[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Uitspraak Oasis-zaak

Herziening Wet arbeid vreemdelingen

Brief regering

Nummer: 2020D16504, datum: 2020-04-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32144-29).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32144 -29 Herziening Wet arbeid vreemdelingen.

Onderdeel van zaak 2020Z07700:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

32 144 Herziening Wet arbeid vreemdelingen

31 409 Zee- en binnenvaart

Nr. 29 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 2020

De rechtbank Den Haag heeft op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in de zaak over het cruiseschip «Oasis of the Seas». In deze zaak is een boete opgelegd op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De rechtbank stelt in haar uitspraak voorop dat het lex certa beginsel vereist dat de wetgever op een zo duidelijk mogelijke wijze de verboden gedraging beschrijft. Uit de tekst van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (BuWav), waarin uitzonderingen op de tewerkstellingsvergunningsplicht zijn opgenomen, kan gelet op het lex certa-beginsel niet worden afgeleid dat er in deze zaak sprake is geweest van een overtreding van de Wav.

Ik heb, mede gelet op het lex certa-beginsel en met het oog op de voortgang van de beleidsontwikkeling, besloten geen hoger beroep in te stellen tegen deze uitspraak. Nu de rechtbank constateert dat de uitzonderingen op de verboden gedraging duidelijker moeten worden beschreven, ga ik echter wel de tekst en toelichting van het BuWav verduidelijken.

Gevolg van de uitspraak is namelijk dat iedere vorm van werkzaamheden door vreemdelingen aan boord van zeeschepen in Nederland ongeacht of dit schip vaart of in een dok ligt, niet onder de tewerkstellingsvergunningsplicht valt. Dit acht ik vanuit het oogpunt van bescherming van de Nederlandse arbeidsmarkt en het belang van eerlijk gezond en veilig werk onwenselijk. Daarnaast zal ik, zoals ik in mijn kamerbrief van 5 november 20181 heb aangegeven, het verouderde begrip «schepelingendienst» in het BuWav aanpassen. Ik streef naar inwerkingtreding van deze wijziging van het BuWav in het eerste kwartaal van het volgende jaar.

In mijn brief van 14 oktober 2019,2 gaf ik al aan dat de regeling internationaal handelsverkeer gebruikt kan worden om personeel van buiten de EU, in dienst van een in het buitenland gevestigde rederij, voor korte tijd in te zetten voor specifieke werkzaamheden aan boord van cruiseschepen in een dok en dat sociale partners met deze regeling uit de voeten konden. Er zijn nog een aantal praktische zaken die in samenspraak met sociale partners worden opgepakt. Inzet is dat de regeling zo goed mogelijk aansluit bij de scheepsbouw en -verbouw. Uitgangspunt is en blijft een goed evenwicht tussen bescherming van de Nederlandse arbeidsmarkt en de concurrentiepositie van de Nederlandse scheepsbouw en -verbouw. Het is daarbij van belang, zeker in deze tijd, dat er vertrouwen is bij cruiseoperators om voor scheepsbouw en -verbouw naar Nederland te komen.

De Minister van IenW, de Staatssecretaris en ik gaan in gesprek met de sector over de regeling internationaal handelsverkeer en de inzet van communicatiemiddelen om de Nederlandse scheepsbouw en -verbouw internationaal weer op de kaart te zetten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees


  1. Kamerstukken 25 883 en 31 409, nr. 338↩︎

  2. Kamerstukken 25 883 en 31 409, nr. 364↩︎