[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgang programma BES(t) 4 kids: goede en betaalbare kinderopvang en naschoolse voorzieningen in Caribisch Nederland

Kinderopvang

Brief regering

Nummer: 2020D12964, datum: 2020-04-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31322-411).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31322 -411 Kinderopvang.

Onderdeel van zaak 2020Z06175:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

31 322 Kinderopvang

Nr. 411 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2020

De Openbare Lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba werken samen met de departementen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in het programma BES(t) 4 kids gezamenlijk toe naar een stelsel van kwalitatief goede, veilige, betaalbare kinderopvang en buitenschoolse voorzieningen voor alle kinderen in Caribisch Nederland.1

Op 27 juni 2019 hebben wij uw Kamer geïnformeerd over het programma en de hoofdlijnen van het beoogde stelsel.2 Tijdens de begrotingsbehandeling van Koninkrijksrelaties en het BES-fonds op 9 oktober 2019 heeft de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij brief namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid toegezegd om uiterlijk in het eerste kwartaal van 2020 in een brief aan de Tweede Kamer nader in te gaan op de wenselijkheid om voor groepen ouders de kinderopvang gratis aan te bieden.3 Met deze kamerbrief geven wij, mede namens de Staatssecretaris van VWS en de Minister van BZK, uitvoering aan deze toezegging. Hierbij gaan wij ook in op eerder gestelde vragen van de leden van de fracties van CDA en D66 over de toegankelijkheid van de kinderopvang voor lage inkomens en het voorkomen van een bureaucratie.4

Met deze brief willen wij u daarnaast informeren over de voortgang van het programma BES(t) 4 Kids. Het gaat vooral om de inrichting van het toezicht en de stappen die gezet worden om de kwaliteit te verbeteren. Tot slot informeren wij u over de uitwerking van het stelsel voor kinderopvang in Caribisch Nederland in wetgeving. In de bijlage lichten wij de resultaten toe die in 2019 zijn behaald. Ook voor kinderopvangorganisaties in Caribisch Nederland zijn de gevolgen van maatregelen (onder andere sluiting van de opvang) die getroffen worden in het kader van het coronavirus groot. Daar waar relevant, wordt hier in deze brief daarom ook aandacht aan besteed.

1. Financiering van de kinderopvang

Binnen het programma BES(t) 4 kids zijn het afgelopen jaar in goed overleg de contouren voor de financiering van de kinderopvang in Caribisch Nederland in de structurele situatie verder uitgewerkt. Het streven is om de financiering vanaf 2022 structureel in wetgeving verankerd te hebben. Vooruitlopend hierop zullen het Rijk en de openbare lichamen een tijdelijke subsidieregeling instellen, zodat dit jaar al stappen gezet kunnen worden om de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang te verbeteren. Over deze tijdelijke subsidieregeling informeer ik u later in deze brief.

Bij de uitwerking van de contouren voor de financiering van de kinderopvang in de structurele situatie speelt de lokale context een belangrijke rol. Niet alleen de schaalgrootte, maar ook de wijze van organisatie in de kinderopvang en buitenschoolse voorzieningen in Caribisch Nederland wijkt af van de Europees Nederlandse situatie. Voor de inrichting van de financiering van de kinderopvang in Caribisch Nederland heeft dit tot gevolg dat niet zonder meer elementen uit het stelsel in Europees Nederland kunnen worden overgenomen.

In het Europees Nederlandse stelsel zijn keuzevrijheid voor ouders, marktwerking en vrije toetreding van organisaties die kinderopvang aanbieden tot de markt belangrijke pijlers. In Caribisch Nederland is de markt daarentegen zo klein dat marktwerking hier beperkter zal zijn en aanvullende regelgeving nodig is. Het uitgangspunt blijft dat ouders de vrijheid hebben om te kiezen.

Financiële toegankelijkheid

In het programma BES(t) 4 kids wordt toegewerkt naar een integrale voorziening voor alle kinderen in Caribisch Nederland. De keuze voor een voorziening die voor alle kinderen toegankelijk is, houdt verband met de sociaaleconomische omstandigheden op de eilanden. Omdat het merendeel van de kinderen leeft in omstandigheden waarbij het risico op een ontwikkel- en onderwijsachterstand groot is, is als uitgangspunt gekozen dat alle kinderen gebruik kunnen maken van de kinderopvang (op niveau voorschoolse educatie) en buitenschoolse voorzieningen.

Financiële toegankelijkheid is daarbij een belangrijke voorwaarde. Uit de nulmeting kinderopvang Caribisch Nederland5 is gebleken dat de kosten van kinderopvang voor ouders van kinderen tussen de 0 en 12 jaar op de eilanden, gerelateerd aan het besteedbare inkomen, hoog zijn. De gemiddelde kosten voor de dagopvang bedragen zo’n $ 400 per maand (bij vijf dagen per week) en voor de buitenschoolse opvang zo’n $ 250 per maand (bij vijf dagen per week). De daadwerkelijke prijs die ouders betalen varieert omdat (een deel van) de openbare lichamen voor kinderen in armoede kindplaatssubsidies verstrekken. Het Rijk en de openbare lichamen zetten er in de structurele situatie op in om de kosten voor ouders (de zogenoemde ouderbijdrage) substantieel te verlagen waarbij op dit moment wordt uitgegaan van een bedrag van $ 100 à $ 150 per maand voor de dagopvang en een bedrag van $ 50 à $ 75 per maand voor de buitenschoolse opvang.

Een ouderbijdrage is wenselijk omdat het ouders bewust maakt van de waarde van kinderopvang. Om die reden wordt het volledig aanbieden van gratis kinderopvang aan alle ouders niet wenselijk geacht. Het Rijk en de openbare lichamen zijn van mening dat de hoogte van de eigen bijdrage van ouders geen belemmering mag zijn om gebruik te maken van kinderopvang. Daarom zal de ouderbijdrage voor ouders met een inkomen tot een nog te bepalen inkomensgrens voor een vast deel worden gecompenseerd. Vooralsnog wordt daarbij uitgegaan van de bedragen voor kinderopvang die bij het ijkpunt voor het sociaal minimum zijn gehanteerd. Dit houdt in dat de groep ouders die voor compensatie in aanmerking komt, naar verwachting een bijdrage betaalt van $ 40 per maand voor de dagopvang en een bedrag van $ 25 per maand voor de buitenschoolse opvang (in beide gevallen voor vijf dagen per week). De hoogte van het bedrag komt bij benadering overeen met de kosten die ouders zonder opvang voor de kinderen toch al zouden moeten maken aan bijvoorbeeld maaltijden, luiers en activiteiten.

Dat neemt niet weg dat er een risico is dat zelfs bij deze lage ouderbijdrage ouders ervoor kunnen kiezen om hier geen gebruik van te maken en daarmee kinderen de mogelijkheid wordt ontnomen om naar de opvang te gaan. Om die reden krijgen de openbare lichamen – op eigen verzoek – als verantwoordelijke voor het eilandelijke armoedebeleid de ruimte om te bepalen of zij voor bepaalde ouders de ouderbijdrage volledig willen compenseren en dus in feite de kinderopvang gratis willen maken. Het openbaar lichaam is bij uitstek in staat om op basis van vastgestelde criteria tot een zorgvuldige beoordeling te komen. De kosten van het compenseren van de eigen bijdrage voor lage inkomens komt voor rekening van het openbaar lichaam. Zij kunnen de financiële middelen die vrij vallen binnen de begroting van de openbare lichamen als gevolg van het programma BES(t) 4 kids hiervoor vanaf 2022 inzetten. De opbouw van de ouderbijdrage in structurele situatie is grafisch weergegeven in Figuur 1.

Op basis van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over het jaar 2015 heeft onderzoeksbureau Regioplan een indicatie van de omvang van inkomensgroepen op huishoudensniveau bepaald. Hieruit komt naar voren dat naar verwachting een substantiële groep ouders (tussen 40 en 60 procent) voor gedeeltelijke compensatie naar $ 40 per maand voor de dagopvang en $ 25 per maand voor de buitenschoolse opvang in aanmerking zal komen.6

Door de feitelijke hoogte van de ouderbijdrage tot op zekere hoogte afhankelijk te laten zijn van het inkomen van ouders, komt de financiële ondersteuning terecht bij de ouders die deze ondersteuning het meest nodig hebben. Door met een beperkt aantal inkomensgrenzen te werken wordt de uitvoering naar verwachting niet te zeer belast. Bij de afweging om te kiezen voor een ouderbijdrage die tot op zekere hoogte afhankelijk is van het inkomen van ouders, speelt ook de betaalbaarheid van het stelsel van kinderopvang en buitenschoolse voorzieningen op de lange termijn voor de overheid een rol. Het budgettaire kader is bij de verdere uitwerking randvoorwaardelijk.

In het programma BES(t) 4 kids zullen het Rijk, de openbare lichamen en de nog te selecteren uitvoeringsorganisatie de gekozen inrichting van de ouderbijdrage nader uitwerken. Bij de uitwerking is nadrukkelijk oog voor de uitvoerbaarheid van de regeling en de beschikbaarheid van de inkomensgegevens.

Bekostiging

Om ervoor te zorgen dat kinderopvang en buitenschoolse voorzieningen voor alle kinderen toegankelijk zijn, zullen qua structuur vergelijkbare kinderopvangorganisaties per kind uniforme tarieven ontvangen voor de kinderopvang door middel van een directe bekostigingsrelatie. Kinderopvangorganisaties mogen geen (vrijwillige) ouderbijdrage vragen en geen kinderen weigeren tenzij de kinderopvang vol is. Bij de bekostiging zal met de verschillen tussen de eilanden rekening worden gehouden. Het Rijk en de openbare lichamen kiezen ervoor om de financiële toegankelijkheid van het stelsel te waarborgen en te voorkomen dat kinderopvangorganisaties kinderen gaan selecteren. Een gevolg is dat er geen concurrentie plaats zal vinden op basis van de prijs van de kinderopvang. Ook moeten alle organisaties in ieder geval voldoen aan de kwaliteitseisen zoals vastgesteld in de lokale verordening.

Een stelsel waarin sprake is van uniforme tarieven maakt dat directe bekostiging van kinderopvangorganisaties meer voor de hand ligt dan bekostiging via de ouders van kinderen die naar de kinderopvang gaan. Er is daarmee een directe financiële relatie met de kinderopvangorganisaties waardoor ook de informatievoorziening naar de overheid aanmerkelijk wordt verbeterd. Bovendien krijgen de ouders niet zelf de beschikking over het geld, zodat zij niet verantwoordelijk zijn voor de betaling aan de kinderopvangorganisatie. Hierdoor neemt het risico op misbruik en oneigenlijk gebruik en het risico op schulden af en worden uitvoeringslasten aanzienlijk beperkt. Vanwege de gevoeligheid die gepaard gaat met inkomensgegevens specifiek voor de eilanden, vooral op de beperkte schaal van de eilanden, zullen ouders van kinderen tussen de 0 en 12 jaar de ouderbijdrage betalen aan de uitvoeringsorganisatie en niet aan de kinderopvangorganisatie. Hiermee worden tevens de administratieve lasten voor de kinderopvangorganisatie beperkt.

Vanuit bovengenoemde overwegingen, kiezen het Rijk en de openbare lichamen voor een directe bekostigingsrelatie tussen een uitvoeringsorganisatie van het Rijk en de kinderopvangorganisaties. Binnen het programma BES(t) 4 kids wordt momenteel verkend welke uitvoeringsorganisatie de uitvoering het beste ter hand zou kunnen nemen. Een belangrijk uitgangspunt in de verdere uitwerking van de financiering van de kinderopvang is het beperken van de administratieve lasten voor alle betrokken partijen.

Tijdelijke subsidieregeling

Om vooruitlopend op de structurele situatie op korte termijn stappen te zetten, hebben het Rijk en de openbare lichamen besloten om een tijdelijke subsidieregeling vorm te geven voor de periode 2020 – 2021. Het doel van de tijdelijke subsidieregeling is om de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang en buitenschoolse opvang al op korte termijn te verbeteren, de uitvoering en kinder- en naschoolse opvang organisaties voor te bereiden op de structurele situatie en om informatie te verkrijgen voor de inrichting van de structurele regeling.

Met de tijdelijke subsidieregeling worden de eerste stappen gezet op weg naar een structurele regeling die erop is gericht om de kinderopvang voor alle ouders toegankelijk te maken. De tijdelijke regeling is daarmee een belangrijk onderdeel van de aanpak in het kader van het ijkpunt voor het sociaal minimum. Op basis van de tijdelijke subsidieregeling kunnen kinderopvangorganisaties met een exploitatievergunning onder voorwaarden in aanmerking komen voor een kostprijs verlagende subsidies. In de tijdelijke regeling is er rekening mee gehouden dat de situatie per eiland verschilt.

Met de kostprijs verlagende subsidies wordt beoogd om de kosten van kinderopvang voor ouders te verlagen. Een van de voorwaarden voor het ontvangen van subsidie is daarom dat een deel van de subsidie wordt door vertaald in een verlaging van de tarieven voor de ouders. De daadwerkelijke verlaging is afhankelijk van de hoogte van de ouderbijdrage. Daarom worden in de uitvoering hierover afspraken gemaakt met de kinderopvangorganisaties die in aanmerking komen voor subsidie. Niet de gehele subsidie hoeft in een verlaging van de ouderbijdrage te worden verwerkt, omdat kinderopvangorganisaties in het kader van het programma BES(t) 4 kids ook kwaliteitsverhogende maatregelen zullen nemen. Zonder subsidie zou de ouderbijdrage daardoor kunnen stijgen.

Aanvullend op de tijdelijke subsidieregeling verstrekken de openbare lichamen aan ouders van kinderen die opgroeien in armoede een compensatie voor de hoogte van de resterende ouderbijdrage. Daarvoor kennen de openbare lichamen nu al het instrument van de kindplaatssubsidie. De bestaande uitvoeringspraktijk zal in 2020 en waarschijnlijk ook in 2021 worden gecontinueerd, waarbij wel rekening wordt gehouden met de gevolgen van de tijdelijke subsidieregeling en de uiteindelijke structurele regeling.

De tijdelijke subsidieregeling wordt in nauwe samenwerking tussen de openbare lichamen en de directie Uitvoering van Beleid van het Ministerie van SZW uitgevoerd. Het proces voor het verstrekken van subsidie en voorwaarden die door het Rijk en de openbare lichamen zijn geformuleerd om in aanmerking te komen voor subsidie zijn uitgewerkt. Het kabinet zal in samenspraak met de openbare lichamen bezien of de tijdelijke subsidieregeling op onderdelen kan worden aangepast om eventuele knelpunten als gevolg van maatregelen in het kader van het coronavirus weg te nemen. Ook willen we samen met hen bekijken wanneer de regeling in werking dient te treden. Net als voor kinderopvangorganisaties in Europees Nederland, hebben de huidige omstandigheden namelijk een grote impact op kinderopvangorganisaties in Caribisch Nederland. Het kabinet wil hierbij benadrukken dat kinderopvangorganisaties in Caribisch Nederland een beroep kunnen doen op de algemene maatregelen die recentelijk zijn aangekondigd in het noodpakket banen en economie Caribisch Nederland.

2. De stappen om de kwaliteit te verbeteren

In de kinderopvang in Caribisch Nederland zijn de afgelopen jaren stappen gezet om de veiligheid en de kwaliteit van de kinderopvang te verbeteren. Daarbij ging het onder andere om het verbeteren van de huisvesting en het ondersteunen van de organisaties bij het verbeteren van de kwaliteit. Ook worden op alle eilanden medewerkers van zowel de dagopvang als de buitenschoolse opvang getraind.

Verordening

Niet elk eiland had de eisen die aan de kinderopvang werden gesteld in een lokale verordening vastgelegd. In 2019 is met het opstellen van de basisverordening een belangrijke stap gezet om verder invulling te geven aan wat onder een veilige en kwalitatief goede kinderopvang wordt verstaan. Binnen het programma BES(t) 4 kids is een basisverordening opgesteld. De basisverordening is gebaseerd op bestaande lokale verordeningen en de aanvullende wensen van de openbare lichamen ten aanzien van de kwaliteit van de kinderopvang en buitenschoolse voorzieningen. De basisverordening heeft vervolgens als model gediend voor de nieuwe lokale verordening per eiland. Op Sint Eustatius is deze verordening inmiddels van kracht. Op Saba en Bonaire zal de eilandsraad naar verwachting op korte termijn hierover een besluit nemen. Daarmee is de basis gelegd voor het kwaliteitskader waaraan kinderopvangorganisaties moeten voldoen om kinderen op te mogen vangen. Kinderopvangorganisaties die kinderen willen opvangen, zullen aan de eisen in de lokale verordening moeten gaan voldoen. Dat zal niet van vandaag op morgen gerealiseerd zijn. De openbare lichamen zullen bestaande organisaties daarom een bepaalde tijd geven om aan de verschillende eisen te voldoen (een zogenoemde «grace-period»). Vanwege het belang van veiligheid en gezondheid zal daarbij geen concessie worden gedaan als het gaat om veiligheid en hygiëne.

De openbare lichamen en het Rijk zijn zich ervan bewust dat het voldoen aan de eisen in de verordening nog veel inspanningen van de organisaties en hun medewerkers gaat vragen. Om die reden zullen activiteiten worden opgestart en maatregelen worden voorbereid om de kinderopvangorganisaties te ondersteunen bij het realiseren van het gevraagde kwaliteitsniveau.

Huisvesting

Goede huisvesting is een noodzakelijke randvoorwaarde om tot kwalitatief goede kinderopvang te komen. De kwaliteit van de huisvesting van kinderopvangorganisaties is wisselend. Daarbij hebben op alle eilanden organisaties te maken met ruimtegebrek. De ruimtes voldoen vaak niet aan eisen rond grootte en zijn pedagogisch niet verantwoord om kinderen goed op te vangen. Om de kinderopvang voor een bredere groep kinderen toegankelijk te maken en de kwaliteit van de huisvesting te verbeteren, zijn de eerste stappen gezet. Op Saba zijn al concrete plannen om de capaciteit van de dagopvang te vergroten. Ook heeft Saba plannen voor het verbeteren van de huisvesting van de buitenschoolse opvang in voorbereiding. Op Sint Eustatius wordt de dagopvang (voorlopig beperkt) verbouwd en zijn er concrete plannen om de buitenschoolse opvangorganisaties in één nieuw gezamenlijk gebouw onder te brengen. De situatie op Bonaire is met een groter aantal kinderopvangorganisaties minder overzichtelijk. De verantwoordelijkheid voor goede huisvesting ligt daar bij de kinderopvangorganisaties. Het openbaar lichaam Bonaire bevordert de samenwerking tussen het primair onderwijs en de kinderopvang en gaat daarbij uit van het concept van het Integraal Kindcentrum, ook als voor de huisvesting.

Recent bent u door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit geïnformeerd over de inzet van de tweede tranche van de regio-envelop. Vanuit de regio-envelop is voor een drietal projecten in het kader van de huisvesting kinderopvang door het kabinet 8 miljoen euro ter beschikking gesteld. Daarmee is in totaal een budget van 12 miljoen euro voor het huisvestingsprogramma BES(t) 4 kids beschikbaar. Het Rijk en de openbare lichamen zijn voor alle drie de eilanden in overleg over de wijze van financiering en het beheer van bovengenoemde projecten. Hierover zal in 2020 meer duidelijkheid komen.

Arbeidsvoorwaarden

Goed opgeleid en gemotiveerd personeel is de basis voor goede kinderopvang. Dat vraagt om daarbij passende arbeidsvoorwaarden. In de brief van 27 juni 2019 is al aangegeven dat een verbetering van de arbeidsvoorwaarden noodzakelijk is. Op Saba en Sint Eustatius zijn daartoe eerste stappen gezet, die zich richten op het wegnemen van beloningsverschillen tussen medewerkers die op het eiland hetzelfde soort werk doen. De introductie van de kostprijsverlagende subsidie uit de tijdelijke subsidieregeling geeft een eerste beperkte mogelijkheid aan de organisaties met name op Bonaire, maar ook de andere eilanden om de arbeidsvoorwaarden van medewerkers te verbeteren. De subsidie hoeft namelijk niet in zijn geheel in de tarieven voor ouders te worden verwerkt.

3. De inrichting van het toezicht

Het stelsel voor kinderopvang vindt zijn basis in de lokale verordening. In deze verordening zijn de eisen opgenomen die aan kinderopvangorganisaties worden gesteld. Om kinderopvang aan te kunnen bieden hebben organisaties een exploitatievergunning nodig. Deze exploitatievergunning wordt verstrekt door het openbaar lichaam wanneer de kinderopvangorganisatie aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan de eisen uit de lokale verordening kan voldoen.

De lokale verordening is ook de basis voor het toezicht. In de brief van 27 juni 2019 is ten aanzien van het toezicht toegelicht dat er wordt gewerkt vanuit een gemeenschappelijk toezichtskader, waarbij samenwerking tussen de eilanden en de onafhankelijkheid van het toezicht worden geborgd. Ook is hierbij aangegeven dat de Inspectie van het Onderwijs bij het toezicht betrokken zal worden, onder meer vanwege hun expertise met het onderwijs op de eilanden en het interbestuurlijk toezicht op kinderopvang en voorschoolse educatie in Europees Nederland. Andere uitgangspunten die zijn benoemd zijn de benutting van expertise van GGD Haaglanden en de betrokkenheid van ouders.

Bij de inrichting van het toezicht zijn de volgende algemene uitgangspunten gehanteerd:

• Het toezicht is onafhankelijk;

• Het toezicht ondersteunt en professionaliseert het object van toezicht;

• Bestuurskracht wordt door het toezicht versterkt;

• Het toezicht is transparant; en

• Voor alle drie de eilanden is het toezicht en de handhaving gelijk en bij voorkeur simpel en eenvoudig.

In overleg met de openbare lichamen is een beoogde inrichting van toezicht en handhaving tot stand gekomen. De rijksoverheid, in dit geval de Inspectie van het Onderwijs is verantwoordelijk voor de uitvoering van het toezicht waarbij, indien dat mogelijk is, verantwoordelijkheden worden gemandateerd naar lokale partijen. De Inspectie van het Onderwijs is hierbij ook verantwoordelijk voor de handhaving. Het intrekken van de exploitatievergunning en het voornemen daartoe vormt hierbij een uitzondering. Hiervan ligt de verantwoordelijkheid bij het openbaar lichaam, omdat deze maatregel grote maatschappelijke impact kan hebben en het openbaar lichaam verstrekker is van de vergunning.

De keuze voor een externe toezichthouder hangt samen met de beperkte grootte van de eilanden. Het risico bestaat dat toezicht houden een grote druk legt op de capaciteit van het openbaar lichaam. Daarnaast is er slechts een beperkte hoeveelheid objecten van toezicht wat het lastig maakt om kennis en ervaring op te bouwen en te onderhouden. Specifiek voor Saba is de situatie dat de kinderopvangorganisatie zelf onder verantwoordelijkheid valt van het openbaar lichaam, waardoor een externe toezichthouder noodzakelijk is om (de suggestie van) belangenverstrengeling te voorkomen.

De schaalgrootte van de rijksoverheid en de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) brengt belangrijke voordelen met zich mee. De inspecteurs kunnen gebruik maken van de faciliteiten en expertise in de eigen organisatie. Daarnaast zorgt de schaalgrootte voor continuïteit van het toezicht. Tot slot creëert de schaalgrootte een afstand tussen de objecten van toezicht en de toezichthouder die de objectiviteit van toezicht bevordert. Om te voorkomen dat deze afstand te groot wordt zal de Inspectie van het Onderwijs samenwerken met lokale partijen. Op Bonaire en Sint Eustatius heeft het openbaar lichaam in een eerdere fase al lokale toezichthouders benoemd, die deels ook getraind zijn door GGD-Haaglanden. Zij kunnen onder verantwoordelijkheid van de IvhO een waardevolle bijdrage leveren.

Naast de voordelen door de schaalgrootte biedt ook de al beschikbare ervaring van de IvhO in het houden van toezicht op het onderwijs in Caribisch Nederland en op toezicht op de educatieve kwaliteit van voor en vroegschoolse educatie in Europees Nederland voordelen. Er is in dit voorstel geen sprake van interbestuurlijk toezicht en daarmee wijkt de rol van de Inspectie wezenlijk af van de rol die zij in de Europees Nederlandse situatie heeft op basis van de Wet Kinderopvang (WKO). De definitieve uitwerking van het toezicht zal op hoofdlijnen worden vastgelegd in de te ontwikkelen wet- en regelgeving. Een vorm van toezicht is vanuit de eilandverordeningen op dit moment al mogelijk in de aanloopfase naar de definitieve situatie. De IvhO zal hier in 2020 mee starten.

4. Het verdere proces

Het is van groot belang voor kinderen en ouders in Caribisch Nederland dat de kwaliteit van de kinderopvang verbetert en dat de kinderopvang voor iedereen financieel toegankelijk wordt. In 2018 en 2019 is de basis gelegd om te zorgen voor structureel goede en betaalbare kinderopvang en buitenschoolse voorzieningen in Caribisch Nederland. In 2020 zetten het Rijk en de openbare lichamen belangrijke volgende stappen. Ook wordt in 2020 verder gewerkt aan de inrichting van een integrale zorgstructuur voor kinderen in de kinderopvang of naschoolse opvang met een zorg- of ondersteuningsbehoefte.

Verder staat 2020 in het teken van het uitwerken van wetgeving. Het streven is om eind 2020 een wetsvoorstel aan uw Kamer aan te bieden. Of dat, gelet op de ontwikkelingen rond het coronavirus, gerealiseerd zal worden, is op dit moment niet te overzien. Dit geldt overigens ook voor de voortgang van het gehele programma. U zult daarover op een later moment verder over worden geïnformeerd. Met de wetgeving wordt in samenwerking met alle partijen een stelsel voor kwalitatief goede, veilige, betaalbare kinderopvang en buitenschoolse voorzieningen dat beschikbaar is voor alle kinderen in Caribisch Nederland structureel verankerd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob

BIJLAGE – RESULTATEN 2019

In 2019 is door alle betrokken partijen hard gewerkt om de doelstellingen van het programma BES(t) 4 kids te realiseren. De samenwerking heeft in 2019 tot de eerste tastbare resultaten geleid voor kinderopvangorganisaties en ook voor de ouders van kinderen die naar de kinderopvang gaan. Zo zijn de eerste stappen gezet om het aantal gesubsidieerde plaatsen uit te breiden, de wachtlijsten te verminderen en de faciliteiten bij kinderopvangorganisaties uit te breiden. Parallel daaraan is de programmaorganisatie verder ingericht waarbij er nu per eiland een projectorganisatie opereert.

Voor alle drie de eilanden is, zoals in de brief is aangegeven, in een lokale verordening uitgewerkt aan welke voorwaarden kinder- en buitenschoolse opvangorganisaties en de organisaties die activiteiten voor de kinderopvang aanbieden moeten voldoen. Het gaat bijvoorbeeld om de eisen op het gebied van veiligheid, hygiëne en kwaliteit. Verder zijn voor alle drie de eilanden scholingsplannen opgesteld en in uitvoering genomen om medewerkers op te leiden.

Het openbaar lichaam Saba (OLS) heeft om de wachtlijst voor de dagopvang aan te pakken de capaciteit uitgebreid. Dit door het uitbreiden van het aantal beschikbare lokalen en het aannemen van extra personeel. Om de kwaliteit van de buitenschoolse opvang te verbeteren heeft het OLS de arbeidsvoorwaarden voor het personeel verbeterd. De salarissen van de buitenschoolse opvang zijn hiertoe meer in lijn gebracht met de dagopvang. Verder heeft het OLS ingezet op een kwaliteitsimpuls door te investeren in training van medewerkers van zowel de dagopvang als de buitenschoolse opvang. Trainingen op het gebied van voor- en vroegschoolse educatie waren hier een belangrijk onderdeel van.

Het openbaar lichaam Sint Eustatius (OLE) heeft per 1 januari 2020 het proces voor het aanvragen van vergunningen voor het aanbieden van kinderopvang en buitenschoolse voorzieningen gestart. In 2019 is een begin gemaakt met het verbeteren van salarissen in de kinderopvang. In 2020 zal hier verder invulling aan worden gegeven. Als het gaat om opleiding van medewerkers in de kinderopvang, is een tweejarige opleiding voor medewerkers in de dagopvang gestart (CVQ level 27). Dit kalenderjaar gaat een tweejarige opleiding van start voor medewerkers in de buitenschoolse opvang (CVQ level 2). De samenwerking tussen de kinderopvang en buitenschoolse opvangorganisaties en het programma BES(t) 4 kids is vormgegeven door het oprichten van een gezamenlijk platform. In het platform werken de verschillende partijen aan een voorstel voor gezamenlijke huisvesting van buitenschoolse opvang. Ook worden trainingen aangeboden gericht op leiding geven aan een organisatie. Lokale inspecteurs hebben trainingen gevolgd bij GGD Haaglanden en voeren op verzoek van de kwaliteitscommissie onderzoek uit naar de kwaliteit van de kinderopvang en buitenschoolse opvang.

Het openbaar lichaam Bonaire (OLB) heeft in 2019 de voorbereidingen getroffen voor het inrichten van het vergunningsproces voor het aanbieden van kinderopvang en buitenschoolse opvang. Dit om na het vaststellen van de verordening te kunnen starten. Vooruitlopend hierop zijn nagenoeg alle bestaande kinderopvangorganisaties geregistreerd bij het openbaar lichaam. Verder heeft het OLB in 2019 een trainings- en scholingsplan ontwikkeld en in uitvoering genomen. Inmiddels hebben meerdere medewerkers in de kinderopvang bijvoorbeeld deelgenomen aan de Kaleidoscoop Implementatie Training. Ook zijn er medewerkers die een opleiding op MBO niveau 2,3 of 4 volgen. Het OLB heeft een deel van de beschikbare middelen in 2019 ingezet om voor ouders die het niet kunnen betalen kinderopvang financieel toegankelijk te maken door het aanbieden van kindplaatssubsidies. Verder heeft het OLB een lokale toezichthouder aangesteld. De inspecteur heeft een trainingen gevolgd bij GGD Haaglanden.


  1. Buitenschoolse voorzieningen zijn zowel voor- en naschoolse opvangvoorzieningen.↩︎

  2. Kamerstuk 31 322, nr. 397↩︎

  3. Handelingen II 2019/20, nr. 12, item 8.↩︎

  4. Deze vragen zijn gesteld in het schriftelijk overleg over de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland en gerelateerde onderwerpen (Kamerstuk 35 300 IV, nr. 44).↩︎

  5. Nulmeting kinderopvang Caribisch Nederland, Ecorys, Rotterdam, maart 2019.↩︎

  6. Onderzoek naar een ijkpunt voor het sociaal minimum in Caribisch Nederland, Regioplan, 28 juni 2018 blz. 54.↩︎

  7. CVQ (Caribbean Vocational Qualification) level 2 is vergelijkbaar met MBO niveau 2↩︎