Kapitaaluitkering de Volksbank
Toekomst financiële sector
Brief regering
Nummer: 2020D06367, datum: 2020-02-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32013-233).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.B. Hoekstra, minister van Financiën (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 32013 -233 Toekomst financiële sector.
Onderdeel van zaak 2020Z03047:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2020-02-18 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-02-19 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2020-03-05 13:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
32 013 Toekomst financiële sector
Nr. 233 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 februari 2020
In het debat over de Najaarsnota 2019 op 18 december 2019 (Handelingen II 2019/20, nr. 38, item 16) heb ik, naar aanleiding van de kapitaaluitkering van EUR 250 mln. van de Volksbank, toegezegd uw Kamer nader te informeren over kapitaaluitkeringen door banken. In deze brief geef ik een overzicht van de algemene kapitaaleisen voor banken en het toezicht hierop. Ik geef tevens een toelichting op de specifieke situatie bij de Volksbank.
Kapitaaleisen
Sinds het uitbreken van de financiële crisis zijn er veel maatregelen genomen om financiële instellingen weerbaarder te maken, zodat zij ook in tijden van financiële stress aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Een belangrijke maatstaf voor deze weerbaarheid is de hoeveelheid kapitaal die banken hebben. Kapitaal zorgt ervoor dat banken zelf tegenvallers kunnen opvangen. Daarom zijn de minimale kapitaaleisen waaraan banken moeten voldoen na de crisis verhoogd.
De belangrijkste indicator voor de kapitaalpositie van een bank is de zogenoemde kernkapitaalratio, de Common Equity Tier 1 ratio (CET1-ratio). Deze ratio geeft aan hoeveel kapitaal van de hoogste kwaliteit («eigen vermogen») banken bezitten ten opzichte van de risico’s die zij lopen. Een hogere ratio betekent dat een bank beter gekapitaliseerd is. De CET1-ratio betreft een risico-gewogen kapitaaleis, en is opgebouwd uit drie elementen: de Pijler 1 minimumeisen, een aanvullende instellingspecifieke Pijler 2 opslag en de gecombineerde buffereisen, die worden bepaald door een optelsom van de kapitaalconserveringsbuffer, contracyclische buffer en de systeembuffers.1
Naast de hiervoor genoemde risicogewogen kapitaalvereisten is in het Bazel III akkoord en als onderdeel van het akkoord over CRR-II/CRD-V ook een bindende minimum risico-ongewogen leverage ratio-eis van 3% opgenomen voor alle banken. Bovendien zal er een opslag op deze leverage ratio gaan gelden voor de mondiaal systeemrelevante banken (G-SIIs) en zal de Europese Commissie een onderzoek uitvoeren naar uitbreiding van deze opslag naar de nationaal systeemrelevante banken (O-SIIs). De komende jaren zullen daarnaast nog verdere stappen worden gezet ten aanzien van kapitaaleisen, zoals met de implementatie van de zogenoemde «Bazel 3.5»-eisen in Europa.
Banken dienen altijd te voldoen aan de minimale kapitaaleisen die op dat moment van toepassing zijn. Ook dienen banken in de kapitaalplanning te anticiperen op (verwachte) hogere eisen die in de toekomst (kunnen) gaan gelden, zodat banken ook hier tijdig aan zullen voldoen. De bank voert hier zelf de ICAAP voor uit (Internal Capital Adequacy Assessment Process). Dit wordt vervolgens door de relevante toezichthouder getoetst in de SREP (Supervisory Review and Evaluation Process). Indien blijkt dat de risico’s van de instelling niet voldoende afgedekt worden door de wettelijke minimumseisen, dan kan de toezichthouder naar aanleiding van het SREP-proces de kapitaaleisen verhogen middels de voornoemde instellingsspecifieke Pijler 2 opslag.
Eisen voor (onder meer) kapitaaluitkeringen
Banken dienen aan strenge voorwaarden te voldoen om dividend te mogen uitkeren. Ten eerste is het een bank niet toegestaan om uitkeringen te doen aan de houders van kapitaal, bijvoorbeeld in de vorm van dividend, wanneer het kapitaal van de bank onder het niveau van de gecombineerde buffers valt. De gecombineerde buffer is, in tegenstelling tot de minimumeis of Pijler 2 opslag, geen harde eis. Banken zijn niet verplicht om deze gecombineerde buffer geheel of gedeeltelijk aan te houden. Echter, wanneer banken op deze buffers interen, treden automatisch maatregelen in werking die de kapitaalpositie van een bank helpen herstellen. Deze maatregelen bestaan uit een gedeeltelijke of gehele beperking van de dividenduitkeringen, coupon betalingen en bonussen. Ook dienen banken bij het interen op deze gecombineerde buffer een kapitaalherstelplan te maken.
Ten tweede dient de toezichthouder op grond van artikel 78 van de verordening kapitaaleisen vooraf toestemming te geven voor kapitaaluitkeringen zoals het inkopen van aandelen of aflossen van kapitaalinstrumenten. Om toestemming te krijgen moet een bank de kapitaalinstrumenten vervangen door instrumenten van gelijke of hogere kwaliteit. Dit moet gebeuren tegen voorwaarden die de inkomstencapaciteit van de bank waarborgen. Indien een bank er niet voor kiest om de kapitaalinstrumenten te vervangen door instrumenten van gelijke of hogere kwaliteit, dient de bank de minimale kapitaaleisen en gecombineerde buffers te overschrijden met een marge die de toezichthouder noodzakelijk acht.
