[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda van de videoconferentie van landbouw- en visserijministers van de EU 13 mei 2020

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2020D17920, datum: 2020-05-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2020D17920).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z08277:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2020D17920 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de geannoteerde agenda van de videoconferentie van de EU Landbouw- en Visserijministers op 13 mei 2020 (Kenmerk 2020 Z08277).

De voorzitter van de commissie,
Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie,
Goorden

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie 4
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie 5
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie 6
II Antwoord / Reactie van de Minister 9
III Volledige agenda 9

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie maken graag gebruik van de gelegenheid om in aanloop naar de videoconferentie van de Europese Landbouw- en Visserijministers hun zorgen te uiten over de gevolgen van COVID-19 voor de landbouw. Deze leden constateren dat er voor een aantal sectoren regelingen van kracht worden (nationaal of Europees) maar dat bij een aantal andere sectoren de nood hoog is. Zo vallen de dierlijke sectoren (bijvoorbeeld de kalversector, de eendensector, de pluimveesector, de paardensector enz.) nog buiten de aangekondigde steunmaatregelen. Deze leden vragen of de Minister bereid is om tijdens de toelichting van de Europese Commissie in de videoconferentie (wederom) te pleiten voor private opslag en andere maatregelen die deze sectoren zouden kunnen helpen. Zij vragen om maatregelen die in de kern gezonde bedrijven helpen het hoofd boven water houden. Daarnaast vragen zij om deze maatregelen zodat de mensen die in deze sectoren werken hun baan kunnen behouden. Als de Minister daar niet toe bereid is, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie vragen wat de argumenten zijn van de Europese Commissie om in deze uitzonderlijke tijden vast te houden aan de datum van 16 oktober voor de bevoorschotting van de directe inkomenssteun van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Kan de Minister aangeven met welke andere landen Nederland heeft gepleit en pleit om de bevoorschotting naar voren te halen? Zij vragen de Minister ook aan te geven wat de huidige stand van zaken is van de maatregel die Nederland voorbereidt om eerder over te gaan tot bevoorschotting van de directe inkomenssteun van het GLB en de door Nederland gewenste verhoging van 70% naar 80% (1 juli en 80% van de gelden). Kan de Minister bevestigen dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voldoende menskracht heeft om uitvoering te geven aan deze maatregel per 1 juli?

De leden van de VVD-fractie lezen in de brief met de appreciatie van het agrofood onderdeel van CRII+ pakket (Kamerstuk 22 112, nr. 2868) dat de Minister ruimte vraagt aan de Europese Commissie voor een beroep op overmacht vanwege de impact van COVID-19 op de bedrijven. Deze leden ondersteunen die oproep van harte. Kan de Minister aangeven welke ruimte zij bepleit en hoe zij in Nederland maatwerk kan leveren als de Europese Commissie onvoldoende ruimte biedt? Ook lezen zij in deze brief dat de voorgestelde wijzigingen van de Europese Commissie niet voldoende zijn. Zij onderschrijven dit standpunt. Veel bedrijven in de primaire sectoren en de verwerkende industrie hebben te kampen met de (financiële) gevolgen van COVID-19. De Minister geeft aan dat zij zich nationaal en internationaal zal inzetten voor maatregelen om de problemen in Nederland te verzachten of op te lossen. Deze leden vragen de Minister aan te geven aan welke maatregelen zij op nationaal niveau denkt en wanneer deze maatregelen, gezien de urgente problemen, toepasbaar zijn. Zij gaan ervan uit dat er zo veel mogelijk samenhang in de maatregelen gezocht wordt zodat er geen onderscheid in de verschillende sectoren wordt aangebracht. Kan de Minister dat bevestigen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen met betrekking tot de positie van de Nederlandse visserij en aquacultuurbedrijven in relatie tot de Europese Unie. Het is positief dat er mede op aandringen van Nederland relatief snel gehandeld is in Europees verband om steunmaatregelen voor de visserijsector vorm te geven. Echter, zoals bekend, bevonden de Nederlandse vissers zich reeds voor de coronacrisis in een onzekere situatie, deels ten gevolge van een aantal besluiten die op Europees niveau genomen waren en voor hen zeer nadelig uitpakten, zoals de aanlandplicht en het pulsverbod. Nu er vanuit het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) steunmaatregelen beschikbaar komen, vragen deze leden of de Minister bereid is om in Europees verband aan te dringen op een verdeling van deze steunmaatregelen met extra aandacht voor en inachtneming van de positie van vissers zoals de Nederlandse, die door Europese regelingen en maatregelen voorafgaand aan de coronacrisis al grote investeringen hebben moeten doen. Voorts merken zij op dat de beschikbaar gestelde steunmaatregelen worden gefinancierd met reeds voor de visserij aangemerkte gelden. Hiermee rijst onvermijdelijk de vraag welke andere Europese projecten ter bevordering van de visserij niet meer gefinancierd kunnen worden. Kan de Minister hierop ingaan? Kan zij bevestigen dat de nu voor de bestrijding van de coronacrisis beschikbaar gestelde gelden oorspronkelijk bedoeld waren om een eventueel nadelige impact van de brexit op de positie van de Europese vissers op te vangen? Zo ja, op welke wijze is nu voorzien voor het scenario waarin de onderhandelingen over visserij tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk een voor de Nederlandse visserij nadelig resultaat hebben?

De leden van de VVD-fractie menen dat een van de mogelijkheden om de economische positie van de Nederlandse vissers te ondersteunen ligt in het verder promoten van de consumptie van in Europa wild gevangen vis. Een toegenomen consumptie van vis in Nederland en Europa kan namelijk een deel van de weggevallen buitenlandse export compenseren. Bestaan er vanuit de Europese steunfondsen voor de visserij mogelijkheden om in Nederland de promotie van de consumptie van vis een extra impuls te geven? Verder vragen deze leden of de Minister in kan gaan op de gevolgen van de coronacrisis voor de benutting van de diverse visquota en de prijzen. Een aantal soorten vis, zoals tarbot, kreeft en griet, worden hoofdzakelijk in restaurants geconsumeerd, waardoor de vraag naar deze soorten compleet is ingestort. Tegelijkertijd vissen vissers nu in toenemende mate op soorten die in de retail makkelijker verkocht kunnen worden, zoals tong en schol. Kan de Minister ingaan op de gevolgen voor de benutting van de quota naar deze soorten? Bieden de steunmaatregelen of de verhoudingen binnen de Raad mogelijkheden om te kijken naar eventuele aanpassing van deze quota als gevolg van de coronacrisis?

De leden van de VVD-fractie vragen naar de positie en beschikbaarheid van arbeidsmigranten in de land- en tuinbouw. In een eerdere brief heeft de Minister al toegelicht op welke wijze de coronacrisis werkgevers in de land- en tuinbouw voor grote uitdagingen stelt om aan benodigde arbeiders te komen. Kan de Minister ingaan op welke concrete belemmeringen arbeidsmigranten van binnen de EU nu ervaren om in Nederland aan de slag te kunnen in de land- en tuinbouw? Voorts schrijft de Minister dat er op dit moment nog geen tekorten aan arbeiders zijn. Op welke wijze verwacht zij dat de beschikbaarheid van arbeiders zich in de komende maanden zal ontwikkelen? Met welke scenario’s wordt hierbij rekening gehouden? Welke stappen kunnen genomen worden op het moment dat blijkt dat er alsnog een tekort aan arbeiders in de land- en tuinbouwsector ontstaat? Wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen verschillende sectoren, gezien het feit dat sommige sectoren, zoals de glastuinbouw, in veel grotere mate gebruik maken van arbeidsmigranten? Trekt de Minister lessen uit de promotiemaatregelen die andere landen treffen om arbeidsmigranten in de land- en tuinbouwsector aan te trekken, zoals door Duitsland gedaan wordt? Is de Minister bereid om ook dergelijke differentiatie in voorwaarden voor arbeidsmigranten in de Raad aan te kaarten, om te voorkomen dat landen binnen de EU elkaar gaan beconcurreren bij het aantrekken van arbeidsmigranten?

