Antwoord op vragen van het lid Kerstens over het bericht ‘Drenthe dwingt Cosis kwetsbare cliënten op straat te zetten’
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2020D02042, datum: 2020-01-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20192020-1453).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderdeel van zaak 2019Z24793:
- Gericht aan: P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Indiener: J.W.M. Kerstens, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
1453
Vragen van het lid Kerstens (PvdA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Drenthe dwingt Cosis kwetsbare cliënten op straat te zetten» (ingezonden 11 december 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 22 januari 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1196.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Drenthe dwingt Cosis kwetsbare cliënten op straat te zetten»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat kwetsbare cliënten de dupe dreigen te worden van gedoe tussen zorgaanbieder en gemeenten waaraan zij zelf part noch deel hebben? Zijn u meer van zulke voorbeelden bekend?
Antwoord 2
Cliënten mogen niet de dupe worden van geschillen tussen zorgaanbieder en gemeenten. Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van deze organisaties afspraken te maken over het aantal woonplekken en de manier waarop de begeleiding wordt georganiseerd. Conform het advies «Van beschermd wonen naar beschermd thuis» van de commissie Dannenberg werk ik samen met gemeenten, zorgaanbieders en cliëntorganisaties aan de ambitie dat mensen steeds meer thuis in de wijk kunnen wonen, met passende begeleiding. Voor het deel van de groep kwetsbare cliënten waarvoor wonen in de wijk tot de mogelijkheden behoort, moet dit het wonen in een instelling op termijn gaan vervangen. Dit is een geleidelijke overgang en mag er niet toe leiden dat cliënten van de ene op de andere dag moeten verhuizen. Onrust moet zoveel mogelijk worden vermeden, zeker voor deze doelgroep.
In dit specifieke geval had de gemeente Assen in haar aanbestedingsdocumenten opgenomen dat het voor een deel van de cliënten haalbaar zou zijn om binnen een half jaar de overstap te maken van wonen in een instelling naar wonen in de wijk. De rechter heeft geoordeeld dat dit te kort was en heeft de termijn verlengd naar een jaar. Voor zo ver mij bekend zijn er geen andere voorbeelden van situaties zoals deze.
Vraag 3
Herkent u de uitspraak van de zorgaanbieder in kwestie dat, gezien de situatie op de woningmarkt, sprake is van een tekort aan beschikbare geschikte woonruimte voor betrokken cliënten zodat herplaatsing op korte termijn (nog los van het feit of dat fatsoenlijk zou zijn) praktisch gezien onmogelijk is? Hoort u uit andere delen van het land vergelijkbare signalen? Heeft u landelijk een overzicht van mogelijke knelpunten als het gaat om beschikbare geschikte woonruimte als hier bedoeld?
Antwoord 3
Ik herken het signaal dat er te weinig geschikte (betaalbare) woningen zijn voor deze doelgroep. Dat speelt op veel meer plekken in het land. Het kabinet heeft daarom € 2 miljard beschikbaar gemaakt om op verschillende manieren in de woningmarkt te investeren. Eén miljard daarvan is voor een algemene woningbouw impuls, het tweede miljard wordt beschikbaar gemaakt als vermindering van de verhuurderheffing voor sociale huurwoningen. Daarnaast wordt de bouw van tijdelijke en flexibele woningen gestimuleerd door een vrijstelling op de verhuurderheffing voor dit type woningen die een belangrijke oplossing kunnen bieden voor kwetsbare groepen zoals bedoeld in deze vraag.
Ik heb geen landelijk overzicht van mogelijke knelpunten op het gebied van beschikbare woonruimte voor beschermd wonen. Wel heb ik in het kader van de brede aanpak dakloosheid aan gemeenten gevraagd om vóór 1 februari de opgave voor deze doelgroep in beeld te brengen. Omdat beschermd wonen en maatschappelijke opvang nauw met elkaar samenhangen, heb ik aan gemeenten ook gevraagd of zij kunnen aangeven wat de kwantitatieve behoefte is aan plekken voor beschermd wonen.
Vraag 4
Hoe ver strekt de verantwoordelijkheid van gemeenten als ook de uwe in dezen? Bent u bereid gemeenten erop te wijzen dat kwetsbare cliënten niet de dupe mogen worden van gedoe tussen gemeenten en zorgaanbieders en er in voorkomende gevallen altijd een «plan B» (ten behoeve van de continutïteit van zorg en ondersteuning) moet zijn?
Antwoord 4
Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten, corporaties en zorgaanbieders om afspraken te maken over voldoende geschikte woningen voor deze doelgroep. De meeste gemeenten doen dit al met een zogenaamd wooncontingent. In de gesprekken die ik voer met gemeenten over beschermd wonen en maatschappelijke opvang komt het thema wonen ook aan bod. Als de continuïteit van zorg in gevaar komt, treed ik in gesprek met de desbetreffende gemeente.
Skipr.nl, 9 december 2019, «Drenthe dwingt Cosis kwetsbare cliënten op straat te zetten», https://www.skipr.nl/uitgelicht/drenthe-dwingt-cosis-kwetsbare-clienten-op-straat-te-zetten/↩︎