Kapitaaluitkering de Volksbank
Voordat de kapitaaluitkering van de Volksbank kon plaatsvinden is er een aantal stappen doorlopen. Het initiatief voor de uitkering lag bij de bank zelf. De bank heeft hiervoor instemming gevraagd aan haar toezichthouder (ECB) en aan de aandeelhouder (NLFI). Dit betreft voor NLFI een principieel en zwaarwegend besluit. Voor dergelijke besluiten is op grond van de statuten van NLFI mijn voorafgaande instemming vereist. Hieronder geef ik een nadere toelichting op het proces.
De Volksbank heeft bij de presentatie van zijn eerstehalfjaarcijfers 2019 in augustus 2019 aangekondigd dat kapitaal, dat zich naar verwachting duurzaam boven de eigen minimale kapitaaldoelstellingen (en daarmee zeer ruim boven de minimale kapitaaleisen) bevindt, beschikbaar is voor uitkering aan de aandeelhouder. De Volksbank heeft gekozen voor een kapitaaluitkering van EUR 250 mln. omdat het aanwezige kapitaal ook na de kapitaaluitkering ruim de eigen kapitaaldoelstellingen overstijgt. De Volksbank hanteert als kapitaaldoelstellingen voor 2020 een kernkapitaalratio van tenminste 19%2 en een leverage ratio van tenminste 4,75%. Dit is op zichzelf weer ruim boven de wettelijke minimumeisen van respectievelijk 10,5% (CET1-ratio) en 3% (leverage ratio) die gelden voor de Volksbank. De uitkering van het kapitaal draagt daarnaast bij aan een efficiënte kapitaalpositie en heeft een positief effect op het rendement op het eigen vermogen.
In onderstaande tabel vindt u voor de Volksbank een overzicht van de vastgestelde kapitaaleisen, de gerealiseerde kapitaalpositie en de kapitaaldoelstellingen. Voor de volledigheid wil ik benadrukken dat dit een momentopname betreft. Volgens de inschatting van de Volksbank komen de kernkapitaalratio en de leverage ratio ultimo 2019, dus na de kapitaaluitkering, nog steeds ruim uit boven de vastgestelde doelstellingen.
CET1-ratio1 | 10,5% | 37,1% | € 2,4 mld. | ~ 25% | 19,0% | ~ € 800 mln.2 |
Leverage ratio | 3% | 5,3% | € 1,5 mld. | – | 4,75% | € 353 mln. |
1 Dit betreft een optelsom van het SREP-kapitaalvereiste (10,5%) en de gecombineerde buffer vereiste (3,5%). Zie voor een verdere uitsplitsing van de kapitaaleisen de grafiek in bijlage 1, Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl. 2 De Volksbank schat in dat de Risk Weighted Assets (RWA) toenemen met 48% door de invoering van de Bazel 3.5 eisen. Op basis van deze inschatting is het verschil tussen de kapitaaldoelstelling en de gerealiseerde kapitaalpositie afgerond ongeveer € 800 mln. |
De strategie van de Volksbank gaat uit van het principe van gedeelde waarde. Dat betekent dat de bank streeft naar waarde voor alle stakeholders. De uitkering van het kapitaal heeft geen invloed op de gedeelde-waarde-strategie van de Volksbank. De kapitaaluitkering komt ten goede aan de stakeholder aandeelhouder, en aangezien dat de staat is, komt het volgens de Volksbank daarmee ook ten goede aan de stakeholder maatschappij. De kapitaaluitkering heeft volgens de Volksbank geen directe (nadelige) gevolgen voor de andere stakeholdersgroepen klant en medewerker. De Volksbank heeft daarom instemming aan de ECB gevraagd voor de kapitaaluitkering.
Beoordeling toezichthouder
De Volksbank heeft NLFI geïnformeerd dat de ECB, als toezichthouder van de Volksbank, ingestemd heeft met een kapitaaluitkering van de Volksbank aan NLFI als aandeelhouder. De toezichthouder heeft hierbij getoetst of de kapitaalpositie van de Volksbank na uitkering van het kapitaal voldoende boven de voor de Volksbank vastgestelde kapitaaleisen bleef en of het de verwachting is dat dit ook in de toekomst het geval zal zijn. De ECB heeft de Volksbank geïnformeerd dat de Volksbank wat de toezichthouder betreft ook na uitkering van het kapitaal voldoende marge heeft ten opzichte van de vastgestelde kapitaaleisen.
Advies NLFI
Nadat de toezichthouder heeft ingestemd met de kapitaaluitkering heeft NLFI mij positief geadviseerd over de kapitaaluitkering. De kapitaaluitkering draagt volgens NLFI bij aan een efficiëntere kapitaalpositie en heeft een positief effect op het rendement op eigen vermogen. Na uitkering blijft de kapitaalpositie van de Volksbank volgens NLFI sterk en bevinden de kapitaalratio’s zich ruim boven de doelstellingen van de Volksbank voor 2020.
Slot
Ik kan mij vinden in de analyse van NLFI. Gezien ook het reeds doorlopen proces en de beoordeling van de kapitaaluitkering van de bank zelf, de toezichthouder en NLFI, heb ik ingestemd met de kapitaaluitkering en uw Kamer hierover geïnformeerd.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra