is overtuigd van het nut en de noodzaak van uitbreiding van het mandaat van het EOM. Op basis van de betreffende passage kregen deze leden de indruk dat het kabinet te passief omgaat met deze discussie. Zij zouden graag zien dat het kabinet zich actief inzet om een uitbreiding van het EOM te voorkomen. Wat gaat u concreet doen om een uitbreiding van het EOM tegen te gaan? De aanpak van terrorisme hoort toch altijd bij lidstaten zelf te liggen en dat principe verdient het toch om voor te strijden?

De kwestie van de mogelijke uitbreiding van het EOM is niet meer aan de orde geweest na de Europese Raad van oktober 2018. Er is dus ook geen aanleiding geweest voor Nederland om zich daar actief tegen uit te spreken. Nederland heeft dit standpunt wel uitgedragen in het kader van het vaststellen van de Strategische Agenda vastgesteld door de Europese Raad en aan de hand van de non papers over de Nederlandse inzet in de EU die in mei 2019 met uw Kamer zijn gedeeld. Zodra het onderwerp alsnog aan de orde komt, zal Nederland zich uiteraard conform de motie van het lid Leijten20 tegen uitbreiding van het mandaat van het EOM tot terrorismebestrijding uitspreken. Ik breng in dat verband graag in herinnering dat uitbreiding van het mandaat van het EOM enkel mogelijk is als de Europese Raad daar unaniem mee instemt.

Milieucriminaliteit

Ten aanzien van de aanpak van milieucriminaliteit stipte Europol de waarde van de multidisciplinaire aanpak aan. Europol stelde dat het aantal milieudelicten toeneemt. Echter, de aanpak van milieucriminaliteit in Nederland blijft ver onder de maat. De leden van de D66-fractie vragen hoe de motie van de leden Groothuizen en Buitenweg ook Europees-grensoverschrijdend wordt uitgevoerd? Welke middelen worden daarbij door Nederland ingezet?

De motie van de leden Groothuizen en Buitenweg21 was een verzoek om te verkennen hoe veelplegers van milieucriminaliteit effectiever kunnen worden aangepakt. De motie is onderdeel geweest van een bredere verkenning naar de knelpunten in de handhaving van milieuregelgeving en de aanpak van milieucriminaliteit. Eind november 2019 is het rapport naar aanleiding van deze verkenning naar uw Kamer gestuurd met een brief waarin Minister van Veldhoven en ik toezeggen om in de eerste helft van dit jaar te komen met een actieplan om de knelpunten in de aanpak van (ook vaak grensoverschrijdende) milieucriminaliteit in Nederland op korte termijn aan te pakken.

Binnen de EU neemt Nederland deel aan diverse netwerken waarbij de bestrijding van milieucriminaliteit centraal staat, zoals het European Network of Prosecutors for the Environment (ENPE) en het netwerk «grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen». ENPE ondersteunt officieren van justitie in hun dagelijks werk van opsporing en vervolging van milieucriminelen. Het netwerk «grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen» is opgezet door het netwerk van de Europese Unie voor de implementatie en handhaving van de milieuwetgeving (IMPEL-TFS).

Binnen Europol valt milieucriminaliteit onder de aanpak van georganiseerde criminaliteit en worden ook opsporingsonderzoeken met betrekking tot milieucriminaliteit gedaan.

Via het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum (LIRC) kan en wordt ook informatie over milieucriminaliteit in concrete onderzoeken gedeeld. Het gaat hierbij zowel om het verstrekken als het ontvangen van informatie. Ook maakt Nederland gebruik van internationale gegevensbanken voor het voorkomen, opsporen, en bestrijden van grensoverschrijdende zaken van afvalcriminaliteit.

Interoperabiliteit

De leden van de CDA-fractie vragen u wat het voorziene tijdspad is voor implementatie van de interoperabiliteitsverordeningen, met name in de Nederlandse situatie. Zijn er achterstanden en wordt de implementatie-deadline gehaald?

Voorts hebben de leden van de D66-fractie kennisgenomen van de zorgen van EU-LISA. Dit agentschap signaleert het ontbreken van een coördinatiestructuur met betrekking tot het realiseren van interoperabiliteit en de tenuitvoerlegging van de interoperabiliteitsverordeningen. Deelt Nederland deze zorgen, en zo ja, wat doet het kabinet eraan om er samen met andere lidstaten en de Europese Commissie voor te zorgen dat deze coördinatie op degelijke wijze tot stand komt? Welke instantie wordt in Nederland verantwoordelijk voor de coördinatie op nationaal niveau? Wat is het tijdpad met betrekking tot de implementatie van de interoperabiliteitsverordeningen en hoe worden de kosten verdeeld?

