Reactie op verzoek commissie over het bericht “Rechterlijk pardon door capaciteitsgebrek bij NIFP”
Forensische zorg
Brief regering
Nummer: 2020D08485, datum: 2020-03-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33628-72).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 33628 -72 Forensische zorg.
Onderdeel van zaak 2020Z04058:
- Indiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-03-04 10:00: Strafrechtelijke onderwerpen (Algemeen overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-03-05 13:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-03-11 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-03-12 14:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
33 628 Forensische zorg
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 72 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 maart 2020
Op 20 februari heeft u mij verzocht om een reactie op het bericht «Rechterlijk pardon door capaciteitsgebrek bij NIFP» van 18 februari 2020.1
De rechtbank in Den Haag heeft op 18 februari 2020 iemand die verdacht werd van mishandeling en bedreiging in vrijheid gesteld, omdat de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd achtte over de toerekeningsvatbaarheid en behandelmogelijkheden van de verdachte.
Als eerste wil ik benadrukken dat ik het zorgelijk vind als een goede rechtsgang belemmerd wordt door het ontbreken van beschikbare pro Justitia (pJ)-rapporteurs. Om het tekort aan deze rapporteurs het hoofd te bieden worden al langer verschillende maatregelen getroffen. Ik verwijs u hiervoor ook naar de antwoorden op de Kamervragen van het lid Van Nispen (SP), die ik gelijktijdig met deze brief aan uw Kamer verzend (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1893).
Ik heb vernomen dat inmiddels de juiste zorg geboden wordt aan betrokkene. Door de inspanningen van alle betrokken partijen en de bereidheid van de verdachte om tot opname in een penitentiair psychiatrisch centrum te verblijven, kon hij binnen twee dagen na de uitspraak op vrijwillige basis worden opgenomen in een ggz-instelling.
Ik ga in deze brief in op de loop van omstandigheden rondom de voorbereiding van deze strafzaak door het openbaar ministerie (OM), het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) en de reclassering. Vervolgens ga ik in op de afspraken die door het OM, de rechtspraak en het NIFP zijn gemaakt ten aanzien van de schaarste-problematiek.
Omstandigheden strafzaak
Een pJ-rapporteur onderzoekt de geestelijke toestand van de verdachte en adviseert over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en over eventuele behandelmogelijkheden. Voor oplegging van een tbs (of pij)-maatregel is het wettelijk vereist dat er een pJ-dubbelrapportage beschikbaar is.2 Indien geen tbs (of pij)-maatregel overwogen wordt is dit niet wettelijk verplicht en kan ook op een andere manier informatie ingewonnen worden over de persoon van de verdachte. Dat is in deze zaak gebeurd. Het OM heeft na de voorgeleiding van de verdachte bij de rechter-commissaris aanvankelijk een verzoek ingediend bij het NIFP voor een dubbelrapportage. Omdat het NIFP het verzoek om een pJ-rapportage vanwege schaarse capaciteit niet kon uitzetten bij de vereiste twee gedragsdeskundigen, is overlegd met de officier van justitie. Dit overleg is binnen het desbetreffende arrondissement onderdeel van een vaste afspraak tussen het NIFP en het OM. Op basis van het totaalbeeld van de zaak, en indachtig dat er nog weinig tijd resteerde tot de zittingsdatum en de reclassering aangaf op basis van de informatie vanuit het psychiatrisch penitentiair centrum (PPC) waar verdachte op dat moment verbleef te kunnen rapporteren, is besloten om de zaak met de informatie vanuit het PPC en een reclasseringsrapport aan te brengen bij de rechtbank. De officier van justitie heeft vervolgens een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist. De reclassering adviseerde als voorwaarde behandeling in een kliniek. De verdachte was hiertoe bereid.
Omdat de rechtbank zich door het ontbreken van een pJ-rapportage onvoldoende geïnformeerd achtte over de toerekeningsvatbaarheid en de behandelmogelijkheden van de verdachte, is besloten betrokkene in vrijheid te stellen. Zoals eerder vermeld is betrokkene kort daarna op vrijwillige basis opgenomen in een ggz-instelling. Het OM is in beroep gegaan tegen de uitspraak van de rechter.
Mogelijkheden om de verdachte via een civiele machtiging gedwongen in zorg op te nemen (bij aanvang van de zaak via de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen en na 1 januari 2020 via de Wet verplichte ggz) zijn door het OM onderzocht, maar in deze zaak niet aan de orde gebleken.
Afspraken OM, rechtspraak en NIFP
De betrokken partijen hebben een aantal afspraken gemaakt om de schaarste-problematiek te ondervangen en werken de komende periode gezamenlijk verder aan structurele oplossingen. Een belangrijke maatregel is het scherp afwegen van de noodzaak voor de rapportages. Zo heeft het OM in Oost-Nederland samen met het NIFP in 2019 een kritischer proces van triëren beproefd. Dit heeft in dit arrondissement geleid tot substantieel (ruim 20 procent) minder aanvragen vanuit het OM. Deze werkwijze zal vanaf dit voorjaar voor de duur van in ieder geval dit kalenderjaar ook in andere arrondissementen toegepast worden om de ontstane problemen het hoofd te bieden.
Vervolgens wordt bekeken of de financiële ruimte die ontstaat als gevolg van het lagere aantal rapportages kan worden ingezet voor het aantal te besteden uren per rapportage. Door tijdelijk het maximale aantal te besteden uren voor psychiaters en psychologen uit te breiden en de effecten daarvan te evalueren, moet worden uitgewezen of een verhoging van het aantal te besteden uren per rapport leidt tot een hogere bereidheid om te rapporteren.
Verder heeft het NIFP de afgelopen jaren geïnvesteerd in een eigen opleiding voor pJ-rapporteurs, die jaarlijks tussen de 35 en 40 nieuwe rapporteurs oplevert. Sinds dit jaar volstaat het NIFP-examen voor de registratie in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen. De ervaring is helaas dat door deze nieuwe rapporteurs gemiddeld minder rapportages worden opgeleverd dan de oudere gedragsdeskundigen. Mogelijk dat de pilot met betrekking tot een verruiming van het aantal te besteden uren hier verandering in brengt.
Het NIFP onderzoekt op dit moment de mogelijkheid voor een versnelde opleiding tot pJ-rapporteur en de mogelijkheid om daarna in dienstverband van het NIFP te rapporteren. De verwachting is dat deze versnelde opleiding dit najaar is gerealiseerd.
Het OM, de rechterlijke macht, het NIFP en mijn ministerie blijven de ontwikkelingen nauwgezet volgen. Zodra er relevante ontwikkelingen zijn, bericht ik uw Kamer daarover.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker