Continuïteit van het funderend onderwijs bij maatregelen tegen het coronavirus
Primair Onderwijs
Brief regering
Nummer: 2020D11209, datum: 2020-03-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31293-514).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 31293 -514 Primair Onderwijs.
Onderdeel van zaak 2020Z05412:
- Indiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-03-26 10:16: Debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus (Plenair debat (debat)), TK
- 2020-04-01 20:40: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-04-08 20:31: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-04-21 12:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-04-29 10:00: Onderwijs en corona (Notaoverleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
31 293 Primair Onderwijs
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 514 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 maart 2020
De maatregelen die nodig zijn om het coronavirus in ons land het hoofd te bieden, hebben grote gevolgen, ook voor onze kinderen. Scholen hebben hun deuren gesloten. Het ritme van kinderen en jongeren en hun ouders wordt hierdoor sterk beïnvloed en de continuïteit van het onderwijs en het leerproces van kinderen staat onder druk. In deze uitzonderlijke situatie vind ik het belangrijk dat álle kinderen onderwijs op afstand kunnen krijgen.
Dat gaat in de meeste gevallen gelukkig goed, met zeer betrokken ouders en leraren die er alles aan doen om dit voor hun kinderen mogelijk te maken. Graag spreek ik mijn waardering uit voor alle inzet om leerlingen in deze uitzonderlijke periode zo goed mogelijk op te vangen en zoveel mogelijk onderwijs te blijven geven. Dit werk gebeurt vanuit scholen, in de kinderopvang, met steun van gemeenten en talloze (particuliere) initiatieven.
Eerder heb ik u laten weten welke maatregelen we nemen voor de eindexamens in het voortgezet onderwijs en dat de eindtoets in het primair onderwijs dit jaar niet doorgaat.1 In deze brief schets ik in aanvulling hierop wat er nu gebeurt in het onderwijs, onder meer bij de organisatie van onderwijs op afstand. Zo heb ik SIVON gevraagd om voor een bedrag van € 2,5 miljoen zoveel mogelijk laptops aan te schaffen en te distribueren naar het onderwijsveld voor die leerlingen die er zelf geen hebben en voor wie dit niet via de school of de gemeente geregeld kan worden.
Verder schets ik wat we doen voor de veiligheid van kinderen en toegankelijkheid van onderwijs. Het gaat hierbij om kinderen die niet over de benodigde apparatuur of internetaansluiting beschikken, kinderen die thuis niet de ondersteuning kunnen krijgen die ze nodig hebben, en kinderen die thuis geen veilige basis hebben.
Ondersteuning van leraren en scholen bij onderwijs op afstand
Samen met onderwijsorganisaties2 en de VNG heb ik aanvullende afspraken gemaakt over hoe alle kinderen in deze tijd van crisis zo goed mogelijk onderwijs krijgen. We realiseren ons dat we een bijzondere verantwoordelijkheid dragen voor kinderen in een kwetsbare positie. Scholen zijn hard aan de slag om het onderwijs op afstand te organiseren voor hun leerlingen. Met grote bewondering kijk ik naar de inzet en creativiteit waarmee leraren, schoolleiders, onderwijsondersteuners en schoolbesturen dit doen. Er is al gigantisch veel gerealiseerd.3 Veel kinderen hebben lespakketten gekregen of digitaal instructie ontvangen. Ouders hebben hun kind de afgelopen dagen zo goed mogelijk opgevangen en begeleid. Ik ben hier erg van onder de indruk. Tegelijkertijd besef ik dat – ook door uitval vanwege ziekte onder het onderwijspersoneel – het onderwijs noodgedwongen beperkter is dan in reguliere omstandigheden.
De ontwikkeling van het onderwijs op afstand gaat door. Publieke en private partijen nemen waardevolle initiatieven om scholen te helpen hun onderwijs op afstand vorm te geven. Met ondersteuning van Kennisnet bundelen we deze initiatieven op de website www.lesopafstand.nl. Leraren en schoolleiders kunnen op dit nieuwe platform ook stappenplannen en werkvormen vinden voor het onderwijs op afstand. Bovendien is het via digitale oplossingen mogelijk om contact met elkaar te hebben en leerlingen instructie te geven, lesmateriaal beschikbaar te stellen en leerlingen te laten samenwerken. Zo kunnen scholen een balans vinden tussen digitaal lesmateriaal en fysieke lesboeken.
De organisatie van onderwijs op afstand kost vanzelfsprekend tijd. Voor sommige scholen ligt dit dichter bij hun «normale» werkwijze dan voor andere scholen. Voor leerlingen van verschillende leeftijden is een verschillende aanpak nodig. Elke school kan voor de eigen situatie nagaan hoe het wenselijk en mogelijk is om digitaal te werken. Niet elke leraar is dat ook evenveel gewend. Als daar behoefte aan is kunnen scholen en lerarenopleidingen leraren gezamenlijk ondersteunen via de bestaande regionale samenwerkingsverbanden van het platform Samen Opleiden en Professionaliseren. Op www.leraar.nl kunnen leraren terecht voor goede voorbeelden en inspiratie. Ik ben met de PO-Raad, VO-raad en het Ministerie van EZK in gesprek om, samen met het bedrijfsleven, leraren waar nodig van specifieke ICT-expertise te kunnen voorzien.
Veel ouders zijn de afgelopen dagen druk geweest met het opstellen van dagschema’s, het geven van uitleg en het motiveren van hun kinderen om met schoolwerk bezig te zijn. Dat is geen gemakkelijke taak. Periodiek contact over de voortgang van het leerproces van kinderen is dan nog belangrijker. Leraren en onderwijsassistenten kunnen contact proberen te leggen met ouders en verzorgers om de thuissituatie, de vraagstukken en mogelijkheden te bespreken. We zien al veel initiatieven waarbij – met in achtneming van de richtlijnen van het RIVM – studenten van de PABO ingezet worden om kinderen extra hulp (op afstand) te bieden en we zijn in overleg met de PABO’s om te kijken of we dit kunnen uitbreiden. Belangrijk uitgangspunt is uiteraard dat de student alleen onder regie van de opleiding benaderd en ingezet wordt.4
Ook is er bijzondere aandacht voor kinderen die verblijven in asielzoekerscentra of andere opvanglocaties van het COA. Ik ben hierover in gesprek met Inspectie van het Onderwijs, COA en LOWAN.
Scholen zijn als eerste aan zet om onderwijs op afstand te organiseren. Als scholen tegen praktische problemen aanlopen, kunnen zij zich melden bij de gemeente. Ik heb met de VNG afgesproken dat iedere gemeente een herkenbaar «loket» opent voor dit soort vragen vanuit het onderwijs. We sluiten hiermee aan bij al bestaande praktijk, waar ik erg van onder de indruk ben. Ik vraag de gemeenten en scholen hier pragmatisch mee om te gaan en houd hen vanzelfsprekend niet aan het onmogelijke. We zien dat vrijwel alle leveranciers speciale ondersteuning hebben ingericht voor technische of infrastructurele vragen bij de inrichting van onderwijs op afstand. Deze informatie is ook te vinden wie www.lesopafstand.nl. We blijven volgen of scholen hier voldoende aan hebben. Als dit niet zo is zal ik Kennisnet vragen om hierbij nadere ondersteuning te bieden.
Oog voor kinderen in een kwetsbare positie
De uitzonderlijke situatie waar we nu ons nu in bevinden, heeft uiteraard gevolgen voor de kwaliteit en continuïteit van het onderwijs. We werken met man en macht om het beste te doen voor de leerlingen. Hierbij moeten we extra aandacht houden voor kwetsbare doelgroepen.
a. Leerlingen die geen faciliteiten hebben voor onderwijs op afstand
Voor sommige leerlingen is onderwijs op afstand niet (goed) toegankelijk, bijvoorbeeld omdat zij thuis geen laptop, computer of tablet tot hun beschikking hebben. We zien gelukkig dat veel scholen hier al oplossingen voor zoeken, bijvoorbeeld door apparaten van de school uit te lenen of door (t)huiswerkpakketten op papier te verstrekken. Ook helpt het Jeugdeducatiefonds waar zij kan, evenals Stichting Leergeld en andere initiatieven.
Er is mij nu alles aan gelegen dat leerlingen onderwijs op afstand kunnen volgen. In Nederland is er een uitstekende dekking en hoogwaardig netwerk, waar huishoudens kunnen kiezen voor het afnemen van voor hen passende diensten. In deze bijzondere tijden is het van groot belang dat alle leerlingen thuis over een internetverbinding beschikken. Ik inventariseer samen met de PO-Raad en de VO-raad de problemen op dit gebied. Ik zie dat telecomproviders al voorzien in aanbod en juich deze initiatieven van harte toe.
Scholen hebben elk hun eigen (digitale) systeem voor onderwijs op afstand en kunnen het beste zelf bepalen wat er nog nodig is om dit voor alle leerlingen toegankelijk te maken. Waar mogelijk vragen we scholen zelf met oplossingen te komen, omdat dit het snelst tot resultaat leidt. Scholen die geen netwerk hebben van relevante leveranciers of bedrijfsleven kunnen in eerste instantie terecht bij de gemeente. Daarnaast heb ik SIVON gevraagd te ondersteunen bij de koppeling tussen de vraag van scholen en beschikbaar en geschikt aanbod.5
Ik heb SIVON bovendien gevraagd om voor een bedrag van € 2,5 miljoen, dat ik per direct beschikbaar heb gesteld, zoveel mogelijk laptops aan te schaffen en te distribueren naar scholen in het po, vo en mbo, om leerlingen die niet over de juiste apparatuur beschikken te voorzien van een device. SIVON gaat hiermee direct aan de slag. Deze dienst is beschikbaar voor alle scholen in de genoemde sectoren. Zo probeer ik onderwijs op afstand ook te realiseren voor leerlingen voor wie scholen en gemeenten niet kunnen voorzien in apparatuur.
b. Leerlingen die thuis meer begeleiding nodig hebben
Een tweede groep zijn de leerlingen die extra begeleiding nodig hebben, bijvoorbeeld omdat ouders de Nederlandse taal niet goed beheersen of niet de goede begeleiding kunnen bieden. Leraren weten heel goed welke kinderen dat zijn. Kinderen brengen immers normaal gesproken veel tijd op school door. Nu zij niet naar school of de kinderopvang gaan, is het extra van belang dat scholen, kinderopvangorganisaties en gemeenten samen deze kinderen in beeld hebben en kunnen bereiken. Voor sommige scholen en kinderopvangorganisaties zal het een enkele leerling betreffen, voor anderen zal het gaan om een groter deel van hun leerlingen. Maatwerk op lokaal niveau is nodig om de ontwikkeling van kinderen in een kwetsbare positie te waarborgen. We zien dit op veel plekken inmiddels gelukkig al tot stand komen.
Om ervoor te zorgen dat we geen kind vergeten, heb ik met gemeenten en sectorraden afgesproken dat de gemeenten het initiatief nemen om te identificeren voor welke kinderen extra maatregelen getroffen moeten worden. Zij werken daarbij nauw samen met scholen, de scholen hebben immers goed in beeld welke kinderen extra zorg nodig hebben. Het is vervolgens ook aan de scholen om het initiatief te nemen om tot een oplossing op maat te komen, zo nodig in samenwerking met gemeente, scholen in de buurt, samenwerkingsverbanden en andere partijen. Ik vraag aan gemeenten en scholen om hierbij rekening te houden met de privacyregelgeving wat betreft gegevensuitwisseling over kinderen in kwetsbare posities.
c. Leerlingen voor wie thuis geen veilige basis is
Van schoolteams wordt al veel gevraagd om het afstandsonderwijs mogelijk te maken. De bezetting staat onder druk, en als meer mensen ziek worden kan het zijn dat dit komende weken verder oploopt. Dat realiseer ik mij terdege. Toch moeten we onder ogen zien dat voor sommige kinderen onderwijs en opvang in de thuis- (of woon)situatie geen goede optie is. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan kinderen die in open jeugdzorginstellingen verblijven. Voor sommige leerlingen met psychische klachten of gedragsproblematiek is onderwijs thuis niet goed mogelijk. Ook zijn er kinderen van wie de thuissituatie door huiselijk geweld, psychiatrische problematiek van één van de ouders, of andere omstandigheden dermate onveilig is of onveiliger wordt, dat opvang of onderwijs thuis de ontwikkeling van een kind ernstig bedreigt. Bij het signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling blijft de leraar een belangrijke rol spelen. Zeker nu zij al hun leerlingen niet meer in het dagelijks leven in het echt zien, vraag ik hen zich ook bij het onderwijs op afstand zich bewust te zijn van de veiligheid van de omgeving van de kinderen.
Voor deze groepen is onderwijs in een schoolse setting van cruciaal belang. Ik zie dat er al vele scholen en gemeenten begonnen zijn om kinderen en jongeren op dit vlak te helpen.
In aanvulling hierop heb ik met betrokken partijen afspraken gemaakt die het mogelijk maken deze groep in alle gemeenten waar het nodig is te gaan helpen. In specifieke gevallen kan in deze periode opvang, onderwijs en begeleiding buitenshuis nodig zijn. Dat is toegestaan. Overigens hoeft niet in alle gevallen de oplossing in de school te worden gerealiseerd, dat kan ook niet. Voorop staat dat deze begeleiding op een veilige manier wordt vormgegeven. Ik heb met de gemeenten afgesproken dat zij het initiatief nemen om tot oplossingen op maat te komen. Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming, gecertificeerde instellingen (gezinsvoogden) kunnen een belangrijke rol spelen bij het identificeren van de kinderen voor wie een veiligheidsrisico is vastgesteld of waar dat mogelijk kan ontstaan.
In tweede instantie – dit is eveneens van groot belang – kan de aandacht uitgaan naar kinderen om wie andere zorgen zijn. Lokaal worden al afspraken gemaakt met onder meer het speciaal onderwijs om deze kinderen zo goed mogelijk te ondersteunen. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor kinderen met een ernstige (meervoudige) beperking die specifieke zorg nodig hebben.
Ik zal de komende periode blijven volgen hoe dit in de praktijk vorm krijgt en waar nodig zal ik ondersteunen. Ik realiseer me dat ook gemeenten en andere betrokken partijen dit in buitengewone omstandigheden moeten organiseren.
Overgang voor leerlingen van primair naar voortgezet onderwijs
Zoals bekend heb ik besloten om de eindtoets in 2020 niet door te laten gaan.6 Het opvangen van kinderen van ouders in cruciale beroepen en het verzorgen van onderwijs op afstand vragen nu alle energie van scholen. Dat de eindtoets nu niet doorgaat, betekent echter ook dat kinderen die nu in groep 8 zitten geen kans hebben op een bijstelling van het schooladvies op basis van een hogere eindtoetsscore. De eindtoets is een instrument om kansengelijkheid te vergroten. Vorig schooljaar kreeg bijna 1 op de 10 leerlingen een bijgesteld schooladvies naar aanleiding van een hogere eindtoetsscore.
Het schooladvies is tot stand gekomen op basis van het professionele oordeel van de basisschool, gebaseerd op een breed beeld van de ontwikkeling van de kinderen over de afgelopen jaren. Het schooladvies van de basisschool is altijd al leidend en zal ook nu bepalen in welke onderwijssoort kinderen instappen op de middelbare school. Het reeds afgegeven schooladvies wordt nu definitief gemaakt. Samen met alle betrokken partijen wil ik zorgen dat leerlingen echt de kans krijgen om voortgezet onderwijs te volgen dat past bij hun capaciteiten en mogelijkheden. Het is nu extra belangrijk om in te zetten op de warme overdracht van de basis- naar de middelbare school. Deze informatie kunnen middelbare scholen samen met de informatie in het onderwijskundig rapport meenemen bij de plaatsing van een leerling. Ook denken we aan een evaluatiemoment in de brugklas, om te bezien of leerlingen op de juiste plek zitten. In de komende weken werken we dit gezamenlijk verder uit. Ik zal uw Kamer hier nog nader over informeren.
Tot slot
In een later stadium zal het nodig zijn dat we samen met alle betrokkenen nadenken over wat we kunnen doen om opgelopen achterstanden bij leerlingen zoveel mogelijk in te halen.
Te denken valt aan onderwijstijdverlenging voor specifieke doelgroepen. Voor leerlingen in groep 8 is het belangrijk dat zij zich voor kunnen bereiden op de overgang naar het voortgezet onderwijs. Zo zijn er ongetwijfeld meer dingen waar aan gewerkt zal moeten worden. Ik zal u daar te zijner tijd over informeren.
De komende dagen en weken blijven we met man en macht werken aan goed onderwijs, om te zorgen dat de ontwikkeling van leerlingen zo min mogelijk onderbroken wordt. Veiligheid en gezondheid van leerlingen, leraren, schoolleiders en andere onderwijsprofessionals staan hierbij voorop. Rest mij nog eenmaal mijn grote waardering uit te spreken voor allen die zich in deze moeilijke tijden inspannen.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Kamerstukken 31 293 en 25 295, nr. 513 en Kamerstukken 31 289 en 25 295, nr. 415.↩︎
PO-Raad, VO-Raad, LAKS, AOb, CNV Onderwijs, FvOv, AVS, NRTO.↩︎
Zie bijvoorbeeld: https://www.avs.nl/artikelen/afstandsonderwijs-en-opvang-bijna-overal-geregeld-veel-steun-van-ouders.↩︎
Voor het mbo en het ho zijn servicedocumenten gepubliceerd over hoe te handelen in de beroepspraktijkvorming en stage. Kamerstukken 31 524 en 25 295, nr. 462. Kamerstukken 31 288 en 25 295, nr. 836.↩︎
SIVON (Samen Inkopen Voor Onderwijs Nederland) is een coöperatie van schoolbesturen uit het primair en voortgezet onderwijs. SIVON ondersteunt scholen met (ict-)kennis, producten en diensten voor de totstandkoming van hoogwaardig onderwijs, en werkt daarin nauw samen met Kennisnet.↩︎
Kamerstukken 31 293 en 25 295, nr. 513.↩︎