Nederland deelt vooralsnog de door eu-LISA geuite zorgen over het ontbreken van een nationale coördinatiestructuur in een aantal lidstaten niet. De voortgang van de implementatie bij alle lidstaten wordt in diverse EU gremia waarin Nederland vertegenwoordigd is, besproken en gemonitord. Zo staat de voortgang van de implementatie regelmatig op de agenda van de JBZ-Raad en is het ook onderdeel van bespreking in onder meer de Raadswerkgroep Grenzen en de Raadswerkgroep Visa. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft in 2018 een meerjarig programma Grenzen en Veiligheid ingericht dat zich bezighoudt met de nationale coördinatie op de implementatie van meerdere verordeningen op het gebied van Grenzen en Veiligheid.

Er zijn en komen Europese subsidies beschikbaar voor de implementatie van de verordeningen; het claimen van subsidiegelden maakt onderdeel uit van het nationale implementatietraject. Daarnaast vindt binnen de EU nog afstemming plaats over gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen uit de Interoperabiliteitverordeningen en moeten er nog inrichtingskeuzes gemaakt worden op nationaal niveau die invloed hebben op de verdeling van de lasten onder de diverse ketenpartners.

De datum van toepassing van de bepalingen uit de Verordeningen over de interoperabiliteitscomponenten zullen nog worden vastgesteld door de Europese Commissie. Dit houdt in dat de Europese Commissie de datum vaststelt waarop de verschillende producten uit de Interoperabiliteitverordeningen in gebruik worden genomen. Naar verwachting is dat moment rond 2022/2023.

Gezichtsherkenningstechnologie

Op 16 januari meldde het Financieel Dagblad dat de Europese Commissie overweegt gezichtsherkenningstechnologie in het openbaar te verbieden voor vijf jaar. Het bericht vermeldt dat veiligheids- en onderzoeksprojecten uitgezonderd zouden worden. De leden van de SP-fractie vragen hoe u dit voornemen beziet? De Europese Commissie kan toch ook aan beleid werken en de beslissing om met gezichtsherkenningstechnologie te werken aan de lidstaten overlaten? Wat wordt uw inzet in dit dossier?

Ik volg de plannen van de Commissie over een mogelijke verbod op het gebruik van gezichtsherkennings-technologie met veel interesse. Het is nog niet zeker of de Commissie daadwerkelijk een dergelijk verbod overweegt. Ik wacht eventuele voorstellen van Commissie af.

Eurostar

De leden van de D66-fractie volgen nauwgezet de ontwikkelingen omtrent de nieuwe treinverbinding tussen Londen en Amsterdam. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van passagierscontroles op de Eurostar, die een directe verbinding met Londen geeft? Is er intussen een verdrag afgesloten? Zo ja, wat is de juridische basis voor de passagierscontroles? Wat zijn de rechten en plichten van reizigers? Worden de Nationale Politie en/of de Koninklijke Marechaussee bevoegd om op deze treinen controles uit te voeren? Zo ja, vinden deze regulier of juist selectief plaats en vanaf wanneer? Wat is uw reactie op de ophef die is ontstaan over de pre-clearance controle?

In de aanbiedingsbrief bij het verslag van de JBZ-raad van oktober 201922 is uw Kamer geïnformeerd dat in het ministerieel overleg op 8 oktober in de marge van de Raad overeenstemming is bereikt over een belangrijk nog openstaand punt met betrekking tot de bevoegdheden van buitenlandse grenswachters, om te kunnen arresteren en detineren in de controlezones in een ander land. Op basis daarvan hebben de landen de nodige verdragtechnische voorbereidingen getroffen opdat de ministerraad in de betreffende landen (Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, België en Nederland) kunnen instemmen met de ondertekening van het verdrag.

In Nederland heeft de ministerraad op 15 november 2019 ingestemd met de ondertekening van het verdrag. Het verdrag zal zo spoedig mogelijk worden ondertekend, nadat in alle vier de landen de interne procedures in de ministerraden in de landen hebben afgerond. Ondertekening van het verdrag door het VK heeft vertraging opgelopen vanwege de verkiezingen in het VK. De exacte datum voor ondertekening kan op grond van het voorgaande niet worden aangegeven.

