[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

35287, bijgewerkt t/m nr. 8 (NvW d.d. 14 februari 2020)

Regels over de verdeling van pensioen bij scheidingen vanaf 2021 (Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2020D07582, datum: 2020-02-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2019Z17294:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 8 (NvW d.d. 14 februari 2020)

35 287	Regels over de verdeling van pensioen bij scheidingen 2021 (Wet
pensioenverdeling bij scheiding 2021)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe
regels te stellen voor de verdeling van pensioen bij scheiding;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN EN TOEPASSINGSBEREIK

Artikel 1. Begripsbepalingen

1. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen
wordt verstaan onder:

basisregistratie personen: de basisregistratie personen, bedoeld in
artikel 1.2 van de Wet basisregistratie personen;

huwelijkse periode: periode tussen de huwelijkssluiting of registratie
van een partnerschap en het tijdstip van scheiding;

ouderdomspensioen: pensioen bij wijze van inkomensvoorziening bij
ouderdom;

overeenkomst: huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd
partnerschap of een schriftelijk gesloten overeenkomst met het oog op de
scheiding;

partnerpensioen: pensioen ten behoeve van de echtgenoot wegens het
overlijden van de andere echtgenoot;

pensioen: ouderdomspensioen of partnerpensioen;

scheiding: echtscheiding of scheiding van tafel en bed dan wel
beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door de dood,
vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een
huwelijk;

tijdstip van scheiding: 

1Âș. ingeval van echtscheiding dan wel beĂ«indiging van een
geregistreerd partnerschap anders dan door de dood, vermissing of
omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk: de datum
van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke
stand;

2Âș. ingeval van scheiding van tafel en bed: de datum van inschrijving
van de beschikking in het huwelijksgoederenregister, aangewezen in
artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

uitvoeringsorgaan: de natuurlijke of rechtspersoon, die tot verdeling
van pensioen gehouden is;

werkgever: de werkgever van de tot verdeling verplichte echtgenoot.

2. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen
wordt mede verstaan onder:

aanspraak op pensioen: uitzicht op pensioen;

echtgenoot: eerdere echtgenoot dan wel geregistreerde partner of eerdere
geregistreerde partner;

huwelijksvermogensregime: partnerschapsvermogensregime;

ouderdomspensioen: een herberekend arbeidsongeschiktheidspensioen of een
uit hoofde van ziekte of gebreken ingevolge de in artikel 2, eerste lid,
onderdeel c, genoemde wet toegekend pensioen dat naar diensttijd is
berekend, een en ander met ingang van de dag waarop de
pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de
Algemene Ouderdomswet, is bereikt.

3. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen
wordt onder pensioen niet verstaan een ingegaan tijdelijk pensioen of
een aanspraak op tijdelijk pensioen op grond van regelingen ingevolge
welke alleen een recht op uitkering van pensioen bestaat indien aan
betrokkenen aansluitend aan hun dienstverband dat tijdelijk pensioen
wordt dan wel zal worden uitgekeerd.

Artikel 2. Toepassingsbereik

1. Deze wet is van toepassing op pensioen ingevolge:

a. de Pensioenwet; 

b. een pensioenregeling van een directeur-grootaandeelhouder als bedoeld
in artikel 1 van de Pensioenwet;

c. de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde
bepalingen;

d. de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers;

e. de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

f. de Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960;

g. de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandskorps; of

h. een regeling die naar aard en strekking met de voorgaande regelingen
overeenkomt.

2. Het eerste lid geldt ongeacht het recht dat van toepassing is op het
huwelijksvermogensregime van de echtgenoten.

3. Indien op het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten Nederlands
recht van toepassing is, is de wet voorts van toepassing op pensioenen
ingevolge een buitenlandse pensioenregeling die niet is een
pensioenregeling als bedoeld in het eerste lid.

HOOFDSTUK 2. VERDELING VAN PENSIOEN

Artikel 3. Pensioenverdeling

1. In geval van scheiding heeft een echtgenoot recht op verdeling van
het pensioen dat de andere echtgenoot tijdens de huwelijkse periode
heeft opgebouwd, tenzij de echtgenoten dit recht bij overeenkomst hebben
uitgesloten. 

2. In afwijking van het eerste lid wordt het pensioen niet verdeeld
indien op basis van de tijdens de huwelijkse periode opgebouwde
aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering op jaarbasis op de reguliere
ingangsdatum minder zal bedragen dan het op basis van artikel 66 van de
Pensioenwet bepaalde bedrag.

3. Nadat de scheiding is opgenomen in de basisregistratie personen
informeert het uitvoeringsorgaan de echtgenoten over de verdeling van
het pensioen en over de termijn voor het doorgeven van afwijkende
afspraken. Indien de scheiding niet wordt opgenomen in de
basisregistratie personen of aan het uitvoeringsorgaan geen gegevens
worden verstrekt uit de basisregistratie personen, verstrekt het
uitvoeringsorgaan deze informatie nadat de echtgenoten de scheiding bij
het uitvoeringsorgaan hebben gemeld of het uitvoeringsorgaan op andere
wijze op de hoogte is van de scheiding.

4. Het uitvoeringsorgaan is bevoegd om de kosten van een verdeling voor
de helft aan ieder der echtgenoten in rekening te brengen dan wel in
mindering te brengen op de aan hen uit te betalen bedragen of, zo nodig
in afwijking van hetgeen omtrent afkoop als bedoeld in artikel 1 van de
Pensioenwet, alsmede hetgeen daarmee overeenkomt in de andere
pensioenwetten of regelingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is
geregeld, de aan hen toekomende pensioenaanspraak. 

5. De informatie die het uitvoeringsorgaan verstrekt is correct,
duidelijk en evenwichtig. De informatie wordt tijdig verstrekt of
beschikbaar gesteld.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
over:

a. de berekening van het te verdelen pensioen en de deling van dit
pensioen;

b. de registratie van gegevens;

c. de gegevensverstrekking in geval van waardeoverdracht als bedoeld in
artikel 1 van de Pensioenwet, alsmede hetgeen daarmee overeenkomt in de
andere pensioenwetten of regelingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid;

d. de informatieverstrekking; en

e. de kosten.

Artikel 4. Conversie

1. Het uitvoeringsorgaan gaat over tot verdeling van het pensioen door
conversie als bedoeld in het tweede lid, tenzij de echtgenoten binnen
zes maanden na het tijdstip van de scheiding een gewaarmerkt afschrift
of uittreksel van de overeenkomst aan het uitvoeringsorgaan hebben
overgelegd waarin afwijkende afspraken staan. 

2. Bij de verdeling van het pensioen door conversie wordt de helft van
het tijdens de huwelijkse periode opgebouwde ouderdomspensioen en de
helft van het tijdens de huwelijkse periode opgebouwde partnerpensioen
omgezet in een zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen voor de tot
verdeling gerechtigde echtgenoot.

3. In afwijking van het tweede lid wordt op verzoek van de tot verdeling
gerechtigde echtgenoot, gedaan binnen zes maanden na het tijdstip van
scheiding, het deel van het partnerpensioen dat toekomt aan deze
echtgenoot, niet in de conversie betrokken, maar verkrijgt de tot
verdeling gerechtigde echtgenoot hiervoor een aanspraak op
partnerpensioen.

4. In afwijking van het eerste en tweede lid gaat het uitvoeringsorgaan
bij scheiding van tafel en bed alleen over tot conversie indien de
echtgenoten binnen zes maanden na het tijdstip van scheiding de
scheiding hebben gemeld bij het uitvoeringsorgaan en wordt in de
conversie alleen het tijdens de huwelijkse periode opgebouwde
ouderdomspensioen verdeeld.

5. In afwijking van het eerste en derde lid gaat een uitvoeringsorgaan
waaraan geen gegevens worden verstrekt uit de basisregistratie personen
over tot conversie, tenzij de echtgenoten binnen zes maanden nadat het
uitvoeringsorgaan op de hoogte is van de scheiding een gewaarmerkt
afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het uitvoeringsorgaan
hebben overgelegd waarin afwijkende afspraken staan. 

6. De termijn van zes maanden na het tijdstip van scheiding, bedoeld in
het eerste, derde en vierde lid, en de termijn van zes maanden nadat het
uitvoeringsorgaan op de hoogte is van de scheiding, bedoeld in het
vijfde lid, kan op verzoek van een van de echtgenoten door het
uitvoeringsorgaan worden verlengd met maximaal zes maanden. 

7. Het uitvoeringsorgaan informeert de beide echtgenoten over de
conversie en over de aan beide toekomende pensioenaanspraken.

Artikel 5. Verevening

1. Artikel 4 is niet van toepassing:

a. bij een scheiding in het buitenland die niet binnen zes maanden na de
datum waarop de scheiding tot stand is gekomen, is opgenomen in de
basisregistratie personen;

b. bij ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 1, tweede lid; en

c. bij pensioen als bedoeld in artikel 2, derde lid.

2. Het ouderdomspensioen wordt verdeeld door verevening in de situaties,
bedoeld in het eerste lid, of bij scheiding van tafel en bed die niet
binnen zes maanden na het tijdstip van scheiding is gemeld aan het
uitvoeringsorgaan.

3. Bij verdeling van het ouderdomspensioen door verevening krijgt de tot
verdeling gerechtigde echtgenoot recht op uitbetaling van de helft van
de te betalen pensioenuitkeringen die zijn toe te rekenen aan het
tijdens de huwelijkse periode door de tot verdeling verplichte
echtgenoot opgebouwde ouderdomspensioen, waarbij het tijdstip van
scheiding in de situatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, het
tijdstip is waarop de scheiding naar nationaal recht tot stand is
gekomen.

4. De tot verdeling gerechtigde echtgenoot heeft recht op uitbetaling
door de tot verdeling verplichte echtgenoot, tenzij sprake is van de
situatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b. Op het recht op
uitbetaling door de tot verdeling verplichte echtgenoot is het bepaalde
bij of krachtens deze wet van overeenkomstige toepassing.

5. In de situatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, heeft de tot
verdeling gerechtigde echtgenoot recht op uitbetaling van de
ouderdomspensioenuitkeringen door het uitvoeringsorgaan. Verevening op
grond van het derde lid blijft achterwege indien de echtgenoten binnen
zes maanden na het tijdstip van scheiding een gewaarmerkt afschrift of
uittreksel van de overeenkomst aan het uitvoeringsorgaan hebben
overgelegd waarin afwijkende afspraken staan. De termijn van zes maanden
kan op verzoek van een van de echtgenoten door het uitvoeringsorgaan
worden verlengd met maximaal zes maanden. Het uitvoeringsorgaan
informeert de beide echtgenoten over de verevening en over de aan beide
toekomende pensioenaanspraken.

6. Indien het ouderdomspensioen voor of na ingang daarvan wordt verhoogd
of verlaagd, wordt het bedrag dat voortvloeit uit het derde lid verhoogd
of verlaagd met een evenredig deel van de verhoging of verlaging van het
pensioen. 

Artikel 6. Bijzondere bepalingen voor verevening

1. Voor de toepassing van wettelijke en andere bepalingen met betrekking
tot beslag, inhouding, korting, de mogelijkheid om te beschikken over
pensioen of een aanspraak op pensioen en een volmacht tot invordering
van pensioen wordt het deel van het pensioen dat bij verevening niet aan
de tot verdeling verplichte echtgenoot wordt uitbetaald geacht niet tot
diens pensioen te behoren.

2. Afkoop in de zin van de toepasselijke regeling is slechts toegestaan
indien bij verevening met de pensioenbelangen van de tot verdeling
gerechtigde echtgenoot op redelijke wijze rekening is gehouden.

Artikel 7. Afwijkende afspraken

1. Echtgenoten die het recht op verdeling hebben uitgesloten of andere
afwijkende afspraken hebben gemaakt verstrekken een gewaarmerkt
afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het uitvoeringsorgaan.
Indien de echtgenoten dit niet of niet tijdig doen kan de overeenkomst
niet aan het uitvoeringsorgaan worden tegengeworpen, zelfs indien de
overeenkomst ingeschreven was in het openbaar huwelijksgoederenregister,
bedoeld in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

2. Naast uitsluiting van het recht op verdeling kunnen de afwijkende
afspraken inhouden dat:

a. de pensioenopbouw over een andere periode dan de huwelijkse periode
wordt verdeeld; of

b. een ander deel dan de helft van de pensioenopbouw wordt verdeeld.

3. Indien een afwijkende afspraak als bedoeld in het tweede lid tot
gevolg heeft dat aan de tot verdeling gerechtigde echtgenoot meer
ouderdomspensioen wordt toebedeeld of meer partnerpensioen dat in de
conversie wordt betrokken en het uitvoeringsorgaan aannemelijk acht dat
hierbij sprake is van misbruik, kan het uitvoeringsorgaan weigeren de
afwijkende afspraak uit te voeren. 

4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld over het derde lid.

Artikel 8. Directeur-grootaandeelhouder

1. In afwijking van artikel 1, eerste lid, wordt onder scheiding
respectievelijk tijdstip van scheiding in geval van scheiding van tafel
en bed in dit artikel verstaan:

a. scheiding: ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;

b. tijdstip van scheiding: de datum waarop het huwelijk is ontbonden na
scheiding van tafel en bed.

2. In geval van scheiding van een directeur-grootaandeelhouder of
gewezen directeur-grootaandeelhouder als bedoeld in artikel 1 van de
Pensioenwet, verkrijgt zijn echtgenoot een aanspraak op de helft van het
tijdens de huwelijkse periode door de directeur-grootaandeelhouder
opgebouwde partnerpensioen.

