Verslag van een aanvullend schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken van 22 april 2020 en het verslag van de extra Raad Buitenlandse Zaken van 3 april 2020
Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2020D15550, datum: 2020-04-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-02-2156).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: R. Konings, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-2156 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .
Onderdeel van zaak 2020Z07264:
- Indiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2020-05-13 12:30: Procedurevergadering (via videoverbinding) gewijzigde datum (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2020-05-14 14:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-06-04 14:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2156 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 mei 2020
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal aanvullende vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 15 april 2020 over de geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken van 22 april 2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2149), de brief van 16 april 2020 over het addendum geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken van 22 april 2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2150) en over de brief van 7 april 2020 over het verslag van de extra Informele Raad Buitenlandse Zaken van 3 april 2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2143).
De aanvullende vragen en opmerkingen zijn op 20 april 2020 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 22 april 2020 zijn de aanvullende vragen beantwoord. De eerdere vragen zijn gedrukt onder Kamerstuk 21 501-02, nr. 2151.
De voorzitter van de commissie,
Pia Dijkstra
De adjunct-griffier van de commissie,
Konings
Inhoudsopgave | blz. | |
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
Algemeen | 2 | |
Coronavirus | 2 | |
Oostelijk Partnerschap | 7 | |
Overige onderwerpen | 10 |
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Algemeen
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de komende Raad Buitenlandse Zaken en van het verslag van het vorige overleg. Zij hebben naar aanleiding daarvan enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken van 22 april 2020. Zij hebben de volgende vragen.
Coronavirus
Repatriëring Nederlanders uit het buitenland
Ten aanzien van de repatriëring van EU-burgers die gestrand zijn in landen buiten de EU en als gevolg van coronamaatregelen nog niet terug kunnen keren, zouden de leden van ChristenUnie-fractie graag weten op welke manier de lidstaten op dit punt samenwerken. Ook willen zij weten welke rol de Europese Commissie hierin speelt. Worden landen waar zich EU-burgers bevinden door de Commissie namens de lidstaten benaderd of gebeurt dit vooral door lidstaten afzonderlijk? Hoe treedt Nederland hierin op?
1. Antwoord van het kabinet
In de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 3 april jl. (Kamerstukken21 501-02 en 25 295, nr. 2140) informeerde ik uw Kamer reeds over het feit dat Nederland in EU verband zeer nauw samenwerkt op het gebied van repatriëring van de eigen onderdanen. Dat gebeurt veelvuldig in het kader van consulaire coördinatie, waarbij de EU op gecoördineerde wijze derde landen aanspreekt om te bewerkstelligen dat zij hun luchtruim openen voor repatriëring van EU-burgers. Daarvoor heeft Nederland herhaaldelijk gepleit en dit heeft ook tot concrete resultaten geleid.
Naast een gezamenlijk pleidooi door EU-lidstaten bij de autoriteiten van derde landen voor het open houden van het luchtruim voor repatriëringsvluchten en het verkrijgen van landingsrechten, is ook in meerdere landen gecoördineerd gevraagd om toestemming voor EU-burgers om zich binnenlands te mogen verplaatsen naar het punt van vertrek van de repatriëringsvlucht, om het beschikbaar houden van lokale vluchten en hotels en om flexibiliteit bij eventuele aflopende geldigheid van visa (overstay).
Ook bij de uitvoering van de repatriëringsvluchten wordt actief samenwerking gezocht met andere EU-lidstaten. Het kabinet stelt extra capaciteit op Nederlandse repatriëringsvluchten uitgevoerd in het kader van het convenant Bijzondere Bijstand Buitenland beschikbaar aan andere EU-burgers. Tot dusver zijn daarbij 1350 niet-Nederlandse EU-burgers op Nederlandse vluchten naar huis gekomen. Omgekeerd zijn – na bemiddeling van Nederlandse ambassades wereldwijd – grote aantallen Nederlandse burgers meegevlogen op repatriëringsvluchten van andere EU-lidstaten naar Europa. Dit is een complexe operatie die, voor alle EU-lidstaten, in toenemende mate maatwerk vereist nu zich op vele plekken nog slechts beperkte aantallen gestrande reizigers bevinden. Daarbij wordt ook gekeken naar de mogelijkheid van zogenaamde «sweeperflights» om de laatste kleinere groepen gestrande EU-reizigers op te halen en om repatriëring vanuit bestemmingen met beperkte aantallen gestrande reizigers per lidstaat in onderlinge afstemming te organiseren.
De Europese Commissie ondersteunt gecoördineerde repatriëring van buiten de EU, die ten goede komt aan burgers van meerdere EU-lidstaten, met cofinanciering. Deze vergoeding geschiedt onder het zogenoemde Union Civil Protection Mechanism (UCPM). Nederland maakt sinds het begin van de ontwikkelingen rondom het coronavirus gebruik van dit mechanisme.
Tevens vragen de leden van de ChristenUnie-fractie wat de situatie rond de repatriëring van Nederlanders uit Marokko is. Klopt het dat Nederlanders die ook een Marokkaans paspoort hebben, het land niet mogen verlaten? Hoe zit dit met Nederlanders die geen Marokkaans paspoort hebben? Krijgen zij wel toestemming? Klopt het dat andere landen zoals Zwitserland en Frankrijk er wel in geslaagd zijn landgenoten op te halen? Welke rol speelt de EU in deze situatie?
2. Antwoord van het kabinet
Sinds de sluiting van het luchtruim is nog spaarzaam toestemming gegeven voor repatriëringsvluchten naar een aantal Europese landen. Zo konden vorige week ook zes schrijnende gevallen uit Nederland meereizen met een Franse vlucht.
Marokko heeft aan Nederland en andere landen aangegeven te willen kijken naar mogelijk vertrek van schrijnende gevallen, zowel voor mensen met alleen de Nederlandse nationaliteit als ook met de Marokkaanse nationaliteit. Marokko vraagt om zorgvuldige onderbouwing van het Nederlandse verzoek. De Nederlandse regering maakt geen onderscheid tussen Nederlandse reizigers met een enkele of dubbele nationaliteit. De door Marokko verzochte informatie is inmiddels aangeleverd.
De Nederlandse regering staat in nauw contact met Europese partners over de situatie in Marokko, met name met de Franse, Spaanse en Belgische ministers van Buitenlandse Zaken. Daarnaast is er contact geweest met de Hoge Vertegenwoordiger en andere EU-partners. Er wordt vanuit Europese partners een consistente boodschap afgegeven richting Marokko dat repatriëring van gestrande reizigers vanuit de EU mogelijk moet zijn.
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)
De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister bereid is in EU-verband te pleiten voor ruimhartige steun voor volwaardige participatie van Taiwan in de Wereldgezondheidsorganisatie.
3. Antwoord van het kabinet
Het kabinet en de EU zijn van mening dat Taiwan op betekenisvolle wijze zou moeten kunnen participeren in multilaterale fora, overigens zonder daarbij lidmaatschap van Taiwan te bepleiten bij organisaties waarvan uitsluitend soevereine staten lid kunnen zijn. Dit geldt temeer wanneer deelname van Taiwan de EU- en mondiale belangen dient, zoals het geval is bij de bestrijding van een pandemie. Ter uitvoering van de gewijzigde motie van de leden Bisschop en Van Helvert die de regering verzocht, in navolging van de VS en Australië, waar mogelijk binnen de EU draagvlak te zoeken voor steun aan de participatie van Taiwan binnen internationale organisaties en aangelegenheden (Kamerstuk35 207, nr. 25) heeft Nederland de afgelopen maanden bij de andere EU-lidstaten naar draagvlak gezocht voor een gemeenschappelijk EU-standpunt ter zake. Veel lidstaten bleken uitgesproken voorstander van praktische en betekenisvolle participatie van Taiwan in internationale fora en meerdere lidstaten steunden dan ook het door Nederland bepleite gemeenschappelijke standpunt. Desalniettemin bleken enkele lidstaten terughoudend te zijn om expliciet steun uit te spreken voor het Nederlandse voorstel en consensus bleek niet te kunnen worden bereikt. Nederland zal zich, binnen de kaders van zijn één-Chinabeleid, met gelijkgezinde landen blijven inzetten voor betekenisvolle participatie van Taiwan in multilaterale fora.
Overig
In het verslag van de vorige videoconferentie van de EU-ministers van Buitenlandse Zaken lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat Nederland het voorstel heeft gedaan voor een COVID-19-Fonds. Zij vragen hoe hierop gereageerd is en of dit fonds er gaat komen.
4. Antwoord van het kabinet
Op het Nederlandse initiatief, dat in meerdere gremia naar voren is gebracht, is overwegend positief gereageerd. De Europese Commissie heeft op 2 april jl. een voorstel gedaan om het Emergency Support Instrument (ESI) voor een periode van 2 jaar opnieuw in werking te stellen, voor de bestrijding van de COVID-19 crisis. Dit voorstel sluit nauw aan bij het Nederlandse voorstel om bij de EU-begroting t.b.v. gezondheidsmaatregelen, waardoor tijdig middelen ter beschikking kunnen worden gesteld aan lidstaten en regio’s die het meest getroffen zijn door COVID-19. Nederland heeft dan ook steun uitgesproken voor dit voorstel in de Eurogroep van 7 en 9 april jl. en de Eurogroep heeft het verwelkomd in diens verklaring.1
De Europese Commissie is van plan om met dit instrument voor 2,7 miljard euro uit de Europese begroting zaken te financieren die bijdragen aan de bestrijding van COVID-19 zoals het opzetten van veldhospitalen, de aanschaf van medische voorraad en het transport van medisch materiaal en patiënten over de grens. Daarnaast hebben lidstaten de mogelijkheid om bilateraal extra bij te dragen aan het ESI.
Verder begrijpen de leden van de ChristenUnie-fractie uit dit verslag dat de stap van de Hongaarse regering om het democratische proces voor onbepaalde tijd op te schorten besproken is. Deze leden willen graag weten welke gevolgen deze stap heeft binnen de EU.
5. Antwoord van het kabinet
Buitengewone maatregelen in het kader van de bestrijding van COVID-19 zijn geoorloofd en wenselijk vanuit het oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid maar dienen wel te voldoen aan vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en tijdelijkheid, en dienen tevens de waarden van de Unie en internationale verdragsverplichtingen te respecteren. In dat licht verwelkomt het kabinet het voornemen van de Europese Commissie om de (toepassing van) noodwetgeving in lidstaten, en dus ook die in Hongarije, te monitoren en hiervan in de Raad Algemene Zaken verslag te doen. Het kabinet zal hier in Europees verband, samen met gelijkgezinde lidstaten, aandacht voor blijven vragen. Het kabinet verwijst op dit punt graag verder naar de Geannoteerde Agenda voor de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 22 april en het Schriftelijk Overleg (met name vragen 62 t/m 74) naar aanleiding daarvan (Kamerstuk21 501-02, nr. 2152 ).
Tot slot willen de leden van de ChristenUnie-fractie graag een reactie van de Minister op berichten over de bron van de coronabesmetting.2 Graag zouden deze leden van de Minister willen weten welke verklaring China officieel heeft gegeven voor de uitbraak van het coronavirus en hoe de Chinese autoriteiten van plan zijn in de toekomst het risico op verspreiding van dergelijke virussen van dier op mens te voorkomen.
6. Antwoord van het kabinet
Met betrekking tot de uitbraak van het coronavirus benadrukt China dat het op een transparante, tijdige en daadkrachtige manier heeft gehandeld, de WHO snel heeft geïnformeerd en samenwerkt en informatie deelt met experts van verschillende landen. Naast de maatregelen die China heeft genomen om het SARS-CoV-2 virus te bestrijden, heeft het Chinese volkscongres op 24 februari een besluit inzake een verbod op handel en consumptie van wilde dieren aangenomen. Dit verbod is direct van kracht gegaan en moet risico’s voor de volksgezondheid in de toekomst helpen voorkomen. Over de oorsprong van het virus zegt een woordvoerder van het Chinese Ministerie van Buitenlandse Zaken op 20 april dat dit een serieuze vraag is voor de wetenschap die door medische experts onderzocht dient te worden.
De leden van de SGP-fractie vragen naar de mogelijke gevolgen van de coronacrisis voor het hergroeperen en de bestrijding van terreurgroepen zoals IS in Irak en Syrië. Wat betekent die ontwikkeling voor de Nederlandse en Europese inzet in dezen? In hoeverre klopt de berichtgeving door onder meer Die Welt dat met het coronavirus besmette migranten of vluchtelingen bijvoorbeeld vanuit Turkije naar de Europese oost- en zuidgrenzen of in Noord-Syrië geleid worden dan wel daar terechtkomen? 3 Is de Minister voornemens deze problematiek, maar ook het belang van goede medische voorzieningen in vluchtelingenkampen, expliciet te agenderen tijdens de Raad Buitenlandse Zaken?
7. Antwoord van het kabinet
Zoals gemeld in de Kamerbrief Actualisering gevolgen COVID-19 op uitzendingen en inzet in het buitenland (d.d. 24 maart 2020, Kamerstukken29 521 en 25 295, nr. 404) zijn de trainingsactiviteiten van de anti-ISIS coalitie in de omgeving van Erbil en in Bagdad tijdelijk stilgelegd en is (militair) personeel dat niet essentieel is voor de voortzetting van de missie tijdelijk teruggetrokken. Er is echter geenszins sprake van een volledige terugtrekking of beëindiging van alle activiteiten van de coalitie. Het doel is dan ook de trainingen zo snel als mogelijk te hervatten. Voorts voert het Iraakse leger nog steeds succesvol acties uit tegen ISIS, zowel met steun van de anti-ISIS coalitie als zelfstandig.
Het risico van een heropleving van ISIS is steeds aan de orde maar zou kunnen worden vergroot door de effecten van de corona-crisis. De leden van de coalitie zijn dan ook doordrongen van de noodzaak om waakzaam te zijn en de druk op ISIS hoog te houden. Dit werd o.a. bevestigd tijdens recente hoog-ambtelijke bijeenkomsten van de anti-ISIS coalitie.
In Syrië lijkt ISIS zich op dit moment met name te roeren in gebieden die formeel onder controle van het Syrische regime staan, daar waar de anti-ISIS coalitie geen presentie heeft.
Griekse en Turkse media rapporteerden vorige week dat de Turkse autoriteiten migranten naar de kust tegenover de Griekse eilanden zouden vervoeren en dat enkelen onder hen besmet zouden zijn met COVID-19. Uiteraard volgt de Nederlandse ambassade in Turkije deze ontwikkelingen op de voet. Volgens zowel UNHCR als IOM is geen sprake van het bewust vervoeren van migranten naar de kust door de Turkse autoriteiten. Na ontruiming van grensovergang Pazarkule zijn ca. 5.800 migranten in quarantaine geplaatst. Deze quarantaine eindigde op 10 april, dezelfde dag waarop Turkije onaangekondigd voor 48 uur in lockdown ging. Door deze samenloop konden de 5.800 migranten niet worden vrijgelaten. Een klein aantal van de groep was echter al uit quarantaine vrijgelaten voordat de lockdown werd aangekondigd. Het ging om een groep uit de kustprovincie Çanakkale. Zij zijn i.v.m. de lockdown weer terug in quarantaine geplaatst. Nu de lockdown voorbij is, worden – conform het staande Turkse opvangbeleid – de geregistreerde migranten teruggebracht naar de provincie van registratie en moeten de ongeregistreerde migranten zich registreren in een van de 60 hiervoor aangewezen Turkse provincies.
Tijdens één van de komende Raden Buitenlandse Zaken zal de Raad met name spreken over de betrekkingen met de zuidelijke buren. Het kabinet blijft de ontwikkelingen in deze regio nauwgezet volgen en op basis daarvan beoordelen op welke wijze met de genoemde problematiek om te gaan.
Oostelijk Partnerschap
Wat het Oostelijk Partnerschap betreft zouden de leden van de ChristenUnie-fractie graag willen weten welke hervormingen de Europese Unie precies vraagt van de landen van het Oostelijk Partnerschap en wat daarmee beoogd wordt. Ook willen zij weten hoeveel steun de EU aan elk van deze landen geeft en wat de doelstelling van die steun is. Kan de Minister een overzicht per land geven van de verleende steun en ook per land welke hervorming precies gevraagd wordt? Hoe wordt beoordeeld wanneer een hervorming al dan niet is doorgevoerd?
8. Antwoord van het kabinet
Voor de drie geassocieerde landen – Oekraïne, Moldavië en Georgië – vormen de associatieakkoorden en de daarbij horende associatieagenda’s de basis van de overeengekomen hervormingen. Voor de niet-geassocieerde landen geldt dat de partnerschapsprioriteiten die zijn overeengekomen in de 20 deliverables for 2020 de leidraad vormen. Deze deliverables zijn ingericht langs vier hoofdthema’s: economie, goed bestuur en rechtsstaat, connectiviteit (waaronder energie en klimaat) en mobiliteit en people-to-people contacten. Deze deliverables vormen de basis waarop de middelen onder het European Neighborhood Instrument (ENI) in de regio van het Oostelijk Partnerschap (OP) worden ingezet. Doel van deze hervormingen voor de EU is het bevorderen van stabiliteit, vrede, welvaart in de nabuurschapsregio op basis van gedeelde waarden. Uiteindelijk hoopt de EU eraan bij te dragen de OP-landen door middel van hun modernisering weerbaarder (resilient) te maken tegen externe invloeden. De voortgang van de hervormingen wordt door de Commissie op verschillende momenten met de partners besproken, onder andere tijdens de raden en comités die zijn opgericht onder de samenwerkingsovereenkomsten met de respectievelijke OP-partners. Daarnaast houden zowel de EU-delegaties ter plaatse als de vertegenwoordigingen van de lidstaten op lokaal niveau nauwgezet vinger aan de pols.
In totaal is onder de huidige MFK-periode (2014–2020) ongeveer EUR 5 mld beschikbaar voor de OP-regio onder het ENI. Daarvan is in de jaren 2014–2018 ongeveer 36% ten gunste gekomen van Oekraïne, 16% van Georgië, 14% van Moldavië, 7% van Armenië, 4% van Wit-Rusland en 3% van Azerbeidzjan. Het restant is grotendeels besteed aan grensoverschrijdende regionale programma’s. Activiteiten staan allen ten dienste van het bereiken van voornoemde doelstellingen. Zo werden de gecommitteerde bilaterale enveloppes voor 2019 met een omvang van ongeveer EUR 500 miljoen onder andere ingezet voor versterking van het maatschappelijk middenveld in Armenië, Azerbeidzjan en Georgië, rechtsstaat ontwikkeling en versteviging van het investeringsklimaat in Wit-Rusland en anti-corruptie initiatieven en landbouwontwikkeling in Oekraïne.
De leden van de SGP-fractie hebben vernomen dat het kabinet de Kamer op 24 april een BNC-fiche hoopt te doen toekomen over de Mededeling «Het beleid inzake het Oostelijk Partnerschap na 2020: de weerbaarheid versterken – een Oostelijk Partnerschap dat iedereen ten goede komt». Toch deelt het kabinet reeds een appreciatie van de mededeling. Hoe beoordeelt de Minister de vooruitgang dan wel het behalen van de «20 resultaten tegen 2020»? Welke verdere, concrete resultaten wil Nederland dat Georgië, Moldavië, Oekraïne en Armenië de komende jaren boeken op het vlak van rechtsstaat en corruptiebestrijding? Welke concrete criteria bepleit het kabinet om te bepalen dat uitblijvende voortgang moet leiden tot herziening van assistentie en steun(pakketten)? Waarom acht de Minister «vergroening» van het Oostelijk Partnerschap van groot belang, en wat zijn volgens hem de bij deze doelstelling wenselijke beleidsinterventies en/of budgetintensiveringen?
9. Antwoord van het kabinet
In de afgelopen jaren zijn de betrekkingen tussen de EU en de partnerlanden onder het Oostelijk Partnerschap (OP) op verschillende fronten geïntensiveerd en verbreed. Appreciaties van de Commissie van de «20 deliverables for 2020» laten zien dat op een groot deel van de doelstellingen aantoonbare resultaten zijn behaald. Bijvoorbeeld op het vlak van engagement met het maatschappelijk middenveld, het versterken van gendergelijkheid en non-discriminatie, het aantrekken van investeringen en vergroten van het groeipotentieel van het midden- en kleinbedrijf, bevorderen van handel, het verbeteren van energie-efficiëntie, vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en het investeren in de vaardigheden van jongeren. Tegelijkertijd is er op andere fronten nog werk aan de winkel. Met name waar het gaat om het opbouwen van een democratische rechtstaat, met alles wat daarbij hoort, blijft het tempo van de hervormingen in de partnerlanden achter bij de verwachtingen.
Het kabinet vroeg in zijn bijdrage aan de consultatie, die voorafging aan deze mededeling, uitdrukkelijk aandacht voor de centrale rol die rechtstaatontwikkeling speelt als noodzakelijke voorwaarde voor ontwikkeling op andere terreinen. Het kabinet hecht daarbij sterk aan het zogenaamde «conditionaliteitsbeginsel» en is verheugd dat in de mededeling van Commissie en HV het belang hiervan andermaal wordt onderstreept. Dit houdt in dat landen die commitment tonen aan en voortgang boeken met de hervormingsagenda moeten kunnen rekenen op extra steun (more-for-more). Anderzijds geldt ook dat uitblijvende vooruitgang moet kunnen leiden tot aanpassing van de steun (less-for-less).
In algemene zin vormen de overeenkomsten die de afzonderlijke partnerlanden zijn aangegaan met de EU, zoals bijvoorbeeld de Associatie Akkoorden met Georgië, Moldavië en Oekraïne en de brede en versterkte partnerschapsovereenkomst met Armenië de basis voor het beoordelen van de voortgang op de afgesproken hervormingen. Operationalisering van de afspraken, het meten van de voortgang en de uiteindelijke beslissing over de inzet van financiële instrumenten blijven maatwerk. De Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger benadrukken in de mededeling de noodzaak concrete resultaten van hervormingen op het gebied van rechtsstatelijkheid beter meetbaar te kunnen maken. Het kabinet ondersteunt dit streven volledig en zal de voortgang op dit vlak nauwgezet volgen.
De leden vroegen naar de resultaten die Nederland de komende jaren voor een viertal landen wil bereiken. Armenië bevindt zich twee jaar na de zogenaamde «Fluwelen Revolutie» van 2018 in een politieke transitie. Er zijn in korte tijd veel positieve ontwikkelingen in gang gezet Nu is het zaak de hervormingen, waaronder op gebied van het versterken van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, te implementeren. In geval van Georgië is het van belang dat de ambitieuze hervormingen van de afgelopen jaren op het vlak van het versterken van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht verder doorgevoerd worden. Daarnaast is het belangrijk dat zowel Georgië als Armenië zich richten op versterking van het ondernemings- en investeringsklimaat.
Ook Oekraïne staat voor grote uitdagingen. Een belangrijke doelstelling is het realiseren van een onafhankelijk opererende anti-corruptieketen, waarin goede samenwerking plaatsvindt tussen de betrokken instanties zodat corruptie in alle gevallen wordt vervolgd, berecht en bestraft.
In Moldavië ten slotte ziet het kabinet het belang van versterking van het Moldavische Openbaar Ministerie, het verbeteren van het electorale systeem en het bevorderen van burgerparticipatie en -toezicht op besluitvorming.
Tot slot vroeg het kabinet, samen met een groot aantal andere lidstaten, in de consultatie die voorafging aan deze mededeling ook aandacht voor het belang van vergroening van het Oostelijk Partnerschap. Deze vergroening is in het belang van de partnerlanden zelf maar ook in het belang van de Unie; de uitdagingen met betrekking tot milieu, duurzaamheid en klimaatverandering zijn immers gezamenlijk van aard. Vermindering van de afhankelijkheid van fossiele energiebronnen zal daarin een rol moeten spelen. De te volgen strategie en eventuele budgetintensiveringen zullen, tezamen met de partnerlanden, nader worden geconcretiseerd. In de visie van het kabinet zou daarbij aandacht moeten uitgaan naar bewustwording over het belang van duurzaamheid en het tegengaan van klimaatverandering door middel van het stimuleren van een groene economie. Voorts meent het kabinet dat een aanzienlijk deel van de in het kader van het OP te financieren activiteiten direct of indirect dient bij te dragen aan verbetering van het milieu, behoud van biodiversiteit en tegengaan van klimaatverandering.
De leden van de SGP-fractie constateren dat het aantal ondernemingen dat vanuit Georgië naar de EU exporteert, is gestegen met 46%, vanuit Moldavië met 48% en vanuit Oekraïne met 24%. Dit weerspiegelt inderdaad de voordelen van het Oostelijk Partnerschap. De leden van de SGP-fractie vragen de Minister inzichtelijk maken wat de toename is van de Nederlandse export naar, en handel met, deze landen. Een belangrijk onderdeel van het toekomstige Oostelijk Partnerschap is de doelstelling om «samen te werken aan een robuuste digitale transformatie». De leden van de SGP-fractie beamen het belang van samenwerking in dezen, ook met het oog op veiligheid en weerbaarheid tegen digitale inmenging of ontwrichting vanuit derde landen. Zij vragen of in het kader van het Oostelijk Partnerschap gestreefd wordt naar samenwerking en afspraken op het vlak van, bijvoorbeeld, de ontwikkeling en uitrol van een 5G- of toekomstige 6G-technologie.
10. Antwoord van het kabinet
De EU en haar oosterburen werken via het partnerschap aan het bevorderen van vrede, stabiliteit en welvaart. Dit heeft ook geleid tot toenemende handelscijfers. De SGP-fractie vroeg naar de specifieke cijfers van de Nederlandse export richting Georgië, Moldavië en Oekraïne.
De cijfers van het CBS laten daarop het volgende beeld zien:
Georgië | 120 | 114 | 110 | 125 |
Moldavië | 65 | 70 | 86 | 104 |
Oekraïne | 722 | 865 | 974 | 1113 |
Het kabinet is van mening dat een digitale transformatie enkel robuust of duurzaam kan zijn wanneer zowel de systemen als de samenleving digitaal weerbaar zijn tegen cybercrime, cyberaanvallen en digitale inmenging. Het kabinet ondersteunt om deze reden de capaciteitsopbouw van digitale weerbaarheid van derde landen, zowel vanuit de EU als binnen bijvoorbeeld het Global Forum on Cyber Expertise. Ook in zijn bijdrage aan de consultatie die ten grondslag lag aan de gezamenlijke mededeling van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger vroeg het kabinet aandacht voor het belang van meer effectieve communicatie vanuit de EU richting burgers in de OP-landen over de inzet van het EU-beleid, zowel om het momentum van het Oostelijk Partnerschap te vergroten alsook om de effecten van disinformatie waar nodig tegen te gaan.
Voor zover bekend zijn er op dit moment geen concrete initiatieven tot samenwerking op vlak van ontwikkeling en uitrol van een 5G- of toekomstige 6G-technologie. De mededeling spreekt wel over het belang van toegang van burgers en bedrijven tot hoogwaardige infrastructuur en diensten op het gebied van elektronische communicatie tegen betaalbare prijzen. Het kabinet ondersteunt de inzet van de Commissie en Hoge Vertegenwoordiger op dit vlak. De verwachting is dat de OP-top in juni (mits deze niet wordt uitgesteld vanwege COVID-19) een mandaat zal geven om de in de mededeling omschreven doelstellingen voor de periode na 2020 te vertalen in concrete acties, afspraken en resultaten. Het kabinet zal bij die concretisering aandacht houden voor het belang van robuuste digitale infrastructuur.
Overige onderwerpen
Turks-Griekse grens
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van berichten dat de Turkse overheid opnieuw vluchtelingen die in Turkije verblijven naar kustplaatsen brengt met de kennelijke bedoeling dat deze mensen een overtocht naar de Griekse eilanden gaan maken.4 Kan de Minister deze informatie bevestigen? Als deze informatie klopt, hoe vindt hij dat de EU op deze situatie moet reageren? Gaat hij dit aan de orde stellen tijdens de Raad Buitenlandse Zaken? Wat zegt deze ontwikkeling over de gesprekken die nog gaande zijn tussen Turkije en enkele lidstaten over de uitvoering van de EU-Turkijeverklaring?
11. Antwoord van het kabinet
Sinds 27 maart zijn de 5.800 migranten die zich in Pazarkule, aan de Grieks-Turkse landgrens bevonden, met behulp van de Turkse autoriteiten, overgebracht naar quarantainefaciliteiten in de buurt van Edirne. Griekse en Turkse media rapporteerden vorige week dat de Turkse autoriteiten migranten naar de kust tegenover de Griekse eilanden zouden vervoeren en dat enkelen onder hen besmet zouden zijn met COVID-19. Uiteraard volgt de Nederlandse ambassade in Turkije deze ontwikkelingen op de voet. Volgens zowel UNHCR als IOM is er geen sprake van het bewust vervoeren van migranten naar de kust door de Turkse autoriteiten. De quarantaine waarin de migranten waren geplaatst eindigde op 10 april, dezelfde dag waarop Turkije onaangekondigd voor 48 uur in lockdown ging. Door deze samenloop konden de 5.800 migranten niet worden vrijgelaten. Een klein aantal van de groep was echter al uit quarantaine vrijgelaten voordat de lockdown werd aangekondigd. Het ging om een groep uit de kustprovincie Çanakkale. Zij zijn i.v.m. de lockdown weer terug in quarantaine geplaatst. Nu de lockdown voorbij is, worden – conform het staande Turkse opvangbeleid – de geregistreerde migranten teruggebracht naar de provincie van registratie en moeten de ongeregistreerde migranten zich registreren in een van de 60 hiervoor aangewezen Turkse provincies.
De situatie aan de Turks-Griekse grens lijkt voor nu gestabiliseerd. Dat neemt niet weg dat er op termijn een risico op verslechtering van de situatie blijft. De effectieve uitvoering van de EU-Turkije Verklaring blijft het uitgangspunt van het kabinet. Het is daartoe belangrijk dat gesprekken tussen de EU en Turkije doorgaan. Het kabinet blijft de ontwikkelingen nauwgezet volgen en zal op basis daarvan bepalen of Nederland hierover op een volgende Raad Buitenlandse Zaken zal interveniëren.
Kamerstukken 21 501-07 en 25 295, nr. 1686↩︎
Washington Post, 14 april 2020, «State Department cables warned of safety issues at Wuhan lab studying bat coronaviruses» (https://www.washingtonpost.com/opinions/2020/04/14/state-department-cables-warned-safety-issues-wuhan-lab-studying-bat-coronaviruses/) en NOS.nl, «VS onderzoekt eventuele rol van instituut in Wuhan bij corona-uitbraak» (https://nos.nl/artikel/2330667-vs-onderzoekt-eventuele-rol-van-instituut-in-wuhan-bij-corona-uitbraak.html).↩︎
Die Welt, 14 april 2020, «Erdogan schickt wieder Tausende Flüchtlinge in Richtung EU» (https://www.welt.de/politik/ausland/article207235667/Tuerkei-Erdogan-schickt-wieder-Tausende-Fluechtlinge-in-Richtung-EU.html).↩︎
Die Welt, 14 april 2020, «Erdogan schickt wieder Tausende Flüchtlinge in Richtung EU» (https://www.welt.de/politik/ausland/article207235667/Tuerkei-Erdogan-schickt-wieder-Tausende-Fluechtlinge-in-Richtung-EU.html).↩︎