U wordt op korte termijn per brief nader geïnformeerd over de stand van zaken. Zoals bij uw Kamer bekend, wijzigt het verdrag de bestaande Overeenkomst met betrekking tot het treinverkeer via de vaste kanaalverbinding, die sinds 1993 van kracht is tussen het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en België. Het gewijzigde verdrag, met protocol, voorziet in een regeling van de grenscontroles die op de stations in Amsterdam en Rotterdam zullen worden uitgevoerd door achtereenvolgens de Nederlandse en de Britse grensbeambten (de zgn. «juxtaposed controls»). De wijze waarop de juxtaposed controls worden uitgevoerd, worden vastgelegd in een bilateraal verdrag van NL en het VK. De reizigers naar Londen die in Nederland instappen, hoeven na implementatie van het verdrag niet meer in Brussel uit te stappen voor de noodzakelijke grenscontrole. Deze controles zullen op de Nederlandse stations worden uitgevoerd door de Koninklijke Marechaussee. De grenscontroles van de reizigers van Londen naar Brussel, Rotterdam of Amsterdam worden in St Pancras door de Franse grenswachters uitgevoerd. Verder is in het verdrag bepaald dat de uitvoering van de grenscontroles door de Schengenlidstaten (Nederland, België en Frankrijk) conform de bepalingen van de Schengengrenscode worden uitgevoerd. De grenscontroles door de Britse grenswachters zal conform de wetgeving van het VK worden uitgevoerd. De grenscontroles van de Eurostar passagiers en de rechten en plichten van de reizigers zal niet anders zijn dan de reizigers die via andere grensdoorlaatposten Nederland uitreizen. Dit betekent in de praktijk dat systematische grenscontroles plaatsvindt van de Eurostarreizigers.

Slachtofferrechten

De leden van de VVD-fractie spreken waardering uit voor het herhaaldelijk onderstrepen van het belang om gezamenlijk grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden bij de aanpak van seksueel kindermisbruik online. Voornoemde leden benadrukken dan ook dat herhaaldelijke aandacht voor dit onderwerp voor hen van belang is. Deze leden vragen daarom om een toelichting op het noemen van nieuwe technologieën door een aantal lidstaten om te gebruiken bij het verwezenlijken van slachtofferrechten. Ook vinden zij het van belang dat de positie van slachtoffers op het terrein van schadevergoeding wordt verbeterd. Graag zien zij dan ook een herijking van de richtlijn betreffende de schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven. Voornoemde leden vragen om een toelichting op de inzet van het kabinet ten aanzien van herijking van deze richtlijn.

Het is belangrijk dat slachtoffers in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming in hun schade, enerzijds om de materiële gevolgen van het delict te helpen dragen en anderzijds als blijk van erkenning. De inzet van Nederland is dat slachtoffers van opzettelijke geweldsdelicten die hun schade niet op de dader kunnen verhalen een tegemoetkoming moeten krijgen van de overheid van het land waar het delict gepleegd is (territorialiteitsbeginsel). Deze blijk van erkenning mag hen niet worden onthouden op andere gronden dan een geringe ernst van het delict of hun eigen aandeel daarin. Daarbij kan gedacht worden aan het land van herkomst, de verblijfsstatus of de hoogte van het inkomen van het slachtoffer, waarmee overigens wel rekening mag worden gehouden.

De leden van de D66-fractie achten het van belang om de positie van slachtoffers op de agenda van de EU te houden. Daarbij vraagt Nederland aandacht voor de financiële compensatie van slachtoffers in grensoverschrijdende situaties. Nederland stelt dat het uitgangspunt moet zijn dat de dader de schade moet vergoeden. Voornoemde leden vragen hoe u zich dit voorstelt. Wat gebeurt er als de dader op het kerkhof ligt, niet opgespoord wordt, of niet kan betalen? Welke instantie zou in een dergelijk geval moeten worden belast met deze compensatie? Wat acht u een acceptabele compensatietermijn? Heeft u hier een impactanalyse op uitgevoerd?

Als iemand een strafbaar feit pleegt en een ander daarvan schade ondervindt, dan dient de veroorzaker te betalen. Dit principe is het uitgangspunt in het Nederlandse recht en moet dat ook zijn in grensoverschrijdende situaties. Daders moeten hun verantwoordelijkheid nemen en mogen die niet afschuiven op het slachtoffer of op de overheid.