3. De aanspraak op partnerpensioen voor de echtgenoot wordt niet
vastgesteld voor zover ten aanzien van het aan deze echtgenoot
toekomende partnerpensioen conversie is toegepast.

4. Het tweede lid is niet van toepassing, indien de
directeur-grootaandeelhouder en zijn echtgenoot bij overeenkomst
afwijkende afspraken hebben gemaakt.

5. Het uitvoeringsorgaan verstrekt aan de echtgenoot een bewijs van
diens aanspraak.

6. De aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de echtgenoot van een
directeur-grootaandeelhouder kan zonder toestemming van die echtgenoot
niet na afspraken tussen de directeur-grootaandeelhouder en het
uitvoeringsorgaan of de werkgever worden verminderd.

Artikel 9. Inlichtingen

De echtgenoten, het uitvoeringsorgaan en de werkgever zijn gehouden
desgevraagd elkaar over en weer die gegevens te verstrekken die
noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de rechten en verplichtingen
die uit deze wet voortvloeien.

HOOFDSTUK 3. WIJZIGINGEN IN ANDERE WETTEN

Artikel 10. Wijziging van de Wet verevening pensioenrechten bij
scheiding

Aan artikel 12, eerste lid, van de Wet verevening pensioenrechten bij
scheiding wordt een zin toegevoegd, luidende: Deze wet is evenmin van
toepassing op een scheiding die plaatsvindt vanaf het tijdstip van
inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021.

Artikel 11. Wijziging van de Pensioenwet

De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de definitie van afkoop wordt “de artikelen 55, zesde lid, 134
of 220b, tweede lid” vervangen door “de artikelen 55, zesde lid,
134, 220b, tweede lid, of 220c, tweede lid”.

2. In de definitie van bijzonder partnerpensioen wordt “artikel 57,
eerste, tweede of derde lid” vervangen door “artikel 57, eerste
lid”.

3. In alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen
ingevoegd:

- conversie: conversie als bedoeld in artikel 4 van de Wet
pensioenverdeling bij scheiding 2021 en artikel 5 van de Wet verevening
pensioenrechten bij scheiding;

- verevening: verevening als bedoeld in artikel 5 van de Wet
pensioenverdeling bij scheiding 2021 en artikel 2 van de Wet verevening
pensioenrechten bij scheiding.

B

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Overeenkomstige toepassing bij pensioenconversie

Op een pensioenaanspraak die of een pensioenrecht dat een tot verdeling
gerechtigde echtgenoot of geregistreerde partner door conversie verwerft
is deze wet van overeenkomstige toepassing.

C

Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Indien de partnerrelatie van een deelnemer, gewezen deelnemer of
gepensioneerde eindigt door scheiding, verkrijgt de gewezen partner van
de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde aanspraak op de helft
van het tijdens de huwelijkse periode door de deelnemer, gewezen
deelnemer of gepensioneerde opgebouwde en behouden partnerpensioen.
Onder de huwelijkse periode wordt verstaan: de periode tussen de
huwelijkssluiting, de registratie van een geregistreerd partnerschap of
de aanvang van een partnerschap in de zin van de pensioenregeling en het
tijdstip van de scheiding.  

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De aanspraak op partnerpensioen voor de gewezen partner wordt niet
vastgesteld voor zover ten aanzien van het aan de gewezen partner
toekomende partnerpensioen conversie is toegepast.

3. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde tot en met
zesde lid tot het derde tot en met vijfde lid.

4. In het derde lid (nieuw) wordt “Het eerste, tweede en derde lid”
vervangen door “Het eerste lid” en vervalt de tweede zin.

5. In het vierde lid (nieuw) wordt “het eerste, tweede of derde lid”
vervangen door “het eerste lid”.

6. In het vijfde lid (nieuw) wordt “het eerste of tweede lid”
vervangen door “het eerste lid” en wordt “het eerste en tweede
lid” vervangen door “het eerste lid”.

7. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. In afwijking van het eerste lid, verkrijgt de gewezen partner geen
aanspraak op partnerpensioen, indien op basis van de opgebouwde
aanspraak de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op het
tijdstip van de scheiding niet meer zal bedragen dan € 2,- per jaar en
de pensioenuitvoerder dergelijke aanspraken niet vaststelt.

D

Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt “hoger of eerder ingaand
ouderdomspensioen” vervangen door “uitruil partnerpensioen in
ouderdomspensioen”.

2. Onder vernummering van het vierde tot en met elfde lid tot het
achtste tot en met vijftiende lid worden vier leden ingevoegd, luidende

4. De gewezen partner met een aanspraak op bijzonder partnerpensioen
waarvan de uitkering op jaarbasis op het tijdstip van de scheiding of op
1 januari van het betreffende jaar na het jaar van de scheiding minder
bedraagt dan het op basis van artikel 66, eerste lid, onderdeel a,
bepaalde bedrag, heeft het recht om uiterlijk met ingang van de datum
waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan, in plaats van
partnerpensioen te kiezen voor ouderdomspensioen.

