Antwoord op vragen van van het lid Moorlag over stikstofemissie ten gevolge van houtstook
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2020D15033, datum: 2020-04-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20192020-2528).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van zaak 2020Z04337:
- Gericht aan: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Gericht aan: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Gericht aan: S. van Veldhoven-van der Meer, minister voor Milieu en Wonen
- Indiener: W.J. Moorlag, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (đ origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2528
Vragen van het lid Moorlag (PvdA) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Economische Zaken en Klimaat en voor Milieu en Wonen over stikstofemissie ten gevolge van houtstook (ingezonden 5Â maart 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van Veldhoven-Van der Meer (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 20Â april 2020).
Vraag 1
Kent u de brief van Mobilisation for the Environment (MOB) met als kenmerk «Toename van stikstofemissie en/of depositie als gevolg van massaal stoken op hout/biomassa ongewenst en onnodig» en het bijbehorende persbericht?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Voldoet de emissienormering voor NOx en stof in het Activiteitenbesluit voor alle biomassacentrales aan de Europese regelgeving dienaangaande? Zo ja, welke regels gelden er? Zo nee, aan welke regels of normering voldoet de Nederlandse normering niet en wat kunnen de gevolgen zijn van dit niet voldoen aan de regels?
Antwoord 2
De emissiegrenswaarden in het Activiteitenbesluit (Abm) voor NOx en stof voldoen ruimschoots aan de eisen die de richtlijnen voor Middelgrote stookinstallaties (MCPD, PbEU 2015/2193) en grote stookinstallaties (IED, PbEU 2010/75/EU en de BBT-conclusies (EU) 2017/1442) daaraan stellen. Zie overzicht in onderstaande tabel.
Stof | <1 MW | geen | nvt | 40 |
1â5 MW | 20 | nvt | 20 | |
5â50 MW | 20 | nvt | 5 | |
50â100 | 221 | 2â10 | 5,51 | |
100â300 | 221 | 2â10 | 5,51 | |
>300 | 221 | 2â10 | 5,51 | |
NOx | <1 MW | geen | nvt | 300 |
1â5 MW | 300 | nvt | 275 | |
5â50 MW | 300 | nvt | 145 | |
50â100 MW | 2751 | 120â200 | 1101 | |
100â300 MW | 2201 | 100â200 | 1101 | |
>300 MW | 1501 | 65â150 | 1101 | |
1 Uitgedrukt als daggemiddelde emissiegrenswaarden/emissieconcentraties |
Vraag 3
Deelt u de mening van MOB dat «de emissienormen in het Activiteitenbesluit voor NOx en stof van alle biomassacentrales zwaar gedateerd [zijn] en evenmin [voldoen] aan de wettelijke eis tot toepassing van ten minste Best Beschikbare Technieken»? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze emissienormen binnen afzienbare termijn worden aangescherpt? Zo nee, waarom niet?2
Antwoord 3
Die mening deel ik niet. Het Activiteitenbesluit milieubeheer3 (Abm) bevat vanaf 1 januari 2013 de emissiegrenswaarden NOx en stof (zie tabel bij vraag 2) voor de middelgrote stookinstallaties (tot 50 MW). Deze gelden als de strengste in Europa. In het kader van het Schone Lucht Akkoord laat ik TNO onderzoek doen naar de mogelijkheden van aanscherping van deze emissiegrenswaarden (zie huidige emissiegrenswaarden Abm in de tabel bij vraag 2).
Voor stookinstallaties onder de 50MW geldt de emissiegrenswaarde van het Abm. Voor grote stookinstallaties (vanaf 50MW) geldt ook de emissiegrenswaarde van het Abm, maar maakt het bevoegd gezag daarnaast een BBT-afweging (Beste Beschikbare Techniek). Daarbij wordt gekeken of het in een concreet geval mogelijk is om een lagere grens voor uitstoot voor NOx en stof vast te stellen dan het Abm voorschrijft. Daarbij wordt als range gehanteerd de scherpe kant van de Europese verplichting (de bodem van de BBT-range) en de emissiegrenswaarde in het Abm als maximumwaarde. In zeer uitzonderlijke gevallen wordt soms ook gekozen voor een emissie-eis in de vergunning die strenger is dan de scherpe kant van de BBT-range als bijvoorbeeld de locatie van de centrale vraagt om extra maatregelen.
Vraag 4
Deelt u de mening van MOB dat de emissie voor biomassa-installaties zonder technische problemen en tegen relatief bescheiden extra kosten substantieel kan worden teruggebracht? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Dit is afhankelijk van de situatie. In het bovengenoemde TNO-onderzoek wordt ook gekeken naar de kosten van eventuele aanscherpingen. Daarnaast stimuleert het kabinet fiscale innovatie met de fiscale regelingen VAMIL en MIA. In deze regelingen worden marktintroductie en marktverbreding van milieutechnologie fiscaal gestimuleerd. Hieronder vallen bijvoorbeeld investeringen in stof- en NOx-reductietechnologie.
Vraag 5
Bent u bereid, in dat kader, in overleg met de medeoverheden, actief te bevorderen dat het verplicht stellen van de Best Beschikbare Technieken in de vergunningverlening en de handhaving als regel wordt toegepast? Zo ja, op welke wijze gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ik wil ook niet dat er meer uitgestoten wordt dan noodzakelijk. Daarom ben ik bezig met een samenhangende aanpak in het kader van het Schone Lucht Akkoord. Dit is een bestuursakkoord tussen Rijk, provincies en gemeenten en bevat een samenhangend pakket voor een groot aantal sectoren. Doel is de uitstoot van schadelijke stoffen verder te verminderen. Zo zetten provincies en gemeenten zich in om scherp te vergunnen, op basis van Best Beschikbare Techniek, en het vergunningenbestand tijdig te actualiseren. Het Rijk ondersteunt hierbij met kennis en capaciteit.
BBT is reeds onderdeel van vergunningverlening. Zie ook hetgeen ik in vraag 3 heb vermeld over de BBT-afweging.
Vraag 6
Deelt u de mening dat er met de huidige normering onnodig hoge stikstofemissie en -depositie plaatsvindt en dat deze bovendien de gezondheid van mensen kan aantasten? Zo ja, wat gaat u doen om deze emissies terug te brengen en te vermijden dat mensen gezondheidsklachten ontwikkelen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De mogelijke aanscherpingen die TNO momenteel onderzoekt richten zich op verdere verbetering van de luchtkwaliteit. Het bevoegd gezag kan eventueel extra eisen stellen in verband met depositie op gevoelige gebieden. Dat behoeft een lokale afweging.
Vraag 7
Deelt u de opvatting dat het, mede gelet op het groeiende verzet tegen de toepassing van biomassa als energiebron, gewenst is alles in het werk te stellen om de uitstoot van schadelijke stoffen te verminderen? Zo ja, bent u bereid om daar een samenhangende aanpak voor te ontwikkelen en de Kamer over de inhoud van die aanpak en de voortgang te informeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
In het Schone Lucht Akkoord heb ik met de andere overheden samenhangende afspraken gemaakt over het realiseren van scherpere eisen in vergunningen en een betere handhaving om bij te dragen aan de luchtkwaliteit. In het SLA is daarnaast ook aangegeven dat gekeken wordt naar modernisering van de regelgeving, bijvoorbeeld door het verlagen van de vermogensgrens van 15MW voor een vergunningplicht bij biomassa stook.
Website Mobilisation for the Environment, geraadpleegd op 4 maart 2020 â «Omwonenden van biomassacentrales ademen onnodig veel fijnstof en NOx in uit biomassacentrales» (https://mobilisation.nl/index.php?id=5)â©ïž
Website Mobilisation for the Environment, geraadpleegd op 4 maart 2020 â «Omwonenden van biomassacentrales ademen onnodig veel fijnstof en NOx in uit biomassacentrales» (https://mobilisation.nl/index.php?id=5)â©ïž
Stb. 2012, nr. 642 en Stb. 2012, nr. 558â©ïž