Position paper T. Zwart t.b.v. hoorzitting/rondetafelgesprek "Dikastocratie?" d.d. 9 maart 2020
Position paper
Nummer: 2020D08760, datum: 2020-03-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2020Z04203:
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2020-03-09 11:15: "Dikastocratie?" (Rondetafelgesprek), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2020-04-06 11:00: Procedurevergadering vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
In hoeverre brengt het optreden van de Nederlandse rechter de machtenscheiding uit balans? 1. Inleiding Heeft Forum voor Democratie voorman Thierry Baudet gelijk als hij stelt dat de Nederlandse rechter zich schuldig maakt aan sluipende machtstoe-eigening die ontaardt in een dikastocratie? Op deze vraag wordt getracht in dit position paper een antwoord te geven. Daartoe worden drie rollen van de rechter onderscheiden, te weten die van wetgeverplaatsvervanger, hersteller van het machtenevenwicht en activist. Het paper wordt afgesloten met een conclusie over het belang van discussie over dit onderwerp. 2. De rechter als wetgeverplaatsvervanger In de Nederlandse staatkundige geschiedenis is het al enkele malen voorgekomen dat de wetgever een vraagstuk dat hij als een 'hot potato' beschouwde ter oplossing doorschoof naar de rechter. Anders dan de wetgever mag de rechter immers geen recht weigeren. Te denken valt aan vraagstukken zoals de toelaatbaarheid van euthanasie en de uitoefening van het stakingsrecht. Op deze terreinen was het de rechter die met standaarden kwam om de rechtmatigheid van het optreden te beoordelen. Zoals D66 fractievoorzitter Rob Jetten terecht opmerkte in recente uitzending van Nieuwsuur, deed iets vergelijkbaars zich in de jaren vijftig van de vorige eeuw voor in de VS. Daar schafte het Hooggerechtshof de ongelijke behandeling van zwarte kinderen in het onderwijs af toen het Congres daaraan zijn vingers niet wilde branden. In deze gevallen was de wetgever niet in staat of bereid om zelf met oplossingen te komen en liet hij de kastanjes door de rechter uit het vuur halen. Het ging hier dan ook niet om machtstoe-eigening, maar om het stellen van regels omdat de wetgever in gebreke bleef. Het was de wetgever zelf die de rechter in positie bracht. 2. De rechter als hersteller van het machtsevenwicht In het stelsel van machtenscheiding behoort het parlement de uitvoerende macht te controleren. Als het parlement die controlerende taak niet naar behoren vervult, compenseert de rechter dat soms door het bestuursoptreden extra streng te toetsen. Dat doet zich bij voorbeeld voor ten aanzien van onderwerpen waarover grote consensus bestaat tussen de regering en de Kamermeerderheid en waarbij grondrechten een grote rol spelen. Zo koos de rechter in een groot aantal zaken de zijde van het Cornelius Haga Lyceum dat onderworpen werd aan tegen de school gerichte bestuurlijke maatregelen. Hierbij was telkens de onderwijsvrijheid in het geding. Tussen de betrokken bewindspersonen en de overgrote meerderheid van de Kamer bestond consensus over de wenselijkheid van ingrijpen bij deze school. Het lijkt erop dat de rechter in dit soort situaties het gebrek aan toezicht van de Kamer op de regering compenseert door een meer indringende toetsing uit te voeren. Dat is in ieder geval de verklaring die de Britse rechter Lord Woolf gaf voor het kritisch beoordelen van de handelingen van Conservatieve regeringen in de jaren negentig van de vorige eeuw: zij beschikten over zo'n overweldigende meerderheid in het Lagerhuis dat de gebruikelijke 'checks and balances' achterwege bleven en dat moest door de rechter worden gecompenseerd. In een dergelijke situatie maakt de rechter zich dan ook niet schuldig aan sluipende ondermijning van de machtenscheiding, maar zorgt hij er door zijn optreden juist voor dat die scheiding hersteld wordt. 3. De rechter als activist De ergernis van politici over 'politieke' uitspraken van rechters is van alle tijden. Nu vormen de Urgenda uitspraken en die over de terugkeer van gezinnen van IS strijders de steen des aanstoots. Maar een politiek onwenselijke uitspraak maakt de rechter nog geen activist. Hoewel zeldzaam, doen activistische uitspraken zich in Nederland toch ook wel voor. Een voorbeeld daarvan is de SGP-uitspraak van de Hoge Raad uit 2010. In het arrest kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat art. 7 van het VN-Vrouwenverdrag rechtreeks werkt. Nu de bepaling de staat oproept om alle passende maatregelen te nemen is dat echter niet het geval. De bepaling richt zich hierdoor tot de regering en de wetgever en niet tot de rechter. Maar de Hoge Raad bleek niet voor één gat te vangen: hij construeerde de rechtstreekse werking door art. 7 VN-Vrouwenverdrag te verbinden met het veronderstelde monopolie dat politieke partijen zouden hebben op de kandidaatsteling. De Kieswet kent echter geen partijen- maar een lijstenstelsel: iedere groep van 30 kiezers kan een kandidatenlijst indienen voor de Tweede Kamer. De SGP ontnam vrouwen dus niet het passieve kiesrecht, maar alleen de mogelijkheid om voor deze partij uit te komen bij de verkiezingen. Een tweede aanwijzing dat de Hoge Raad in deze zaak nogal resultaatgericht was werd gevormd door het feit dat de uitkomst van de zaak niet was dat een wettelijk voorschrift buiten toepassing gelaten werd, zoals art. 94 Grw. voorschrijft. In plaats daarvan werd de staat een gebod opgelegd, namelijk om maatregelen te nemen die de SGP ertoe zouden brengen om vrouwen te kandideren. Hierdoor werd een grondwettelijke bepaling die hooguit ruimte laat aan een declaratoire uitspraak als grondslag gebruikt om een rechterlijk bevel jegens de staat uit te vaardigen. Dat is een zeer vergaande ingreep in de bestaande staatsrechtelijke verhoudingen waarvoor iedere grondslag ontbrak. Weliswaar maakt één zwaluw nog geen lente, maar deze uitspraak toont wel aan dat de kritiek van Baudet niet helemaal uit de lucht gegrepen is. 4. Het belang van het debat over dikastrocratie Dat de rechter zich door de bank genomen niet schuldig maakt aan sluipende machtstoe-eigening wil niet zeggen dat een debat daarover zinloos of ongewenst zou zijn. Het is namelijk zeer wel denkbaar dat de rechter zich terughoudend opstelt omdat hij de signalen die hij daarover krijgt vanuit de politiek en de samenleving serieus neemt. Vanuit dat perspectief bezien doet Baudet met zijn commentaar geen afbreuk aan het aanzien van de rechterlijke macht, zoals sommigen stellen, maar draagt hij daaraan juist bij. Tom Zwart, hoogleraar Crosscultureel recht, Universiteit Utrecht H. Woolf, Judicial Review - The Tensions between the Executive and the Judiciary, 114 (1998) Law Quarterly Review, 579-80. HR 9 april 2010, LJN: BK4549, NJ 388. Art. H 4, lid 1 Kieswet. PAGE PAGE 2