5. De pensioenuitvoerder kan binnen zes maanden nadat een aanspraak op
bijzonder partnerpensioen als bedoeld in het vierde lid is vastgesteld,
de gewezen partner aanbieden dit bijzonder partnerpensioen uit te ruilen
tegen ouderdomspensioen, tenzij de aanspraak op bijzonder
partnerpensioen is vastgesteld op verzoek van de gewezen partner. Indien
de gewezen partner niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde
termijn reageert op de geboden keuzemogelijkheid, gaat de
pensioenuitvoerder over tot uitruil van het bijzonder partnerpensioen in
ouderdomspensioen.

6. Een aanspraak op ouderdomspensioen als bedoeld in het vierde en
vijfde lid wordt gelijkgesteld met een pensioenaanspraak die of een
pensioenrecht dat een tot verdeling gerechtigde echtgenoot of
geregistreerde partner door conversie verwerft.

7. Bij een scheiding na de ingang van het ouderdomspensioen ruilt de
pensioenuitvoerder binnen een jaar na de scheiding de aanspraak op
partnerpensioen die de gepensioneerde na de scheiding heeft behouden om
in ouderdomspensioen voor de gepensioneerde.

3. In het achtste lid (nieuw) wordt “”bij gebruikmaking van het
keuzerecht” vervangen door “bij de uitruil”.

4. In het negende lid (nieuw) wordt “het ouderdomspensioen, bedoeld in
het eerste lid, dat wordt gekozen in plaats van het partnerpensioen,
bedoeld in het eerste lid, ongeacht de datum waarop de keuze wordt
gemaakt” vervangen door “het ouderdomspensioen dat wordt verkregen
in plaats van het partnerpensioen, ongeacht de datum waarop het
ouderdomspensioen wordt verkregen”.

5. In het elfde lid (nieuw) wordt “Het vierde en vijfde lid zijn”
vervangen door “Het achtste en negende lid zijn”.

6. In het dertiende lid wordt “het zevende lid” vervangen door
“het elfde lid” en wordt “het vierde en vijfde lid” vervangen
door “het achtste en negende lid”.

7. In het vijftiende lid wordt “het eerste tot en met vijfde lid”
vervangen door “dit artikel”. 

E

In artikel 61, zesde lid, wordt “als bedoeld in artikel 2 van de Wet
verevening pensioenrechten bij scheiding” vervangen door “jegens het
uitvoeringsorgaan als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening
pensioenrechten bij scheiding”. 

F

Artikel 64, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt “artikel 57, vijfde lid” vervangen door
“artikel 57, vierde lid”.

2. Onderdeel c komt te luiden:

c. conversie of verevening plaatsvindt;.

G

In artikel 68, eerste lid, wordt “tenzij dit recht op afkoop in de
pensioen- en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten”
vervangen door “tenzij dit recht op afkoop in de pensioen- en
uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten of de gewezen partner
gebruik maakt van het recht op uitruil, bedoeld in artikel 60, vierde
lid”. 

H

Artikel 79 komt te luiden:

Artikel 79. Plicht tot waarde aanwending

1. De pensioenuitvoerder is verplicht om de waarde van de
pensioenaanspraken of pensioenrechten van een deelnemer, gewezen
deelnemer, gewezen partner of gepensioneerde aan te wenden naar
aanleiding van de toepassing van de artikelen 60 tot en met 62 en 63b.

2. De pensioenuitvoerder brengt in het kader van de waardeoverdracht
geen kosten in rekening bij de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen
partner of gepensioneerde.

I

In de artikelen 85, eerste lid, onderdeel a, 86, eerste lid, onderdeel
d, 87, tweede lid, onderdeel g, 88, onderdeel a en 89, onderdeel a,
wordt “de tot verevening gerechtigde echtgenoot, bedoeld in artikel 2
van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding,” vervangen door
“de tot verevening gerechtigde echtgenoot”. 

J

Na artikel 220b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 220c. Overgangsrecht Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021

1. Artikel 57, zoals dat luidt met ingang van het tijdstip van
inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021, is van
toepassing bij scheidingen vanaf dat tijdstip.

2. Ingeval van een scheiding voor het tijdstip van inwerkingtreding van
de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021 heeft de pensioenuitvoerder
het recht om een aanspraak op bijzonder partnerpensioen van een gewezen
partner te laten vervallen indien op basis van de opgebouwde aanspraak
de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op het tijdstip van de
scheiding niet meer zou bedragen dan € 2,– per jaar. De
pensioenuitvoerder die gebruik maakt van het recht, bedoeld in de eerste
zin, informeert de gewezen partners hierover en neemt in het
bestuursverslag informatie op over de totale waarde en de bestemming van
de pensioenaanspraken die vervallen.

3. Artikel 60, vierde tot en met zevende lid, zoals dat luidt met ingang
van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling bij
scheiding 2021, is van toepassing bij scheidingen vanaf dat tijdstip.

4. Indien een aanspraak op bijzonder partnerpensioen is ontstaan als
gevolg van een scheiding voor het tijdstip van inwerkingtreding van de
Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021 heeft de pensioenuitvoerder tot
twee jaar na dat tijdstip het recht om een aanspraak op bijzonder
partnerpensioen van een gewezen partner uit te ruilen in een aanspraak
op ouderdomspensioen voor de gewezen partner indien op basis van de
opgebouwde aanspraak de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis
op 1 januari van het betreffende jaar minder bedraagt dan het op basis
van artikel 66 bepaalde bedrag en de gewezen partner instemt met de
uitruil. Artikel 60, achtste, negende en tiende lid, en artikel 79 zijn
van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12. Wijziging van de Wet verplichte beroepspensioenregeling

De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de definitie van afkoop wordt “de artikelen 66, zesde lid, 129
of 214a, tweede lid” vervangen door “de artikelen 66, zesde lid,
129, 214a, tweede lid, of 214b, tweede lid”.

2. In de definitie van bijzonder partnerpensioen wordt “artikel 68,
eerste, tweede of derde lid” vervangen door “artikel 68, eerste
lid”.

3. In alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen
ingevoegd:

- conversie: conversie als bedoeld in artikel 4 van de Wet
pensioenverdeling bij scheiding 2021 en artikel 5 van de Wet verevening
pensioenrechten bij scheiding;

- verevening: verevening als bedoeld in artikel 5 van de Wet
pensioenverdeling bij scheiding 2021 en artikel 2 van de Wet verevening
pensioenrechten bij scheiding.

B

In artikel 4a, eerste lid, en artikel 7, eerste en tweede lid, wordt
“214a” vervangen door “214b”.

C

Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Indien de partnerrelatie van een deelnemer, gewezen deelnemer of
gepensioneerde eindigt door scheiding, verkrijgt de gewezen partner van
de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde aanspraak op de helft
van het tijdens de huwelijkse periode door de deelnemer, gewezen
deelnemer of gepensioneerde opgebouwde en behouden partnerpensioen,
tenzij conversie wordt toegepast. Onder de huwelijkse periode wordt
verstaan: de periode tussen de huwelijkssluiting, de registratie van een
geregistreerd partnerschap of de aanvang van een partnerschap in de zin
van de beroepspensioenregeling en het tijdstip van de scheiding.  

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De aanspraak op partnerpensioen voor de gewezen partner wordt niet
vastgesteld voor zover ten aanzien van het aan de gewezen partner
toekomende partnerpensioen conversie is toegepast.

3. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde tot en met
zesde lid tot het derde tot en met vijfde lid.

4. In het derde lid (nieuw) wordt “Het eerste, tweede en derde lid”
vervangen door “Het eerste lid” en vervalt de tweede zin.

5. In het vierde lid (nieuw) wordt “het eerste, tweede of derde lid”
vervangen door “het eerste lid”.

6. In het vijfde lid (nieuw) wordt “het eerste of tweede lid”
vervangen door “het eerste lid” en wordt “het eerste en tweede
lid” vervangen door “het eerste lid”.

7. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. In afwijking van het eerste lid, verkrijgt de gewezen partner geen
aanspraak op partnerpensioen, indien op basis van de opgebouwde
aanspraak de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op het
tijdstip van de scheiding niet meer zal bedragen dan € 2,- per jaar en
de pensioenuitvoerder dergelijke aanspraken niet vaststelt.

D

Artikel 71 komt te luiden:

Artikel 71. Overeenkomstige toepassing bij pensioenconversie

Op een pensioenaanspraak die of een pensioenrecht dat een tot verdeling
gerechtigde echtgenoot of geregistreerde partner door conversie verwerft
is deze wet van overeenkomstige toepassing.

E

Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt “hoger of eerder ingaand
ouderdomspensioen” vervangen door “uitruil partnerpensioen in
ouderdomspensioen”.

2. Onder vernummering van het vierde tot en met elfde lid tot het
achtste tot en met vijftiende lid worden vier leden ingevoegd, luidende:

4. De gewezen partner met een aanspraak op bijzonder partnerpensioen
waarvan de uitkering op jaarbasis op het tijdstip van de scheiding of op
1 januari van het betreffende jaar na het jaar van de scheiding minder
bedraagt dan het op basis van artikel 78, eerste lid, onderdeel a,
bepaalde bedrag, heeft het recht om uiterlijk met ingang van de datum
waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan, in plaats van
partnerpensioen te kiezen voor ouderdomspensioen.

5. De pensioenuitvoerder kan binnen zes maanden nadat een aanspraak op
bijzonder partnerpensioen als bedoeld in het vierde lid is vastgesteld,
de gewezen partner aanbieden dit bijzonder partnerpensioen uit te ruilen
tegen ouderdomspensioen, tenzij de aanspraak op bijzonder
partnerpensioen is vastgesteld op verzoek van de gewezen partner. Indien
de gewezen partner niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde
termijn reageert op de geboden keuzemogelijkheid, gaat de
pensioenuitvoerder over tot uitruil van het bijzonder partnerpensioen in
ouderdomspensioen.

6. Een aanspraak op ouderdomspensioen als bedoeld in het vierde en
vijfde lid wordt gelijkgesteld met een pensioenaanspraak die of een
pensioenrecht dat een tot verdeling gerechtigde echtgenoot of
geregistreerde partner door conversie verwerft.

7. Bij een scheiding na de ingang van het ouderdomspensioen ruilt de
pensioenuitvoerder binnen een jaar na de scheiding de aanspraak op
partnerpensioen die de gepensioneerde na de scheiding heeft behouden om
in ouderdomspensioen voor de gepensioneerde.

3. In het achtste lid (nieuw) wordt “”bij gebruikmaking van het
keuzerecht” vervangen door “bij de uitruil”.

4. In het negende lid (nieuw) wordt “het ouderdomspensioen, bedoeld in
het eerste lid, dat wordt gekozen in plaats van het partnerpensioen,
bedoeld in het eerste lid, ongeacht de datum waarop de keuze wordt
gemaakt” vervangen door “het ouderdomspensioen dat wordt verkregen
in plaats van het partnerpensioen, ongeacht de datum waarop het
ouderdomspensioen wordt verkregen”.

5. In het elfde lid (nieuw) wordt “Het vierde en vijfde lid zijn”
vervangen door “Het achtste en negende lid zijn”.

6. In het dertiende lid wordt “het zevende lid” vervangen door
“het elfde lid” en wordt “het vierde en vijfde lid” vervangen
door “het achtste en negende lid”.

7. In het vijftiende lid wordt “het eerste tot en met vijfde lid”
vervangen door “dit artikel”. 

F

In artikel 73, zesde lid, wordt “als bedoeld in artikel 2 van de Wet
verevening pensioenrechten bij scheiding” vervangen door “jegens het
uitvoeringsorgaan als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening
pensioenrechten bij scheiding”. 

G

Artikel 76, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt “artikel 68, vijfde lid” vervangen door
“artikel 68, vierde lid”.

2. Onderdeel c komt te luiden:

c. conversie of verevening plaatsvindt;.

H

In artikel 80, eerste lid, wordt “tenzij dit recht op afkoop in de
beroepspensioenregeling en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of
uitgesloten” vervangen door “tenzij dit recht op afkoop in de
beroepspensioenregeling en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of
uitgesloten of de gewezen partner gebruik maakt van het recht op
uitruil, bedoeld in artikel 72, vierde lid”. 

I

Artikel 87 komt te luiden:

Artikel 87. Plicht tot waarde aanwending

1. De pensioenuitvoerder is verplicht om de waarde van de
pensioenaanspraken of pensioenrechten van een deelnemer, gewezen
deelnemer, gewezen partner of gepensioneerde aan te wenden naar
aanleiding van de toepassing van de artikelen 72 tot en met 74 en 75b.

2. De pensioenuitvoerder brengt in het kader van de waardeoverdracht
geen kosten in rekening bij de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen
partner of gepensioneerde.

J

In de artikelen 93, eerste lid, onderdeel a, 94, eerste lid, onderdeel
d, 95, tweede lid, onderdeel g, 96, onderdeel a en 97, onderdeel a,
wordt “de tot verevening gerechtigde echtgenoot, bedoeld in artikel 2
van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding,” vervangen door
“de tot verevening gerechtigde echtgenoot”. 

K

Na artikel 214a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 214b. Overgangsrecht Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021

1. Artikel 68, zoals dat luidt met ingang van het tijdstip van
inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021, is van
toepassing bij scheidingen vanaf dat tijdstip.

2. Ingeval van een scheiding voor het tijdstip van inwerkingtreding van
de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021 heeft de pensioenuitvoerder
het recht om een aanspraak op bijzonder partnerpensioen van een gewezen
partner te laten vervallen indien op basis van de opgebouwde aanspraak
de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op het tijdstip van de
scheiding niet meer zou bedragen dan € 2,– per jaar. De
pensioenuitvoerder die gebruik maakt van het recht, bedoeld in de eerste
zin, informeert de gewezen partners hierover en neemt in het
bestuursverslag informatie op over de totale waarde en de bestemming van
de pensioenaanspraken die vervallen.

3. Artikel 72, vierde tot en met zevende lid, zoals dat luidt met ingang
van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling bij
scheiding 2021, is van toepassing bij scheidingen vanaf dat tijdstip.

4. Indien een aanspraak op bijzonder partnerpensioen is ontstaan als
gevolg van een scheiding voor het tijdstip van inwerkingtreding van de
Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021 heeft de pensioenuitvoerder tot
twee jaar na dat tijdstip het recht om een aanspraak op bijzonder
partnerpensioen van een gewezen partner uit te ruilen in een aanspraak
op ouderdomspensioen voor de gewezen partner indien op basis van de
opgebouwde aanspraak de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis
op 1 januari van het betreffende jaar minder bedraagt dan het op basis
van artikel 78 bepaalde bedrag en de gewezen partner instemt met de
uitruil. Artikel 72, achtste, negende en tiende lid, en artikel 87 zijn
van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd: 

A

In artikel 94, tweede lid, onderdeel b, wordt “Wet verevening
pensioenrechten bij scheiding (Stb. 1994, 342)” vervangen door “Wet
verevening pensioenrechten bij scheiding of de Wet pensioenverdeling bij
scheiding 2021”.

B

In artikel 155 wordt “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding
recht op pensioenverevening” vervangen door “Wet verevening
pensioenrechten bij scheiding of de Wet pensioenverdeling bij scheiding
2021 recht op pensioenverdeling”.

Artikel 14

Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 51 wordt “behoudens artikel 1 lid 7 van de Wet verevening
pensioenrechten bij scheiding” vervangen door “behoudens artikel 1,
lid 7, van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding of artikel 2,
lid 2, van de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021”.

B

In artikel 85 wordt “behoudens het bepaalde in artikel 1 lid 7 van de
Wet verevening pensioenrechten bij scheiding” vervangen door
“behoudens artikel 1, lid 7, van de Wet verevening pensioenrechten bij
scheiding of artikel 2, lid 2, van de Wet pensioenverdeling bij
scheiding 2021”.

Artikel 15

In artikel 10 van Bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt in
alfabetische volgorde ingevoegd “Wet pensioenverdeling bij scheiding
2021”.

Artikel 16 

In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt artikel 3.135 als volgt
gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt “scheiding van tafel en bed of
echtscheiding” vervangen door “scheiding van tafel en bed,
echtscheiding of beĂ«indiging van samenleving”. Voorts wordt
“echtgenoot of gewezen echtgenoot” telkens vervangen door “partner
of gewezen partner”.

2. In het zevende lid wordt “artikel 57, vijfde lid, van de
Pensioenwet of artikel 68, vijfde lid, van de Wet verplichte
beroepspensioenregeling” vervangen door “artikel 57, vierde lid, van
de Pensioenwet of artikel 68, vierde lid, van de Wet verplichte
beroepspensioenregeling”. 

Artikel 17

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 18d wordt, onder vernummering van het zesde lid tot zevende
lid, een lid ingevoegd, luidende:

6. In afwijking van het eerste lid, onderdeel d, is in geval van een
scheiding als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet of artikel 1,
eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling na de
ingangsdatum van het pensioen ruil van het partnerpensioen tegen
ouderdomspensioen mogelijk, mits de ruil uiterlijk een jaar na de
scheiding plaatsvindt op basis van algemeen aanvaarde actuariële
grondslagen.

B

Artikel 19b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt “echtgenoot of gewezen echtgenoot
onderscheidenlijk zijn partner of gewezen partner” telkens vervangen
door “partner of gewezen partner”.

2. In het vijfde lid wordt “artikel 57, vijfde lid, van de
Pensioenwet” vervangen door “artikel 57, vierde lid, van de
Pensioenwet of artikel 68, vierde lid, van de Wet verplichte
beroepspensioenregeling”.

HOOFDSTUK 4. OVERGANGSRECHT EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 18. Overgangsrecht

Deze wet is niet van toepassing op een scheiding die heeft
plaatsgevonden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 19

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

Artikel 20

Deze wet wordt aangehaald als: Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister voor Rechtsbescherming,