Antwoord op vragen van de leden Van Ojik, Diks, Bouali en Sjoerdsma over het VN-rapport waarin wordt geconstateerd dat diverse landen het VN-wapenembargo tegen Libië schenden
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2020D10547, datum: 2020-03-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20192020-2084).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Ooit D66 kamerlid)
- Mede namens: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2020Z00912:
- Gericht aan: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Gericht aan: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Indiener: A. van Ojik, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: S.W. Sjoerdsma, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: L.I. Diks, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: A. Bouali, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2084
Vragen van de leden Van Ojik, Diks (beiden GroenLinks), Bouali en Sjoerdsma (beiden D66) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het VN-rapport waarin wordt geconstateerd dat diverse landen het VN-wapenembargo tegen Libië schenden (ingezonden 22 januari 2020).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking), mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 12 maart 2020).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het op 9 december 2019 uitgekomen VN-rapport «Final report of the Panel of Experts on Libya established pursuant to Security Council resolution 1973 (2011)» waarin wordt geconstateerd dat het VN-wapenembargo tegen Libië door diverse landen wordt geschonden?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Op welke manier zijn de bevindingen van dit rapport in VN-verband, op bilaterale wijze of via andere multilaterale gremia besproken? Heeft Nederland daarbij aangedrongen op repercussies voor landen als Turkije, de Verenigde Arabische Emiraten en Jordanië, die dit VN-embargo regelmatig hebben geschonden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Nederland heeft de handhaving van het wapenembargo voor Libië in november 2019 en in januari 2020 bij de EU-partners onder de aandacht gebracht in de Raadswerkgroep COARM. Uit deze bespreking is gebleken dat andere EU-lidstaten een soortgelijke lijn aanhouden als Nederland. Er is sprake van verhoogde waakzaamheid bij de toetsing van de vergunningaanvragen voor exporten naar Turkije, de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) en Jordanië op het risico van omleiding naar Libië. Er is geen sprake van een specifiek aanvullend beleid bovenop de toch al strenge lijn die sommige landen, waaronder Nederland, ten aanzien van Turkije en de VAE hanteren. Nederland steunt ook een voorstel om binnen deze Raadswerkgroep intensiever kennis en best practices uit te wisselen over hoe wapenembargo’s zo effectief mogelijk kunnen worden gemonitord en gehandhaafd. Dit voorstel wordt momenteel in de Raadswerkgroep besproken.
Vraag 3
Heeft u kennisgenomen van de mogelijk onbedoelde betrokkenheid van het Nederlandse bedrijf Van der Kamp Shipsales BV bij het schenden van het VN-wapenembargo tegen Libië door de Verenigde Arabische Emiraten?2 Zo ja, heeft u naar aanleiding van dit rapport contact opgenomen met hen om deze schending van het VN-wapenembargo tegen Libië te bespreken? Zo nee, bent u van plan dit alsnog te doen? Is er aanleiding tot het nemen van maatregelen jegens dit bedrijf gezien de bevindingen van het VN-rapport dat het marineschip niet adequaat was verbouwd tot een «jacht» voordat het was verkocht?3
Antwoord 3
Ja, het kabinet heeft kennisgenomen van de bevindingen van het Panel of Experts. Nader onderzoek loopt op dit moment, daarom kan het kabinet nu geen uitspraak doen over de vraag of er aanleiding bestaat om maatregelen tegen het bedrijf te treffen.
Vraag 4
Heeft het bedrijf, gezien het mogelijke dual-use karakter van dit marineschip, een wapenexportvergunning aangevraagd? Zo nee, bent u ook van mening dat dit had moeten gebeuren? Zo ja, had dit gevolgen gehad voor het doorgaan van de verkoop van het marineschip? Zijn u meer gevallen bekend van door Nederlandse bedrijven geleverde producten die uiteindelijk in strijd met een geldend wapenembargo worden ingezet? Is, nadat bleek dat Van der Kamp Shipsales BV geïnformeerd werd over verkoop van het marineschip aan Libië, de Minister van Buitenlandse Zaken geïnformeerd?
Antwoord 4
Voor de export van strategische goederen (i.e. militaire en dual-use goederen) is een vergunning vereist indien de goederen zijn opgenomen in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen of in de EU dual-use verordening. Voor de uitvoer van het schip is geen exportvergunning aangevraagd. Of dit had moeten gebeuren hangt af van de specificaties van het schip op het moment van export. Wat die exacte specificaties waren, wordt momenteel nog onderzocht.
Het VN Panel of Experts on Libya – dat wapenembargo’s van de Veiligheidsraad monitort – heeft Nederland geïnformeerd over en betrokken bij het onderzoek in deze zaak. Nederland heeft samengewerkt met het Panel en de door het Panel verzochte informatie aangeleverd.
Ten aanzien van VN- en EU-sancties geldt, dat Nederland deze strikt implementeert en handhaaft, en dus geen vergunning verstrekt voor de uitvoer van militaire goederen naar landen waarop een wapenembargo rust. Voor landen waarop geen wapenembargo rust, wordt bij iedere transactie waarvoor een vergunning wordt aangevraagd, beoordeeld in hoeverre er een risico bestaat dat de te exporteren goederen een ongewenste eindbestemming krijgen, bijvoorbeeld door doorverkoop of levering aan landen waarop een wapenembargo rust. Als er een duidelijk risico bestaat dat de goederen een dergelijke ongewenste eindbestemming krijgen, verstrekt het kabinet geen vergunning.
Nederland voert – net als heel veel andere landen – geen controles uit achteraf ten aanzien van geleverde goederen. Controles achteraf vereisen namelijk rechtsmacht in het rechtsgebied van een ander land om deze controles effectief uit te voeren. Daarom kan niet met zekerheid worden gesteld of uit Nederland afkomstige goederen uiteindelijk in strijd met een geldend wapenembargo zijn ingezet. Monitoring van door de Veiligheidsraad ingestelde wapenembargo’s geschiedt door de daartoe bevoegde Panels of Experts. Zij onderzoeken mogelijke schendingen van desbetreffende VN-wapenembargo’s en rapporteren daarover, zoals ook in onderhavig geval is gebeurd. Nederland steunt het werk van de verschillende Panels of Experts en neemt de aanbevelingen die zij doen ter harte.
Vraag 5
Ziet u aanleiding voor het instellen van nieuwe maatregelen om het schenden van wapenembargo’s in de toekomst te voorkomen, zoals het aanscherpen van de eisen die aan de verkoop van schepen die op militaire wijze kunnen worden ingezet? Bent u daarbij bereid om alle mogelijke opties om schendingen van wapenembargo’s te voorkomen te onderzoeken? Bent u meer specifiek bereid om het wapenexportbeleid dat van kracht is jegens de Verenigde Arabische Emiraten, Turkije en Jordanië aan te scherpen, gezien hun herhaaldelijk schenden van het VN-wapenembargo jegens Libië?
Antwoord 5
Zoals hierboven opgemerkt implementeert en handhaaft Nederland VN- en EU-sancties strikt. De acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport geven, in combinatie met het Nederlandse exportvergunningenstelsel, voldoende handvatten om de risico’s van mogelijke schendingen van het Libische wapenembargo af te dekken.
Deze maatregelen bieden echter geen waterdicht vangnet tegen actoren die de bestaande wetgeving en waarborgen doelbewust omzeilen. Aanvullende regelgeving zal daar weinig aan kunnen veranderen. Waar er aanwijzingen zijn dat sancties worden overtreden, beziet het Openbaar Ministerie mogelijke aanknopingspunten die eventueel strafrechtelijk ingrijpen zouden kunnen rechtvaardigen. Aanvullende maatregelen acht het kabinet op dit moment niet noodzakelijk. Nederland voert bovendien reeds een zeer restrictief wapenexportbeleid ten aanzien van Turkije en de VAE vanwege de activiteiten van genoemde landen in respectievelijk noordoost-Syrië en Jemen. Zoals eerder genoemd, is er daarnaast sprake van verhoogde waakzaamheid bij de toetsing van de vergunningaanvragen voor exporten naar Turkije, de VAE en Jordanië op het risico van omleiding naar Libië.
Vraag 6
Zijn de aanbevelingen van het VN-rapport4 meegenomen in verbeterde naleving en monitoring van het hernieuwde wapenembargo dat gisteren op de conferentie van Berlijn is afgesproken? Hoe ziet het hernieuwde wapenembargo er specifiek uit en hoe gaat dit uitgevoerd en gemonitord worden? Hoe worden Nederlandse bedrijven gewezen op naleving van dit hernieuwde VN-wapenembargo? Zie u net ook aanleiding voor intensievere monitoring van naleving van wapenembargo’s door bijvoorbeeld een hernieuwde EU-missie Sophia? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven?
Antwoord 6
De landen en organisaties die deelnamen aan conferentie in Berlijn op 19 januari jl. hebben zich door het ondertekenen van de slotverklaring opnieuw gecommitteerd aan het VN-wapenembargo dat in 2011 voor Libië is ingesteld. Ook wordt er in de slotverklaring opgeroepen om bestaande monitoringsmechanismen te versterken en steun uitgesproken voor het bestaande Panel of Experts on Libya.
Het kabinet acht het van belang dat de gemaakte afspraken in Berlijn worden vastgelegd in een resolutie van de VN-Veiligheidsraad. Het kabinet verwelkomt daarnaast de discussies in EU-verband die betrekking hebben op een mogelijke rol van de EU in het toezien op de naleving van het wapenembargo. Hoge Vertegenwoordiger Borrell kondigde tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 20 januari jl. aan ten aanzien van handhaving van het wapenembargo dat onderdeel van het mandaat van de EU-operatie Sophia is, naast een maritieme missie ook de mogelijkheden voor inzet op het land en in de lucht te bezien. Dit is ook aan uw Kamer medegedeeld in de Kamerbrief update maritieme veiligheid Golfregio op 24 januari jl. (Kamerstuk 29 521, nr. 400) en in de Kamerbrief verslag Raad Buitenlandse Zaken op 23 januari jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2111). Op dit moment vinden hierover vervolgdiscussies plaats in Brussel.
Letter dated 29 November 2019 from the Panel of Experts on Libya established pursuant to resolution 1973 (2011) addressed to the President of the Security Council, 9 december 2019(https://www.ecoi.net/en/file/local/2021151/S_2019_914_E.pdf).↩︎
Zie pagina 220 van het VN-rapport: Annex 32 OPV Al Karama – Rationale for classification as military equipment.↩︎
Zie pagina 220 van het VN-rapport, Annex 32, punt 5: «Although the Dutch purchasers had drawn up tentative plans for conversion to a «yacht» no work had been done to prepare the vessel for such a conversion before it was sold».↩︎
Zie pagina 61–63 van het VN-rapport.↩︎