Als er niemand is veroordeeld voor het strafbare feit, omdat de verdachte wordt vrijgesproken of omdat er geen verdachte is gevonden, dan komt de vraag aan de orde of het slachtoffer zelf voor de schade moet opdraaien of dat de overheid een tegemoetkoming doet. De overheid kan dit doen op basis van solidariteit met het slachtoffer. In Nederland kan het Schadefonds Geweldsmisdrijven hulp bieden als schadevergoeding door de dader niet mogelijk is. Het Schadefonds Geweldsmisdrijven geeft een financiële tegemoetkoming aan mensen die in Nederland slachtoffer zijn geworden van een geweldsmisdrijf met ernstig psychisch of fysiek letsel tot gevolg.

Ik vind dat daders hun verantwoordelijkheid niet mogen ontlopen door de omstandigheid dat het slachtoffer in een andere lidstaat woont dan waar het delict werd gepleegd. Als een Nederlander in een andere lidstaat slachtoffer wordt van een misdrijf, dan dient in die lidstaat de verdachte opgespoord en berecht te worden. In de praktijk gebeurt dat ook. Het slachtoffer kan schadevergoeding eisen in het kader van de strafprocedure die in de andere lidstaat gevoerd wordt.

Volgens Europese regelgeving moet elke lidstaat over een schadefonds beschikken voor het geval de dader niet kan betalen. Deze aanpak werkt in de praktijk nog niet goed. Ik vind dat lidstaten zich moeten inspannen om de bestaande regels uit te voeren. De EU kan daarbij een positieve rol spelen.

Verder is het in de praktijk voorgekomen dat een Nederlander slachtoffer werd van een geweldsmisdrijf in een andere lidstaat. De dader is in die lidstaat berecht en veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het Nederlandse slachtoffer. Helaas bleek het niet mogelijk om die vergoeding daadwerkelijk te innen en kreeg het slachtoffer de vergoeding niet uitbetaald door de dader. De overheid van de andere lidstaat heeft toen een onverplichte tegemoetkoming gedaan.

Ik vind dat de EU een rol heeft om dit soort problemen, die in de praktijk voorkomen, op te lossen. Dan laat de EU zien een duidelijke meerwaarde te hebben voor burgers.

Algemene verordening gegevensbescherming

Met betrekking tot de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) vragen de leden van de VVD-fractie hoe wordt omgegaan met knelpunten die in de evaluatie mogelijk naar voren komen en wat de aanpak hiervan zal zijn. Deze leden vragen ook of er, naar aanleiding van het artikel «Britten informeerden EU niet over veroordeling», gedurende deze informele JBZ-Raad wordt gesproken over hoe hiermee om te gaan en tevens hoe het kabinet in algemene zin omgaat met landen wanneer blijkt dat lidstaten hun verplichtingen op het gebied van deze gegevensuitwisselingen niet nakomen.

Op 21 januari jl. is de positie van de Raad over de evaluatie van de AVG vastgesteld.23 Hierin wordt een aantal knelpunten benoemd die Nederland (mede) heeft aangedragen in de voorbereiding van deze Raadspositie, waaronder de uitzondering op de registerplicht voor het MKB en het ontbreken van een uniforme leeftijdsgrens voor toestemming voor gegevensverwerking. Daarnaast heeft Nederland gepleit om in de evaluatie nieuwe ontwikkelingen zoals de datamacht van big tech, mee te nemen en te evalueren of de verordening risico´s van moderne technologieën voldoende ondervangt. De Europese Commissie moet op grond van de AVG het raadstandpunt «in aanmerking nemen» in haar evaluatieverslag dat uiterlijk mei 2020 zal verschijnen. Nu kan daarom nog niet met zekerheid gesteld worden hoe de Commissie concreet om zal gaan met de gesignaleerde knelpunten. Ik blijf mij inzetten om de door Nederland aangebrachte knelpunten bij de Commissie onder de aandacht te brengen. Zo zal ik tijdens de aankomende informele JBZ-Raad met commissaris Reynders spreken over onder andere Artificiële Intelligentie.

De leden van de VVD-fractie vragen ook naar het aanspreken van lidstaten over naleving van hun verplichtingen in het kader van informatie-uitwisseling naar aanleiding het bericht dat het VK de gegevens van veroordeelde criminelen uit EU-landen niet heeft gedeeld met die lidstaten vanwege een computerfout. In algemene zin wordt in EU-verband geregeld gesproken over implementatie en gebruik van EU-systemen. Nederland dringt daarbij aan op juiste en volledige implementatie van deze systemen.

Digitaal nalatenschap

De leden van de D66-fractie hebben ook tijdens het vorige algemeen overleg over de JBZ-Raad de problematiek uiteengezet omtrent digitale nalatenschap. De Minister voor Rechtsbescherming beloofde hierop dit onder de aandacht te brengen van de nieuwe Europese Commissie. Is het hem reeds gelukt tijdens de Raad dit onderwerp aan te kaarten? Zo ja, hoe reageerden de betrokken partijen en zijn er al bekende vervolgstappen? Zo niet, wanneer zal de Minister voor Rechtsbescherming dit onderwerp agenderen?

Tijdens de aankomende informele JBZ-raad in Zagreb heb ik de gelegenheid om te spreken met commissaris Reynders. Het onderwerp digitaal nalatenschap zal ik bij dit gesprek onder de aandacht brengen.

Verslag informele JBZ-Raad 23–24 januari 2020

De leden van de CDA-fractie vragen of u bereid bent om voor maandag 17 februari 2020 een (kort) verslag van de JBZ-raad te sturen aan de Tweede Kamer, met name daar waar het gaat om de leidraad van het werkprogramma van de nieuwe Europese Commissie.

Ik kan u toezeggen dat wij zo spoedig mogelijk na de informele JBZ-Raad, doch zeker vóór maandag 17 februari 2020, het verslag van deze Raad aan u zullen toesturen. Tevens zal het kabinet de Kamer een appreciatie geven van het werkprogramma van de nieuwe Commissie zodra die gepubliceerd wordt.


  1. NOS, 14 januari 2020, https://nos.nl/artikel/2318672-britten-informeerden-eu-niet-over-veroordeling-75–000-europese-criminelen.html↩︎

  2. The Guardian, 14 januari 2020, https://www.theguardian.com/uk-news/2020/jan/14/revealed-uk-concealed-failure-to-alert-eu-over-75000-criminal-convictions↩︎

  3. NOS, 17 januari 2020, https://nos.nl/artikel/2318996-man-uit-arnhem-opgepakt-voor-aanbieden-12-miljard-inlognamen.html↩︎

  4. Het Parool, 13 januari 2020, https://www.parool.nl/nederland/d66-wil-opheldering-over-geweigerde-annahita-op-vlucht-vs~b88e3480/↩︎

  5. https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/rapporten/2019/11/29/rapport-knelpunten-aanpak-milieucriminaliteit/rapport-knelpunten-aanpak-milieucriminaliteit.pdf↩︎

  6. https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2019/11/29/aanbieding-rapport-verkenning-naar-ervaren-knelpunten-in-de-aanpak-milieucriminaliteit/aanbieding-rapport-verkenning-naar-ervaren-knelpunten-in-de-aanpak-milieucriminaliteit.pdf↩︎

  7. Volkskrant, 19 november 2019, https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/europese-rechter-twijfelt-aan-onafhankelijkheid-nieuwe-poolse-rechtskamer~be403f63/↩︎

  8. Van Mierlo Stichting, 11 oktober 2019, https://vanmierlostichting.d66.nl/2019/10/11/de-rechtsstaat-als-speelbal-van-de-politiek/↩︎

  9. Kamerstuk, 26 643 nrs. 640, 641 en 642↩︎

  10. Kamerstuk 32 317, nr. 554↩︎

  11. 2019/C 96/04↩︎

  12. Kamerstuk 32 317, nr. 531↩︎

  13. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2043↩︎

  14. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2043↩︎

  15. Kamerstuk 32 317, nr. 581↩︎

  16. Kamerstuk 23 987, nr. 378↩︎

  17. https://www.justice.gov/dag/page/file/1236281/download↩︎

  18. Kamerstuk 32 317 nr. 554↩︎

  19. Kamerstuk 31 477, nr. 41↩︎

  20. Kamerstuk 21 501-20, nr. 1360↩︎

  21. Kamerstuk 35 000 VI, nr. 40↩︎

  22. Kamerstuk 32 317, nr. 577↩︎

  23. 14994/2/19 REV 2↩︎