De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen over de tuinbouw. Op 27 april jl. hebben 50 leden van het Europees Parlement de Eurocommissaris van Landbouw opgeroepen tot EU-steun voor de sierteeltsector. Hoe beoordeelt de Minister die vraag? Eerder heeft de Minister zelf al om steun verzocht, waarop toen negatief is geantwoord. Is de Minister van mening dat op EU-niveau ook een gemeenschappelijke marktordening (GMO)-regeling moet komen voor de sierteeltsector, die nu alleen voor de groentesector geldt?

De leden van de VVD-fractie vragen naar de «Farm-to-Fork»-strategie. Deze leden lezen in de communicatie van de Commissie over de «Farm-to-Fork»-strategie dat de Commissie voornemens is om de uitspraak van het Europese Hof van juli 2018 – waarin werd geoordeeld dat gewassen die met bepaalde genbewerkingstechnieken zijn ontwikkeld onder de regelgeving voor genetisch gemodificeerde organismen (GGO) vallen – te «adresseren». Zij menen dat innovatie in het telen van gewassen en de verduurzaming van de sector die hiervan een gevolg is, juist in tijden van (economische) crisis gestimuleerd dient te worden en zijn dan ook verheugd dit voornemen van de Commissie te vernemen. Kan de Minister ingaan op wat concreet bedoeld wordt met het «adresseren» van de uitspraak? Is de verwachting dat het «white paper» dat de Commissie binnenkort zal publiceren over de «Farm-to-Fork»-strategie eveneens voorstellen zal bevatten over de herziening van de GGO-verordening? Zo ja, kan de Minister aangeven wat haar inschatting is van het krachtenveld in de Raad ten aanzien van een dergelijk voorstel? Is zij bereid om bij de aanstaande Raad alvast voor te sorteren op een dergelijk voorstel door andermaal het belang van een herziening van het huidige, achterhaalde GGO-beleid te onderstrepen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de videoconferentie van de EU Landbouw- en Visserijministers op 13 mei 2020 en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie merken op dat er inmiddels sprake is van een uitvoeringshandeling voor de particuliere opslag van vers en gekoeld vlees van runderen die ten minste acht maanden oud zijn en dat hiervoor een steunbedrag is vastgesteld. Deze leden vragen de Minister duidelijk te maken waarom er voor kalveren nog niks is geregeld met betrekking tot particuliere opslag en een steunbedrag. Kan de Minister aangeven of en wanneer hieraan gewerkt wordt en wat daarbij de Nederlandse inzet is?

De leden van de CDA-fractie constateren dat volgens Eurocommissaris Frans Timmermans de Europese Van Boer tot Bord «(Farm to Fork»)-strategie op 20 mei zal worden gepresenteerd. De Eurocommissaris heeft daarbij aangegeven dat de «lessons learned» van de coronacrisis mee zullen worden genomen in de strategie. Deze leden vragen de Minister te beschrijven wat volgens haar de belangrijkste «lessons learned» van de coronacrisis zowel in Nederland als in Europa zijn en hoe deze meegenomen dienen te worden in de Europese Van Boer tot Bord-strategie. Hoe zal de Minister ervoor zorgen dat deze lessen terugkomen in de Van Boer tot Bord-strategie?

De leden van de CDA-fractie merken op dat ook de biodiversiteitstrategie van de Europese Commissie op 20 mei aanstaande zal worden gepresenteerd. Naar verluidt zullen in deze strategie onder andere een doelstelling met betrekking tot een percentage organisch boeren in 2030 en uitbreiding van Natura 2000, gekoppeld aan een doelstelling om 30% van het totale oppervlak van de EU beschermd natuurgebied te maken. Gezien het feit dat op dit moment al zo’n 13% van het totale oppervlak van Nederland beschermd natuurgebied is, de schaarste aan ruimte die wij in Nederland hebben, de vele claims op die ruimte die op ons af komen en het dichtbevolkte karakter van ons land, beschouwen deze leden een dergelijke doelstelling en uitbreiding van Natura 2000 in Nederland als volkomen onrealistisch en ongewenst. Zij vragen de Minister om duidelijk te maken hoe de doelstellingen uit de Europese biodiversiteitstrategie vertaald zullen worden naar het beleid in de individuele lidstaten, met name als het gaat om de doelstellingen die betrekking hebben op organisch boeren en oppervlakte beschermd natuurgebied. Is het de bedoeling dat de in de biodiversiteitsstrategie vastgestelde percentages direct gekoppeld worden aan nationale doelstellingen of worden dit doelstellingen die op de Unie als geheel betrekking hebben? Zij vragen de Minister tevens om zich in Europa nadrukkelijk uit te spreken tegen verdere uitbreiding van Natura 2000 in Nederland en ook duidelijk te maken dat Nederland de bovengenoemde doelstelling van 30% niet zal accepteren indien deze ook in de Nederlandse situatie direct van toepassing zal zijn.

De leden van de CDA-fractie merken op dat het Europees Parlement voorstander is van maatregelen ten gunste van de agri-foodsector en de levensvatbaarheid van landbouwbedrijven tijdens de crisis. Deze leden vragen de Minister om te beschrijven hoe de situatie wat betreft de levensvatbaarheid van landbouwbedrijven er momenteel in Nederland uit ziet. Welke sectoren komen in problemen en welke (aanvullende) oplossingen ziet de Minister om deze problemen weg te nemen of op zijn minst te verminderen? Zij vragen de Minister daarbij ook om in te gaan op de actuele situatie met betrekking tot seizoenarbeiders in de landbouw. Welke problemen en knelpunten doen zich op dat gebied voor? Welke oplossingen zijn er hiervoor en hoe verloopt de samenwerking en coördinatie tussen de EU-lidstaten hierover?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse de toegezonden informatie gelezen ten behoeve van het schriftelijk overleg over de videoconferentie van de Landbouw- en Visserijministers op 13 mei. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de komst van economische steunpakketten voor de landbouw en visserij naar aanleiding van de coronacrisis en hebben nog een vraag over mogelijke verdere steun. Kan de Minister toelichten of zij, wanneer er een eventuele verbreding van deze steunpakketten komt, kans ziet om in te zetten op «groene» voorwaardes bij financiële steun in het licht van de klimaat- en biodiversiteitscrisis? Deze leden zijn van mening dat dit een mogelijke duw in de goede richting kan zijn in de omslag naar kringlooplandbouw en duurzame landbouw en visserij.

De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de marktsituatie in de visserijsector. Deze leden hebben vernomen dat de Chinese overheid in maart heeft aangekondigd dat de tonijnvisserij en -verwerking prioriteit gaan worden in het garanderen van gezonde, virusvrije marine eiwitten voor de bevolking. Zij maken zich zorgen dat dit gaat leiden tot een internationale wedloop op tonijn die ten koste gaat van het duurzame behoud van de tonijnstanden, waarvan sommige soorten eerder nog van uitsterven moesten worden gered. Ook maken zij zich zorgen over de invloed die deze wedloop mogelijk heeft op de Nederlandse belangen in de tonijnvisserij, -handel, -retail en -consumptie. Is de Minister op de hoogte van dit probleem? Indien zij hiervan op de hoogte is, kan zij toelichten of zij voornemens is stappen te zetten om te zorgen dat deze wedloop niet ten koste gaat van ecologische en economische belangen? Deelt de Minister de mening van deze leden dat het verstandig is om de vertegenwoordiging bij de Regional fisheries management organisations (RFMO’s) die gaan over de tonijnvisserij in elk geval tijdelijk te vergroten naar het hiervoor benodigde aantal fte’s? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is zij bereid om zich met dit aantal fte’s hard te maken voor het behoud van de tonijnstanden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

Algemeen

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en zien dat de videoconferentie van de Landbouw- en Visserijministers van de EU in het teken zal staan van het Europese pakket van steunmaatregelen voor de landbouw. Deze leden hebben in de brief van 7 mei 2020 gelezen dat de Minister van mening is dat dit pakket aan maatregelen nog niet compleet is. Zij vragen de Minister wat haar inzet zal zijn bij deze bespreking van het maatregelenpakket. Zijn er bepaalde sectoren waar de Minister deze Raad de aandacht op zal vestigen? Zij vinden het van groot belang dat de coronacrisis wordt aangepakt in sterke samenhang met de klimaat- en biodiversiteitscrisis. Daarbij dient het welzijn van dieren in de veehouderij en visserijsector als belangrijke randvoorwaarde te worden meegenomen. Daarom zijn zij van mening dat eventuele steunmaatregelen alleen kunnen worden verleend indien deze bijdragen aan de omslag naar een duurzaam landbouw- en visserijsysteem. Zal de Minister het stellen van duurzaamheidscriteria meenemen bij het optuigen van Europese steunmaatregelen voor de land- en tuinbouw en de visserij?

Productiebeperkende maatregelen

Als maatregel in reactie op de coronacrisis zal de Europese Commissie afwijkingen van bepaalde Europese mededingingsregels toestaan. Zo kunnen in ieder geval de melk-, aardappel- en bloemensectoren afspraken maken om hun markten te stabiliseren. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het van groot belang dat, zolang er nog geen wettelijke basis is om productiebeperkende maatregelen op te leggen, er zo snel mogelijk bindende afspraken over productiebeperkingen worden gemaakt met verschillende sectoren, om nog grotere overschotten te voorkomen. Zeker als het om vlees en zuivelproducten gaat, kan daarmee veel onnodig dierenleed voorkomen worden. Kan de Minister bevestigen dat op basis van de voorgestelde maatregel, in ieder geval de melk- en zuivelsector reeds productiebeperkende maatregelen mag en kan nemen? Op welke manier gaat de Nederlandse melkveesector hier invulling aan geven? Wat is de rol van de Minister in het maken van deze afspraken? Wat gaat de Minister doen als sectorpartijen niet meewerken aan de afspraken?

Sluit de Minister zich aan bij de oproep van de Dutch Dairymen Board en de Nederlandse Melkveehouders Vakbond om in te zetten op een verplichte productieverlaging en minder op het subsidiëren van de opslag van overschotten?1 Productievermindering is volgens deze organisaties een effectievere en goedkopere maatregel om de markt te stabiliseren dan het blijven produceren van overschotten en deze vervolgens op te slaan. Deze leden vragen de Minister wat zij gaat doen met deze roep uit de sector. Deelt de Minister de mening dat, zolang er nog geen wettelijke basis is om fokbeperkingen op te leggen, ook met andere dierlijke sectoren afspraken moeten worden gemaakt over productiebeperkingen? Zet de Minister zich bij deze Raad in voor een afwijking van de Europese mededingingsregels voor alle dierlijke sectoren waarbij een productieoverschot dreigt (of reeds een feit is)? Zo nee, kan de Minister aangeven waarom niet?

Quotum voor Visserij

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie stellen vast dat vissers volgens de huidige regels 10% van hun quotum dat niet wordt opgevist in het lopende jaar mogen meenemen naar het volgende jaar. Gezien de gevolgen van COVID-19 stellen sommige EU-lidstaten voor om dit tijdelijk te verhogen naar bijvoorbeeld 25%. De Minister geeft aan dat ze er «niet negatief tegenover staat mits per visbestand onderbouwd kan worden dat deze verhoging nodig is en dat de betreffende bestanden er goed voor staan volgens de International Council for the Exploration of the Sea (ICES)». Deze leden vinden de verhoging van het mee te nemen deel niet wenselijk. Niet alleen omdat een groot deel van de huidige quota vaak hoger liggen dan de door wetenschappers van ICES vastgestelde duurzame bovengrens, maar bovenal omdat er niet nog meer druk moet worden uitgeoefend op een zeer fragiel systeem dat structureel wordt overbevist. Over het meenemen van een deel van het quotum hebben deze leden enkele vragen. Om welke visbestanden en quota van welke EU-lidstaten gaat het? Gaat het om voorstellen van andere EU-lidstaten of ziet de Minister het ook als mogelijkheid voor (een deel van) de Nederlandse quota? Ook willen zij weten hoe het meenemen van een hoger deel van het quotum zich verhoudt tot de wettelijke verplichting van de Europese Unie om visbestanden zich te laten herstellen en overbevissing te stoppen voor het jaar 2020?2

Kan de Minister bevestigen dat het meenemen van een kwart van het quotum, de langetermijnoverlevingskansen van visbestanden teniet kan doen en dat dit juist de continuïteit van de sector in gevaar kan brengen? Wat verstaat de Minister onder het «onderbouwen dat een verhoging nodig is» en welke voorwaarden verbindt zij hieraan? Deelt de Minister de mening dat de bestanden er in ieder geval niet alleen goed voor moeten staan om een tijdelijke ophoging van het quotum te billijken, maar ook dat juist de duurzame bovengrens bij een ophoging niet overschreden kan worden? Deelt de Minister dat bij een eventueel besluit tot tijdelijke ophoging van het quotum in ieder geval het advies van de wetenschappers van ICES leidend moet zijn? Is zij bereid andere EU-lidstaten hiertoe te bewegen? Is zij bereid zich te verzetten tegen een tijdelijke ophoging van bepaalde quota indien dit niet lukt?

Mancozeb

Op de agenda van de komende vergadering van het Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) op 18 en 19 mei 2020 staat het voorstel van de Europese Commissie om de toelating van het landbouwgif mancozeb niet te verlengen. Aangezien de leden van de Partij voor de Dieren-fractie nog altijd geen antwoord hebben ontvangen op de gestelde Kamervragen3, vragen zij hierbij nogmaals of de Minister, gezien het vergrote risico voor agrariërs, hun gezinnen en omwonenden op de ziekte van Parkinson, het voorstel van de Europese Commissie zal steunen om het middel van de markt te halen. Is de Minister daarbij voornemens om andere lidstaten actief op te roepen om vóór het voorstel van de Europese Commissie te stemmen, met als doel een gekwalificeerde meerderheid voor het voorstel te vormen? Gaat de Minister er tot slot voor pleiten om het verbod op de verkoop en het gebruik van mancozeb op de kortst mogelijke termijn in te voeren en niet te wachten tot de termijn van de laatste automatische verlenging afloopt?

Epoxiconazool

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met instemming kennisgenomen van het bericht dat producent BASF het verzoek voor een nieuwe toelating van het landbouwgif epoxiconazool heeft ingetrokken. Het gebruik van het gif veroorzaakt namelijk resistentie bij schimmels, onder andere voor medicijnen die worden ingezet bij longinfecties. Om de volksgezondheid echt te beschermen en om een gelijk speelveld te creëren voor boeren, is het van groot belang dat epoxiconazool ook verboden wordt op geïmporteerde producten van buiten de EU. Deze leden achten het daarom nuttig dat de risicobeoordeling van de stof door de European Food Safety Authority (EFSA) wordt voltooid, zodat deze een inhoudelijk oordeel kan geven of epoxiconazool inderdaad (zeer) gevaarlijk is. Kan de Minister aangeven of de EFSA de risicobeoordeling van epoxiconazool af zal ronden? Gaat de Minister zich inzetten voor een verbod op residuen van epoxiconazool op geïmporteerde producten van buiten de EU? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

Rapport Europese Rekenkamer over landbouwgif-beleid

Volgens een Speciaal Verslag van de Europese Rekenkamer, uitgebracht op 5 februari jl., schiet het Europese beleid voor landbouwgif schromelijk tekort als het gaat om het gebruik en de risico’s van chemicaliën. Nederland is specifiek onderzocht door de Europese Rekenkamer en ook het oordeel over ons nationale beleid en resultaten is vernietigend. De Europese Rekenkamer stelt bijvoorbeeld dat Nederland wel een sanctieregime heeft voor bedrijven die pesticidewetgeving overtreden, maar dat dit slecht gecontroleerd en niet gehandhaafd wordt. Zo blijken inspecteurs bedrijven niet te controleren op de onderliggende documenten van de Gewasbeschermingsmonitor. Is de Minister het met de leden van de Partij voor de Dieren-fractie eens dat de Gewasbeschermingsmonitor op deze manier wel zeer fraudegevoelig is? Waarom controleren de inspecteurs niet op de onderliggende documenten?

Deze leden vragen zich bovendien af waarom in 2017 geen van de gecontroleerde bedrijven die de pesticidewet- en regelgeving overtraden de boete heeft gekregen die werd voorgeschreven. Is de Minister het met deze leden eens dat gestelde regels een dode letter zijn als deze niet gehandhaafd worden? Hoe voorziet de Minister een omslag te realiseren naar een landbouwsysteem dat minder afhankelijk is van chemicaliën als zij bestaande wetgeving niet eens handhaaft? De Europese Rekenkamer stelt bovendien dat veel landen wel zeggen voornemens te zijn om het schadelijke pesticidegebruik omlaag te brengen, maar dit vervolgens niet vertalen in meetbare criteria of specifieke doelen. Deze leden vragen de Minister of dergelijke afrekenbare doelen en tussendoelen voor de vermindering van het gebruik van landbouwgif wel in het uitvoeringsprogramma van de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 komen te staan. Zij vragen bovendien wanneer de Kamer dit uitvoeringsprogramma kan verwachten. Verder vragen zij of de Minister de mening deelt dat een teeltsysteem dat niet afhankelijk is van schadelijke chemicaliën, dus een biologisch teeltsysteem, uiteindelijk de minste schade toebrengt aan het milieu en de volksgezondheid. Deelt de Minister de mening dat een omschakeling naar biologische productie dus een doel op zich is in de transitie naar een meer natuur-inclusieve landbouw? Kan de Minister aangeven op welke manier agrariërs gestimuleerd worden (nu en in de toekomst) om af te stappen van landbouwgif en over te schakelen op biologische teelt? Heeft de Minister daarvoor tussendoelen en meetbare criteria gesteld? Zo nee, is zij voornemens dat te doen in het kader van het Nationaal Strategisch Plan voor het GLB? Zo ja, op welke manier. Zo nee, waarom niet?

II Antwoord / Reactie van de Minister

III Volledige agenda

Geannoteerde agenda van de videoconferentie van landbouw- en visserijministers van de EU op 13 mei 2020. Kamerstuk 21 501-32, nr. ? – Brief regering d.d. 08-05-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.

Appreciatie agrofood onderdeel van CRII+ pakket. Kamerstuk 22 112, nr. 2868 – Brief regering d.d. 17-04-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.


  1. Boerenbusiness, 7 mei 2020, «Melkproductie verplicht verlagen met compensatie» (https://www.boerenbusiness.nl/melk/artikel/10887123/melkproductie-verplicht-verlagen-met-compensatie).↩︎

  2. Website Oceana, geraadpleegd 11 mei 2020 «Europees Parlement stemt in plenaire vergadering voor stopzetting van overbevissing in de Noordzee» (https://eu.oceana.org/en/europees-parlement-stemt-plenaire-vergadering-voor-stopzetting-van-overbevissing-de-noordzee).↩︎

  3. Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het niet vernieuwen van de toelating van het aan Parkinson-gerelateerde mancozeb (ingezonden 8 april 2020).↩︎