[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Van Dam over het bericht ‘Toegang tot politieopleiding te krap afgesteld’

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2020D15531, datum: 2020-04-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20192020-2558).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z04625:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

2558

Vragen van het lid Van Dam (CDA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Toegang tot politieopleiding te krap afgesteld» (ingezonden 10 maart 2020).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 22 april 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2285.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Toegang tot politieopleiding te krap afgesteld» van 28 februari 2020?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de opvatting dat, gelet op de opdracht om de komende jaren 17.000 nieuwe agenten te werven en op te leiden zonder af te doen aan bestaande kwaliteitseisen van werving en opleiding, alle zeilen bijgezet zullen moeten worden om die instroom te realiseren? In hoeverre is er in dat kader ruimte voor creativiteit, proeftuinen en regelluwe trajecten? Welke initiatieven lopen er thans?

Antwoord 2

Ja, de politiecapaciteit staat onder druk. De vervanging van de uitstroom en de uitbreiding van de operationele sterkte vormt een stevige uitdaging. Dat vraagt om nieuwe collega’s die eerder inzetbaar zijn en daarom wordt de huidige basisopleiding vernieuwd. Er zijn hiervoor al meerdere maatregelen genomen. In 2018 is de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak met specifieke inzetbaarheid, geïntroduceerd. Deze ambtenaar kan, vanwege die specifieke inzetbaarheid, voor de uitoefening van zijn werkzaamheden volstaan met een kortere, specifieke politieopleiding. Daarnaast wordt er een nieuwe basispolitieopleiding ontwikkeld. Deze opleiding is korter dan de huidige opleiding. Dit zal leiden tot sneller inzetbare capaciteit, maar doet daarbij niet af aan de kwaliteit van de opleiding. Tot slot wordt de mogelijkheid verkend om het aantal instroommomenten bij de Politieacademie te verhogen. Ik kan u naar verwachting voor de zomer 2020 nader informeren over de uitkomsten van de vernieuwing van de basispolitieopleiding en de te nemen vervolgstappen.

Vraag 3

Welke mogelijkheden zijn er voor kandidaat-agenten zonder een reguliere vooropleiding om (alsnog) toegang te krijgen tot de basispolitieopleiding? Is het in het artikel genoemde artikel 6, derde lid, van de Regeling Aanstellingseisen 2002 nog steeds een geldig artikel en wordt deze mogelijkheid in de praktijk daadwerkelijk benut? Is de Politieacademie ingericht op deze soort instroom? Kunt u uitleggen wat de zogenaamde 21+ toets inhoudt? Geldt die toets nog?

Antwoord 3

Op grond van artikel 6, derde lid, van de Regeling aanstellingseisen politie 2002 kunnen kandidaten die niet voldoen aan de gestelde vooropleidingseisen een toelatingstoets afleggen. Het voornoemde artikel is nog steeds van kracht. In de praktijk blijkt dat er nagenoeg geen behoefte is aan de toelatingstoets, omdat geworven en geselecteerde aspiranten over een voldoende vooropleiding blijken te beschikken.

In het regulier onderwijs wordt er ook gebruik gemaakt van een dergelijke toelatingstoets: de 21+ toets. Dit is een toelatingsonderzoek op grond waarvan reguliere onderwijsinstellingen studenten zonder een mbo-niveau 4-, havo- of vwo-diploma kunnen vrijstellen van de vooropleidingseisen voor een hbo-studie. Dit is geregeld in artikel 7, negenentwintigste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. In het toelatingsonderzoek wordt nagegaan of een kandidaat voldoende capaciteiten bezit, bijvoorbeeld wat betreft de Nederlandse taal, Engels en wiskunde, om aan een hbo-studie te beginnen. Deze toets is nog steeds van kracht.

Vraag 4

Kunt u aangeven hoeveel kandidaten in 2019 via de «weg» van het derde lid in de basisopleiding zijn ingestroomd? Qua percentage, welk onderdeel maakt deze instroom uit van het geheel?

Antwoord 4

In de praktijk wordt er nauwelijks gebruikgemaakt van de mogelijkheid om via een toelatingstoets in te stromen bij de Politieacademie. In 2019 stroomden er geen kandidaten op deze wijze in. Zie ook het antwoord op vraag 3.

Vraag 5

Bent u bekend met het rapport «Evaluatie Pilot Initiële Instroom» van de Eenheid Amsterdam (december 2019)? Erkent u de aantoonbare resultaten van deze pilot, met name daar waar het gaat om succesvol werven van kandidaten die in eerste instantie onterecht uit het selectieproces waren gevallen, de zogenaamde «positieve missers»? Herkent u de in de conclusie verwoorde spanning tussen de eenheid Amsterdam en de landelijke dienst In-, Door- en Uitstroom (IDU)? Kunt u aangeven welke positieve, in de pilot benutte interventies door IDU als niet relevant werden beschouwd en waarom dat zo is?

Antwoord 5

De politie heeft mij laten weten dat het hier gaat over een conceptrapport dat nog niet afgerond is. Indien de resultaten van de pilot daar aanleiding toe geven, zal ik uw Kamer hierover informeren in het halfjaarbericht politie van eind dit jaar.

Vraag 6

Bent u bekend met de «Beleidsregel overgangsbeleid loopbaanpad na afronding basispolitieopleiding allround politiemedewerker (MBO4)» (juni 2019)? Bent u bekend met artikel 2, onderdeel f (politiedienstjaren), van deze beleidsregel? Deelt u de opvatting dat de bepaling «indien er een onderbreking is geweest van langer dan zes maanden, dan tellen alleen de politiedienstjaren na deze onderbreking mee», een forse contra-indicatie is voor potentieel herintredende (ex)dienders om opnieuw bij de politie te gaan werken? Bent u bereid, gelet op de bestaande personeelskrapte, zo spoedig mogelijk deze beperking op te heffen dan wel substantieel te beperken?2

Antwoord 6

De Beleidsregel Overgangsbeleid Loopbaanpad na afronding basispolitieopleiding Allround Politiemedewerker (mbo4) is bedoeld voor personeel dat al in dienst van de politie is, niet voor herintreders.

De beleidsregel is gericht op zittend personeel dat in een vergelijkbare situatie verkeert als de aspiranten die vanaf 2021 instromen en waarvoor de Beleidsregel Loopbaanpad Basispolitieopleiding tot Allround Politiemedewerker (mbo4) zal gelden. Dit zittende personeel is nog niet terechtgekomen op de functie met het niveau waarvoor zij zijn geworven, geselecteerd en opgeleid (vergelijkbaar met mbo-niveau 4). Zij krijgen onder bepaalde voorwaarden de garantie dat zij alsnog worden geplaatst op een functie op dit niveau. De groep die onder het overgangsbeleid valt, is aanzienlijk. Bevordering van zittend personeel geschiedt daarom gefaseerd. Het aantal politiedienstjaren is hierbij bepalend voor het moment waarop zittend personeel bevorderd wordt.

Voor herintredende politiemensen geldt een aparte procedure. Zij moeten eerst een herintrederscursus volgen om weer bekwaam te worden om het vak van politiemedewerker te kunnen en mogen uitoefenen. Het gaat hierbij om maatwerktrajecten, waarbij rekening wordt gehouden met de termijn dat de politiemedewerker heeft gewerkt, de termijn dat hij of zij niet als politiemedewerker heeft gewerkt en welke werkervaring de herintreder meebrengt.


  1. NPB, 28 februari 2020, «Toegang tot politieopleiding te krap afgesteld», https://www.politiebond.nl/actueel/nieuws-and-blog/toegang-tot-politieopleiding-te-krap-afgesteld/↩︎

  2. «Beleidsregel overgangsbeleid loopbaanpad na afronding basispolitieopleiding allround politiemedewerker (MBO4)», https://www.acp.nl/app/uploads/2019/10/Beleidsregel-Overgangsbeleid-Loopbaanpad-na-afronding-Basispolitieopleiding-Allround-Politiemedewerker-mbo4.pdf↩︎