Afgifte vergunning voor export militair materieel naar Qatar
Wapenexportbeleid
Brief regering
Nummer: 2020D09494, datum: 2020-03-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22054-326).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 22054 -326 Wapenexportbeleid.
Onderdeel van zaak 2020Z04526:
- Indiener: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Medeindiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2021-2024)
- 2020-03-19 13:15: Procedurevergadering (geannuleerd n.a.v. maatregelen coronavirus) (Procedurevergadering), algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2020-03-26 10:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-05-14 14:00: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2020-10-06 16:00: Wapenexportbeleid (Inbreng schriftelijk overleg), algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2020-10-07 10:00: Wapenexportbeleid (omgezet in een schriftelijk overleg) (Algemeen overleg), algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2021-09-07 15:10: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
22 054 Wapenexportbeleid
Nr. 326 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 maart 2020
Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte wapenexportbeleid (Kamerstuk 22 054, nr. 165) en de motie van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over verlaging van de drempelwaarde voor de versnelde parlementaire controle bij specifieke wapenexportaanvragen naar € 2.000.000,– (Kamerstuk 22 054, nr. 181), ontvangt uw Kamer onderstaande informatie over een door Nederland afgegeven vergunning ter waarde van € 8.525.000,– voor uitvoer van militair materieel naar Qatar via Italië.
Een Nederlands bedrijf heeft in februari 2019 een exportvergunning verkregen voor de uitvoer naar Qatar van communicatiesystemen met inbegrip van software, gereedschap, test- en meetapparatuur en overige bijhorende diensten. Vanwege een omissie binnen de interne verzendprocedure is de brief per abuis destijds niet verzonden. Deze vertraging is onlangs geconstateerd. Bij dezen informeert het kabinet uw Kamer alsnog over de afgegeven vergunning.
De ontvanger van deze communicatiesystemen is een Italiaans bedrijf. De systemen zullen in Italië worden geïnstalleerd aan boord van nog te bouwen schepen, waaronder patrouillevaartuigen, korvetten en een amfibisch transportschip (Landing Platform Dock). De eindgebruiker van deze schepen is de Qatarese marine. De genoemde schepen zullen worden ingezet ter bescherming en bewaking van de territoriale wateren en de exclusieve economische zone.
De aanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport1. Deze toetsing, waarvan de essentie ten aanzien van de meest relevante criteria hieronder wordt weergegeven, leidde tot het afgeven van de vergunning op basis van de volgende argumenten:
Gevolgen voor mensenrechten (criterium 2 van het EU Gemeenschappelijk Standpunt)
De mensenrechtensituatie in Qatar is op verschillende punten zorgwekkend, met name in verband met de omgang met arbeidsmigranten, vrouwenrechten en het functioneren van de rechtsstaat. De situatie van arbeidsmigranten verbetert echter op dit moment mede door de implementatie van de technische overeenkomst tussen Qatar en de International Labour Organization (ILO). Zo heeft Qatar onder andere in oktober 2018 een nieuwe wet aangenomen die uitreisvergunningen voor arbeidsmigranten, welke onder de arbeidswet vallen, afschaft.
Tussen maart 2015 en juni 2017 was Qatar betrokken bij de militaire operatie in Jemen, met inzet van gevechtsvliegtuigen en enkele grondtroepen aan de grens. Deze betrokkenheid is beëindigd met het begin van het diplomatieke conflict met Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten, Bahrein en Egypte. Ondanks deze eerdere bijdrage en het eventuele risico op een terugkerende betrokkenheid, is het risico dat deze goederen zouden kunnen bijdragen aan de mensenrechtenschendingen in Jemen verwaarloosbaar. De goederen zijn namelijk bestemd voor vaartuigen voor de Qatarese marine en dit dienstonderdeel was voor zover bekend niet betrokken bij de militaire operatie in Jemen.
Gezien de aard van deze goederen (communicatiesystemen voor schepen) en de eindgebruiker (de marine), is het risico minimaal dat deze goederen gebruikt zullen worden voor binnenlandse onderdrukking, alsmede ernstige schendingen van mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht. Toetsing aan criterium 2 is positief.
Gevolgen voor de regionale stabiliteit (criterium 4 van het EU Gemeenschappelijk Standpunt)
Qatar is in 2017 in onmin geraakt met leden van de Gulf Cooperation Council (GCC). Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten, Bahrein en Egypte hebben in juni 2017 de diplomatieke banden met Qatar verbroken en de grenzen gesloten. Qatar is toen ook gevraagd met onmiddellijke ingang de troepen uit Jemen terug te trekken. Het is onwaarschijnlijk dat de onenigheid tussen Qatar en de drie andere leden van de GCC, alsmede Egypte, militair zal escaleren.
Gezien de aard van de goederen (communicatiesystemen voor schepen) en de eindgebruiker (de marine), is het risico zeer beperkt dat deze transactie gebruikt zal worden voor agressie jegens een ander land of het met kracht bijzetten van territoriale aanspraken. Toetsing aan criterium 4 is positief.
Houding van Qatar t.a.v. terrorisme (criterium 6 van het EU Gemeenschappelijk Standpunt)
Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat de Qatarese overheid steun verleent aan groeperingen met een terroristisch oogmerk.
Er zijn onbevestigde berichten geweest dat materiële en financiële steun uit Qatar, Koeweit en Saoedi-Arabië terecht is gekomen bij groeperingen in Syrië met een salafistische en mogelijk ook gewelddadig extremistische signatuur. Het huidige beeld ten aanzien van Qatar is dat deze steun door internationale druk is gestopt. Qatar is daarbij een belangrijke partner in de coalitie tegen ISIS en heeft herhaaldelijk bij partners aangegeven dat zij absoluut geen steun verleent aan ISIS, Al Qaeda en/of vergelijkbare groeperingen.
Ten aanzien van haar nationale en internationale beleid houdt Qatar zich aan de sancties en de bepalingen omtrent de terrorisme- en sanctielijsten van de Verenigde Naties. Door internationale kritiek in het verleden en, onder andere, op basis van een geïntensiveerde dialoog tussen Qatar en de Verenigde Staten, heeft Qatar strikter beleid toegepast omtrent het tegengaan van terrorismefinanciering en haar capaciteit op dit dossier geïntensiveerd.
Aangezien er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat Qatar terroristische groeperingen steunt en Qatar een partner is in de coalitie tegen ISIS, is toetsing aan criterium 6 positief.
Ten aanzien van de overige vijf criteria gelden geen bijzonderheden, deze zijn als positief getoetst.
De Minister van Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
8 GS 2008/944 van 8 december 2008↩︎